De praestigiis daemonum  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

Jump to: navigation, search

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

De praestigiis daemonum is a book by Dutch physician, occultist and demonologist Johann Weyer first published in Basel in 1563.

In Dutch it is called Over duivelse begoochelingen.

It is based on De naturalium effectum causis; sive, De incantationibus.


Contents

Synopsis

The book also contains a famous appendix also circulated independently as the Pseudomonarchia daemonum, a listing of the names and titles of infernal spirits, and the powers alleged to be wielded by each of them. Weyer relates that his source for this intelligence was a book called Liber officiorum spirituum, seu liber dictus Empto Salomonis, de principibus et regibus demoniorum ("The book of the offices of spirits, or the book called Empto, by Solomon, about the princes and kings of demons.) Weyer's reason for presenting this material was not to instruct his readers in diabolism, but rather to "expose to all men" the pretensions of those who claimed to be able to work magic, men who "are not embarrassed to boast that they are mages, and their oddness, deceptions, vanity, folly, fakery, madness, absence of mind, and obvious lies, to put their hallucinations into the bright light of day." Weyer's source alleged there were estimated to be 7451926 devils, divided into 1111 legions and obeying 72 infernal princes. Weyer's source claimed that Hell arranged itself hierarchically in an infernal court which is divided into princes, ministries and ambassadors.

Reception

The book is remembered for two things. While Weyer held to a demonology that was entirely orthodox in terms of its endorsement of the reality of Satan and evil demonic spirits, while maintaining at all times that their ability to act was circumscribed by the omnipotence of God, he disagreed with certain of his contemporaries about the justification of witch-hunting. Weyer believed that most, probably all, cases of alleged witchcraft resulted from delusions of the alleged witch, rather than actual, voluntary cooperation with spiritual evil. In brief, Weyer claimed that cases of alleged witchcraft were psychological rather than supernatural in origin.

Legacy

De Praestigiis has been translated into English, French, and German; it was one of the principal sources of Reginald Scot's sceptical account of witchcraft, The Discoverie of Witchcraft.

Dutch text

De Praestigiis Daemonum of Bedriegerijen van de Duivel

Als in 1562 de heksenvervolgingen geleidelijk aan opnieuw oplaaiden, trok Wier zich terug op het slot Hambach, bij Gullik en bestudeerde er het probleem. Wier las gulzig: van Jason Pratensis of Jason van Praet las hij een boek over hersenziektes De cerebri morbis uit 1549. Van Georg Bauer of Georgius Agricola leerde hij ondergrondse kaboutergeesten kennen die het gemunt hadden op mijnwerkers. Van de Italiaanse filosoof en medicus Pietro Pomponazzi las Wier het Boek over de oorzaken van wonderlijke natuurverschijnselen of over de betoveringen en leerde dat inbeelding, geestelijke stoornissen of bedrog aan de basis kunnen liggen van een ziektes, een standpunt dat gedeeld werd door Konrad Gesner die het had over de 'aardse' oorzaken van duivelse verschijningen. Olaus Magnus' Geschiedenis van de noordelijke volkeren uit 1554 beschreef zwervende weerwolven die wijnkelders openbraken en zich bezopen.

Een jaar later mondde zijn studie uit in De Praestigiis Daemonum, et Incantatiponibus Ac Veneficiis, libri V of de Vijf boeken over de Bedriegerijen van de Duivel en Betoveringen en Vergiftigingen. Het verscheen in Basel bij Johannes Oporinus die in 1543 de Zeven boeken over de bouw van het menselijk lichaam van Vesalius publiceerde. Met het vijfdelige boek nam hij de Malleus maleficarum driekwart eeuw na zijn verschijnen onder vuur. De bevriende geleerde Andreas Masius las het na. In november 1563 was het boek uitverkocht, schreef Wier in een brief aan zijn vakgenoot, de stadsarts van Gouda, Boudewijn Ronsse. Er kwam een tweede druk in 1564 en het werd vertaald in het Duits en Frans. Latijnse en steeds weer bijgeschaafde uitgaven volgden in 1564, 1655, 1568, 1577 en 1583. Het boek maakte Wier zo beroemd dat de historicus Heinrich Pantalon een lemma aan hem besteedde in zijn Prosopografiën van de helden en beroemde mannen van heel Duitsland uit 1565.

De blik van Wier

In De Praestigiis Daemonum bekeek Wier hekserij medisch en juridisch. Juridisch concludeerde hij de onhoudbaarheid van de heksenvervolging omdat martelingen de geloofwaardigheid van de bekentenissen in twijfel trekken. Medisch gezien betrof het vaak zieke en oude vrouwen, met wanen. Naar zijn mening waren ze ontoerekeningsvatbaar. Heksenvervolgingen waren aldus een Satanswerk en een smaad voor het Christendom. Wier baseerde zijn heksenleer op de geschriften van een tijdgenoot van hem, Girolamo Cardano.

Motieven

Wier zag de heksenprocessen als het werk van Satan en een blamage op het Christendom. De duivel verblindde de beulen, de rechters en de bestuurders. Hij motiveerde zijn strijd tegen de waan uit medelijden met:

  1. wie de duivel in zijn hoge ambt verblinde,
  2. patiënten die door de duivel bezeten zijn,
  3. de slachtoffers die "onbarmhartig met vuur en vlammen gepijnigd en om het leven gebracht worden".
Oude vrouwen, geen mannen

Wier wees op de rechters die mannelijke tovenaars vooral niet veroordeelden. Sommige zwendelaars in de geheime wetenschappen lieten zich betalen aan vorstelijke hoven. Zwakke, arme, oude of ongeletterde vrouwen werden bestraft."Heksen zijn oude vrouwspersonen, meestal van gebrekkige conditie en bedaagde leeftijd, niet geheel bij zinnen, werkzame ellendige stumpers, in wier fantasie en verbeelding, als zij met melancholie beladen of moedeloos zijn, de duivel als zeer subtiele geest binnensluipt en zich verstopt. Hij beeldt hen door zijn verblinding en voorspiegelingen allerlei ongeluk, schade en verderf, die andere mensen zouden hebben getroffen, zo ster in, dat zij geloven dat zij het gedaan hebben, terwijl zij aan deze dingen volmaakt onschuldig zijn. (...) De heksen hebben hun verstand verloren door hun hoge leeftijd, door wanhoop en ellende, door het gebrek van hun fantasie, door de zalven die hen razend maken en door de inwerking van de duivel. Zozeer dat zij bekennen wat zij onmogelijk konden doen. Zo storten zij zich uit vrije wil in de dood, wat iemand met gezond verstand, hoe onstandvastig van geest hij ook is, nooit zou doen, want van alle verschrikkingen is het ergste de dood. De dood wensen is iets voor krankzinnigen, dwazen en kinderen."




Unless indicated otherwise, the text in this article is either based on Wikipedia article "De praestigiis daemonum" or another language Wikipedia page thereof used under the terms of the GNU Free Documentation License; or on research by Jahsonic and friends. See Art and Popular Culture's copyright notice.

Personal tools