Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

Jump to: navigation, search

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

"Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden" (2021) is an essay by J.-W Geerinck written for a course of feminist philosophy by Petra Van Brabandt.

It is partly based on, or a sequel to, "Intersectionalismewaan".

Contents

Ik ben een witte man van 55

Ik ben een witte man van 55. Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Ik lees en bestudeer de radicale manifesten van de Guerrilla Girls, luister naar de speeches van Robin DiAngelo, ken de slogan “pornografie is de theorie, verkrachting de praktijk” van Robin Morgan, weet waarom Eaton De ontvoering van Europa van Titiaan verachtelijk vindt, weet waar de term verkrachtingscultuur voor staat.

Ik ben fan van zelfverklaard seksist Stella Bergsma en moet vreselijk met haar lachen, met haar quotumkipjes, met haar clitten die blijven klitten, met haar poeni op het pluche. Ik was afgelopen jaar gefascineerd door Pauline Harmanges Moi les hommes, je les déteste en keek vorige week nog naar De sekte van Saskia.

Ik weet dat het" Combahee River Collective Statement" (1977) de eerste tekst is die het over identiteitspolitiek had, ik weet dat Kimberle Crenshaw de eerste was om over ‘wit privilege’ te schrijven en dat Audre Lorde het over intersectionalisme had in “The Master’s Tools Will Never Dismantle The Master’s House” nog voor dat woord gemunt was. Zij gebruikte de term inseparable, onafscheidelijk en ze zei dat "racisme, seksisme en homofobie [in de Verenigde Staten] onafscheidelijk zijn."

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Ik ben fan van Camille Paglia, Jordan Peterson en Griet Vandermassen. Ik heb alles van Michel Houellebecq gelezen. Ik ben nieuwsgierig naar het mens- en wereldbeeld van Donald Trump, Bart De Wever, Theo Francken en Dries Van Langenhove.

Ik heb me de laatste jaren verdiept in conservatieve denkers, een inhaalbeweging. Ik maakte kennis met en vatte sympathie op voor John Gray, Roger Scruton, Paul Cliteur en Mia Doornaert. Ik recenseerde Douglas Murray en lees op dit moment Langs de afgrond: het nut van foute denkers (2020) van Arnold Heumakers.

Ik ben theofoob, anti-theïstisch, groen, antinatalist en vader van drie dochters.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Ik ben een gender-essentialist die vindt dat ieder moet worden wat hij is. Ik ben een deugdethicus die helemaal voor ongebreidelde migratie is maar een gevolgenethicus die daar tegen is.

Ik moest toen hij uitkwam heel had lachen in met de mockumentary Geboren in een verkeerd lichaam (1995) van Arjan Ederveen. Ik moet daar nu nog steeds mee lachen.

Ik houd niet van staatsinterventie en heb libertaire sympathieën maar leg me gaarne neer bij de genderquota op de politieke lijsten.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Voor de ‘woke people’ en de intersectionalisten ben ik soms een fascist, voor de alt-righters vaak een linkse rat.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Ik behoor zelf tot een seksuele minderheid die zich niet in het openbaar kan uiten.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden. Ik wil dat zo houden. Kennis gaat voor op slogans. Ik beschouw mezelf eerder filosoof dan ideoloog.

Ik schreef in 2020 stukken voor Liberales onder de titels "Nog een kleine inspanning … als u westerling wil zijn" waarin ik pleitte voor de superieure waarden van het westen, zónder aanhalingstekens en "Knielen voor George Floyd" waarin ik hekelde dat wie niet knielen wil voor George Floyd als racist werd weggezet.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Ik ben wit, van middelbare leeftijd en behoor tot een seksuele minderheid. Dat is mijn identiteit. Maar daarop wil ik niet beoordeeld worden. Ik wil beoordeeld worden op wat ik kan. Ik kan schrijven en ik kan lesgeven. Ik kan begeesteren, ik ben sociaal, ik kan verkopen.

Ik weet dat minderheden het niet altijd gemakkelijk hebben.

Wil ik dat ze bevoordeeld worden?

Niet per se. Ik ben universalist. Verlichtingsdenker. Ik vind dat iedereen gelijk is voor de wet en heb moeilijkheden met de voorgestelde “corrigerende ongelijkheden”, ik heb een afkeer van positieve discriminatie of affirmative action zoals dat in het Engels heet. Elk voortrekken van iemand is namelijk discrimineren tegen iemand anders, tegen iemand die we niet voorgetrokken hebben.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Wit privilege, intersectionalisme zijn aspecten van identiteitsdenken. Na het “Combahee River Collective Statement” waren er Ernesto Laclau (1935 – 2014) en Chantal Mouffe (geboren 1943). Zij vonden het politieke identiteitsdenken uit dat we vandaag kennen. In een tekst uit 1981 die tot op heden nog geen Nederlandse vertaling kreeg, vroegen ze zich luidop af of de notie van klassenstrijd niet gewijzigd moest worden. Kon men nog wel rekenen op de stemvijver van de naoorlogse arbeidersbeweging waar links altijd haar stemmen uit geput had? Kon men nog wel rekenen op de deplorables zoals Hillary Clinton ze zo neerbuigend noemde in haar campagne tegen Donald Trump vier jaar geleden? We moeten anders omgaan met de nieuwe politieke actoren, vonden Laclau en Mouffe. We moeten ons richten op “vrouwen, nationale, raciale en seksuele minderheden én antikernenergie- en anti-institutionele bewegingen die wel duidelijk een antikapitalistisch karakter hebben maar wiens identiteit niet opgebouwd is rond specifieke klassenbelangen.”

Laclau en Mouffe gingen op zoek naar een nieuwe gemeenschappelijke vijand, en die wordt niet langer bepaald in termen van marxistische uitbuiting maar in de uitoefenaars van een zekere Foucaultiaanse macht. “En deze macht komt ook niet voort uit een plaats in de productieverhoudingen, maar is het resultaat van de vorm van sociale organisatie die kenmerkend is voor de huidige samenleving. Die samenleving is inderdaad kapitalistisch, maar dit is niet haar enige kenmerk, ze is ook seksistisch en patriarchaal, om nog maar te zwijgen van racistisch." Dat leer ik uit een boek van rechts denker Douglas Murray want ik ben een vat vol tegenstrijdigheden.

Ik stipte aan dat ik universalist ben. Maakt dat dat ik de problemen die er zijn, onder het tapijt wil vegen? Ze ontkennen?

Nee.

We komen van ver. Ik leg de nadruk op we. Ik ben in de overtuiging dat we samen een hele weg afgelegd hebben. Vrouwen samen met hun mannen. Of omgekeerd. Camille Paglia zegt hierover, stout en fout, ik weet het, maar ik ben een vat vol tegenstrijdigheden:

"Als de beschaving altijd in handen van vrouwen was gebleven zouden we nog in strooien hutten leven.”

Daarmee wilde ze voornamelijk zeggen dat de menselijke geschiedenis een tijd van strijd en miserie geweest is en dat de meest succesvolle manier om die strijd te voeren de volgende was. Een sterke man zoekt een sterke vrouw, zij planten zich voort en proberen er in tandem het beste van te maken. Mannen en vrouwen zijn verschillend. Over het algemeen laten ze hun kracht zien in een team. Vaak als koppel dat de volgende generatie opvoedt, maar vandaag even vaak als single die zijn of haar gedragingen als mens aftoetst aan die ‘ander’ waar we verliefd op zijn, seksueel verkeer mee hebben of gewoon van houden. En dat kan evengoed iemand van hetzelfde geslacht zijn.

Toxisch KMSKA

Ik blijf een vat vol tegenstrijdigheden.

Dus schrijf ik de column Toxisch KMSKA naar aanleiding van de dood van zelfverklaard marxist Jan Blommaert (RIP).

Seksisme in de literatuur

Recent onderzoek van Corina Koolen komt tot een aantal ontstellende vaststellingen. Haar boek heet Dit is geen vrouwenboek (2020) en het klaagt aan dat vrouwen, hoewel zij de helft uitmaken van de schrijvers die hun kost met boeken verdienen, dus kunnen leven van hun pen, toch veel minder vaak literaire prijzen krijgen, minder vaak in literaire programma’s worden uitgenodigd, en over het algemeen minder gewaardeerd worden dan mannelijke schrijvers.

Maar wat vond ik daar nu de meest ontstellende vaststelling aan? Dit. Dat zelfs vrouwen eerder geneigd zijn anonieme schrijfsels beter te waarderen als de ze verteld krijgen dat ze door een man eerder dan door een vrouw geschreven zijn, wat doet denken aan de epigraaf van het prachtige boek De vlammende wereld van Siri Hustvedt. ‘Alle intellectuele en artistieke ondernemingen, zelfs parodieën en andere grappig dan wel ironisch bedoelde uitingen, doen het beter bij het publiek als het weet dat ergens achter dat grote werk of achter die grote volksverlakkerij een pik en een paar ballen gesitueerd kunnen worden.’

Voor dat welgekomen onderzoek van Corina Koolen was het pad reeds geëffend, de literatuur was het eerste gebied der creativiteit waar het androcentrisme aan de kaak gesteld werd. De eerste boeken die een feministisch-revisionistische aanpak van de literatuurgeschiedenis bepleitten waren (Moers 1976; Showalter 1977; Baym 1978; Gilbert en Gubar 1979). Baym klaagde onder andere aan dat tot 1977 geen enkele vrouw deel uitmaakte van het Amerikaanse canon. Moers en Showalter bewezen dat de vrouwelijke schrijvers in de 19de eeuw een unieke subcultuur uitmaakten en Gilbert en Gubar toonden hoe de marginalisering van vrouwen ook binnen de literatuur van vrouwelijk schrijvers tot uiting kwam.

Vrouwen hebben in de moderne literatuur een ontegensprekelijk grote rol gespeeld, maar werden vakkundig uit de literaire geschiedschrijving weggegomd, dat was de boodschap van deze vrouwelijke critici.

De door mij zeer geapprecieerde criticus Leslie Fiedler beaamde dat toen hij opmerkte in "Literature and Lucre" (1981) dat de strijd tussen de schone kunsten en de populaire cultuur een strijd was tussen de seksen. Daarmee doelde hij onder andere op het succes van De hut van Oom Tom, dat in de 19de eeuw de bestverkopende roman was, men kon de exemplaren niet snel genoeg aanslepen, maar dat boek werd niet tot de échte literatuur met de grote L gerekend maar tot de sentimentele romans. Dus het verdiende geen plek in de canon.

En in januari 1855 schrijft de gereputeerde Amerikaanse schrijver Nathaniel Hawthorne aan zijn uitgever dat het maar eens genoeg moest zijn met die “verdomde bende van kribbelende vrouwen” . Er is dus wel wat tegenstand te overwinnen geweest.

Hebben vrouwen sinds die tijd meer erkenning gekregen? Ja en nee bewijst Koolen.

Seksisme in de visuele kunsten

Het werk dat Moers, Showalter, Baym, Gilbert en Gubar en Koolen verrichtten op het domein van de literatuur en de literatuurgeschiedenis werd ook gedaan in het domein van de visuele kunsten. Het zou ons te ver leiden daar een volledig overzicht van te schetsen. Laat ons beginnen met te vermelden dat 2021 het vijftigste jubileumjaar van het baanbrekende essay "Why Have There Been No Great Women Artists? "(1971) van Linda Nochlin is.

Laat ons dan een paar frappante citaten geven die de geschiedenis van de vrouwelijke schilders en kunstenaars ontsieren. De Nederlandse kunsthistoricus Wieteke van Zeil schreef daar een prachtig essay over. Denis Diderot, zegt ze, liet zich over de Poolse vrouwelijke schilder Anna Dorothea Terbush ontvallen dat ze eigenlijk te lelijk was om ooit succes te hebben in Frankrijk. Het was niet dat ze geen talent had, zei hij, nee, het ontbrak haar aan “jeugd, schoonheid, bescheidenheid en koketterie” . Was zij mooier geweest, zij had lessen bij de grootmeesters kunnen nemen en aan hen haar borsten en dijen kunnen aanbieden. Pardon? Van Zeils tekst klaagt de ondervertegenwoordiging aan van vrouwen in de kunsten en vooral vrouwen in de kunstgeschiedschrijving. Ook andere "vaginaverwante oordelen" worden aangekaart, onder andere het typisch “monomaniakale” beeld dat iedereen van een kunstenaar lijkt te hebben.

Naast Terbush passeren ook Berthe Morisot de revue; en Anna Brownell Jamesons onwelgevallige commentaren op het werk en de persoon van de Italiaanse grootmeester Artemisia Gentileschi; Roberto Longhis ‘ontdekking’ van deze laatste; het wantrouwen waarmee Adélaide Labille-Guiard begroet werd; het feit dat H. W. Jansons History of Art (1962) geen enkele vrouwelijke kunstenaar besprak, dit terwijl De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (1718-1721) van Houbraken zelfs schilderessen in zijn titel vermeldde, we lezen het bijna allemaal bij Van Zeil.

Maar er is ook reden tot blijdschap, als we zien hoe vandaag Yayoi Kusama, Louise Bourgeois, Georgia O’Keeffe, Rineke Dijkstra, Marlene Dumas, Kara Walker en Marina Abramović tot de grote kunstenaars der aarde gerekend worden.

Maar we zijn er nog niet. Wieteke van Zeil vermeldt ook de studie "Is Gender in the Eye of the Beholder?” van de onderzoekster en financieel expert Renée B. Adams. Die studie is te vergelijken met het werk van mevrouw Koolen waar ik supra naar verwees. Vaak wordt er aan vrouwelijke kunstenaars verweten dat ze zichzelf slecht weten te verkopen, dat ze niet voor zichzelf opkomen en daardoor lagere verkoopprijzen voor hun werk kunnen afdwingen. Die factor wilde Adams in haar onderzoek uitsluiten, dus ze concentreerde haar aandacht op de secundaire markt, dat wil zeggen, de markt van veilingen van werken die niet meer in handen van de kunstenaar zelf zijn. Daar spelen de marketingskills van de kunstenaars geen rol meer. Adams baseerde zich op anderhalf miljoen veilingtransacties in 45 landen en stelde een ‘genderkorting’ vast van 47,6%. Dat wil zeggen dat werk van vrouwen gemiddeld voor 50% goedkoper verkocht werd dan werk van mannen. De korting is hoger in landen met een grotere genderongelijkheid. Door haar methodiek stelde Adams bovendien vast dat die kunst voor minder verkoopt net omdat het door vrouwen is gemaakt.

Excessen van het intersectionalisme

We vermeldden Audre Lorde als intersectionalistisch denker in het begin van dit essay. Zij speelt een rol in het schrijven dat ik in dit hoofdstuk wil bespreken, het even bejubelde als gecontesteerde werk Les Blancs, les Juifs et nous uit 2016, in het Nederlands vertaald als Witte mensen, Joden en wij, van de hand van Houria Bouteldja. Mevrouw Bouteldja is een politiek activiste die islamofobie en neokolonialisme bestrijdt en een dekoloniaal feminisme bepleit.

Haar boek Witte mensen, Joden en wij wordt bij ons in een adem genoemd met boeken als Niemand zal hier slapen vannacht van Rachida Aziz Zwijg, allochtoon! van Rachida Lamrabet en Waarom ik niet meer met witte mensen over racisme praat van Reni Eddo-Lodge, kwestie van het boek te situeren.

Bouteldja leunt in haar schrijven op een ontmoeting die Audre Lorde met de Amerikaanse homoseksuele auteur James Baldwin had in 1984 en waarin ze de relatie tussen zwarte mannen en zwarte vrouwen beschreef met de volgende woorden: “the cops are killing the men and the men are killing the women", “de politie vermoordt de mannen en de mannen vermoorden de vrouwen.”

Met dit citaat hint Bouteldja al naar een dubbele – intersectionalistische - onderdrukking. Niet alleen zijn vrouwen slachtoffer van hun vrouw-zijn maar ook slachtoffer van hun zwarte mannen.

En waarom zijn de zwarte mannen agressief?

In de woorden van Baldwin:

“Een zwarte man heeft een pik, ze hakken die af. Een zwarte man is een ****** als hij probeert een voorbeeld voor zijn kinderen te zijn en zijn vrouwen beschermt. Dat is een halsmisdaad in dit land. En elke zwarte man weet dat. En elke zwarte vrouw betaalt daar de prijs voor. En elk zwart kind.”

Het zijn deze passages waarrond Bouteldja een perfide ideologie spint.

Ze haalt er een nieuwsverhaal uit de Huffington Post bij dat vertelt over een zwarte vrouw die door een zwarte man verkracht werd, maar geen klacht indiende omdat ze het idee van nog maar eens een zwarte man in de gevangenis ondraaglijk vond.”

Daarop zegt Bouteldja:

"Mannelijke castratie, een gevolg van racisme, is een vernedering waarvoor mannen ons [vrouwen] een zware prijs laten betalen. Met andere woorden, hoe meer hegemonisch ideeengoed ons vertelt dat onze mannen barbaars zijn, hoe gefrustreerder ze worden en hoe meer ze ons zullen onderdrukken. De effecten van het blanke, racistische patriarchaat verergeren de genderverhoudingen in allochtone milieus. Daarom moet een dekoloniaal feminisme de noodzaak hebben om radicaal de vertogen en praktijken te weigeren die onze broeders stigmatiseren en die in dezelfde beweging het blanke patriarchaat vrijwaren."

Mevrouw Bouteldja weet dat mannen van Afrikaanse en Noord-Afrikaanse origine oververtegenwoordigd zijn in de Europese gevangenissen. Daarom wil ze vermijden dat vrouwen van kleur mannen van kleur bij een verkrachting aangven. Zij zal geen enkel moreel gezag aanvaarden bedacht door witte feministes.

En ze besluit in haar boek, misschien tongue in cheek, allicht als je het haar vragen zou, met de woorden dat "onze (beschavings?)missie [pas] zal worden bereikt als we […] de witte man in het centrum van ons wezen vernietigen, hem bevrijden, ons voorbereiden op de" Grote Omvolking ". Mens in plaats van wit, Mens in plaats van zwart.”

Het zijn gedurfde, haast kwaadwillige ja bijna haatdragende woorden die seksisme en racisme intiem en gewelddadig vervlechten.

Maar omdat ik een vat vol tegenstrijdigheden ben, juich ik ook deze stem toe.

Waarom, waarom?

We komen van ver. En waar we naartoe gaan is niet altijd duidelijk. Niet naar utopia, dat zou duidelijk moeten zijn. Ik vermeldde het al in mijn recensie van Douglas Murrays The madness of crowds , het intersectionalisme is geen toverformule:

“intersectionalisme wordt als een fijnmazig raderwerk voorgesteld dat naadloos en goed geölied samenklit om de hedendaagse misstanden haarfijn aan de kaak te stellen. In werkelijkheid bestaat het uit een aantal grove tandwielen die kraken van het zand dat er tussen geraakt is. Wokeness is een systeem dat doet besluiten dat de hiphopster Kanye West niet zwart meer is omdat hij op Trump stemt en Peter Thiel, oprichter van PayPal misschien wel mannen neukt maar niet meer gay is omdat … ook hij op Trump stemt.”

De laatste tijd zie ik mezelf steeds opnieuw bij wijze van voorbeeld de grote Thomas Nagel hieromtrent citeren (Nagel 1979):

“Wanneer raciaal en seksueel onrecht zijn teruggedrongen, zullen we nog altijd het grote onrecht van de slimmen en de dommen hebben, die zo verschillend worden beloond, voor een vergelijkbare inspanning.”

Een ideale wereld ligt dus buiten ons handbereik. Daar moeten we eerlijk over durven zijn. Ik vermeld in deze kwestie bij wijze van boutade ook graag Havelock Ellis die aan het begin van de twintigste eeuw zei dat vooruitgang bestaat uit het inruilen van het ene ongemak voor het andere. Bij wijze van boutade zeg ik, want we zijn er wel degelijk op vooruitgegaan.

Ik rond af.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden. Ik haal mijn inspiratie zowel bij rechts als bij links. Soms is het mooi dat je hetzelfde idee bij beide kampen aantreft.

Waarom, waarom? is de titel van dit slot. Waarvoor dient al dit gepraat, dit gezoek, dit vermelden, deze geschiedschrijving, deze opsomming, deze stand van zaken?

Het dient om aan te tonen dat hoewel de ideale wereld niet te bereiken valt, dat wij wel in een voortdurend streven verwikkeld zijn naar die ideale wereld. Dat daarin alle stemmen gehoord moeten worden. Zowel parochiale stemmen als kosmopoliete. Linkse feministen, rechtse feministen, segregationisten, complementaristen en seksistische feministen. Misandristen en misogynisten.

Dat meerstemmig debat dient maar een doel en dat is ook meteen het hoofddoel van de politiek. Het wordt wel eens uit het oog wordt verloren maar zowel ter linker- als ter rechterzijde letterlijk en expliciet vermeld. De eerder aangehaalde Mouffe zette na de dood van haar partner Laclau haar werk onverdroten verder. En zo gebeurde het dat zij in De Morgen van 9 februari 2019 liet opteken waar politiek in essentie over gaat: "Een burgeroorlog voorkomen, daar gaat politiek over."

Toen ik dat las wist ik nog niet van het bestaan van Hitlergezinde Carl Schmitt. En pas later kom ik erachter dat hij ook als taak van de politiek zag een burgeroorlog te voorkomen, zij het met radicaal andere middelen. En dat hij daarin bovendien Laclau en Mouffe inspireerde en zij de cirkel sloten.

Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden, universalist, antiracist en feminist, een die alle stemmen in het debat wil blijven horen. Want zolang het bij stemmen blijft, wordt erger voorkomen.  

Bibliografie

  • Baym, Nina. 1978. Woman’s fiction: a guide to novels by and about women in America, 1820-1870. Ithaca, New York: Cornell University Press.
  • Bouteldja, Houria. 2016. Whites, Jews, and Us: Toward a Politics of Revolutionary Love. Semiotext(e) Intervention Series 22. South Pasadena, CA: Semiotext(e).
  • Gilbert, Sandra M., en Susan Gubar. 1979. The madwoman in the attic: the woman writer and the nineteenth-century literary imagination. New Haven: Yale University Press.
  • Hustvedt, Siri. 2014. The blazing world. First Simon&Schuster hardcover edition. New York: Simon & Schuster.
  • Koolen, Corina. 2020. Dit is geen vrouwenboek: de waarheid achter m/v-verschillen in de literatuur.
  • Moers, Ellen. 1976. Literary women. 1st ed. Garden City, N.Y: Doubleday.
  • Nagel, Thomas. 1979. Mortal Questions. Cambridge [England]; New York: Cambridge University Press.
  • Paglia, Camille. 1990. Sexual Personae,. New Haven: Yale University Press.
  • Showalter, Elaine. 1977. A Literature of Their Own: British Women Novelists from Brontë to Lessing. Princeton, N.J.: Princeton University Press. https://archive.org/details/literatureofthei00showrich.
  • Zeil, Wieteke van. 2020. Altijd iets te vinden: de kunst van het oordelen.





This page Ik ben een vat vol tegenstrijdigheden, is © Jan-Willem Geerinck and may only be cited as per the fair use doctrine.
Personal tools