Dutch philology
From The Art and Popular Culture Encyclopedia
"Wat de vorming van de scheldwoorden betreft, merkten wij een eigenaardige voorkeur op voor bepaalde beginklanken, vooral sch, sl, sm, fl. Dat is wel verklaarbaar: de spirant kan willekeurig gerekt worden en doet denken aan sissen en spuwen, uitingen van minachting en afkeer. Daarbij heeft men zich ook het gebaar van mond en lippen bij de vertoornde voor te stellen. Wie het Ned. Woordenboek bij deze letters opslaat, kan er zich van overtuigen. Wij doen slechts een greep: schabbe, schabbernak, schacht, schanskop, scharrebiersjuffrouw, scharminkel, scharmoes, schavijn, schavuit, scheet, schelm, schobbejak, schoelje, schoft, schuivik, schun, schurk; - slet, sleur, slierie, slobber, slodder, sloeber, sloef, sloer, sloerie, slokker, slonk, slons, sloof, slooi, slord, slos; - smakker, smiecht, smiek, smuistert, smuigert, smodde, smeerlap, smos, smots, smous, smuiger, smul; - flaar, flars, flees, flikker, flodder."--"Scheldnamen, spotnamen en vleinamen" (1941) is an essay by C.G.N. de Vooys |
Related e |
Featured: |
Small selection of Dutch philologists: A. G. van Hamel, Aad Nuis, Albert Schultens, Antonius Hulsius, Fred Woudhuizen, Friedrich Ludwig Abresch, Hans Ras, Hendrik Arent Hamaker, Herman Tollius, Jacob Alting, Jacob Samuel Speyer, Jan Bake, Jan de Vries (philologist), Johannes Hendricus van der Palm, Nico H.J. van den Boogaard, Rudolf Vleeskruijer, Theodor Juynboll, Tiberius Hemsterhuis, Tom Tillemans, Wytze Hellinga