Gevleugelde woorden  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

(Difference between revisions)
Jump to: navigation, search
Revision as of 09:28, 9 May 2024
Jahsonic (Talk | contribs)

← Previous diff
Current revision
Jahsonic (Talk | contribs)

Line 8: Line 8:
==Full text== ==Full text==
- 
-... 」 
-二二二 二二二 
-从三个 
- 
-GEVLEUGELDE 
-小小 
-WOORDEN 
- 
-9-3-1-11 
-LTHEYER.dol. 
-A、 Bug」 
-ROTTERDAMSCH LEESKABINET 
-2114 6826 
-F.J.V.VAN DEN HEUVEL 
-' S GRAVENHAGE 
- 
- 
- 
- 
-GEVLEUGELDE WOORDEN, 
- 
-GEVLEUGELDE WOORDEN. 
-IN DERDEN DRUK , 
-GEHEEL HERZIEN EN OP NIEUW BEWERKT , 
-HET 
-NEDERLANDSCH PUBLIEK 
-AANGEBODEN DOOR 
-II . FRIJLINK. 
-B IV 620 AMERSFOORT, 
-A. M. SLOTHOUWER. 
-HA 
-ROTTERDAMSCH 
-LEESKABINET 
-LEES2 .) 
-1:06 
-1 
Deze Gevleugelde Woorden werden ons publiek het eerst Deze Gevleugelde Woorden werden ons publiek het eerst
aangeboden in twee jaargangen van het Leeskabinet vóór aangeboden in twee jaargangen van het Leeskabinet vóór
Line 54: Line 17:
deze Derde Druk kan als eene grootendeels nieuwe bearbeiding deze Derde Druk kan als eene grootendeels nieuwe bearbeiding
van het onderwerp beschouwd worden . van het onderwerp beschouwd worden .
 +
Bij deze gelegenheid heb ik ook slechts één doorloopenden Bij deze gelegenheid heb ik ook slechts één doorloopenden
Bladwijzer geleverd , wat voor het gebruik veel gemakkelijker Bladwijzer geleverd , wat voor het gebruik veel gemakkelijker
Line 63: Line 27:
F. F.
1 1
-INLEIDING.+==INLEIDING.==
Gelijk ieder weet , die zich met het lezen van boeken Gelijk ieder weet , die zich met het lezen van boeken
bezig houdt , worden door schrijvers somwijlen gezegden bezig houdt , worden door schrijvers somwijlen gezegden
Line 75: Line 39:
niet goed aanhaalt , daar het mais den Alexandrijn een niet goed aanhaalt , daar het mais den Alexandrijn een
halven voet te lang zou maken. halven voet te lang zou maken.
 +
Even zoo schrijft men het bijna dagelijks aangehaald Even zoo schrijft men het bijna dagelijks aangehaald
wordende last, not least , aan Shakspeare toe en vindt men wordende last, not least , aan Shakspeare toe en vindt men
het ook in zijn Julius Cesar ; het komt echter , lang vóór het ook in zijn Julius Cesar ; het komt echter , lang vóór
Shakspeare , bij Spencer voor. Shakspeare , bij Spencer voor.
 +
Vrij dikwijls wordt aangehaald het refrein uit Een nieuro Vrij dikwijls wordt aangehaald het refrein uit Een nieuro
Lied van Amsterdam , straatliedje van Piet Bogcheljoen : Lied van Amsterdam , straatliedje van Piet Bogcheljoen :
Line 85: Line 51:
Het luidt echter in het oorspronkelijke eenigzins anders, Het luidt echter in het oorspronkelijke eenigzins anders,
gelijk te zijner plaatse zal worden aangewezen. gelijk te zijner plaatse zal worden aangewezen.
-1+ 
-2+
-INLEIDING,+
-.+
Uit een en ander blijkt dat er nog al verschil bestaat Uit een en ander blijkt dat er nog al verschil bestaat
in de wijze, waarop eene aanhaling wordt te pas ge in de wijze, waarop eene aanhaling wordt te pas ge
Line 152: Line 115:
dit werkje , even als van zijne voorgangers. dit werkje , even als van zijne voorgangers.
пе пе
-1 *+==I. AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH.==
-I.+
-AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH.+
Vele tot spreekwoorden overgegane aanhalingen in onze Vele tot spreekwoorden overgegane aanhalingen in onze
taal zijn , gelijk reeds gezegd is , uit het Grieksch of Latijn taal zijn , gelijk reeds gezegd is , uit het Grieksch of Latijn
Line 8,786: Line 8,747:
M M
11 11 11 11 11 11 11 11
 +==Front matter==
 +
 +... 」
 +二二二 二二二
 +从三个
 +
 +GEVLEUGELDE
 +小小
 +WOORDEN
 +
 +9-3-1-11
 +LTHEYER.dol.
 +A、 Bug」
 +ROTTERDAMSCH LEESKABINET
 +2114 6826
 +F.J.V.VAN DEN HEUVEL
 +' S GRAVENHAGE
 +
 +
 +
 +
 +GEVLEUGELDE WOORDEN,
 +
 +GEVLEUGELDE WOORDEN.
 +IN DERDEN DRUK ,
 +GEHEEL HERZIEN EN OP NIEUW BEWERKT ,
 +HET
 +NEDERLANDSCH PUBLIEK
 +AANGEBODEN DOOR
 +II . FRIJLINK.
 +B IV 620 AMERSFOORT,
 +A. M. SLOTHOUWER.
 +HA
 +ROTTERDAMSCH
 +LEESKABINET
 +LEES2 .)
 +1:06
 +1
 +
==See also== ==See also==

Current revision

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

"... door Messer ohne Klinge, an welchem der Stiel fehlt , hebben wij aan den satyricus Lichtenberg te danken , die in den Göttingenschen Taschenkalender ..."

Gevleugelde woorden (1871) is a book by Hendrik Frijlink.

Contents

Full text

Deze Gevleugelde Woorden werden ons publiek het eerst aangeboden in twee jaargangen van het Leeskabinet vóór weinige jaren . Daarna , in 1871, zag de verzameling in een boekdeeltje afzonderlijk het licht. Thans zien zij in Derden Druk het licht , doch met eenige niet ter zake dienende weglatingen , en vele vermeerderingen , die , zoo ik hopen wil, niet onbelangrijk geacht zullen worden . Om kort te gaan , deze Derde Druk kan als eene grootendeels nieuwe bearbeiding van het onderwerp beschouwd worden .

Bij deze gelegenheid heb ik ook slechts één doorloopenden Bladwijzer geleverd , wat voor het gebruik veel gemakkelijker is dan de vroeger geleverde afzonderlijke Bladwijzers. Men kan er thans ook uit zien , dat wij te dezer zake bij onze naburen niet behoeven achter te staan , ofschoon er tevens uit blijkt, dat wij nog al het een en ander aan den vreemde ontleend hebben. F. 1

INLEIDING.

Gelijk ieder weet , die zich met het lezen van boeken bezig houdt , worden door schrijvers somwijlen gezegden aangehaald , die zij bij hunne lezers als bekend onderstel len , naardien de auteur er nimmer bij genoemd wordt ; of ook , er wordt wel een auteur genoemd , maar een verkeerde, zoo als het geval is met het dikwijls voor komende : La critique est aisée , mais l'art est difficile , dat men ten onrechte aan Boileau toeschrijft en tevens niet goed aanhaalt , daar het mais den Alexandrijn een halven voet te lang zou maken.

Even zoo schrijft men het bijna dagelijks aangehaald wordende last, not least , aan Shakspeare toe en vindt men het ook in zijn Julius Cesar ; het komt echter , lang vóór Shakspeare , bij Spencer voor.

Vrij dikwijls wordt aangehaald het refrein uit Een nieuro Lied van Amsterdam , straatliedje van Piet Bogcheljoen : O Amsterdam , mijn goeje stad , ' k Wou dat je meer couragie hadt ! Het luidt echter in het oorspronkelijke eenigzins anders, gelijk te zijner plaatse zal worden aangewezen.

Uit een en ander blijkt dat er nog al verschil bestaat in de wijze, waarop eene aanhaling wordt te pas ge bragt. Het bijeenzamelen er van heeft intusschen bij onze Engelsche , Fransche en Duitsche naburen reeds lang de belangstelling getrokken , en ook ten onzent hebben eenige lief hebbers in het tijdschrift de Navorscher er de aandacht op gevestigd. De naam, er aan te geven, heeft een punt van overweging uitgemaakt. Citaten , Aanhalingen dat beviel toch niet en zei te weinig. Sommigen kenden het Farfalloni ( groote vlinders) van den abt Lancelotti, maar daarmede werd iets geheel anders bedoeld. Bij Homerus komt de uitdrukking inta ategóerta (gevleugelde woorden ) voor , doch alleen om gezegden van goden en menschen aan te duiden. E. Fournier , die het onderwerp mede behandelt , noemt ze , echt op zijn Fransch , l' Esprit des autres. Vóór hem echter heeft de Duitsche dichter J. H. Voss aan Geflügelte Worte de beteekenis gegeven , die er thans aan gehecht wordt, en is daarin nagevolgd door Franz Büchmann , die het hem daarvan bekende in een boekdeeltje heeft verzameld , dat hij, als Der Ci . tatenschatz des Deutschen Volks, zijnen landgenooten heeft aangeboden. Onze Mr. J. van Lennep heeft deze stof ook behandeld in een boekje , onder den zeer eenvoudigen titel Iets over dat echter daarom niet zoo eenvoudig is , als men oppervlakkig zeggen zou. Het tegenwoordige werkje, dat nu een derden , omge werkten druk beleeft, is ontstaan door het bijeenverzame len voor ons publiek van al wat in deze ter onzer kennis kwam. In dezen zin moet men het » bijeenverzameld” op den titel van den tweeden druk beschouwen. Aan letterlijk INLEIDING . 3 vertalen van het in het buitenland over dit onderwerp be staande viel niet te denken. Bij Fournier was dit kortaf eene onmogelijkheid , gelijk reeds van Lennep erkend heeft. En wat Büchmann betreft , deze maakt zulke grove fou ten in zijne aanwijzingen , dat men , hem raadplegende, ieder oogenblik op zijn tellen moet passen. Voor aanha lingen uit zijne moedertaal hebben wij hem echter, zon der hem juist letterlijk na te volgen , met vrucht ge raadpleegd. De Gevleugelde Woorden kan men in onderscheidene soorten verdeelen. Sommigen zijn aanhalingen gebleven , zonder meer ; anderen zijn spreekwoordelijke gezegden geworden , weer anderen in spreekwoorden overgegaan. Tot eene bijzondere soort behooren de Historische Woor den , of gezegden , die men beweert dat de een of ander in de geschiedenis vermaard persoon gesproken zou heb ben , doch waarvan de echtheid of juistheid later in twijfel is getrokken . Over dit onderwerp heeft Fournier een afzonderlijk boek geschreven , getiteld l’Esprit dans l'Histoire, terwijl Büchmann er in zijn werkje een bijzonder hoofd stuk aan gewijd heeft. Van de Gevleugelde Woorden in onze taal zijn vele naar het Grieksch of Latijn vrij gevolgd en onder de spreekwoorden opgenomen. Zoo is b. v. het schoenmaker, blijf bij je leest ! eene vrije vertaling van het sutor supra crepidam ! uit de Historia naturalia van Plinius den Oude , en beteekent letterlijk : geen schoemaker ga boven het schoeisel ! Gelijk men uit een en ander ziet , is een onderzoek naar den oorsprong van zoodanige gezegden het doel van dit werkje , even als van zijne voorgangers. пе

I. AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH.

Vele tot spreekwoorden overgegane aanhalingen in onze taal zijn , gelijk reeds gezegd is , uit het Grieksch of Latijn overgenomen , of uit den Bijbel ontleend , en zullen bij die afdeelingen behandeld worden . Uit onze taal zelve zijn de meesten aan Vondel en de overigen aan andere Neder landsche dichters ontleend. Wat Vondel betreft, het jaarlijks ten tooneele voeren van Gijsbrecht van Aemstel , dat voorheen somtijds achtmaal achtereen te Amsterdam voor een belangstellend publiek in eene stikvolle zaal vertoond werd , had vele in het stuk voorkomende puntige gezegden populair gemaakt; sedert echter het getal bekwame artistes , die er in op traden , van lieverlede verminderde, is ook de belang stelling en daarmede de toeloop afgenomen , en het tegen woordig publiek , dat Gijsbrecht slechts slikt om aan Kloris en Roosje te komen , heeft voor Vondel geen ooren meer. Wij zullen den Gijsbrecht doorloopen , en de gezegden aanhalen , die vroeger in den mond des volks waren. In de voorrede vinden wij : AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. 5 1 en heeft het mij gemist, ' t Is uit onnozelheid en zonder argh of list. it Vergeef hun deze feil in domme onwetenheit. Voor wij echter verder gaan , moeten wij aanmerken , dat Vondel zelf wel het een of ander gezegde aan het volk zal hebben ontleend. Zoo zegt namelijk Willebord , bedrijf I , tooneel 2 : Het wintert fel, wanneer een wolf den andren eet. Dit is echter slechts eene andere lezing van het reeds vóór Vondel in gebruik geweest zijnde spreekwoord : » Als de eene wolf den anderen eet , is er honger in ' t land." Het Hoog duitsch heeft daarvoor : Es muss ein kalter Winter sein , so ein Wolf den andren frisst." Verder zegt Willebord : Wanneer de herder dwaelt , wat pat , wat rechte gangen Zal de arme, kudde gaen ? Bedrijf I , tooneel 3 , zegt Gijsbrecht: Noit kraeide een haen , als hem de kam was afgebeten. I , Vosmeer : Het schijnt, dat d'oversten verblint zijn en betovert, Ą en II, 19 2 , Wat werdt ' er niet al tijts met kibbelen versleten . , Egmond : Maer dat en is het niet , waer op de veltheer loert. II , de Portier : O Hemel, sta ons by ! dit is een mislijck teecken . Soldaten brengen ons heel zelden veel gelux. Wy zienze noo van voor , en allerliefst van achter. II , Willebord : Met krijghsmans borreghtoght en heb ick niet te schaffen . 6 AANHALING EN UIT HET NEDERLANDSCH . on II , 31 ܕܐ Al waer ' t de veltheer zelf , ick zei ' t hem in ' t gezicht . Bedrijf II , tooneel 2 , zegt Diederik : De wetten zwijgen stil voor wapens en trompetten . (Dit is nagevolgd uit het Latijn van Cicero , redevoe ring pro Annio Milone : Silent leges inter arma.) Vosmeer : Men broght het Vosmeer toe met kroezen en met kannen . Gijsbrecht : De droomen zijn bedrogh. ( Deze spreekwijze dagteekent vóór Vondel, en vindt men reeds in de Spreekwoorden , te Campen in 1550 uit gegeven , blz. 75. ) Badeloch zegt wat later : Wiert hierevan eenigh wensch , ick weet er van te spreken . Bedrijf III , tooneel 1 , zegt Gozewijn van Aemstel: Het loopt wet .dmsterdan, gelijck ghy hoort, ten ende. en Gijsbrecht in een volgend tooneel: Is ' t hier nog tijt van zingen? Il , --1, Arent : Gdy mit « x zxgeren misch , Gijsbrecht: Ix is het wees dat gov't hest kunnen sien ? Warp de Bade antwoordt : 'ils nipuntche wy dat ict duern dien ." de Heer ran Dooren : Gly zostrax der fast w kariet op sien dachen . Man sittemm *** mom , is 't nie dat men sirut. Waarup Gosling rank : AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH, 7 1 Een krijghsman wint genoegh , al wint hy niet dan tijt. Wat verder zegt deze : Hoe laet ghe zulck een woort uw kuischen mont ontgaen ! Eindelijk zegt een Edeling : De liefde tot zijn lant is ieder aangheboren. In Vondel's Leeuwendalers luidt de voorlaatste regel : Het is al boter tot den boom . Dit gezegde is nog in gebruik. Wij weten echter niet of Vondel er de vader van is , dan of men de afkomst hooger zoeken moet. In Joseph in Dothan komen de volgende regels voor, die tot aanhalingen uitnemend geschikt zijn , en waarvan vele daarvoor ook gediend hebben . De opgave geschiedt volgens Mr. J. van Lennep's uitgave van Vondel : Vs. 46. Het moet een bloóhart zijn , die veel om droomen gheeft. Vs. 125 . De puicksteen heldert op door ' t schuren , En kan de proef in ' t 009 verduren . Vs. 167 . Ontkennen is het reedst , en beter dan verweren . Vs. 168 . ' t Is beter zonder scha dan met zijn scha te leeren . Vs. 376. Men vont noit huis, of ' t schortte aen kinders of aen ouders. Vs. 1010. Aen veinzen is somtijts ghewin en voordeel vast. Vs. 1055. De Godtheit ziet het hart , de mensch den schijn van buiten . Vs. 1276. Ervarenheit en tijt den mensch veel dingen leeren . 8 AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. Vs. 1293. Het maaghschap buurt van ver veel beter dan nabij. Vs. 1483. Men paeit 200 licht geen man , die pit heeft achter d'ooren . Veel wordt nog in het dagelijksch leven , en in onge bonden maat , de laatste regel uit dit treurspel ge bruikt : ( Och , de ouders telen ' t kint , en maecken ' t groot met smart:) Het kleene treet op ' t kleet , de groote treen op ' t hart. In Joseph in Egypten vindt men : Vs. 46 . De roozen bloozen om te pluicken . Wie tijt heeft, moet haer tijt gebruicken . Vs. 344. Een aenghewende min valt lastigh te verleeren. Vs. 348 . Gelijcke liefde kan gelijcke liefde kweecken. Vs. 352 . Begeerte groeit te meer door ' t vierighe verlanghen . Vs. 353 . De min is haer gheen ernst , die om het afslaen suft. Vs. 363 . Het minnende oogh vergroot de dingen zonder oordeel. Vs. 476. Hoe verder van het vier, hoe minder zorgh voor zengen . Vs. 477 . De juffers tieren best te midden van ' t gewoel. Vs. 531. Wanneer men heet volleert, is d' eerste les begonnen. Vs. 690 . Al wat men op zijn tijt niet pluckt , dat gaet men quyt. AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. 9 Vs. 710. Het vrouwenaenschijn is de print daer Godt in zweeft. Vs. 800. Men moet alleen geen quaet , maer d' opspraeck zelf vermijden . Vs. 820 . Al wat geen heelen kan verdragen , moet men streelen . Vs. 948. De min , beroit van hooft, lael zich door niemand raden . In Koning David in ballingschap vindt men , bedr. IV, toon. 5 , in den Rei der Levieten , Tegenzang , laatste regel : Het valt hem toe als water . Voorts beginnen bedr. V, toon. 1 , Absalon en Achitofel elkander allerlei puntige gezegden toe te kaatsen , waar onder zeker verscheidene in den mond des volks zijn ge weest , op deze wijze: ABSALON. 200 wort Jerusalem gewonnen zonder slagh : ACHITOFEL. En niet door laegen , maer by schoonen lichten dagh. ABSALON . Deze avontzon van ' t hof gaet snel in ' t oosten onder. ACHITOFEL. En tegens haer natuur. Wie zagh oit grooter wonder ! ABSALON. Het is geraén dat zy de reedste haven kies'. ACHITOFEL. Nu haer in 't zogh gevolght. Ons dient geen tijdverlies. ABSALON, Hy is gewapent, en geraarlijck aan te rannen . ACHITOFEL. Wat ' s Davids lijfwacht? Slechts een handvol bloode mannen. 10 AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. ABSALON. Acht Davids helden niet zo0 bloode , en zonder moedt. ACHITOFEL. Die zinckt, en geeft u ' t velt ten beste , indien gy spoet. ABSALON. Men waeg' geen voortogt. Laet ons ' t gros van ' t leger wachten . ACHITOFEL . Men gunze tijt noch rust ; men laetze niet vernachten . ABSALON. Men stellº dit wijslijck uit , en volghze niet te dra. ACHITOFEL. Een rijpe krijghskans wint by uitstel niet dan scha. ABSALON. Met noot en wanhoope is het zorgelijck te rechten . ACHITOFEL. En zonder vechten is ' t oneffen niet te slechten . ABSALON. Wy zijn d ' oneffenheit te boren in dit rijck. ACHITOFEL. Zoo David aenwast, staet zijn maght met u gelijck . ABSALON. Daer hoeft nogh tijt toe , om in krachten aen te groeein . ACHITOFEL. Zie toe , uw telgh is teer, en effen aen het bloeien . ABSALON. De stammen stutten ons. Wij zitten op den troon . ACHITOFEL. Zoo rast niet, of de kans des vijants staet nogh schoon . ABSALON . Wie kans ziet, ruimt zoo licht geen' rijrstoel en zijn veste . AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH , 11 ACHITOFEL. Men gaet terugge, en waeght geen grooter sprong ten leste . ABSALON. Hy springe 200 hy ka Wij wonnen dit vooruit. ACHITOFEL. Men schutt' zijn' loop , of wacht u voor den wederstuit. ABSALON. 200 stuit het op dien burgh , die koningklijcke muuren. ACHITOFEL. Een leger om een stadt kan stadt en burgh verduuren . ABSALON. Verduurt de hongersnoot zoo groot een leger niet. ACHITOFEL. Wie spijst de stadt, die zich rontom besloten ziet ? ABSALON. Men hoeft veel duizenden om zoo een stadt te sluiten . ACHITOFEL. Hij kan een leger voén op roven en op ruiten . ABSALON . Een rover houdt geen' stant , en wort van elck gehaet. ACHITOFEL. Uw vader onderhiel op lantroof zich in staet. ABSALON. Al vlughtende, en liet zich gelijck een haes verjaegen . ACHITOFEL. 200 weet een kleine muis een grooten leeuw te placgen . ABSALON. Gy zijt te driftigh : denck de nacht is voor de poort. ACHITOFEL. Met mindre moeite wort aenwassend quaet gesmoort. 12 AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. ABSALON. Men wachte ons voetvolck in : het komt oast aengetogen. ACHITOFEL. Eer dit genaekt , is ons de vogel al ontvlogen . ABSALON. K bedanckme zijne vlught. Hij liet ons ' t warme nest. ACHITOFEL. Om elders uit te broén een schrickelijcker pest. ABSALON . En waer toch ? In een hol en duistre moordspeloncken ? ACHITOFEL. Die broeden tigers uit : my dunckt ick hoorze roncken . ABSALON. Misgunze niet te nacht te rusten met gemack. ACHITOFEL. Lang rusten geeft uw kans , die schoon staet, eenen krack. ABSALON. ' T zal eer dry dagen hun noch vroegh genoegh opdaegen. ACHITOFEL, Zoo spant gy ' t paert niet voor, maer achter uwen wagen . ABSALON . Zoo holt mijn wagen niet te snel met lijfsgevaer. ACHITOFEL. Wint vader tijt , 200 raeckt hy daetlijck weder klaer . ABSALON. Wy zullen rijper op dien voorslagh ons beraden . De spreekwijze Het ligt mij als lood op het hart vindt men in Vondel's Maeghden , bedrijf I , toon. 2 , waar de Aartsbisschop zegt : Die zwarigheit heeft my als lood op ' t hart geleghen. 3 AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. 13 Eindelijk vindt men in het slot van het Jaer - getijde van Oldenbarnevelt het dikwijls aangehaalde: De tijt heeft nimmer weghgenomen Den naem en ' t overschot der vromen ; Want na dat zy zijn overleen , Blinckt hunne deught voor iedereen . Dit komt ook voor in Palamedes, als vertaling uit het daar aangehaald Grieksch der Andromache van Euripides. Niet vergeten mag hier worden de spreuk , die Vondel in 1638 voor den nieuwen Schouwburg schreef : De werelt is een speeltooneel : Elck speelt zijn rol en krijght zijn deel. Of het raadsel van hem op den schoorsten van dien Schouwburg : Gezegent is het lant, Waar ' t kint zijn moer verbrant. Jacob Cats heeft vele puntige gezegden in verscheidene zijner werken , inzonderheid in zijn Spiegel van den ouden en nieuwen tijd , geleverd , die jaren achtereen tot aanha lingen gebezigd zijn , doch nu in het vergeetboek raken. Zij zijn doorgaans uit Grieksch , Latijn , Hoogduitsch , Engelsch , Fransch , Italiaansch en Spaansch overgeno men , en het oorspronkelijke is er door hem bij medege deeld . Daar echter het meeste er van verouderd is , mee nen wij te kunnen volstaan met onze lezers naar zijne werken te verwijzen . Enkele echter halen wij aan , als weinige staaltjes uit zeer velen . Ja , laet de jeught haer sotte kuren ; Want dat misprees noyt deftigh man : 14 AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. Maer laetse niet te langhe duren En scheyt er op het kortste van. Wie geen lieve kinders heeft , Weet voorwaer niet dat hy leeft. Wij twijfelen er zeer aan , of Victor Hugo wel ooit iets van Cats gehoord , veel minder van hem gelezen heeft. In den zelfden geest echter is het uitstekende vers , in zijne Feuilles d'automne voorkomende , door Tollens onder den titel van Het kind van den huize vertaald. Ook Beets heeft er eene navolging van geleverd. Van Cats halen wij nog alleen aan : Het puntje van een gaeuwe pen Is ' t felste wapen , dat ik ken . en , als les voor ouders : Geeft uwe kinders koeck , maer hout de panne vast. 1 » Het kan verkeeren , " zegt Bredero. Gerbrand Adriaensz. Bredero had deze spreuk tot motto op den titel van zijne dramatische voortbrengselen. Zij ging vandaar in den mond des volks doch is nu bijna weder vergeten. over , Veel stof tot aanhalingen levert mede P. Langendijk , wiens geestige blijspelen tot het vaste repertoire van den Amsterdamschen stadsschouwburg behoorden. Wij geven de volgende uit meer : Uit Don Quichot de woorden van miester Jochem : ' t komt 200 in ' t rijm te pas. en Ik rijm terwijl ik slaap , ik rijm terwijl ik eet; Ja , ' k ben poeet zelfs uit mijn moeders lijf geboren . AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. 15 Zoo ook de aanmerking van Kamacho : Waer haalt de geck de brui quã woorden toch van daan ! Voorts de woorden van Sancho, terwijl zijn eetlust hem pijnigile : Ben jy een kok , ik hou jou voor mijn beste maet. en , terwijl hij dorst had : ' t Is om den wijn niet, maer om ' t klokken van de fles. In Het Wederzijdsch Huwelijksbedrog vindt men : Jy woont in Utrecht , jy zoudt niet van adel wezen ? In Krelis Louwen : Dat zinnen namen sakkerloot ! ' k Begier ' er 200 gien een , al wouwen zy ze geven . Mijnheer , het huis is van de Turken ingenomen . In plaats van werken , steekt de guit Zichzelven in een beerehuid . In De Wiskunstenaars vindt men : Hij weet van algebra 200 min als hemelteekenen . Maer zonder schelden ; want ge zijt geen appelwijven , En ' t staet zoo leelijk , als geleerde lui 200 kijven. Die schrick’lickst van my zwijght heeft allerbest geseit. Deze slotregel uit het bijschrift op Amsterdam , in de Stédestemmen van Constantijn Huygens , wordt ook nu nog dikwijls aangehaald , doch met verandering van schrick' lickst in schiklijkst , op het voetspoor van Bilderdijk , die , in zijne uitgave van Huygens, dezen regel aldus veranderd wil hebben. Men verklaart dien dan door : » Wij zullen er maar niet verder over spreken. " Deze uitlegging is echter in strijd met het geheele stuk , dat aldus luidt : 16 AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH. AMSTELDAM. Gemeen' verwonderingh betaemt mijn' wondren niet ; De Vreemdelingh behoort te swijmen die my siet. Swijmt, Vreemdelingh, en seght, Hoe komen all’ de machten Van al dat machtigh is besloten in uw' grachten ? Hoe komt ghy , gulde Veen , aen 's Hemels overdaed ? Packhuys van Oost en West , heel water en heel Straet , Tweemaal. Venetien , waer's 't einde van uw' wallen ? Seght meer, seght,Vreemdelingh, seght liever niet met allen : Roemt Roomen ; prijst Parijs , kraeyt Cairos heerlickheit ; Die schrick’lickst van my svijght heeft allerbest geseit. Het kan niet anders beteekenen dan : Het best is , dat men , verschrikt of ontzet door zooveel wonders , er het zwijgen toe doet ; hier schiet de mensch in uitdrukkingen te kort. Onder de nieuwere schrijvers vindt men nog vele Ge vleugelde Woorden in de werken van de vriendinnen Wolff en Deken en in die van A. Fokke Sz. Het zijn echter alle aanhalingen , waarvan de bronnen niet wor den opgegeven en ons onbekend zijn. Uit van Alphen wordt nog het een of ander aan gehaald door hen , die als kind zijne Kleine Gedichten voor kinderen te lezen kregen , b. v.: En wilt gy er meer , Gy moogt er om vragen . dan een boom , 200 vol geladen , Mist men vijf, zes pruimpjes niet. Mijn spelen is leeren , mijn leeren is spelen. AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH . 17 Hoe ? kan een beest 200 dankbaar zijn ... Geduld is zulk een schoone zaak. Van Bilderdijk heeft men : Wees meester van de taal , gy zijt het van ' t gemoed , waarop men allerlei parodien gemaakt heeft , en In ' t verleden Ligt het heden , In het nu , wat worden zal. Van Tollens : Het zijn de slechtste vruchten niet , Waaraan de wespen knagen . Van Helmers : Die pijlen stuiten af op ' t schild der zuivre zeden . Als dikwerf gebezigd wordende aanhaling uit een dicht stukje van een nog levend auteur kennen wij: O Amsterdam , jou goeje stad , ' k Wou dat je meer couragie hadt ! Dit is intusschen eene zamentrekking van het geheele eerste couplet. Men vindt het in het Mengelwerk van de Gids voor 1846 , blz. 46 en verv. , onder den titel van Een nieuw lied voor Amsterdam . Het behoort echter tot een artikel, getiteld Een straatliedje van Piet Bogcheljoen. Wij schrijven dit liedje hier af. Dat Dr. J. P. Heye de auteur is van het artikel , is algemeen bekend. 5 . En hiet je niet een hoofdstad , Gij stad van Amsterdam ? En ben je niet een voetveeg , Gij stad van Amsterdam ? O goeje stad , o zoete stad , ' k Wou dat je meer couragie hadt ! 2 18 AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH . De wijven werden mannen In lang verleden tijd ; Maar neen , gij arme Jannen , 'k Loof dat je wijven zijt ! O goeje stad , enz. Is je elboog door je mouwen , Je haar wel door je hoed ? Roep krachtig tot Nassouwen , En toon je Hollandsch bloed . O goeje stad , enz. En Willem zal je hooren Al-of hij koning heet, Zoo als prins Willem de Eerste , ' t Je brave vaders deed. O goeje stad , enz. Roep dan : > Oranje boven !" Maar vrijheid onverstoord , Maar knappe stuurlui boven , Verraders over boord ! O goeje stad , enz. Maar schepen als te voren , Maar werk voor alle man , En Amsterdam een hoofdstad , Oranje , bleu en blan ' ! O goeje stad , enz . AANHALINGEN UIT HET NEDERLANDSCH . 19 En mogt er nou een wezen , Die met dat roepen malt , 'k Denk dat hij gaauw na dezen Uit angst van ' t kussen valt. Daar konje op reeknen , brave stad , Zoodra je maar couragie hadt ! 2 * II. AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . Revenons à nos moutons ! Dit gezegde is ontleend aan Maistre Pierre Pathelin , een kluchtspel uit de vijftiende eeuw , van Pierre Blanchet. Deze Patholin , een arme advokaat van kwade zaken , heeft voor zijne vrouw eenig linnen noodig. Hij gaat een manufactuurwinkel binnen , waar hij den eigenaar door lofredenen op ' s mans vader en tante , die beide overleden zijn , in eene aandoenlijke gemoedsstemming weet te brengen. Als Pathelin den winkelier in dezen toestand ziet , doet hij plotseling alsof zijn oog door een stuk fraai linnen wordt getroffen , dat in den winkel voorhanden is. Hij is wel niet gekomen om iets te koo pen ; maar het zien van zulk linnen kan hij niet weer staan , en hij ziet wel dat de goudstukken er aan moeten , die hij te huis heeft liggen. De winkelier, dien het voor uitzicht op een voordeeligen koop nog meer voor Pathelin inneemt, is terstond bereidvaardig om dezen zes el van dat linnen mede te geren , waartegen de advokaat hem uitnoodigt om dadelijk het geld te komen halen , en dan familiaar van de gsins mede te eten , die aan het spit is . De winkelier tomt, doch verneemt van des adrokasts AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 21 vrouw tot zijne verbazing , dat haar man , sedert bijna drie maanden ernstig ziek , thans op sterven ligt, en der halve geen linnen gekocht kan hebben . Daar de winkelier den zieke inderdaad in verscheidene talen hoort ijlen , weet hij niet wat hij van de zaak denken moet , en gaat al hoofdschuddende heen. Kort daarna wordt dezen winkelier door zijnen herder een schaap ontvreemd , en hij klaagt den man daarover aan. De herder vervoegt zich bij den advokaat Pathelin , en deze geeft hem den raad om op al de vragen van den rechter niets te antwoorden dan » Mè- è ! Op den bepaalden tijd verschijnen nu ter terechtzitting de winkelier als klager, en de herder, bijgestaan door zijn advokaat, als beklaagde. De eerste raakt door het onverwacht verschijnen van Pathelin zoo van zijn stuk , dat hij het tegenwoordige proces vergeet , en den advokaat beschuldigt van hem zes el linnen ontstolen te hebben , waarop de rechter hem in de rede valt met de woorden : » Sus / Revenons à ce moúton ! " 1 ) De klager gaat niettemin voort met zijne zaak te be pleiten ; daar hij echter telkens het gestolen linnen met het gestolen schaap verwart , wordt hij met zijne aan klagt natuurlijk afgewezen. De klucht eindigt daarmede , dat de herder, die er zoo goed is afgekomen , op de aanmaning des advokaats om zijn salaris , dezen , volgens zijn eigen raad , niets dan » Mè- è !" antwoordt. 1) Dus luidt het in de uitgave van le bibliophile Jacob. De vroe gore druk heeft à nos moutons. 22 AANHALINGEN UIT HET FRANSCA. Meilleur que son nom (of réputation ). Deze uitdrukking , ook in onze taal voorkomende, is ontleend aan Le Mariage de Figaro van Beaumarchais. In acte III , scène 5 , antwoordt Figaro op Almavia's verwijt , dat hij in een slechten reuk (réputation ) staat : » Et si je vaux mieux qu'elle ?" Schiller heeft in Maria Stuart ( bedr. III , toon . 4) en Goethe in Wahrheit und Dichtung (boek VII, bijna aan . het einde) zich dat gezegde ten nutte gemaakt. Briller par son absence . Deze algemeen bekende spreekwijze is van J. Chénier Men vindt haar in zijn treurspel Tibère, acte I , scène 1 , waar Cneius zegt : Devant l'urne funèbre on portait ses aïeux ; Entre tous les héros qui , présents à nos yeux , Provoquaient la douleur et la reconnaissance , Brutus et Cassius brillaient par leur absence . Chénier heeft dit echter ontleend aan Tacitus. Deze verhaalt in zijne Jaarboeken (boek III, laatste hoofdst .), dat toen , onder de regering van Tiberius, Junia , de vrouw van Cassius en zuster van Brutus , stierf, zij met alle eer begraven werd . Volgens Romeinsch gebruik werdem bij den lijkstoet de beeldtenissen vooraan gedragen, » Cas sius en Brutus echter," zegt Tacitus , » blonken juist daar door uit , dat men hunne beeldtenissen niet zag.” ( Sed praefulgebant Cassius atque Brutus, eo ipso quod effigies eorum non videbantur.) De wijze , waarop deze woorden werden toegepast , toen het den Jesuſten gelukt was, uit de Histoire des hommes illustres , van Perault, de levens van AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . 23 Arnault en Pascal te doen ligten , bragt veel bij om dit gezegde te verspreiden. De vertaling van dit gezegde , schitteren door zijne af wezigheid , komt ten onzent , als aanhaling , dagelijks voor . Tot de citaten , die wij mede dikwijls ook in onze taal gebruiken , behoort Le style c'est l'homme. Buffon echter heeft dit eenigzins anders gezegd. In zijne rede, bij het aanvaarden van zijn lidmaatschap der Fransche Academie , zeide hij (Oeuvres choisies, Paris, Fir min - Didot, liv . I , pag . 25.) : Le style est l'homme même. Tot het juist beoordeelen van deze spreekwijze, deelen wij haar in het verband mede , waarin zij voorkomt. » Alleen de goed geschrevene werken zullen tot de na » komelingschap overgaan . Veelheid van weten , belang > rijke feiten , zelfs nieuwe ontdekkingen , geven geen > zekeren waarborg voor onsterfelijkheid. Behandelen de » werken, waarin zij worden aangetroffen , onderwerpen van » weinig of geen belang , zijn zij zonder smaak , waar » digheid en geest geschreven , dan zullen zij te niet gaan , » omdat wetenschap , feiten en ontdekkingen zich ligt » laten ontvreemden en overplanten , ja zelfs bij eene >> bearbeiding door bekwamere handen winnen . Deze din > gen zijn buiten den mensch ; de stijl is de mensch zelf. ( Ces choses sont hors de l'homme ; le style est l'homme méme.) Wij zien hieruit , dat Buffon zich nog iets sterker uit drukt dan het citaat zoo als het in omloop is. 24 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. De blijspeldichter Molière levert ons de volgende aan halingen : Tu l'as voulu , George Dandin ! Uit Molière's George Dandin (acte I , scène 9) behoorden wij de woorden aan te halen , die George Dandin zich zelven driemaal achter elkander toevoegt: Vous l'avez voulu ! Men haalt echter verkeerd aan als boven . Que diable allait - il faire dans cette galère ? Dit gezegde, in de Fourberies de Scapin van den zelfden blijspeldichter voorkomende (acte II , scène 11) , herhaalt Geronte zevenmaal. Algemeen wordt geloofd , dat Molière dit door hem bekend geworden woord uit Le Pédantjoué van Cyrano de Bergerac heeft overgenomen , waar het acte II , scène 4 , voorkomt, en men brengt dan ge woonlijk daarbij het gezegde van Molière te pas : Je prends mon bien où je le trouve. Volgens Grimarest ( Vie de Molière , Paris 1705) even wel , was niet Cyrano , maar Molière de bestolene. De Gascogner behoorde tot de oude schoolkameraden van den laatste , en had ( in een hunner vriendschappelijke bijeen komsten ) de scène de la galère wel niet geheel, maar toch gedeeltelijk in zijn oor geknoopt. Gebruik makende van een der veelvuldige provinciale uitstapjes van Molière , haastte hij zich haar in zijn Pédant joué op te nemen. Toen Molière te Parijs terug was , zag hij dat een ander zich van een zijner idéen had meester gemaakt. Hij schroomde evenwel niet het zelfde tooneel toch in de Fourberies de Scapin te bezigen , zeggende: Je REprends mon bien où je le trouve . Inderdaad nam hij zijn eigendom terug ; hij nam niet dat van een ander. AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . 25 Bij Cyrano is de scène als volgt: Corbinelli , een schelmachtige knecht, verhaalt aan Granger - de pédant dat de Turken zijnen zoon ge vangen houden in een galère à Saint- Cloud , en honderd pistolen als losgeld eischen . Granger roept telkens uit : Que diable aller faire dans la galère d'un Turc ! Men zal dadelijk opmerken dat het tooneel bij Molière veel natuurlijker is , dewijl het te Napels speelt , terwijl Cyrano de aanwezigheid van een galei te St. Cloud den achterdochtigen Granger door eene twijfelachtige aardig heid moet ophelderen. » Qui jamais , " zegt deze laatste , » ouït parler que la mer fút à Saint- Cloud ? qu'il y eú là des galères , des pirates , ni des écueils ? ” » C'est pour cela ," antwoordt de knecht, » que la chose est plus merveilleuse ; et quoique l'on ne les ait point vus en France que là , que sait - on s'ils ne sont point venus de Constantinople jusques ici entre deux eaux ?” ' Uit de Femmes savantes, van Molière, hebben de Fran schen het een en ander geput , b. v.: Acte II , sc. 6 : La grammaire qui sait régenter jusqu'aux rois , en een weinig verder : Quand on se fait entendre , on parle toujours bien . Acte III , sc. 2 : Nul n'aura de l'esprit hors nous et nos amis. Acte III , sc. 5 : Vous donnez sottement vos qualités aux autres. Het mede nu en dan voorkomende Il y a avec Dieu des accommodements is vrij overgenomen uit den Tartuffe ( acte IV, sc. 5) , waar Tartuffe zegt: 26 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. Le ciel défend , de vrai, certains contentemens ; Mais on trouve avec lui des accommodemens. Toch is misschien de eerste lezing , die in één regel, de echte en ware ; zoo toch komt zij voor in de Lettre sur l'Imposteur, die waarschijnlijk door Molière zelf ge schreven is. Na de eerste uitvoering van Le Tartuffe werd het stuk verboden , en aan de réprise de voorwaarde ver bonden , dat er eenige veranderingen in gemaakt zouden worden ; misschien behoort daartoe het verwateren van dit vers van een in troee regels . In het blijspel Amphitryon zegt Sosie (acte III , sc. 5) : Le veritable Amphitryon Est l'Amphitryon où l'on dine. Van toen af is in Frankrijk een gastheer dikwijls door den naam Amphitryon aangeduid . In dat zelfde blijspel zegt mede Sosie (acte III , sc . 11) : Le seigneur Jupiter sait dorer la pilule. Dit is dikwijls toegepast op ministers of gezanten , die bij hun aftreden een grootkruis of eertitel ontvangen , als onderscheiding voor » vele en belangrijke den lande bewezene diensten." La parfaite raison fuit toute extrémité, EX pent que l'on soit sage avec sobriété. Dit gezegele van Philinte , in Le Misanthrope van Molière , vindt men , wat de er in uitgedrukte gedachte betreft , mede in l’Erreur du moment van Monvel aldus : Font de la vertu , pas trop s'en faut ; L'ene's partout est un défaut. Zoo mede in de druide van Quinault (acte II , se . 4) op dere wijze: AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . 27 wan Ce n'est pas être sage , D'étre plus sage qu'il ne faut. Dezelfde gedachte zou men reeds meenen te vinden in den Zendbrief van Paulus aan de Romeinen , XII , 3 , neer men de staten - vertaling van het N. T. leest. De nieuwe vertaling heeft hier echter eene waarschuwing tegen eigenwaan ; de apostel vermaant daarin de Romei nen , » dat men van zichzelven niet hooger denke, dan men behoort te denken , maar daarin gematigd zij." Eindelijk heeft men van Molière : N y a fagots et fagots. (Bij ons : Alle hout is geen timmerhout. ) Dit komt voor in Le Medicin malgré lui (acte I , sc. 6) , waar Sgamarelle de houthakker het zegt , op de aanmer king, dat het hout elders goedkooper te bekomen is. Uit Racine worden de volgende regels dikwijls aan gehaald : Uit Phèdre : Le jour n'est pas plus pur que le fond de mon coeur . Uit Britannicus : dans le simple appareil D'une beauté qu'on vient d'arracher au sommeil. En et je n'ai mérité Ni c'est excès d'honneur , ni cette indignité. Voorts uit Bajazet het gezegde van Acomat : Nourri dans le serail , j'en connais les détours. Dit gezegde is vervolgens door andere schrijvers over genomen en te pas gebragt, o. a. door Rousseau ( Confes sions I , 6) en Töpffer ( Le Lac de Gers). 28 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. Point d'argent, point de Suisses. Dit wordt door de geleerde heeren uitgelegd, alsof het zeggen wilde , dat Zwitsersche troepen niet zonder behoor lijke soldij te bekomen zijn. De zaak is eenvoudiger. Het gezegde stamt af uit Racine's Plaideurs (acte I , sc. 1) . Petit Jean (portier of suisse) beroemt zich bij een rechter, dat hij nimmer iemand bij zijnen heer toegelaten heeft , die deze gunst niet alvorens door een drinkgeld van hem gekocht had , en voegt er bij : » Point d'argent, point de suisse" (niet Suisses ) , d. i . » Geen geld , geen portier ." Volgens le Roux de Lincy intusschen ( Livre des Prover bes Français , T. II . p. 112) is dit spreekwoord veel ouder dan de Plaideurs van Racine. Reeds in de 15de eeuw zeide men : A point d'argent point de valet. En in de 16de eeuw vindt men : Pas d'argent, pas de suisses. Bien n'est pas argent monnayé. Racine heeft de phrase toegepast, niet uitgedacht. Corneille levert in zijnen Cid (acte I , sc. 1 ) : A vaincre sans péril on triomphe sans gloire, alsmede (acte II, sc . 2) Rodrigo's uitroep : aux ámes bien nées La valeur n'attent pas le nombre des années. Voorts in het zelfde stuk (acte IV, sc . 3) : Et le combat cessa , faute de combattants. en Le flux les apporta , le reflux les remporte. In Cinna (acte V, sc. 3) : AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 29 Soyons amis , Cinna ! Dit is voor het overige slechts eene vrije vertaling der woorden , welke Seneca in zijn werk de Clementia (lib. III, cap. 9) bezigt, waar tevens de stof voor Cor neille's treurspel gezocht moet worden . Vervolgens levert hij nog in Heraclius ( acte II , sc. 9) : Devine si tu peux , et choisis si tu l'oses. In Sertorius (acte III , sc . 1 ) : Rome n'est plus dans Rome , elle est toute où je suis. en ( acte I , sc. 5) : Le temps est un grand maitre. Voorts uit Medée (acte I , sc. 5) : Moi, dis- je, et c'est assez . Eindelijk uit le Menteur ( acte I , sc. 1 ) : Le jeu ne vaut pas la chandelle 1 ) . Thomas Corneille, een broeder van den grooten dich ter, heeft in zijn Comte d'Essex (acte IV, sc. 3) een regel geleverd , die door Charlotte Corday, des avonds vóór haren dood , in een door haar geschreven brief werd aan gehaald en sedert beroemd gebleven is . Wij bedoelen : Le crime fait la honte , et non pas l'échafaud. Voorts zijn bewaard gebleven de twee regels , waar mede hij zijn Festin de pierre aanvangt : Quoiqu'en dise Aristote et sa ' digne çabale , Le tabac est divin , il n'est rien qui l'égale. Voltaire boeit ons terstond in den eersten zang zijner Henriade door het vers : 1 ) Men vertale dit door „ het spel is het licht niet waard , en niet chandelle door kaars ; want dan zou het les chandelles moeten zijn . 30 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . Tel brille au second rang qui s'éclipse au premier. Zijn Candide leert ons de vernuftige wereldbeschouwing van een optimist, in de woorden : Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles. In zijn Olympie vindt men den beroemden regel : Dieu fit du repentir la vertu des mortels. In Le Mondain heeft hij het geestige vers : Le superflu , chose très -nécessaire. In zijn Epitre à l'Auteur du livre des trois imposteurs vinden wij het vers : Si Dieu n'existait pas, il faudrait l'inventer. In het VIde van zijne Discours vindt men : Le secret d'ennuyer est celui de tout dire. In het blijspel Charlot (acte I , sc. 6) roept Voltaire : Et voilà justement comme on écrit l'histoire ! Een jaar echter vóór hij dit vers schreef , had hij het reeds gemaakt; men vindt het namelijk (in proza ) in een brief aan den heer du Deffand , van 24 Sept. 1766 , aldus : » Et voilà comme on écrit l'histoire." Van Voltaire heeft men nog : Uit Tancrède (acte III , sc. 1 ) : A tous les coeurs bien nés que la patrie est chère. En (acte III , sc. 4) : n s'en présentera , gardez - vous d'en douter. Uit Mérope (acte IV, sc. 4) : Que voulez - vous de plus ? Mérope est à vos pieds. En ( acte II , sc. 8) : Quand on a tout perdu , quand on n'a plus d'espoir, La vie est un opprobre et la mort un devoir. Het gezegde Racine passera comme le café AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . 31 schrijft men mede aan Voltaire toe. Het is daarmede al dus gelegen : Op 16 Maart 1662 schrijft Mad. de Sévigné: Racine fait des comédies pour la Champmeslé, ce n'est pas pour les siècles à venir. Si jamais il cesse d'étre amoureux , ce ne sera plus la même chose. Vive donc notre vieil ami Corneille ! Vier jaren later ( 10 Mei 1666) schrijft zij aan hare dochter : Vous voilà donc bien revenue du café; mademoiselle de Méry l'a aussi chassé. Après telles disgraces , peut- on compter sur la fortune ? Gérusez beweert nu , dat Voltaire het eerst eze twee verschillende uittreksels combineerde en schreef : Madame de Sévigné croit toujours que Racine n'ira pas loin ; elle en jugeait comme du café, dont elle disait qu'on se dés abuserait bientôt, en dat la Harpe naar deze regelen de phrase opstelde: Racine passera comme le café. Beroemd is Palmire's gezegde in acte I , sc. 2 , van Mahomet : La patrie est aux lieux où l'âme est enchaînée ; door A. Hartsen uitstekend vertaald met : Ons vaderland is daar, waar ' t heil is van ons leven . Het is oorspronkelijk van den treurspeldichter Pacu vius , gelijk aangetoond zal worden , wanneer wij de Aan halingen uit het Latijn behandelen . De verklaring Tous les genres sont bons, hors le genre ennuyeux , ziet er uit als een Alexandrijn , en is toch slechts ge woon proza. Men vindt haar aan het einde van Voltaire's Préface de l'Editeur vóór 1 Enfant prodigue, 32 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH, In den Didon , van Le Franc de Pompignan , kwam de regel voor : Le premier qui fut roi, fut un usurpateur, doch werd door de censuur verboden . Voltaire echter nam hem , behoorlijk verzacht , over in zijn Mérope , aldus : Le premier qui fut roi, fut un soldat heureux. De regel , die hierop volgt , Qui sert bien son pays , n'a pas besoin d'ayeux , is door Voltaire overgenomen uit een vroeger treurspel van hem , Eryphile geheeten , dat echter bij de opvoering is uitgefloten . Een anderen regel uit dit stuk , Je crois valoir au moins les rois que j'ai vaincus , heeft hij mede in Mérope overgebragt. Nog twee anderen uit Eryphile, Les mortels sont égaux ; ce n'est pas la naissance , C'est la seule vertu qui fait la difference , zijn door hem overgeplaatst in zijn Mahomet , acte III , 80. 1 , en daardoor gelukkig voor de vergetelheid be waard gebleven. Une extréme justice est souvent un injure , van Racine ( Les Frères ennemis , acte IV, sc. 3) , even als het Mais l'extrême justice est un extréme injure, van Voltaire (Oedipe , acte III , sc. 3) zijn navolgingen van Cicero , die in zijn werk De Officiis ( lib . I , cap. 10) zegt: Summum jus summa injuria. ( Het grootste recht is het grootste onrecht.) Voltaire eindelijk zegt: L'etymologie est une science où les voyelles ne font rien , et les consonnes font peu de chose. AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . 33 Au reste demeurant le meilleur fils du monde. Dit beroemd geworden gezegde is afkomstig van Clément Marot en ontleend aan zijnen brief Au roy (François I) pour avoir esté desrobé. Het komische er van is echter slechts verstaanbaar , wanneer men het in den zamenhang met het voorafgaande beschouwt. Marot geeft den koning kennis dat hij door zijn bediende bestolen is , en begint met den dief aldus te beschrijven : J'avais un jour un calet de Gascogne : Gourmand , ivrogne et assuré menteur , Pipeur, larron , jureur , blasphémateur, Sentant la hart de cent pas à la ronde : Au demeurant le meilleur fils du monde 1 ). Jean de la Fontaine behoort in Frankrijk tot de meest gelezene dichters . Reeds op school worden zijne Fables van buiten geleerd , en vele citaten er uit zijn derhalve den Franschman als in den mond bestorven. Slechts enkele halen wij aan , en wel : Uit de fabel L'Ane et le petit Chien : Ne forçons point notre talent , Nous ne ferions rien avec grâce. Uit Le Lièvre et la Tortue : Rien ne sert de courir ; il faut partir à point. 1 ) D. i : 'k Had eens een knecht , geboren in Gascogne : Een veelvraat , zuiplap en aartsleugenaar , Een gauwdief , vloeker en godslasteraar , Die d'ergsten galgevogel evenaarde , Maar anders de allerbeste vent . op aarde . 3 34 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. Uit Les deux Coqs : Amour, tu perdis Troie ! Uit Le Lion amoureux : Amour, amour, quand tu nous tiens, On peut bien dire : Adieu prudence ! Uit Les deux Pigeons : Cet age est sans pitié. (De kinderleeftijd namelijk .) Uit het verhaal Le Pâté d'anguille : Diversité , c'est ma devise. Ook wordt nog dikwijls aangehaald uit Le Laboureur. et ses enfants : Travailles , prenez de la peine ; C'est le fonds qui manque le moins. Van de la Fontaine is mede nog : I nous faut du noureau , u'en fút il plus au monde. Dit wordt meestal bedorven in het wanklinkende : Donnez -Nons du nonrean , Men vindt het in zijn blijspel Clymène , vs. 36. De vier volgende gezegden , in onze taal algemeen be kend , zijn mede aan de La Fontaine ontleend : » Ik drsiren ziin zuur," zei de cos , en hij kon er niet bij . Dit is overgenomen uit Le Renard et les raisins. UN kokers kent men den meester is eene vertaling van een on connait l'artisan uit de fabel Les Frases marins à mies . enz. ne by ons dikwels voorkomende spreekwijze : » Vaar wewilde kat die bel canvinden? " is eene vertciking van het stils , ut fabel Le casa teus per les rats. AANHALINGEN UIT HET FRANSCH , 35 Tooneelbezoekers van voorheen vonden de zaak voorge steld in het zangstukje De twee Jagers en het Melkmeisje. De Horatius der Franschen , Boileau , heeft , even als de Latijnsche dichter, tot den schat van aanhalingen het zijne bijgedragen. Uit Le Lutrin ( chant 1 , v. 12) heeft men behouden : Tant de fiel entre - t - il dans l'âme des dévots. Dit is echter door Boileau overgenomen uit de Aeneis van Virgilius , waar men Lib. I , 12–16 leest : Musa , mihi causas memora , quo numine laeso , Quidve dolens, regina deum tot volvere casus Insignem pietate virum , tot adire labores , Impulerit. Tantaene animis coelestibus irae ! D. i, volgens de vertaling van Delille : Muse , raconte -moi ces grands événements ; Dis pourquoi de Junon les fiers ressentiments , Poursuivant en tous lieux le malheureux Enée Troublèrent si longtemps la haute destinée D'un prince magnanime, humain , religieux. Tant de fiel entre - t - il dans les âmes des dieux ! V. 52 : Uit v. 104 , ch . I , van Le Lutrin heeft men nog : Un diner rechauffé ne valut jamais rien , Uit de Satires, I , J'appelle un chat un chat , et Rolet un fripon. Deze Rolet was een procureur, die in een zeer kwaden naam stond. Hem open onder de oogen zien en de waar heid te zeggen , vond Boileau wat gewaagd : deze meende daarom voorzichtig te handelen , door bij zijn vers eene 3* 36 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. V. 61 : kantteekening te voegen , luidende : » Rolet , herbergier bij Blois.” Nu wilde het toeval dat bij Blois inderdaad een herbergier woonde, die zoo heette, en wien deze dichterlijke uitval onder de oogen kwam. Het moet onzen dichter heel wat moeite gekost hebben , om de woede van dezen man , die ( 200 hij zeide) nooit met dubbel krijt schreef , tot bedaren te brengen. Boileau's Art poétique levert aanhalingen in overvloed. B. v. chant I , Tout ce qu'on dit de trop est fade et rébutant. ( Dit heeft Boileau van Horatius overgenomen , bij wien het heet : Omne supervacuum pleno de pectore manat. ) Chant I , v. 198 : La vérité n'a point cet air impétueux . Chant I , laatste vers : Un sot trouve toujours un plus sot qui l'admire . Chant II , v. 48 : Le vrai peut quelquefois n'étre pas vraisemblable. Het algemeen bekende Rien n'est beau que le vrai vindt men in zijne Epitres, en wel in Epitre IX , het geheel aldus luidt : Rien n'est beau que le vrai ; le vrai seul est aimable ; Il doit régner partout, et même dans la fable ; De toute fiction l'udroite fausseté Ne tend qu'à faire aux yeux briller la vérité. waar Le Français, né malin , créa le vaudeville. Dit vers werd zoo gelezen voor den Parijschen schouw burg van dezen naam , en kwam aldus in den mond des volks. Toch is deze aanhaling uit Boileau onjuist. In den AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 37 tweeden zang van zijn Art poëtique leest men , nadat hij van het hekeldicht gesproken heeft : D'un trait de ce poëme en bonmots si fertile , Le Français, né malin , forma le vaudeville. Men ziet dat de zucht , om twee regels tot een zamen te trekken , hier een geestig gezegde bedorven heeft. Sommigen willen echter, dat de tooneeldirecteur bevreesd was voor het veranderen door een spotboef van de o in e , en het publiek dus gelezen zou hebben : ferma le vaudeville. La critique et aisée , et l'art est difficile. Dit beroemde vers van Destouches , dat echter zelfs door Franschen aan Boileau wordt toegeschreven , komt voor in Le Glorieux , acte II , sc. 5 , waar men leest : PHILINTE . Un auteur, quel qu'il soit, me paraît meriter Qu'aux efforts qu'il a faits on daigne se préter. LISETTE. Mais on dit qu'aux auteurs la critique est utile. PHILINTE. La critique est aisée , et l'art est difficile. Om nog eens op Boileau terug te komen : deze vond de critiek zulk eene gemakkelijke zaak niet. Integendeel zegt hij zelf in zijn Art poëtique : Tel excelle à rimer qui juge sottement. Uit Le Glorieux is ook nog ( acte III , sc. 5) bewaard gebleven : Chassez le naturel , il revient au galop. (Dit is Horatius nagevolgd : Boek I , Ep. X , v. 24. Naturam expelles furca , tamea usque recurret.) 1 38 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. La mère en permettra la lecture à sa fille. Men verandere het permettra in prescrira , en zal het gebezigd vinden door Damis , in Piron's Métromanie , acte III , scène 7 . (Vertaling van Barbaz , in de Poëet: De moeder late ' t vrij aan hare dochter lezen .) In het zelfde stuk vindt men , een weinig vroeger, het mede dikwijls aangehaalde: J'ai ri, me voilà désarmé. Ci- git ma femme: ah ! qu'elle est bien Pour son repos et pour le mien ! Dit grafschrift, wel eens aan Piron toegeschreven , is van du Lorens , die ten tijde van Lodewijk XIII te Char tres woonde. Hij schijnt niet gelukkig in het huwelijk geweest te zijn , en spaarde zijne wederhelft niet , toen hij eindelijk van haar verlost was. Hij schreef eenige hekel dichten , welke echter door die van zijn opvolger Boileau weldra vergeten werden. Men vindt daarin echter het een en ander, dat wel waard is in herinnering te blijven , b. v. (Sat. I. ) , waar van een schijnheilige gesproken wordt : Gardez - vous bien de lui les jours qu'il communie. En (Sat. VII) : Je n'en veux point aux sots , j'en veux à la sottise . Dit laatste is eene navolging van Martialis (Lib. II , Epigr. 33) : Parcere personis , dicere de vitiis. De uitdrukking Les extrémes se touchent vindt men bij Anquetil, in zijn werk Louis XIV, sa Cour et AANHALINGEN UIT HET FRANSCH, 39 Le Régent (Paris 1789) , en wel in het Eerste Deel , dat over de jaren 1674–80 loopt. Ducis zegt in zijn vier jaren vroeger vervaardigd too neelstuk Abufar (acte III , sc . 2 ) : Les extrémes , ma soeur, sont bien près l'un de l'autre. Het Latijn is : Extrema se tangunt. Beaumarchais leverde in zijn Barbier de Séville (acte I ,

50. 2) de woorden van Figaro :

Ce qui ne vaut pas la peine d'étre dit, on le chante. Uit zijn Mariage de Figaro ontleent het gebruik (behalve het reeds aangehaalde » beter dan zijn naam " ) Susanne's gezegde (acte I , sc. 1 ) : Que les gens d'esprit sont bêtes ! en (acte III , sc . 5) Figaro's gezegde : Médiocre et rampant, et l'on arrive à tout . Voorts is nog bewaard gebleven : Allez - vous coucher , Basile ! en Ce qui est bon à prendre est bon à garder. Het motto van Beaumarchais : Ma vie est un combat , ook in onze taal (het leven is een strijd) bekend , is uit den Mahomet (II , 3) van Voltaire , die het wederom van Seneca heeft overgenomen , in wiens 96sten brief men leest : Vivere, mi Lucili , est militare. (Leven , mijn . Lucilius , is strijden .) 40 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH, Nul n'est content de sa fortune , Ni mécontent de son exprit , is van mad . Deshoulières. Men vindt het in het VIIIste boek van hare Réflexions sur le jeu. Daarin treft men mede aan : On commence par étre dupe , On finit par étre fripon . In Marmontel's opera Lucile vindt men de woorden : Oi pent-on étre mieux qu'au sein de sa famille ? en in zijn opera Le Tableau parlant : Ils sont passé's ces jours de fête. Dit is echter Catullus (X , 1 , VI , 9) nagebootst , die O dulcis comituin valete coetus. Wit Schiller in zijn Don Carlos er voor heeft, zal later worden opgegeven . Van Bruyère heeft men : Il y a de certaines choses dont la mediocrité est insuppor table : la presie , la musique , la peinture. Quinsult levert in zijne opera These de regels, door Mexiera , tot schrikbarend afscheid , aan haren vijand nit hare gevleugelde kar toegeroepen : C'est en partant je vous fais mes adieuz ! In L. (wwr, van Boutiers , komt de dikwijls aange haaide regel wer : Rakennen særer, c'est perire raisos. Dit is minden ne nareiging ran het Luis vitae tu coeur ceni , vsa Cede l'Espausse, AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 41 Van den graaf de Segur is het volgende , ' uit een liedje van hem , in het geheugen bewaard gebleven : Tout les méchants sont buveurs d'eau : C'est bien prouvé par le déluge. Niet algemeen bekend is het misschien , dat de kardi naal de Richelieu ook een paar dramatische producten heeft geschreven , en wel een treurspel , L'Hirame geti teld , waarin de regel voorkomt : Savoir dissimuler est le savoir des rois , en een blijspel, genaamd Les Thuileries , waarin men aan treft : Pour tromper un rival l'artifice est permis ; On peut tout employer contre ses ennemis. Men kan er Richelieu uit proeven ! Je pense , donc je suis. Dit gezegde van Descartes is eene navolging van Cicero's Vivere . est cogitare ( Leven is denken) , dat men in zijn Tusc. Quaest. , cap. VI , $ 38 , aantreft. Il n'y a plus d'enfants ! Dit wordt wel eens uitgeroepen door moeders , die zich verwonderen , dat hare dochters niet zoo onnoozel zijn , als zijzelve op dien leeftijd waren , zoo zij meenden. Het gezegde komt voor in Le Malade imaginaire van Argant , acte II , sc . 2. Plus je vis l'étranger , plus j'aimai ma patrie. Deze regel komt voor in Le Siége de Calais, van de 42 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. Belloy. Hij werd dikwijls door Voltaire aangehaald , waarom men meende dat hij van hem was. L'absence est à l'amour ce qu'est au feu le vent : Il eteint le petit, il allume le grand . Dit gezegde is door Bussi Rabutin tot een vers gemaakt. De gedachte toch , er in vervat , is van La Rochefoucauld en te vinden in een zijner Maximes , op deze wijze: L'absence diminue les médiocres passions , et augmente les grandes , comme la vent éteint les bougies , et allume le feu. La matin catholique et le soir idolâtre , Il dinoit de l'autel et soupoit du théâtre. Dit gezegde , dikwijls toegepast op hen , die , om aan den kost te komen , zoo wel ernstige boeken als luchtige lectuur schrijven of vertalen , is van zekeren Charles Remy, en komt voor in een lang grafschrift, door hem op den abt Pellegrin gemaakt. Non l'avenir n'est à personne. Deze regel , uit Victor Hugo's toespraak aan Napoleon , wordt dikwijls aangehaald. Het denkbeeld is ontleend aan den kanonnik Maucroix , die op ruim tachtigjarigen leef tijd de volgende stanza vervaardigde , waarin hij voorkomt : Chaque jour est un bien que du ciel je reçoi : Jouissons aujourd'hui de celui qu'il me donne. Il n'appartient pas plus aux jeunes gens qu'à moi , Et le jour de demain n'appartient à personne. Du choc des opinions jaillit la verité. Dit dagelijks voorkomend gezegde wordt gelezen als een Alexandrijn , naardien het woord opinions, bij de uit spraak , tot drie lettergrepen wordt zamengetrokken , of AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 43 schoon het er in het Fransch vier uitmaakt. Een vers is het derhalve niet, maar prosa. Men wil het eene ver korting hebben van het vers : Du choc des sentimens et des opinions La verité s'élance et jaillit en rayons. Het kan echter een ouder oorsprong hebben , b. v. uit het gezegde: La lumière jaillit du choc des opinions. Het gezegde is goed , mits men het niet als een vers beschouwe , en het ook niet van het zoo even genoemde , inderdaad fraaie vers , afleide. Glissez , mortels, n'appuyez pas ! Deze inderdaad fraaie dichtregel wordt somwijlen aan - gehaald , en dan gewoonlijk aan Voltaire toegeschreven. Hij is echter van een schier onbekend persoon , zekeren Roy, die in de eerste helft der achttiende eeuw leefde. Men vindt het bijschrift , waarvan het citaat de laatste regel uitmaakt , onder eene prent van Larmessin , die een wintergezicht met schaatsenrijders voorstelt. Het geheel luidt aldus : Sur un mince cristal d'hyver conduits leurs pas , Le précipice est sous la glace. Tel est de vos plaisirs la légère surface : Glissez , mortels , n'appuyez pas. Van den blijspeldichter Régnard worden steeds ver scheidene geestige gezegden aangehaald. In zijne Folies amoureuses vindt men On aime sans raison , et sans raison l'on hait . Dit is eene navolging van Catullus (epigr. 86) : 44 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH, Odi et amo , quare id faciam fortasse requiris ? Nescio, sed fieri sentio et excrusior. Wat verder in de Fol. am. zegt Crispin : Hippocrate dit oui , mais Gallène dit non . In Le Legataire zegt Geronte , die meent dat het met hem gedaan is en geen medicijnen meer wil innemen : La maison ne vaut pas la réparation . Eraste zegt in het zelfde stuk : C'est dans les grands dangers qu'on voit les grands courages. In les Menechmes , van den zelfden dichter, vindt men ( acte III , sc . 11 ) den regel : Que feriez- vous, monsieur, du nez d'un marguiller ? Voorts aan het slot Il semble , à vous entendre , Que vous n'ayez ici qu'à vous baisser et prendre. In Le Jour heeft men het Allons , saute marquis ! alsmede : Qu'un joueur est heureux ! Sa poche est un trésor ; Dans ses heureuses mains le cuivre devient or . Gresset heeft mede het een en ander geleverd , dat tot citaat gediend heeft of heeft kunnen dienen. Men vindt 0. a. , in Le Méchant ( acte V, sc. 5) : Quand j'accuse quelqu'un , je le dis et me nomme. ( Ald. sc . 7) : L'esprit qu’on reut avoir, gâte celui qu’on a. In het zelfde tooneel : L'aigle d'une maison n'est qu'un sot dans une autre. Voorts ( acte IV, sc . 5) : Elle a d'assez beaux yeur Pour des yeur de prorince. 1 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 45 Eindelijk vindt men in zijn brief over la convalescense : La douleur est un siècle et la mort un moment. Mr. J. van Lennep haalt in zijn werkje lets over Ci taten de volgende regels van Bréboeuf aan , die, volgens v. L. , alles uitmaken wat men van zijne geschriften ont houden heeft , maar voortreffelijk zijn : C'est de lui que nous vient cet art ingenieux De peindre la parole et de parler aux yeux , Et par les traits divers de figures tracées Donner de la couleur et du corps aux pensées. R. Feith heeft hiervoor (Spraak en Schrift , in zijn Ver lustiging van mijn ouderdom ) : O wonder, nooit naar eisch geschat! Met luttel vochts en zwanenschachten Prent zich ' t onstofflijke op een blad , Ontvangt ' t geluid gestalte , en ligchaam mijn gedachten ! Feith zegt in het voorberigt tot dezen bundel) , dat zijnde de zeer vrije navolging van een Per siaansch dichtstuk uit eene hervatte lezing van Her der s verhandeling Over de Hebreeuwsche Poëzy geboren is . dit vers Va- t - en voir s'ils viennent, Jean ! Dit wordt in het Nederlandsch wel aangehaald in de beteekenis van : ' t Is te wenschen ; maar ik zie het nog niet. Bij Goethe komt hetzelfde dichtstukje voor, onder den titel van Offne tafel , waarin gemeld refrein luidt : Hänschen , geh und sie dich um ! Sieh mir ob sie kommen ! Wij vragen hier : Waar is het stukje in het Fransch te 46 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. vinden , en wie is de auteur van het oorspronkelijke , Goethe of de Franschman ? Les jours se suivent, mais ne se ressemblent pas. Waar komt dit voor ? Diseur de bonmots, mauvais caractère. Deze woorden van Pascal , die men in zijn Pensées di verses aantreft, zijn geen compliment voor grappenmakers en ui-verkoopers in gezelschappen. Les enfants terribles. Deze uitdrukking heeft haar ontstaan te danken aan den geestigen , in 1866 overleden teekenaar Gavarni ( Sulpice Paul Chevalier) , die haar voor een zijner cari caturen uitvond. Chronique scandaleuse is de titel van een historisch werk over Lodewijk XI , waarvan de schrijver waarschijnlijk Jean de Troyes is . Noblesse oblige. Dit gezegde vindt men voor het eerst in de Maximes et Pensées du Duc de Leris ( 1808) . De gedachte, in an deren vorm , komt in vele andere talen voor. De dichter Sallustius zeide reeds. In mazima fortuna minima licentia est. De Franschman zelf bezat reeds in de 15de eeuw : Noblesse ne sent ne set mie Demener dèshoni te rie. Alsmede ( 16e eenw ) : 11 a bean ranter sa Noblesse Quand son deshonnenr le blesse. En de Duitscher haalt dikwerf aan : Wer nicẢt tugenthaft ist , der is kein Edelmann. AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 47 La mort sans phrase wordt toegeschreven aan den abt Siéyès , bij de stemming over den dood van Lodewijk XVI , doch onjuist. Zie De Lamartine, Histoire des Girondins, Tom. V. pag. 49. De zaak is eenvoudig deze : De leden van de Conventie , die over het leven of den dood van Lodewijk XVI stemden , voegden bij hunne stem ming , om haar te motiveeren , de eene of andere phrase“ De abt Siéyès sprak alleen la mort uit. De rapporteur voegde er waarschijnlijk sans phrase achter, doch vergat. dit tusschen twee haakjes te plaatsen , en zoo is deze lezing verder verspreid geraakt. In den Moniteur van 20 Januarij 1793 intusschen vindt men het votum van der abt vermeld met la mort , zonder meer. Aan den abt Siéyès hebben wij echter een ander ge zegde te danken , namelijk : Ils veulent étre libres et ne savent pas étre justes. Dit klinkt magtig mooi , zoo als ieder zal moeten erken nen ; jammer maar, dat de abt het gezegd heeft , toen er sprake was van de afschaffing der tienden , die aan de geestelijkheid werden uitgekeerd , en het derhalve zijne geldbeurs gold ! Chevalier sans peur et sans reproche. Dit is een historisch bekend geworden bijnaam van den heldhaftigen Bayard. Voor het overige hebben wij er niets bij mede te deelen. Den Koning van Frankrijk , Frans I , laten de meesten , die over hem schrijven , na zijne gevangenneming in den slag bij Pavia , met een aan zijne moeder geschreven brief optreden , die merkwaardig wegens zijne kortheid is. 43 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. Tout est perdu , fors 1 ) ( honneur zou alles geweest zijn , wat in dit model van laconisme gestaan heeft. Intusschen is deze brief, die door Dulaure opgespoord en in zijn Histoire de Paris ( 1837, T. III , p. 209) en ook elders afgedrukt is , veel langer, en het gezegde luidt ook niet zoo ridderlijk. De brief begint: Madame. Pour vous advertir comment se porte le ressort de mon in furtune , de toutes choses ne m'est demeuré que l'honneur et la vie qui est saulv é, et pour ce que en nostre adversité cette nouvelle vous fera quelque rescon fort , j'ay prié qu'on me laissast escrire ces lettres , ce qu'on an'a agréablement accordé " , etc. Een andere koning van Frankrijk , Hendrik IV, le bon Henri, gelijk hij nog heden ten dage bij het volk heet , zou meer dan eens gezegd hebben : Je veux que le dimanche chaque paysan ait sa poule au pot. Geen schrijver echter heeft tot dusver de echtheid van dit gezegde met eenig bewijs kunnen staven. Ook het beroemde woord van Lodewijk XIV, L'état c'est moi , dat hij gewis had kunnen zeggen , mist alle bewijs ; zeker is het intusschen , dat hij het niet in April 1655 voor het Parlement gezegd heeft, gelijk doorgaans ver haald wordt. Chéruel zegt daarvan in zijne Histoire de l'Administration monarchique en France, T. II , p. 32–34 : > Hier brengt men , volgens eene verdachte overleve 1 ) Voor het veronderde fors heeft de Fransche taal thans hors , eren als wij voor graft , heft enz. thans gracht, hecht, enz, hebben. AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 49 » ring , het verhaal der verschijning van Lodewijk XIV » in het Parlement , in jagtrok en met eene zweep in » de hand , en herwaarts verplaatst men het beruchte ant >> woord op de aanmerking van den president , die het » belang van den staat deed uitkomen : » Ik ben de staat !" » In plaats van dit dramatische tooneel stellen ons de ge » loofwaardigste documenten den koning voor, hoe hij wel » het parlement stilzwijgen gebiedt , doch zonder zulk een » onbeschaamden hoogmoed ten toon te spreiden .” Het geschreven dagboek , dat Chéruel bedoelt , sluit het verhaal van het tooneel in het parlement met de woorden : » Nadat Zijne Majesteit schielijk was opgestaan , » zonder dat iemand in de vergadering een enkel woord » had gezegd , keerde hij naar het Louvre en van daar » naar het bosch van Vincennes terug , van waar hij dien » morgen was gekomen , en waar hij door mijnheer den >> kardinaal verwacht werd.” Hierbij voegt Fournier, in zijn werk l'Esprit dans l'histoire , de volgende aanmerking: » Derhalve , Mazarin verwachtte den koning , om » hem te hooren hoe alles was afgeloopen , en inzonder » heid om te weten hoe de jonge vorst zijne les had op » gezegd , die hem natuurlijk door den kardinaal gegeven van buiten te leeren. En zouden daarbij nu > plotseling de woorden : » Ik ben de staat !" zijn bin » nengeslopen ? Dat is onmogelijk. De staat was nog altijd >>Mazarin , en niet Lodewijk XIV." van » was om Het gezegde : Il n'y a pas de héros pour son valet de chambre , wordt door mlle. Aïssée , in hare Lettres, uitgegeven door J. Ravenel (laatste uitgave , 1853 , bij E. Dentu te Parijs , 4 50 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. p. 160) , toegeschreven aan mad. Cornuel , eene geestrijke , tot de zoogenaamde précieuses der zeventiende eeuw behoo rende dame. Hierbij maakt echter Coste , in zijne uitgave van Montaigne's Essais, III , 2 , bij de woorden : » Menig een is een wonderman geweest , aan wien zijne vrouw en dienstboden niets bijzonders hoegenaamd gezien hebben ," de aanmerking : » Men moet al een zeer groote held zijn , zeide de maarschalk de Catinat , om het in de oogen van zijn kamerdienaar te wezen. ( Il faut étre bien héros pour l'étre aux yeux de son valet de chambre. ) Hij schijnt nu vooreerst den korteren vorm van den langeren te hebben afgeleid ; doch in de tweede plaats is het veel natuurlij ker , dat die uitspraak over een held van een held uit ging dan van eene dame , en wel daarenboven van een held , dien zijne eigene soldaten le pere la Pensée noemde. — Goethe laat in zijne Wahlverwandtschaften , Th. II , kap. 6 , Ottilia zeggen : » Er bestaat , zegt men , voor den kamer dienaar geen held. Dit komt misschien daar van daan , omdat de held eerst door den held erkend kan worden. De kamerdienaar echter zal wel zijns gelijken weten te scbatten ." De uitdrukking : Tant de bruit pour une omelette leiden Fransche schrijvers algemeen op den ongeloovigen dichter Desbarreaux , ten tijde van Lodewijk XIV, terug. Deze bestelde gedurende een onweer op een vrijdag , der halve op een vastendag , in eene herberg een eijerkoek met spek . Toen de vrome herbergier dit gerecht al bevende opdroeg , volgde er een vreeselijke donderslag , zoodat de waard vol ontzetting op de knieën viel . Toen nam Des AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 51 barreaux , om den goeden man gerust te stellen , met de zoo even genoemde woorden den eijerkoek op , en wierp hem het venster uit. Aan den maarschalk Villars wordt door Friswell (Fa miliar Wordx , p. 132) een tot Lodewijk XIV gericht woord toegeschreven , dat bij ons populair is in den vorm : God beware mij voor mijne vrienden ; met mijne vijanden zal ik zelf wel klaar komen. Voltaire zou dit gezegde van Villars in zijn Siècle de Louis XIV , indien het bestond , zeker hebben aangehaald ; hij deelt ons echter, chap. 7 van liv. I , slechts het vol gende gezegde van den maarschalk mede : » Sire , ik ga , om de vijanden van Uwe Majesteit te bestrijden , en laat u midden onder de mijne. ” (Henri Martin vermeldt het gezegde ook niet in zijne uitstekende Histoire de France.) Toen onder Lodewijk XV de tachtigjarige Soanen , bis schop van Senez , wegens zijne overhelling tot Jansenisti sche grondstellingen , van zijne bisschoppelijke en priester lijke waardigheden beroofd en verbannen werd , riep hij uit : Le silence du peuple est la leçon des rois ! Het gewoonlijk aan Lodewijk XV toegeschrevene Après moi le déluge ! moet , volgens het Essai sur la marquise de Pompadour, in de Mémoires van mad. du Hausset ( 1824 , pag. 19) , mad. de Pompadour gezegd hebben. Het is echter slechts een gemoderniseerd oud woord van een bij naam nog onbekend Grieksch dichter, dat door Cicero ( de Finibus, III , 19 , 64) , door Seneca (de Clementia II , 2 , 2) en door Stobaeus ( Ecl. II , 6 , 7) wordt aangehaald. Suetonius ( Nero, c. 38) deelt 4* 52 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . ons mede , dat , toen het gezegde eens in Nero's tegen woordigheid in zijn Griekschen vorm : Na mijnen dood moge de geheele aarde in brand vliegen ! werd aangehaald , de keizer er in het Grieksch bijvoegde : » Misschien reeds; terwijl ik leef !" waarop hij Rome in brand stak. Wie zal niet, zoodra hij het beruchte La parole a été donné à l'homme pour déguiser sa pensée hoort , aan Talleyrand denken ? Intusschen beweerde Harel , in het Feuilleton van le Siècle van 24 Augustus 1846 , dat dit woord door hem , tegen beter weten aan , op rekening van Talleyrand was gezet , en hij het als z ij ne uitvinding reclameerde. Hij had echter als schrij ver van een Eloge de Voltaire moeten weten , dat Voltaire reeds in zijn Dialogue XIV, Le Chapon et la Poularde , den kapoen laat zeggen : » Ils [ les hommes] ne se servent de la pensée que pour autoriser leurs injustices , n'emploient les pa roles que pour déguiser leurs pensées.” Oliver Goldsmith haalde Voltaire's gezegde aan in het tijdschrift the Bee , gelijk wij uit cap. XX der Biography of Goldsmith door Washington Irving kunnen zien , die den Engelschen schrijver ten onrechte voor den auteur er van houdt. En evenwel is het gezegde ouder dan Talleyrand , Harel , Goldsmith en Voltaire. Dr. South zegt: » Dit schijnt de ware inwendige meening van alle onze staatkundigen te zijn , dat de taal den gewonen mensch gegeven werd om zijne gedachten mede te deelen , den verstandigen lieden echter om ze te verbergen.” Maar reeds in de oude verzameling Spreuken van den zoogenoemden Dionysius Cato luidt het 20ste distichon van het vierde boek : AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 53 Perspicito tecum tacitus quid quisquis loquatur ; Sermo hominum mores et celat et indicat idem . ( Overleg stilzwijgend bij uzelven , wat iemand heeft ge sproken ; De woorden van den mensch bedekken zijn gevoelen zoc wel als zij dat te kennen geven. ) En dit geschiedde weder nadat reeds lang te voren Plu tarchus , in zijne verhandeling Over het hooren , cap. V , gezegd had : » De gesprekken der menigte en de disputa tiën der sophisten bedienen zich van de woorden als omhullingen der gedachten .” Het gezegde tusschen de regels lezen , dat men dikwijls bezigt om aan te duiden , dat een naauwlettend lezer in het een of ander geschrift iets geheel anders leest dan er eigenlijk geschreven staat , zal ook hiervan wel zijn oor sprong hebben . C'est le commencement de la fin wordt mede aan Talleyrand toegeschreven . De Prologue, in Shakspeare's Midsummer night's dream , zegt intusschen reeds, act V, sc. 1 , ruim twee eeuwen voordat Talley rand het gezegd kon hebben : » That is the true beginning of our end ." In den door Shakspeare bedoelden onzin van een clown heeft een later geslacht , den oorsprong van het woord niet kennende , een puntig gezegde van den Franschen diplomaat meenen te ontdekken. Het almede aan Talleyrand toegeschrevene Ils n'ont rien appris , ni rien oublié is in 1796 door den chevalier de Panat , in een brief aan Mallet du Pan , het eerst gebezigd. ( Mémoires et Correspon 54 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. dance de Mallet du Pan , recueillis et mis en ordre par M. 4. Sayons, T. II , p. 197.) Dit gezegde werd voor de tweede maal op de Bourbons toegepast in de proclamatie , welko in de » honderd dagen ” de generaals , officieren en soldaten van de keizerlijke garde aan het leger uitvaar digden. Zie Une année de la vie de l'empereur Napoléon . 3e ed ., p. 124. Het gezegde Du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas wendde Napoleon I , op zijne vlugt uit Rusland , in een gesprek met zijnen gezant de Pradt te Warschau , niet eens , maar wel vijf of zes maal aan. Zie de Pradt , His toire de l'ambassade dans le grand -duché de Varsovie en 1812 . Met hoeveel voorzigtigheid men dit boek ook behoore te lezen van een schrijver, die zijne pen in gal en alsem doopte , valt echter niet te twijfelen aan de juistheid zijner aanmerking, dat Napoleon geen groot uitvinder was van puntige gezegden ; had hij derhalve iets van dien aard gevonden , dan moest men het ieder oogenblik hooren en weer hooren. Misschien echter komt ook hier weder aan Napoleon slechts le mérite de l'apropos toe , en is zijn gezegde een beknopte vorm van hetgeen Thomas Paine , in zijn Age of Reason , II , aan het einde , zegt : » Het belachelijke en het verhevene zijn dikwijls 200 na verwant , dat het moeielijk valt beide uit elkander te houden. Één stap buiten het verhevene maakt het be lachelijke , en één stap buiten het belachelijke maakt weder het verhevene." Ook is het Napoleon , of liever de generaal Bonaparte , de jeugdige reroreraar van Italië , die in 1797 op eene AANHALINGEN UIT HET FRANSCH . >> ove aanspraak van Talleyrand in het palais du Luxembourg, in zijn antwoord de Franschen voor het eerst la grande nation noemde. » Het is u gelukt,” zeide bij tot de directeuren , » de groote natie te organiseeren , wier gebied slechts door de grenzen bepaald is , welke de natuur zelve ge steld heeft." (Laurent , Histoire de l'empereur Napoléon , ch. VI. ) Napoleon moet ook dit woord voor eene geluk kige vondst hebben gehouden , op welks auteurschap hij zich niet weinig liet voorstaan ; ten minste , hij herhaalde het telken reize. Zelfs nog op Sint-Helena heeft hij tegen Las Cases (schrijver van het Mémorial de Sainte - Hé lène) 31 Oct. 1816 beweerd , dat hij de uitvinder van dit gezegde was. In het zelfde dagboek deelt Las Cases , onder 18 April 1816 , een dikwijls verkeerd aangehaald gezegde mede , dat Napoleon tegen hem had gesproken , en dat aldus luidde : Bij den tegenwoordigen staat van zaken , kan geheel Europa binnen tien jaren tijds kosaksch of republikeinsch (toute en république) wezen . Wanneer wij nu en dan gelukkig genoeg zijn geweest , te vinden , dat een populair geworden woord werkelijk gezegd is , moeten wij evenwel het beroemd gezegde , dat de generaal Cambronne in den slag bij Waterloo gespro ken zou hebben : La garde meurt et ne se rend pas , reeds daarom betwijfelen , omdat Cambronne zelf, die in den slag bij Waterloo vooreerst niet stierf en ten tweede zich niet overgaf, zijn auteurschap altijd ten stelligste ontkend heeft. Niettemin heeft men het standbeeld , dat 56 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. men voor hem in zijne geboortestad Nantes heeft opge richt , met dit gezegde versierd , ofschoon de zoons van den generaal Michel altijd beweerd hebben , dat het van hunnen vader afkomstig was. Men noemt de Napoleontische tusschenregering in 1815 algemeen Les cent jours, ofschoon " zij de honderd dagen met elf te boven ging De auteur van dit woord is de Seine- prefect , die Lodewijk XVIII , sedert 19 Maart uit Parijs verdwenen , bij zijnen wederintogt op 8 Julij, in zijne aanspraak honderd dagen uit Parijs afwezig zijn liet. Men beschouwe dit echter als eene elliptische uitdrukking , gelijk er zoo velen zijn . Un centinaire is niet iemand , die precies honderd jaar oud , maar in de honderd is . Dezelfde monarch noemde de hem later door politiek fanatismus lastig wordende Tweede Kamer, kort na zijnen intogt , in een overloop van dankbaarheid : Une chambre introuvable , d. i . eene kamer , zoo als men er niet gemakkelijk eene wedervindt. De spotlust nam op hare wijze die woorden over , en maakte er van : Une chambre plus royaliste que le roi . De val der Bourbonsche heerschappij werd door een profetisch woord van Salvandy aangekondigd. Deze , toenmaals Fransch gezant te Napels , nam deel aan een bal , dat de hertog van Orleans (Louis Philippe) op 5 Junij 1830 ter eere van zijn schoonbroeder , den te Parijs aanwezigen koning van Napels, gaf. Salvandy heeft dit bal in het Lirre des cent et- un beschreven. » Toen ik kort AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. 57 daarna ," dus verhaalt hij, » den hertog van Orleans voorbijging , wien men van alle zijden complimenten over de pracht van zijn feest maakte , sprak ik dat woord tot hem , hetwelk de couranten den volgenden dag herhaal den : » Dit is een geheel Napolitaansch feest , mijn prins ! Nous dansons sur un volcan ." Aldus profeteerde hij de Julij - revolutie , die in ' t geheel geen storm in een glas water was. De hertog van Orleans, later Louis Philippe , eindigde zijne eerste proclamatie als stadhouder-generaal van het koningrijk met het gezegde : La charte sera désormais une vérité , welk gezegde met drukfouten op 2 Augustus 1830 en zonder deze den dag daaraan volgende in den Moniteur te lezen was. Ook de door Louis Philippe uitgevondene uitdrukking juste milieu behoort onder deze met phrases opgevulde regering- pro gramma's Reeds in de eerste dagen zijner regering zeide hij tot eene deputatie : > Wij zullen trachten ons in een juist midden te houden , dat van het misbruik der koninklijke magt even ver verwijderd is als van volks heerschappij." Uit den tijd van den zelfden koning dagteekent het gezegde : L'ordre règne à Varsovie, waarmede de Fransche minister Sebastiani in 1831 den Franschen afgevaardigde van de bloedige inneming van Warschau kennis gaf. AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. Toen eenige dagen na de oprichting van het Julij-ko ningrijk de vraag werd opgeworpen , of de nieuwe koning den titel Philips VII zou aannemen , verklaarde de in 1864 overleden Dupin de oudere , met een later tot in het vervelende herhaalde en gevarieerde, doch in allen gevalle beroemd geworden antithese : De hertog van Orleans was op den troon geroepen , non parceque , mais quoique hij een Bourbon was.” van Tout citoyen est roi sous un roi citoyen . Dit vers ziet er uit , alsof het door een lid der garde national onder den » burger-koning" Louis Philippe is gofabriceerd. Het komt echter voor in Les trois Sultanes van Favart , acte IJI , sc . 3 . Le roi règne , mais ne gouverne pas. Met dit formulier heeft men het wezen van een con stitutioneelen staat meenen te kunnen uitdrukken. De leider de Fransche republiek , na den val van Napoleon III – Thiers – is de auteur van dit gezegde. Toen hij , te zamen met Armand Carrel , het tijdschrift Le National had opgericht, waarvan het eerste nommer op 1 Jan. 1830 het licht zag , ontwikkelde hij aldaar in eene reeks van schitterende artikelen bovenstaande stel regel, die van dat oogenblik af algemeen eigendom werd. Het spelen echter met de woorden règner en gouverner is geen uitvinding van hem. Immers Voltaire's vriend en correspondent, de president Hénault , heeft reeds gezegd in zijne Mémoires, p. 161 , van Mad. des Ursins : > Elle gouvernait, mais elle ne règnait pas." Het blijft intusschen een spelen met woorden. Zoo AANHALINGEN UIT HET FRANSCH, 59 heeft men ten onzent wel eens gezegd : » Indië moet in Indië bestuurd , uit Nederland geregeerd worden. Nu blijft echter de vraag : » Wat is regeeren ? wat is besturen ? 1 ) . Bestaat er inderdaad verschil van beteekenis in deze woorden ? ” Men zou kunnen denken , dat regeeren meer omvattend , minder beperkt dan besturen was. Maar hoe dan met woorden als opperbestuur, Godsbestuur, albestuur ? Deze toonen aan , dat men bestuur ook in den ruimsten zin kan bezigen. De overzetting van het Fransch is echter niet juist ; wij zouden vertalen : » De koning heerscht, maar regeert niet.” Van Indië zouden wij zeggen , dat het een eigen bestuur of regeering moet hebben , terwijl in Nederland het opperbestuur moet bestaan , of , met andere woorden , dat het daaruit beheerscht worden moet. Ook de onschuldigste woorden ontvangen somwijlen eene soort van historischen doop. Waarom zou niet vóór het einde van 1843 tusschen twee particuliere personen van een entente cordiale sprake geweest knnnen zijn ? Toen Louis Philippe in de troonrede van 1844 gemelde woorden bezigde , om de schijnvriendschappelijke betrekking tusschen Engeland en Frankrijk aan te duiden , bezigde hij ongetwijfeld eene uitdrukking , die reeds dikwijls was voorgekomen. Lodewijk Napoleon , toen hij nog geen keizer was , 1 ) Zie de Gids voor 1872 , Mei of 2de Deel , blz . 249 en verv. 60 AANHALINGEN UIT HET FRANSCH. leidde reeds als prins president , op zijn tour door Frank rijk , bij een banquet , dat de kamer van koophandel te Bordeaux op 9 October 1852 te zijner eere gaf , het tweede keizerrijk is met de woorden : L'empire c'est la paix . Zij komen in de toen gehouden rede in den volgenden zamenhang voor : >> Om het welzijn des lands te grondvesten , zijn geen nieuwe stelsels noodig , maar bovenal vertrouwen voor het tegenwoordige en zekerheid voor de toekomst. Der halve schijnt Frankrijk tot het keizerrijk terug te keeren. Desniettemin bestaat er eene vrees , waarop ik moet antwoorden. Zekere wantrouwende personen zeggen : » Het keizerrijk in de oorlog." Ik zeg : Het keizerrijk is de vrede. ” Algemeen wordt geloofd , dat Honny soit qui mal y pense , het devies van het Britsche rijk en de Kouseband-orde , een door Eduard III van Engeland uitgevonden woord is . Hij moge dit gezegd hebben , toen der schoone gravin van Salisbury op eene danspartij haar kouseband ont viel , dien hij opraapte om zich daarmede te versieren , of toen hij in den veldslag bij Crecy zijn eigen kouse band tot een legerteeken maakte , – het woord zelf is vóór hem in Frankrijk tot een spreekwoord geworden , gelijk men in de Acta Sanctorum , III , onder 23 April lezen kan. III . AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . ! Onze Germaansche naburen , die met hunue dichters vrij wat beter bekend zijn dan wij met de onze , bezigen hen dikwijls om er gezegden uit aan te halen , en deze toe te passen waar daartoe de gelegenheid bestaat. Het gaat hun , echter daarbij als met andere aanhalingen , gelijk wij in onze inleiding reeds gezegd hebben : zij ver anderen meestal het een of ander woord er in , en geven zelden den oorspronkelijken vorm terug. Dem Glücklichen schlägt keine Stunde , zeggen zij, ofschoon er in Schiller's Piccolomini , bedr. III , tooneel 3, waaraan het ontleend is , te lezen staat : Die Uhr schlägt keinem Glücklichen . In Wallenstein's Tod , bedr. III , toon. 13 , staat niet Du hast's gewollt, Octavio ! maar Du hast's erreicht, Octavio ! Schiller's Don Carlos begint niet met Die schönen Tage von Aranjuez sind nun vorüber , maar met 62 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . Die schönen Tage in Aranjuez Sind nun zu Ende. Zoo zeggen zij gewoonlijk Der Mohr hat seine Schuldigkeit gethan ; der Mohr kann gehen , terwijl deze aanhaling uit Die Verschwörung des Fiesco, bedr. III , toon. 4 , niet Schuldigkeit (pligt) , maar Arbeit heeft. De veel gebezigde aanhaling : Wo man singt, da lass dich ruhig nieder ; Böse Menschen haben keine Lieder , is ook al een voorbeeld der verandering , welke het volk zich met plaatsen uit zijne dichters veroorlooft ; want de eerste strophe van Seume's dichtstuk , Die Gesänge, luidt : Wo man singet , lass dich ruhig nieder , Ohne Furcht, was man im Lande glaubt. Wo man singet , wird kein Mensch beraubt : Böseroichter haben keine Lieder . Het altijd en zonder uitzondering verkeerd aangehaalde gezegde van Goethe ( Tasso , bedr. II , toon . 1 ) luidt niet : Man merkt die Absicht und man wird verstimmt, maar aldus : So liebenswürdig sie erscheinen kann , Ich weiss nicht wie es ist , konnt' ich nur selten Mit ihr ganz offen sein , und wenn sie auch Die Absicht hat , den Freunden wohlzuthun , So fühlt man Absicht und man ist verstimmt. Vervalscht worden mede de vorm , de rhythmus en de zin tevens , wanneer de plaats uit Goethe's gedicht Re chenschaft : Nur die Lumpe sind bescheiden ; Brave freuen sich der That, kortaf veranderd wordt in AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 63 Nur der Lump ist bescheiden . Men beweert even zoo stijf en sterk , dat Gute Leute , schlechte Musikanten uit Shakspeare's Hamlet afstamt, ofschoon het van Brentano afkomstig is , in wiens blijspel Ponce de Leon , bedr. V, toon. 2 , men aldus leest : Diese schlechten Musikanten und guten Leute also werden sich unter Eurer Aufführung im Walde versammeln . Voorts is het dikwijls aangehaalde Ja , Bauer , das ist ganz was Anders ! noch van Gellert , noch van Gleim , noch van Hagedorn , maar van den in 1761 te Hamburg overleden hoogleeraar Michael Richey. In zijne door Gottfried Schütze te Ham burg van 1764–1766 uitgegeven Deutschen Gedichte draagt het 119de van de vierde afdeeling , Sinn- und Scherzgedichte , van het eerste deel den titel van : Duo quum faciunt idem , non faciunt idem . (Wanneer twee het zelfde doen , doen zij niet het zelfde.) Het dichtstukje luidt aldus in zijn geheel : Ein Bauer trat mit dieser Klage Vor Junker Alexander hin : Dernehmt doch , wie ich heut am Tage So übel angekommen bin : Mein Hund hat eure Kuh gebissen ; Wer wird die nun bezahlen müssen ? Da sollst du , Schelm , den Beutel ziehen , Fuhr alsofort der Junker auf : Mir war das Stück von solchen Kühen Für dreissig Thaler nicht zu Kauf. Die sollst du augenblicks erlegen ; Das sey erkannt von Rechtes wegen ! 64 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Ach nein ! Gestrenger Herr , ach höret ! Rief ihm der arme Stümper zu : Ich brachť es nur aus Angst verkehret , Denn euer Hund biss meine Kuh . Da hiess der Spruch Herrn Alexanders : Ja , Bauer , das ist ganz ein ander s. men Ofschoon dit vertelseltje in zijnen rijmvorm tot de vorige eeuw behoort , is het echter van veel ou der dagteekening. In Luther's Tischreden , die in 1566 te Eisleben het licht zagen , leest blz. 612 , onder den titel Seines Berufs soll Keiner missbrauchen , het volgende: » Doctor Martin Luther sagte Anno 1546 : Es wäre kein Amt so klein , es sei Henkens Werlh , und sagte darauf diese Historien : Es hatte eines Schulzens Kuhe in einem Dorfe einmal eines andern Bauern Kuhe übel gestossen und beschädiget. Als nun die Bäurin zu ihm galaufen kam und wollts ihm klagen , sprach : Herr Schultes , ' s hat eine fremde Kuhe meine übel gestossen und verroundet ; ich bitte, ihr wollet mir helfen , dass nur der Schade möchte erleget werden . Was ist der Kuhe Herrn mir zu geben schuldig für den Schaden ? Der Schultes sprach : Liebe Nachbaurin , er soll euch ein alt Schock (eene som gelds uit den toenmaligen tijd) für den Schaden geben. Da saget die Baurin : Ja , lieber Schultes, es war euer Kuhe. Da sprach der Schultes : Wars meine Kuhe ? Das ist ein ander Ding , und wollt der Frauen nichts für den Schaden geben .”. Ook Luther echter zal dit vertelseltje wel niet beleefd noch uitgedacht , maar aan eene toen in zwang zijnde overle vering ontleend hebben . Uit Luther's Tischreden ging dit historietje bijna woor AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . 65 delijk , doch eenigzins uitgebreid , in een later uitgegeven boek over , getiteld Kirchhofs Wendunmuth , en werd daar uit weder in andere anecdotenverzamelingen opgenomen , als b. v. in Lyrum larum lyrissimum , 550 kurzweilige Ge schichten en in Schreger's Lustiger und nützlicher Zeitver treiber , die in 1753 te Stad am Hof het licht zag. Daarna eerst ontving het door Richey en Rawler den tegenwoor digen vorm. Men denke voorts niet , dat eene aanhaling alleen om hare degelijkheid in den mond des volks komt ; ook be hoeft zij niet eens geestig te zijn . Zoo begint Schiller zijn Piccolomini met de woorden , die hij den veldmaar schalk tot den generaal der Kroaten laat zeggen : Spät kommt Ihr doch Ihr kommt ! Er behoort echter geen bijzondere geest toe om een gast , die te laat komt , aldus toe te spreken. Afge zien van den inhoud , brengen zeer dikwijls toevallige omstandigheden een geschreven woord in omloop. Zoo is het zoo even aangehaalde gezegde van Schiller voor eerst daardoor in omloop gekomen , dat het op eene in het oog loopende plaats van een drama staat ; immers hoe dikwijls gebeurt het niet , dat men van een vers slechts den eersten regel kent. Aan de andere zijde heeft het tooneel , waarvan het een of ander gezegde zoo dik wijls een groot publiek in de ooren klinkt, zijn aandeel aan de verbreiding er Dit is de reden , lyrische dichtstukken in den regel zoo weinig gevleu gelde woorden leveren. Uit die van Schiller is in den mond des volks overgegaan de eerste regel van zijnge dicht Resignation , luidende : Auch ich war in Arkadien geboren. van. waarom 5 66 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . Deze regel echter is , even als Goethe's motto voor zijne Reise nach Italien : Auch ich in Arkadiën , en dat van Wieland : Auch ich lebt in Arkadia , in het gedicht Pervonte , slechts eene vertaling der La tijnsche inscriptie van den Franschen schilder Poussin : Et ego in Arcadia , waarmede deze in een door hem geschilderd landschap een grafheuvel aanduidde. Uit het zelfde gedicht van Schiller wordt ook het begin eener strophe gebezigd : Des Lebens Mai blüht einmal und nicht wieder , gelijk mede de twee slotregels eener strophe : Die Weltgeschichte ist das Weltgericht, en : Was man von der Minute ausgeschlagen , Giebt keine Ewigkeit zurück. Dit zelfde is het geval met den aanvang van het gedicht Die Ideale : So willst Du treulos von mir scheiden ? gelijk de dichter den voortsnellenden tijd toespreekt. Voorts zijn het slot der tweede strophe van het in Die Piccolomini, bedr, III , toon. 7 , Thekla in den mond ge legde dịchtstukje, Des Mädchens Klage: Ich habe gelebt und geliebet , en het eerste vers der in Die , Parasite , bedr. IV, toon. 4 , ingevlochten romance Der Jüngling am Bache : An der Quelle sass der Knabe , aanhalingen geworden ; evenzoo de twee slotregels :

AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 67 Raum ist in der kleinsten Hütte Für ein glücklich liebend Paar. Dat de balladen van Schiller vele verzen in den mond des volks hebben gebragt, ligt wederom niet zoo zeer aan hare fraaiheid op zichzelve , als wel daaraan , dat zij tot declamatie zijn ingevoerd. Op deze wijze kent men uit Die Kraniche des Ibycus : Sieh da , sieh da , Timotheus, Die Kräniche des Ibycus ; uit Der Ring des Polycrates : Des Lebens ungemischte Freude Wird keinem Sterblichen zu Theil ; uit Der Taucher : Da unten aber ist's fürchterlich , Und der Mensch versuche die Götter nicht. Lass, Vater , genug sein des grausamen Spiels; en uit Der Gang nach dem Eisenhammer : Der ist besorgt und aufgehoben. Ja , men zou in de verzoeking komen om als zeker aan te nemen , dat , indien uit het heerlijke Lied von der Glocke veel wordt aangehaald , de verspreiding van dat lied door de muziek van den componist Andreas Romberg daartoe het meest heeft bijgedragen. De volgende plaatsen van dit lied kunnen voor aanhalingen dienen : Ozarte Sehnsucht, süsses Hoffen , Der ersten Liebe goldne Zeit ! O dass sie ewig grünen bliebe , Die schöne Zeit der jungen Liebe ! 5* 68 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Denn wo das Strenge mit dem Zarten , W. Starkes sich und Mildes paarten , Da giebt es einen guten Klang. Drum prüfe , wer sich ewig bindet, Ob sich das Herz zum Herzen findet. Der Wahn ist kurz , die Reu' ist lang. Wohlthätig ist des Feuers Macht, Wenn sie der Mensch bezähmt, bewacht. Ein süsser Trost ist ihm geblieben : Er zählt die Häupter seiner Lieben , Und sieh ! ihm fehlt kein theures Haupt. Wenn sich die Völker selbst befrein , Da kann die Wohlfahrt nicht gedeih'n. Gefährlich ist's , den Leu zu wecken , Verderblich ist des Tigers Zahn ; Jedoch der schrecklichste der Schrecken , Das ist der Mensch in seinem Wahn . Het gedicht Würde der Frauen levert ons de begin woorden : Ehret die Frauen , sie flechten und weben Himmlische Rosen in's irdische Leben . Het gedicht An die Freude : Freude , schöner Götterfunken . Seid umschlungen , Millionen ! Wem der grosse Wurf gelungen , Wer ein holdes Weib errungen , Mische seinen Jubel ein . AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 69 Uit het dichtstuk Hoffnung de slotverzen : Und was die innere Stimme spricht , Das täuscht die hoffende Seele nicht. Het slotvers van het gedicht Thekla : Hoher Sinn liegt oft in kind'schem Spiel. Het slot der derde strophe van de Worte des Glaubens : Und was kein Verstand der Verständigen sieht, Das übet in Einfalt ein kindlich Gemüth , gelijk mede het begin der tweede strophe : Der Mensch ist frei geschaffen , ist frei , Und würd' er in Ketten geboren . Maar wij moeten nu de aanhalingen uit Schiller's niet dramatische gedichten hiermede eindigen , om thans bij zijne dramatische eenige oogenblikken stil te staan. In Die Räuber , bedr. II , toon. 3 , lezen wij de woorden van Karel Moor : Ich kenne dich , Spiegelberg ! en aan het einde van het tweede bedr.: Ich fühle eine Armee in meiner Faust. Bedr. V van dit stuk bevat de woorden van Frans Moor : Hab' mich nie mit Kleinigkeiten abgegeben. De woorden aan het einde van het geheele stuk , Dem Mann kann geholfen werden , zijn bij de Duitschers zoo tot eene dagelijksche spreek wijs geworden , dat velen staan op te kijken , wanneer men hun vertelt dat zij van een hunner grootste dich ters afkomstig zijn. 70 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Het veel gebruikelijke Zum Teufel ist der Spiritus, Das Phlegma is geblieben , vindt men in de bijvoegsels, onder den titel Kastraten und Männer , waarin het is overgenomen uit den afdruk van Schiller's Männerwürde, zooals die in de door Crusius in 1800 uitgegeven Anthologie voorkomt. Uit Kabale und Liebe moet , als algemeen gebruikelijk , nog worden opgegeven bedr. II , toon. 2 : Legt's zu dem Uebrigen ! met welke woorden de kamerdienaar van den vorst Lady Milford's geldbeurs afwijst. Geheel de zelfde uitdrukking bezigt Schiller in Maria Stuart, bedr. I , toon. 1 , waar Paulet een met de Fransche leliën versierden diadeem , dien hij in eene geheime lade heeft gevonden , aan zijnen medgezel overreikt. Bedr. V , toon. 7 , in Kabale und Liebe , de woorden : Die Limonade ist matt wie deine Seele. In Die Verschwörung des Fiesco , bedr. I , toon. 5 , vindt men den vloek van Gianettino Doria : Donner und Doria ! en in bedr. III , toon. 5 , Fiesco's bedreiging: Fahre wohl, Doria , schöner Stern ! Ach Patroklus ist gestorben , Und war mehr als du . Deze twee laatste regels zijn zelve eene aanhaling uit de Iliade , boek XXI , vers 106 en 107 : ' Αλλά, φίλος, θάνε και σύ. τίη ολοφυρεαι ουτως; Κάτθανε και Πάτροκλος, όπερ σέο πολλών άμείνων. levert nog AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 71 (Welaan , vriend , sterf ook gij. Hoe klaagt gij zoo ? Ook Pátroclus stierf wel , die beter was dan gij.) Welke woorden Achilles Lycaon toeroept , die de vlugt neemt om zijn leven te redden. Zoodra men van de eerste pseiode van Schiller's letter werk , waartoe drie in proza geschrevene tooneelstukken behooren , tot de dramaas in verzen overgaat , komt men terstond uit een in aanhalingen arm gebied op een ander , dat daarin zeer rijk is. Deze drie stukken toch hebben in het geheel weinig aanhalingen opgeleverd ; Don Carlos alleen zal er ons meer bieden. Waaraan ligt dit ? Het heeft tweederlei oorzaken , eene uit- en eene inwendige. Vooreerst klinkt de gebonden maat aangenamer in het oor en dringt daardoor ligter in het geheugen ; aan de andere zijde wordt ook door Schiller van nu af de dialoog geheel anders behandeld en meer kunstmatig geschikt en ontwikkeld , waardoor ook de gedachte een meer plas tischen vorm aanneemt en daardoor op lezers en hoor ders schielijker en dieper indruk maakt. Reeds aangehaald is uit Don Carlos bedr. I , toon. 1 : Die schönen Tage in Aranjuez Sind nun zu Ende ; en uit het zelfde tooneel halen wij nog Domingo's woor den aan : Brechen Sie Dies räthselhafte Schweigen ; voorts die van Don Carlos : O wer weiss , Was in der Zeiten Hintergrunde schlummert ! en wederom die van Domingo : 72 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Wo Alles liebt , kann Karl allein nicht hassen , Toon. 4 bevat de woorden van den markies Posa : Grosse Seelen dulden still , en toon. 5 de woorden van Don Carlos tot de koningin: Ein Augenblick , gelebt im Paradies , Wird nicht zu theuer mit dem Tod gebiisst. Uit toon. 6 van het eerste bedrijf behooren hier ter plaatse vier gezegden van Philips II : Die Sonne geht in meinem staat nicht unter . Dit is eene vrije vertaling van het devies dezes konings , dat uit eene zon bestond , waar de woorden Nec pluribus impar aan waren toegevoegd. Met recht begreep reeds Voltaire ( Siècle de Louis XIV , chap. XXIV) de verkeerd heid om deze woorden Lodewijk XIV , als van hem afkom stig , in den mond te leggen 1 ) . Aan hetzelfde tooneel wordt mede ontleend : Hier ist die Stelle , wo ich sterblich bin . Wenn ich einmal zu fürchten angefangen , Hab' ich zu fürchten aufgehört. Voorts uit bedr. I , toon. 9 : Und in des Worts verwegenster Bedeutung , en 1 ) Men vindt in de beroemde Histoire de France , par Henri Martin , XIII , p. 167 ( 4me ed . , Paris 1858) : Il ( Lodewijk XIV) avait pris le soleil pour devise dès 1656 , dans une féte donnée au Palais Royal ; mais la légende si connue Nec pluribus impar , ne fut inventée que pour le célèbre carrousel des Tuileries ( en 1662) . Cette légende est bien fastueuse , est surtout obscure et embarrassée, ainsi que Louis lui-même en convient dans ses Mémoires. AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 73 Arm in Arm mit dir , So fordr' ich mein Jahrhundert in die Schranken . Het tweede bedrijf levert in tooneel 1 het dikwijls gebezigde en in tooneel 5 van het zelfde bedr. herhaald wordende : In seines Nichts durchbohrendem Gefühle. In toon. 2 : Wer ist das ? Durch welchen Missverstand hat dieser Fremdling Zu Menschen zich verirrt ? Voorts de woorden : Dreiundzwanzig Jahre , Und nichts für die Unsterblichkeit gethan ! en in toon. 6 de woorden van prinses Eboli : Die Liebe ist der Liebe Preis. In bedr. III , toon. 10 , vinden wij de woorden van den koning : Stolz will ich Den Spanier, die van den markies Posa : Ich kan nicht Fürstendiener sein , voorts Die Ruhe eines Kirchhofs , en wederom die van den koning : Sonderbarer Schwärmer . Dit laatste heeft tot de kluchtige vertaling van een En gelschman aanleiding gegeven. Deze zocht in zijn Duitsch Engelsch woordenboek het woord Schwärmer op , en vond daarin Cracker, ten gevolge waarvan hij het sonderbarer Schwärmer door strange firecracker (vreemd soort van voet zoeker) overzette. 74 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Bedr. IV , toon. 21 , vinden wij: O Gott , das Leben ist doch schön ! Ook de door den koning gesprokene slotwoorden van het drama : Kardinal, ich habe Das Meinige gethan , thun Sie das Ihre, worden dikwijls aangehaald , en kunnen met de woorden van Karel Moor , in Die Räuber , bedr. II , toon. 3 , Ich habe das Meine gethan ; das Plündern ist Eure Sache , gelijkgesteld worden. Tot de populairste der drama's van Schiller behooren de Wallensteins ; de gevleugelde woorden , die zij opleve ren , zijn dan ook menigvuldig. Uit de drie Wallensteins Wallensteins Lager , Die Piccolomini en Wallensteins Tod zijn in den mond des volks de volgende gezegden over gegaan : Spät kommt ihr , doch ihr kommt. (Bedr. I , toon. 1. ) Was ist der langen Rede kurzer Sinn ? (Bedr. I, toon. 2.) Der Zug des Herzens ist des Schicksals Stimme. (Bedr.III, toon. 8. ) Und Ross und Reiter sah ich niemals wieder. (Bedr. II , Es giebt im Menschenleben Augenblicke toon . 3.) Daran erkenn' ich meine Pappenheimer. ( Bedr. III, toon . 15. ) Max, bleibe bei mir. ( Bedr. III , toon. 18. ) l Uit de Prolog : Dem Mimen flicht die Nachwelt keine Kränze. ( Denn) wer den Besten seiner Zeit genug Gethan , der hat gelebt für alle Zeiten. Im engern Kreis verengert sich der Sinn ; AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 75 Es wächst der Mensch mit seinen grössern Zwecken . Ernst is das Leben , heiter ist die Kunst. In Wallensteins Lager , toon. 6 , verwijt de wachtmees ter een jager , dat hem Der feine Grit und der rechte Ton ontbreekt, die men slechts in de nabijheid van den veld heer kan leeren kennen. De jager antwoordt daarop : Wie er räuspert und wie er spuckt , Das habt Ihr ihm glücklich abgeguckt. Toon. 10 : Lass sie gehen , sind Tieffenbacher , Gevatter Schneider und Handschuhmacher . Toon. 11 : Schad ' um die Leuť ! Sind sonst wackre Brüder ; Aber das denkt wie ein Seifensieder. Uit het slotvers van het laatste koorgezang : Und setzet ihr nicht das Leben ein , Nie wird euch das Leben gewonnen sein . Uit Die Piccolomini , bedr. II , toon. 7 : War' der Gedank' nicht so verwünscht gescheidt , Man wär' versucht, ihn herzlich dumm zu nennen . Bedr. III , toon. 7 , de laatste regel van Thekla's lied ; Ich habe gelebt und geliebet ; en bedr. V , toon. 1 , de woorden , welke Octavio tot zij nen zoon richt , die hem zijne valschheid aantoont : ( Mein bester Sohn ! Es ist nicht immer möglich , Im Leben sich so kinderrein zu halten , Wie's uns die Stimme lehrt im Innersten . 76 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. In steter Nothwehr gegen arge List Bleibt auch das redliche Gemüth nicht wahr.) Das eben ist der Fluch der bösen That , Dass sie , fortzeugend , immer) Böses muss gebären . Uit de beroemde alleenspraak van Wallensteins Tod, bedr. I , toon. 4 , worden dikwijls de woorden aangehaald : Ernst ist der Anblick der Nothwendigkeit. Denn aus Gemeinen ist der Mensch gemacht Und die Gewohnheit nennt er seine Amme. Sei im Besitze und du wohnst im Recht. Voorts uit bedr. I , toon. 5 , de woorden van Wrangel : Ich hab' hier blos ein Amt und keine Meinung. In toon. 2 van het tweede bedrijf bezigt Wallenstein , als Max hem smeekt geen verrader te worden , het tot spreekwoord overgegane : Schnell fertig ist die Jugend mit den Wort. Uit de drie laatste bedrijven van Wallensteins Tod halen wij nog de volgende gezegden aan : Nacht muss es sein , wo Friedlands Sterne strahlen . So ist's , mein Feldherr ! Gekeilt in drangvoll fürchterliche Enge. Man sagt, er wollte sterben . Das ist das Loos des Schönen auf der Erde. Ich denke einen langen Schlaf zu thun . Des Menschen Engel ist die Zeit. AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH, 77 Uit toon. 2 des Prologs van Die Jungfrau von Orleans zijn in de dagelijksche taal overgegaande woorden van Thibaut: Wie kommt mir solcher Glanz in meine Hütte ? en uit het derde die van Johanna ; * Mein ist der Helm , und mir gehört er zu ; gelijk mede : Nichts von Verträgen , nichts von Uebergabe. Het eerste vers van de eerste strophe der alleenspraak van Johanna , Lebt wohl , ihr Berge, ihr geliebten Triften , wordt , even als het slotvers daarvan , Johanna geht und nimmer kehrt sie wieder , dikwijls op het heengaan van iemand toegepast. Het laatste inzonderheid daar kehren mede den vloer of de straat vegen beteekent- in Duitschland ook bij het ver trek van eene werkmeid , die Johanna heet. De woorden van koning Karel VII , bedr. I , toon. 2 : Drum soll der Sänger mit dem König gehen , Sie beide wohnen auf der Menschheit Höhen , komen ook dikwijls voor , met de wijziging natuurlijk , dat , daar zij nu alleen staan , Drum in Es wordt ver anderd. Mede zijn de volgende plaatsen gevleugelde woorden geworden : Kann ich Armeen aus der Erde stampfen ? Wächst mir ein Kornfeld in der flachen Hand ? (Bedr. I, toon. 3.) Nichtswürdig ist die Nation , die nicht Ihr Alles freudig setzt an ihre Ehre. (Bedr. I, toon. 5. ) 78 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Ein Schlachten war's , nicht eine Schlacht zu nennen . (Bedr. I , toon. 9. ) Unsinn , du siegst, und ich muss untergehn ! Mit der Dummheit kämpfen Götter selbst vergebens. ( Bedr, III, toon. 6. ) Wie wird mir ? Leichte Wolken heben mich . (Bedr. V, toon. 14.) en voorts het slotvers van het geheele drama : Kurz ist der Schmerz und ewig ist die Freude ! Daar Die Braut von Messina geen afdeelingen in bedrij ven en tooneelen heeft , halen wij achter elkander de vol gende gezegden aan , welke gemakkelijk te vinden zijn : Etwas fürchten und hoffen und sorgen Muss der Mensch für den kommenden Morgen . ( Und klar auf einmal fühlt' ich's in mir werden :) Die ist es , oder keine sonst auf Erden. Auf den Bergen ist Freiheit. Die Welt ist vollkommen überall , Wo der Mensch nicht hinkommt mit seiner Qual. Das Leben ist der Güter höchstes nicht ; Der Uebel grösstes aber ist die Schuld . Aanhalingen uit Wilhelm Tell zijn de woorden van Ruodi den visscher, tot Tell gericht , bedr. I , toon. 1 : Vom sichern Port lässt sich's gemächlich rathen . Da rast der See und will sein Opfer haben . In het zelfde tooneel de woorden van Tell aan den herder : ( Landsmann , tröstet Ihr AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH, 79 Mein Weib , wenn mir was Menschliches begegnet ,) Ich hab' gethan , was ich nicht lassen konnte ; en het slotvers van het tooneel : Wann wird der Retter kommen diesem Lande ? In toon. 2 bezigt Geertruida het gezegde : Dem Muthigen hilft Gott ! dat zeker door Schiller uit de Aeneide, X 284 , is over genomen , waar men leest : Audentes (niet audaces) Fortuna juvat. (Den moedigen helpt het geluk. ) Bedr. II brengt ons in tooneel 1 het gesprek van Werner von Attinghausen met zijnen Oostenrijkschge zinden neef : Ich bin der Letzte meines Stammes , hetgeen wel eens op een laatst overgebleven stuk huis raad wordt toegepast. In het zelfde tooneel vindt men het in Duitschland tot schriften op school gebezigde : An's Vaterland , an's theure , schliess dich an ; Das halte fest mit deinem ganzen Herzen ; Hier sind die starken Wurzeln deiner Kraft; en Es lebt ein andersdenkendes Geschlecht. Toon. 2 van bedr. II levert ons : Wir sind ein Volk und einig woll'n wir handeln ; en tegen het einde : Wir wollen sein ein einzig Volk von Brüdern , In keiner Noth uns trennen und Gefahr. Aan bedr. III worden twee gezegden van Tell ontleend : 80 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Früh übt sich , was ein Meister werden will ; en Die Axt im Haus erspart den Zimmermann. Bedr. III , toon. 3 , bevat de woorden , welke Rudenz , verbolgen over de wreedheid van den landvoogd, tot dezen richt : ( Und) allzu straff gespannt, zerspringt der Bogen. Bedr. IV , toon. 2 , levert de laatste woorden, die door den stervenden Attinghausen worden gestameld : Das Alte stürzt , es ändert sich die Zeit., Und neues Leben blüht aus den Ruinen , en Seid einig einig einig ! Ofschoon de hoeveelheid der werken , door Goethe ge schreven en nagelaten , die van Schiller verre overtreft , is echter het getal verzen er in , die tot algemeen gebruik zijn overgegaan , veel geringer dan dat van den laat sten. Dit is evenwel niet te verwonderen , daar Schiller als dichter veel meer tot het hart van het Duitsche volk is doorgedrongen dan Goethe. Uit al de werken van den laatsten maakt alleen de Faust hierop eene uitzondering , als het populairste, meest gelezene en op het tooneel het meest voorgestelde drama van den dichter. Uit den eersten regel van het bekende lied van Mignon : Kennst du das Land , wo die Citronen blühn ? is het gebruik opgekomen om Italië het land te noemen , waar de citroenen bloeien. Van meer belang is een gezegde , dat in de Iphigenia , AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 81 bedr. 1 , toon. 3 , voorkomt . Het wordt gesproken door Thoas , die , toen Iphigenia heeft medegedeeld dat zij uit het geslacht van Tantalus is , ten antwoord geeft : Du sprichst ein grosses Wort gelassen aus ! Ook het gezegde van Arkas in het zelfde tooneel : Ein edler Mann wird durch ein gutes Wort Der Frauen weit geführt , wordt dikwijls aangehaald , omdat het dikwijls ondervon den wordt. Even zoo kunnen wij uit Tasso Leonore's woorden aan halen , die men bedr. 1 , toon. 1 , aantreft : Du siehst mich lächlend an , Eleonore , Und siehst Dich selber an , und lächelst wieder ; alsmede: Die Stätte , die ein guter Mensch betrat, Ist eingeweiht ; voorts toon. 2 : Es bildet ein Talent sich in der Stille , Sich ein Charakter in den Sturm der Welt. Een weinig verder vinden wij het gezegde van Tasso : Erlaubt ist , was gefällt, hetgeen uit Dante's Hel schijnt nagevolgd te zijn , waar men V , 55 , leest : libito fè licito , welk gezegde de prinses terstond veredelt tot het een voudig schoone : Erlaubt ist , was sich ziemt , tot welke uitspraak zij vervolgens Tasso den weg wijst door de woorden : Willst du genau erfahren , was sich ziemt, So frage nur bei edlen Frauen an. 6 82 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Ook komt aan Goethe de verdienste toe van de taal te hebben verrijkt met de uitspraak : Es wandelt Niemand ungestraft unter Pulmen , welk gezegde men in Ottilia's dagboek (Wahlverwandt schaften , deel II , hoofdst. 7 ) aantreft. Voorts is het gezegde van Goethe : Es ist dafür gesorgt, dass die Bäume nicht in den Himmel wachsen , dat tot motto des derden deels van Wahrheit und Dich tung dient , een gevleugeld woord geworden. Het Duitsche publiek moge intusschen voor de andere drama's van Goethe weinig sympathie gevoeld hebben , voor zijn Faust is dit wel degelijk het geval geweest ; want ondanks de philosophische diepte er van , kan het dichtstuk met recht een volksdrama genoemd worden . De volgende gezegden worden bij voorkomende gele genheid aangehaald. Wij laten ze achtereen volgen , zonder opgave van de plaats waar zij voorkomen , daar zij gemakkelijk te vinden zijn. VOORSPEL OP HET TOONEEL. ( Zwar sind sie an das Beste nicht gewöhnt , Allein) sie haben schrecklich viel gelesen. Was glänzt, ist für den Augenblick geboren , Das Aechte bleibt der Nachwelt unverloren . Wer Vieles bringt, wird Manchem Etwas bringen . Greift nur hinein in's volle Menschenleben , Und wo ihr's packt, da ist's interessant. Wer fertig ist , dem ist nichts recht zu machen ; Ein Werdender wird immer dankbar sein. AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH , 83 Der Worte sind genug gewechselt ; Lasst mich auch endlich Thaten seh'n . VOORAFSPRAAK IN DEN HEMEL, Es irrt der Mensch , so langer strebt. Ein guter Mensch in seinem dunkeln Drange Ist sich des rechten Weges wohl bewusst. FAUST, So schaff ich am sausenden Webstuhl der Zeit. Wenn ihr's nicht fühlt , ihr werdet's nicht erjagen. ( Und) wie wir's dann so herrlich weit gebracht. Zwar weiss ich viel , doch möchť ich alles wissen . Was du ererbt von deinen Vätern hast , Erwirb es , um es zu besitzen . Die Botschaft hör ich wohl , allein mir fehlt der Glaube; Das Wunder ist des Glaubens liebstes Kind . ( O glücklich , wer noch hoffen kann , Aus diesem Meer des Irrthums aufzutauchen !) Was man nicht weiss , das eben brauchte man , Und was man weiss , kann man nicht brauchen .. Zwei Seelen wohnen , ach ! in meiner Brust. (Du hast wohl recht :) ich finde nicht die Spur Von einem Geist und Alles ist Dressur. Als de poedel in Mephistopheles verandert : Das also war des Pudels Kern ! ( Ich bin) der Geist , der stets verneint. Du bist noch nicht der Mann , den Teufel festzuhalten. 6* 84 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. Blut ist ein ganz besondrer Saft. Ich sag' es dir : ein Kerl, der spekulirt , Ist wie ein Thier , auf dürrer Haide Don einem bösen Geist im Kreis herumgeführt, Und rings umher liegt schöne, grüne Weide. In spanische Stiefeln eingeschnürt. Mir wird von alledem so dumm , Als ging mir einMühlrad im Kopfe herum. Denn was man schwarz auf weiss besitzt, Kann man getrost nach Hause tragen . Es erben sich Gesetz' und Rechte Wie eine ew'ge Krankheit fort. Im Ganzen haltet euch an Worte. Denn eben wo Begriffe fehlen , Da stellt ein Wort zur rechten Zeit sich ein . Der Geist der Medicin ist leicht zu fassen ; Ihn durchstudirt die gross' und kleine Welt , Um es am Ende geh'n zu lassen , Wie's Gott gefällt. Besonders lernt die Weiber führen ; Es ist ihr ewig Weh und Ach So tausendfach Aus einem Punkte zu kuriren . Das sieht schon besser aus ! Man sieht doch wo und wie. Grau , theurer Freund , ist alle Theorie , Und grün des Lebens gold'ner Baum . ( Mit) weinig Witz und viel Behagen AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 85 ( Dreht Jeder sich im engen Zirkeltanz, Wie junge Katzen mit dem Schwanz.) Den Teufel spürt das Völkchen nie , Und wenn er sie am Kragen hätte. Denn wenn ich judiciren soll , Verlang'ich auch das Maul recht voll . Ein echter deutscher Mann mag deinen Franzen leiden , Doch ihre Weine trinkt er gern . Ein stiller Geist ist Jahre lang geschäftig ; Die Zeit nur macht die feine Gährung kräftig. ( Auch ) die Kultur , die alle Welt beleckt, ( Hat auf den Teufel sich erstreckt. ) Den Bösen sind sie los , die Bösen sind geblieben . Dies ist die Art , mit Hexen umzugeh'n . ( Denn ) ein volkomm'ner Wiederspruch Bleibt gleich geheimnissvoll für Kluge wie für Thoren . Gewöhnlich glaubt der Mensch , wenn er nur Worte hört, Es müsse sich dabei doch auch was denken lassen . Mein schönes Fräulein , darf ich wagen , Meinen Arm und Geleit ihr anzutragen ? Gleich schenken ? Das ist brav ! Da wird er reüssiren. Du hast nun die Antipathie ! Die Mädels sind doch sehr interessirt , Ob Einer fromm und schlicht nach altem Brauch . Sie denken , duckt er da , folgt er uns eben auch . Die Müh' ist klein , der Spass ist gross. Sie ist die erste nicht. 86 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . Het werk van Lessing , waaruit bij voorkeur wordt aangehaald , is Emilia Galotti. Het dagelijksch spreekwoord Die Kunst geht nach Brod ontmoeten wij reeds in bedr. II , toon. 2 , van dit treur spel. Vervolgens is uit tooneel 7 van dit bedrijf het even zoo bekende als schoone gezegde Weiniger wäre mehr door Wieland's tusschenkomst ontstaan , die in den Nieuw jaarswensch van Der Mercur van 1774 het gezegde van den prins , Nicht so redlich wäre redlicher , eerst op de volgende wijze hervormde : Und minder ist oft mehr, wie Lessing's Prins uns lehrt. Het in verschillende wendingen dikwijls herhaalde gezegde : Raphael wäre ein grosser Maler geworden , selbst wenn er ohne Hände auf die Welt gekommen wäre, luidt op zijne plaats in het zelfde tooneel aldus : Oder meinen Sie , Prinz , dass Raphael nicht das grösste malerische Genie gewesen wäre , wenn er unglück licherweise ohne Hände wäre geboren worden ? Uit bedrijf II , tooneel 2 , stamt af : Thu ', was du nicht lassen kannst. Dit zal echter wel niet aan Lessing zijnen oorsprong te danken hebben , maar is een zoo algemeen gezegde, dat het niet eens een bepaald auteur behoeft te hebben . Even zoo is het met het in bedr. II , tooneel 7 en 8 , voorkomende : Perlen bedeuten Thränen , dat ook wel lang vóór Lessing voorhanden zal zijn ge weest , maar door hem uit de vergetelheid gered is . AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 87 Eindelijk nog moeten wij gewagen van het in bedr . IV , toon. 7 , voorkomende en bedr. V , toon. 5 , herhaalde : Wer über gewissen Dinge den Verstand nicht verliert , der hat keinen zu verlieren . Uit Nathan der Weise wordt in Duitschland ook nu en dan het een en ander aangehaald , maar toch zoo zeld zaam , dat wij er niet bij zullen stilstaan, Aan Herder hebben wij het volgende te danken. Uit Der gerettete Jüngling: Eine schöne Menschenseele finden 1st Gewin ; Uit Der wiedergefundene Sohn : Was die Schickung schickt, ertrage ! Wer ausharret, wird gekront ; en uit Der Cid , gezang 28 : Rückwärts , rückwärts , Don Rodrigo ! Deine Ehre ist verloren ! Rückwärts, rückwärts , stolzer Cid ! Uit Wieland wordt slechts weinig aangehaald , te wei nig inzonderheid het in zijn Oberon , V , 30 , voorkomende : Nichts halb zu thun , ist edler Geister Art. Vermoedelijk is hij ook door de volgende twee regels in zijn Musarion , vers 135 , Die Herren dieser Art blend't oft zu vieles Licht; Sie seh'n den Wald vor lauter Bäumen nicht, de schepper geworden van de spreekwijze: Den Wald vor lauter Bäumen nicht sehen , 1 88 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. zoo als wij ten minste zouden mogen opmaken uit Blam auer's travestie van den Aeneas, boek II , No. 9 : Er sieht oft , wie Herr Wieland spricht, Den Wald vor lauter Bäumen nicht. Ook heeft Wieland , de eerste vertaler van Shakspeare in Duitschland , het in Shakspeare's Measure for measure , bedr. V , toon. 1 , voorkomende tooth of time , door herhaald aanhalen , b. v. in Die Abderiten , boek IV , hoofdst. 12 , op het vasteland van Europa overgebragt , ofschoon deze tand van het groote knaagdier reeds aan Ovidius bekend was. Zie Metamorph. XV , 234. Luther figureert in de aanhalingen der Duitschers met het aan hoofdstuk IV van zijn Catechismus ontleende: Wasser thut's freilich nicht. Ook wordt vrij algemeen , doch zonder eenigen zekeren waarborg , aan Luther toegeschreven het bekende : Wer nicht liebt Wein , Weib und Sang , Der bleibt ein Narr sein Leben lang De Duitsche kerkgezangen hebben mede aanleiding tot aanhalingen gegeven , voor ons echter van weinig belang. Van een , beginnende met Wo du nicht bist , Herr Jesu Christ , is vrij algemeen eene parodie bekend , luidende : Wo du nicht bist , o . Organist , Da schreigen alle Flöten . Bij doodberigten wordt dikwijls gebruik gemaakt van het bij Claudius in zijn Wandsbecker Bote , en wel in het lied Bei der Grabe meines Vaders , tweemaal voorkomende : AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH, 89 Ach , sie haben Einen guten Mann begraben , ( Und mir war er mehr) . Niet minder dikwijls wordt het begin van Urians Reise um die Welt aangehaald : Wenn Jemand eine Reise thut , So kann er was erzählen . Gellert heeft aanleiding gegeven om , ter aanduiding van eene altijd tegensprekende vrouw , uit zijne fabel Die Widersprecherin , een uitroep van deze tot eene aan haling in te richten , en er Der Hecht, der war doch blau van te maken . In dezen vorm komt het gezegde echter niet voor. In de fabel bestaat tusschen man en vrouw verschil over een snoek , die bij het middagmaal wordt opgedischt , en waarvan de man meent dat hij niet blaauw genoeg en de vrouw dat de visch al te bla a uw gekookt is. Daar de eerste bij zijne meening blijft, valt de vrouw in katzwijm, waaruit niets in staat is haar te wekken. De man , die van tafel is wegge loopen , wordt teruggehaald , en roept , in de meening dat hij zijne vrouw verliezen zal, vol angst uit : » Wer hiess mich Dir doch widerstreben ! Ach ! der verdammte Fisch ! Gott weiss, er war nicht blau ! Den Augenblick bekam sie wieder Leben . » Blau war er !" rief sie aus : » willst Du Dich noch nicht geben ?" Dat de regel , waarmede de zelfde dichter zijn dicht stukje Der Greis besluit : Er lebte , nam ein Weib und starb , 90 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH, 200 bekend is geworden , is niet te verwonderen . De inhoud van het stukje bevat de geheele levensbeschrijving van alle onbeduidende personen. Of Gellert echter de anteur van het denkbeeld is , dat hierbij wordt uitge drukt , is iets dat wij niet zouden beweren. Reeds vóór hem toch heeft Chr. Gryphius een puntdicht vervaardigd , dat Grabschrift tot titel draagt en aldus luidt : Ein Man von sechszig Jahren ward in dies Grab gezetzt ; Er ward zur Welt geboren , ass , trank , schlief, starb zuletzt. Ook het slot uit Der sterbende Vater , waarin deze zijn oudsten zoon een koffertje met juweelen , maar den jong sten niets vermaakt , verdient hier een plaatsje; het luidt : Für Jörgen ist mir gar nicht bange ; Der kommt geriss durch seine Dummheit fort. Uit zijn lied Zufriedenheit mit seinem Zustand zijn de vers regels: Geniesse , was dir Gott beschieden , Entbehre gern , was du nicht hast , vooral daardoor in den mond des volks gekomen , omdat zij in het Berlijnsche gezangboek ( Gez. 585) , eenigzins veranderd , zijn opgenomen . Even zou worden dikwijls de verzen aangehaald , die er onmiddelijk op volgen : Ein jeder Stand hat seinen Frieden , Ein jeder Stand hat seinen Last. De versregel van Chamisso , Der Zopf , der hängt ihm hinten , is even zoo bekend als zijn Das ist die Zeit der schweren Noth , Welk laatste het eerst in een brief voorkomt, die in Juni 1813 door dezen dichter aan Hitzig , den uitgever van Der neue Pitaval, geschreven is , en later in Fontane's Wanderungen durch die Mark, deel II , is opgenomen. Het ook bij ons door eene vertaling en het ten too neele voeren er van overbekende drama Preciosa van P. A. Wolff, waarbij C. M. von Weber muziek gecompo neerd heeft , bevat een aantal gezegden , die in Duitsch land populair zijn geworden . B. v. bedr. I , toon. 5 : Herrlich ! Etwas dunkel zwar Aber's klingt recht wunderbar , en tegen het einde van het zelfde tooneel : Lebwohl , Madrid ! Het in bedr. II , toon. 1 , voorkomende : Wird man wo gut aufgenommen , Muss man ja nicht zweimal kommen , luidt als staande aanhaling veel beter aldus : Wird man wo gut aufgenommen , Muss man nicht gleich wiederkommen . Even daarna heeft men tweemaal : Nach Valencia ! wat ook in bedr. IV , toon. 2 , herhaald wordt. Hiermede kan men vergelijken Herder's Cid , zang XLIX , waar men leest : Auf , in ' s Feld ! Es geht zum Sieg , Krieger , gen Valencia ! Bedr. II , toon. 2, zingt Preciosa : Einsam bin ich , nicht alleine. Uit bedr. III , toon. 2 , zijn de woorden van Pedro , die op de groote retirade zijn eene been verloren heeft , Peter des Plaisirs , voor maître de plaisir , en 92 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . Thut nichts , könnt's noch öfter hören , gelijk mede uit toon. 3 en 8 zijn Donnerwetter parapluie ! tot het volk doorgedrongen . Het laatste tooneel luidt eigenlijk : PEDRO : Paraplui! AMBROSIO : Flucht nicht so grässlich ! PEDRO : Donnerwetter ! Want Pedro is een liefhebber om al wat hij zegt met bastaardwoorden te doorspekken , en het Fransche parbleu wordt nu door hem in paraplui verhaspeld. Bij deze gelegenheid zij gezegd , dat Wolff de stof tot dit drama niet , gelijk men wel eens gemeend heeft, aan Jacob Cats ontleend , maar haar, even als onze volks dichter , uit eene Spaansche novelle geput heeft. Heine heeft verscheidene gezegden tot de Duitsche aan halingen toegevoegd. B. v. uit het Buch der Lieder : Es ist eine alte Geschichte , Doch bleibt sie immer neu . Uit Atta Troll, hoofdst. XXIV : Kein Talent, doch ein Charakter. Uit Loreley : Ich sceiss nicht, was soll es bedeuten , Drass ich so traurig bin . Ein Värchen aus alten Zeiter , Das kill mir nicht aus dem Sinn . Uit zang LIV van Der Heimkehr : Du hast Diamanten und Perlen , en Vein Liebchen , was kilist du mehr ? AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . 93 Het slotvers van Herwegh's gedicht Aus der Fremde , Das arme Menschenherz muss stückweis brechen , is door het Duitsche volk mede in de schatkamer van zijne geliefkoosde aanhalingen opgenomen . In Die Schuld van Müllner , bedr. II , toon. 5 , leest men : ( Und) erklärt mir , Oerindur , Diesen Zwiespalt der Natur ! ( Bald möchť ich im Blut sein Leben Schwinden seh'n , bald ihm vergeben .) Dit is echter in den mond des volks gewijzigd tot : Wer erklärt mir , Derindur, Diesen Zwiespalt der Natur ? Het dichterlijk gezegde intusschen , dat door het citee rend Duitsch publiek wel het vroegste in den mond ge nomen wordt , behoort aan Gleim ; want het slot van zijue fabel Der Löwe und der Fuchs : (Denn) was ein Esel von mir spricht , Das acht ich nicht , is reeds aan schoolkinderen bekend . Het schoone motto van Rahels Briefe : Still und bewegt , is ontleend aan Hölderlins Hyperion , boek II , brief 2 : Wie der Sternenhimmel (bin ich) still und bewegt. Terwijl Pfeffel met den aanvang van zijne Türken pfeife : (Gott grüss' Euch , Alter !) Schmeckt das Pfeifchen ? eene bijzondere aanhaling voor Duitsche rookers heeft 94 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. geschapen , geeft Lichtwer met den slotregel van zijn dichtstukje Die Katze und der Hausherr , Blinder Eifer schadet nur , eene zedeles. Het gezegde van Haller in zijn gedicht Falschheit der menschliche Tugende: In's Inn're der Natur dringt kein erschaff'ner Geist ; Zu glücklich , wem sie noch die äuss're Schale weist, is , in weerwil van Goethe's hevig protest er tegen in zijne dichtstukjes Allerdings en Ultimatum , gebleven. Christian Fürchtegott Fulda , leeraar aan het paeda gogium te Halle , is door een zijner beste spotverzen tegen de Xeniën van Schiller en Goethe niet eens bekend geworden ; want gewoonlijk wordt Voss als de auteur er van genoemd. Wij bedoelen : DIE NEUMODIGEN DISTICHEN , In Weimar und in Jena macht man Hexameter wie der , Aber die Pentameter sind doch noch excellenter. Het komt voor in een boekje, getiteld : Trogalien ( Dessert) zur Verdauung der Xenien. Kochstadt, zu finden in der Speisekammer , 1797. Het Willkommen im Grünen is van Voss , en vindt men in zijne Louise , Idylle I , vs. 282 . De aanduiding van iets , dat niet bestaat, door Messer ohne Klinge, an welchem der Stiel fehlt , AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 95 hebben wij aan den satyricus Lichtenberg te danken , die in den Göttingenschen Taschenkalender voor 1798 de Lijst eener verzameling van voorwerpen , die ten huize von Sir S. H. aanstaande week in het openbaar verkocht zullen worden , mededeelt , en waarvan het zoo even aangehaalde het eerste verkoopartikel uitmaakt. Van F. von Stolberg is afkomstig : Sohn , da hast du meinen Speer. Van Louise Brachman het eerste vers van haar gedicht Columbus : Was willst du , Fernando , so früh und bleich ? Van Tiedge ( Urania , zang IV , vers 223 en 224) : Getheilte Freud ' ist doppelt Freude, Getheilter schmerz ist halber Schmerz. Van von Platen , in zijn Flucht der Jugend : So viel Arbeit um ein Leichentuch ? Halm ( vrijheer von Münch - Bellinghausen ) levert ons in het drama Der Sohn der Wildniss : Zwei Seelen und ein Gedanke, Zwei Herzen und ein Schlag. Velen zullen misschien verwonderd zijn , den ook bij ons door vertalingen van Mimili en andere romans be kenden H. Clauren ( Carl Heun) hier te ontmoeten ; en misschien neemt de verwondering nog toe , wanneer men verneemt dat het zoo dikwijls aangehaalde : Der König rief , und Alle , Alle kamen , de eerste regel is van een door hem vervaardigd en door den componist Philipsborn op muziek gebragt lied , dat 96 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. tot datum » Gnadenfrei , 24 Junij 1813” draagt , en waarvan de eerste druk bij W. G. Korn te Breslau en Grobenschütz te Berlijn verkrijgbaar was. De aanvang van De Algemeene Bededag , van Tollens , is geheel in dien geest. Men oordeelde : De Koning sprak : het klokgebom Roept Neêrland naar Gods heiligdom : De Koning wil de handen vouwen. Wij gaan , op ' t hooren van zijn stem , Ten tempel en ten strijd voor hem , Met even ongeschokt vertrouwen. Freiligrath's woorden in het dichtstuk Aus Spanien : Der Dichter steht auf einer höhern Warte , Als auf den Zinnen der Partei , verwekten ten tijde, toen politieke poezij in de mode was, veel sensatie, en worden tegenwoordig nog dikwijls door de Duitschers aangehaald. Een zeldzaam geval is het , wanneer een woord , dat in het een of ander werk over eene bepaalde wetenschap voorkomt , in den mond des volks overgaat. De uit drukking: Zahlen beweisen , wordt in de geschriften van den natuurkundige Ben zenberg , die in 1846 overleden is , op verscheidene plaat sen aangetroffen . Men heeft deze twee woorden uitge breid en tot eene aanhaling gemaakt, onder den vorm : Zahlen beroeisen , sagt Benzenberg. Wat nu de beide woorden zelve betreft, deze kunnen ook zeer goed in andere boeken voorkomen , zoodat het AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 97 auteurschap van Benzenberg hier eigenlijk niets te be duiden heeft. Hiertoe behoort mede Kant's kategorischer Imperativ , dat in zijne Grundlegung der Metaphysik der Sitten voor komt , welk boek het eerst in 1785 te Riga is uitge geven . Ihm ist wohl und mir ist besser wordt aan Immermann toegeschreven. Het is echter eene wijziging van : » Ihr wird wohl ! Na, mir wird besser !" dat in zijn Tulifäntchen , II , 4 , voorkomt. Volgens mondelinge overleveringen wordt de geestige beschrijving van de jaloezij : Eifersucht ist eine Leidenschaft, die mit Eifer sucht was Leiden schafft , te Berlijn aan Schleiermacher en te Weenen aan Castelli toegeschreven. Of een van deze heeren het ooit gezegd heeft , weten wij niet ; maar in hunne werken hebben wij het niet kunnen vinden . De in geheel Duitschland bekende en overal naar de zelfde melodie gezongene uitroep : Ach ( O) du lieber Augustin ! is het begin van een lied , dat de volkszanger en doedel zakspeler Max Augustin , in 1643 te Weenen geboren en in 1705 aldaar overleden , volgens de overlevering op de pest heeft gemaakt, die in 1697 te Weenen gewoed heeft. Wij hebben nu nog over eene reeks van gezegden te spreken , die ons eerst door tusschenkomst der muziek bekend zijn geworden , en zonder haar wel nimmer de 7 98 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH, algemeene aandacht getrokken zouden hebben , waarbij wel in het oog moet worden gehouden , dat geenszins ieder begin van bekende liederen op zichzelf geschikt is om tot aanhaling te dienen , en dat de menigte van woorden , die in muzikale kringen uit teksten aangehaald worden , het karakter van een gevleugeld woord eerst dan erlangen , wanneer ze ook in niet- muzikale kringen worden opgenomen. Tot deze cathegorie behoort de aanvang van Langbein's dichtstukje Der Zecher : Ich und mein Fläschlein sind immer beisammen ; daartoe behooren de twee eerste regels van het sentimen teele gedicht eens onbekenden auteurs, dat aan de bekende menuet uit Mozart's Don Juan als tekst is toegevoegd : Als ich noch im Flügelkleide In die Mädchenschule ging ; voorts de eerste regel van het Mantellied uit Holtey's Leonore : Schier dreissig Jahre bist du alt ; de volgende verzen uit twee liederen van Johann Martin Miller , schrijver van den roman Siegwart, eine Kloster geschichte: Für mich ist Spiel und Tanz vorbei ; het eerste vers der tweede strophe uit het Klagelied eines Bauern : Das ganze Dorf versammelt sich ; de aanvang van het lied : Was frag' ich riel nach Geld und Gut , Wenn ich zufrieden bin ; 200 mede het eerste vers van Kotzebue's lied Trost bei m Scheiden : AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 99 Es kan ja nicht immer so bleiben Hier unter dem wechselnden Mond; en het begin der vierde strophe: Wir sitzen so fröhlich beisammen , Und haben einander so lieb . Daartoe behoort verder : Reich mit des Orients Schätzen beladen , zijnde het begin van een door Louis Huth gecomponeerd lied : Das waren mir selige Tage, waarmede een gezang van C. A. Overbeck begint , en Ist denn Lieben ein Verbrechen ? zijnde het eerste vers van het lied eens onbekenden auteurs , dat vroeger veel gezongen werd . Wanneer wij iemand met de schijnbaar tamelijk gekke woorden : » Kom nu eens aan mijne groene zijde zitten ," uitnoodigen om naast ons plaats te nemen , moet dit, volgens Büchmann , beschouwd worden als overgenomen uit het in Duitschland algemeen gezongene : Mädle , ruck , ruck , ruck , an meine grüne Seite ! Dit is echter zoo niet ; want het een zoowel als het ander heeft den zelfden oorsprong. Groene zijde heeft de betee kenis van rechter- of eerezijde. Groen , het tegendeel van verwelkt, is , figuurlijk gebruikt , iets wat frisch , aange naam , begeerlijk is , gelijk men uit het gezegde » Ik ben er niet groen op” reeds kan opmaken. Uit zangspelen komen vele gezegden bij het publiek in zwang. Zoo komen in een zangspel van Heinr. Hintze, in 1690 te Hamburg uitgegeven en getiteld Der fremde Ritter Don Quixote de la Mancha , bedr. I , toon. 2 , de volgende woorden voor : 7* 100 AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH . Weil Speiss und Trank in dieser Welt Doch Leib und Seel zusammenhält, wat tegenwoordig , in proza opgelost , aldus luidt : Essen und Trinken hält Leib und Seele zusammen hetgeen wij ook in onze taal hebben overgenomen. Uit Mozart's Zauberflöte heeft men : In diesen heil'gen Hallen Kennt man die Rache nicht ; en uit zijn Don Juan : Keine Ruh' bei Tag und Nacht. Reich mir die Hand, mein Leben ! en Komm doch näher , liebe Kleine ! Zelfs de naam Don Juan is tot typische aanduiding van een lichtmis geworden. Dit brengt ons wederom op de aanduiding van iemand , die zich allerlei malle dingen in het hoofd haalt , en wien men , naar de hoofdfiguur in den bekenden roman van Cervantes , een Don Quichot noemt , welke ridder , gelijk men weet , tegen windmo lens wilde vechten , die hij voor reuzen aanzag. Dit tegen windmolens vechten is ook al eene aauhaling geworden. Hiertoe behoort mede het Ridder van de droevige figuur, dat uit den zelfden roman ontleend is. Al dit laatste echter in het voorbijgaan ; want het behoort niet tot de aanhalingen uit het Hoogduitsch , waarmede wij te doen hebben. AANHALINGEN UIT HET HOOGDUITSCH. 101 Zelfs bloote titels nemen somwijlen het karakter van een gevleugeld woord aan. Zoo bebben de Duitschers uit Klinger's drama Sturm und Drang eene geheele periode hunner letterkunde de Sturm - und - Drang - periode genoemd. Tot algemeene toepassing is ook de titel van Gutzkow's roman : Die Ridder vom Geiste , en van een dito van Spielhagen : Problematische Naturen gekomen , welk laatste titel ontleend is uit de volgende plaats in Goethe's Sprüchen in Prosa , afd . 2 : » Es giebt problematische Naturen , die keiner Lage gewachsen sind , in der sie sich befinden , und denen keine genug thut. Daraus entsteht der ungeheure Widerstreit , der das Leben ohne Ge nuss verzehrt." IV . AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH . Wij beginnen deze met het eens door Samuel Johnson gebezigde en door zijnen levensbeschrijver Boswell (in het 66 -te levensjaar van Johnson ) medegedeelde : Hell is paved with good intentions. (De hel is met goede voornemens bevloerd. ) Dit wordt door Walter Scott , in zijn Bruid van Lammer moor , Deel I , hoofdstuk 7 , slechts in zoover met juist heid op den Engelschen godgeleerde George Herbert (t 1632) teruggebragt , als deze in zijn Jacula Prudentum de zelfde gedachte bevat in den vorm Hell is full of good meanings and wishings. Bij ons is dit vermeerderd en verbeterd door De weg naar de hel is met goede voornemens bezaaid . Van den zelfden Herbert is ook afkomstig het beroemde: Help thyself, and God will help thee , dat mede in zijn Jacula Prudentum voorkomt, en ons meer meer bekend is onder den vorm : Aide -toi , le ciel t'aidera , de zedeles van Lafontaine's fabel : Le Charretier embourbé. ( Fables , VI , 18. ) AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 103 Deze fabulist was de eenige niet, die Herbert's denk beeld in bezit nam . Ook Smiles heeft in lateren tijd een boek uitgegeven , dat, in alle talen overgezet , in het oorspronkelijke Engelsch betiteld is : Self - Help. 1) Tijdens de Restauratie bestond in Frankrijk eene ver eeniging , die zich noemde : Aide - toi , le ciel t'aidera. Zij werd op voorstel van den heer Vitet dus gedoopt (z. Larousse , Grand Dictionnaire), was een liberale club , en droeg , veel bij tot de Juli- revolutie. Ook bij ons opgenomen is een woord van Benjamin Franklin , dat in zijn werk The Way to Wealth ( De Weg tot Rijkdom ) voorkomt : Three removes are as bad as a fire. (Driemaal verhuizen is zoo erg , als eens af branden .) Alsmede : The used key is always bright. (De gebruikte sleutel is altijd blank .) Onder de woorden van Benjamin Franklin behoort het dikwerf geciteerde en door den auteur zelf menigmaal berhaalde : He has paid dear , very dear , for his whistle , dat in The Whistle te lezen is. Ook het veel verspreide Ça ira , 1 ) Ook Franklin nam Herbert's woorden bijna onveranderd in zijn Poor Richard over , zeggende : God helps them , that help themselves. 104 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. dat in de Fransche omwenteling zulk eene groote rol heeft gespeeld , behoort hem toe. Ladré nam het van hem over , en Bécourt vervaardigde er de muziek op. ( Zie G. de Cassagnac , Hist. des Girondins et des massacres de Septembre. Paris , Dentu , I , 373.) Daarentegen zijn er aanhalingen , die hem ten onrechte worden toegeschreven. Het alledaagsche Time is money , dat men wil zamentrekken uit deze phrase van Poor Richard : » Doest thou love life, then do not squander time, for that is the stuff life is made of," is van veel oudere dagteekening : men vindt het denk beeld terug bij Diogenes Laërtius, die in zijne biographie van Theophrastus de mededeeling doet , dat deze steeds herhaalde, hoe kostbaar de tijd voor den mensch moet worden genoemd. Ook Plato ( ( De Leg. VIII , c. 3) doet de waarde van den tijd uitkomen. Er wordt gevraagd , wwarom geen dans- en ander vermaak in de steden be staat. Één oorzaak ligt hierin , antwoordt Plato , name lijk dat de liefde tot geld geen tijdgebruik duldt , het welk niet het verwerven van eigendom ten grondslag heeft ; hieraan kleeft de ziel van iederen burger , zoodat deze alleen het dagelijks geldelijk belang in het oog houdt. Het overal ingeroerde Honesty is the best policy , dat men het best vertaalt door Eerlijk dwurt het langet , is erenmin van Franklin , ofschoon men het in zijn Old Richand Sayings aantreft. Reeds Cervantes Don Quijote , Dit gedd, hoofdst. 33, berigie het , en na hem John Byron AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 105 1691-1763) in zijn The Nimmers. Wat is het overigens anders dan de spreuk van Salomo ( X , 2 ) , dat Schatten der goddeloosheid geen nut doen , of , gelijk men gewoonlijk zegt : Onrechtvaardig verkregen goed gedijt niet. De Engelschen halen uit het gedicht van Robert Burns , Is there for honest poverty , den regel aan : For a' that and a' that. Dit is door Freiligrath , in zijne vertaling van dat dicht stuk , overgebragt door Trotz alledem und alledem en in den mond van het Duitsche volk populair geworden. De meeste aanhalingen uit het Engelsch zijn geleverd door Shakspeare , van wien Ben Jonson , in zijn Memory to Shakspeare , zegt : He was not of an age , but for all time. (Hij was voor één niet , maar voor elken tijd .) 1 ) Uit de zelfde Memory to Shakspere citeert men nog het op Shakspeare toepasselijke Sweet swan of Avon , en het spottende Small Latin , with less Greek , dat in Engeland en Amerika aan de orde van den dag is . Van Samuel Johnson beroemder dan zijn bijna 1 ) Iu de hier volgende vertalingen uit en over Shakspeare is de versmaat van het oorspronkelijke behouden ; vandaar eenige vrijheid uu en dan,. 106 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. naamgenoot Ben Jonson moet nog een citaat wor den opgegeven , dat men dikwijls bezigt , zonder te weten van wien het afkomstig is , namelijk het op den gedenk. steen van Goldsmith in Westminster-abbey gebeitelde : Nullum , quod tetigit , non ornavit , dat men trouwens reeds bij Chesterfield ( Characters : Bolingbroke) aantreft : » He adorned whatever subject he either spoke or wrote up on by the most splendid eloquence . " Thans zullen wij de aanhalingen uit Shakspeare kor telijk doorloopen. Hamlet, act I sc. 2 : He was a man ; take him for all in all ; I shall not look upon his like again . (Hij was een man ; neem hen voor al in alles ; Ik zal wel nimmer zijns gelijke zien .) Mede zegt in Cesar, act V , sc. 5 , Antonius van Brutus : This was a man ! Verder heeft men in Hamlet, act I , sc. 2 : Frailty , thy name is woman. (Zwakheid , uw naam is vrouw. ) act I , Sc . 4 : Something is rotten in the state of Denmark. (De Denemarksche staat heeft iets , dat vuil is . ) act I , sc. 5 : The time is out of joint. (De tijd is uit het lid. ) act II, sc . 1 , zegt Ophelia : 0, what a noble mind is here o'erthrown ! (0 , welk een eedle geest is hier verwoest !) AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 107 Hamlet , act II , sc. 5 : The are more things in heaven and earth , Horatio , Than are dreamt of in your philosophy. 1 ) ( Er is wel meer in hemel en op aarde, Waar uwe (onze) wijsheid nooit van heeft gedroomd. ) act II , 8c. 2 : Brevity is the soul of wit. ( Kortheid is het kenmerk van vernuft.) Ald : More matter , with less art. (Meer inhoud , minder kunst. ) Ald : Though this be madness , yet there is method in it. (Al is dit dolheid , er is toch methode in. ) Ald : Caviare to the general. (Kaviaar voor ' t volk. ) Act III, sc. 1 : To be or not to be , that is the question. ( Bestaan of niet -bestaan , dat is de vraag .) Act V , sc . 2 : The rest is silence. (Het overige is zwijgen .) Ook de volgende citaten uit Hamlet, ofschoon minder aangehaald wordende, zijn nochtans vermeldenswaardig : A little more than kin , and less than kind. (Act I , sc. 2). In my mind's eye , Horatio. (16.) Foul deeds will rise. ( 16.) 1 ) Dit is de gewone lezing. De uitgaven van Knight , Dyse en andere hebben our philosophy . 108 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH, To die , Be thou familiar , but by no means vulgar. ( Act I , sc . 3.) My tables meet it is , I set it down. That one may smile, and smile , and bea villain . ( Act I , sc. 5.) O horrible ! o horrible ! most horrible ! ( 16.) That he is mad, ' t is true , ' t is true , ' t is pity ; And pity ' t is , ' t is true . ( Act II, 8c . 2.) Words , words , words ! ( IV .) (Dit laatste is eene krachtige vertolking van het Sunt verba et voces praetereaque nihil uit Ovidius.) The devil hath power to assume a pleasing shape. ( Act II , sc. 2. ) to sleep , ( Act III , sc. 1.) Get thee to a nunnery. ( 16.) Be thou as chaste as ice , as pure as snow , thou shall not escape calumny. (16.) Brief as a woman's love ! ( Act III, sc. 2.) Easy as lying ! ( 16.) O shame ! where is thy blush ? ( Act III, sc. 4.) Assume a virtue , if you have it not. ( 16.) (Kom , veins een deugd , zoo gij geen deugd bezit . ) When sorrows come, they come not single spies. But in battalions ! ( Act IV , sc. 5.) Deze regels , in Engeland en ook op het vasteland dik . werf geciteerd , zijn het dichterlijk origineel van onze eenvoudige navolging: Een ongeluk komt nooit alleen . Shakspeare schijnt met het denkbeeld ingenomen te zijn geweest , aangezien hij het een oogenblik later in het zelfde stuk nog eens onder een anderen vorm terug geeft : AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 109 One woe doth tread upon another's heel , so fast they folloro. ( Act IV , 8c. 7. ) Herrick ( 1591-1674) , de navolger van Marlowe ( Jew of Malta , act IV , sc. 5) , in het bekende Love me little , love me long , paste Shakspeare's idee ook toe in zijn Sorrows Succeed : Thus woe succeeds a woe , as ware a wave , hetgeen Young ( 1684–1765) aanmoedigde , het in zijn Night Thoughts ( III , reg. 63) te herhalen : Woes cluster ; rare are solitary woes ; They love a train , they tread eath others heel. Wij laten nu de aanhalingen volgen , die uit andere dramaas van Shakspeare zijn overgenomen. Midsummer nights dream , act V , s . 1 : Well roared , lion ! (Goed gebruld , leeuw ! ) King Lear , act IV , sc . 6 : Ay , every inch a king ! ( Van top tot teen een koning ! ) Richard III , act V , sc. 4 : A horse ! a horse ! My kingdom for a horse ! (Een paard , een paard ! Mijn koningrijk er voor ! ) King Henry IV , first part , act IV , sc. 2 : Fool for powder. (Voer voor buskruid .) In act V , 8c . 4 , roept Prins Henry uit , als hij den zich dood houdenden Falstaff onder de gevallenen op het slagveld ontdekt : I could have better spared a better man. (Een beter man zou ' k beter kunnen missen. ) 110 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. The Merry Wives of Windsor , act II , sc . 1 : There ' s the humour of it. ( Dit is het fijne er van. ) In act II , sc. 2 , zegt Pistol : Why , then the world's mine oyster , Which 1 with sword will open . ( Dan is de wereld ook mijn oester , Die ' k met het zwaard wil open maken. ) In het zelfde tooneel treffen wij nog aan het zoo dik wijls verkeerd toegepaste : As my mother was , the first hour I was born. Om het jeu de mots hiervan te verstaan , moet men het lezen in verband met het voorafgaande, namelijk als volgt : Enter ROBIN. Robin , Sir, here's a woman would speak with you. Falstaff. Let her approach . Enter Mistress QUICKLY. 1 ) Quickly. Give your worship good-morrow, Falstaff. Good -morrow , good wife. Quickly. Not so , an't please your worship. Falstaff. Good maid , then. Quickly. I'll be sworn ; as may mother was , the first hour I was born . In Much ado about nothing , act II , sc. 1 , vindt men : A8 merry as the day is long. Act II, 8c. 3 : Sigh no more, ladies , sigh no more Men were deceivers ever . en : The world must be peopled . 1 ) Een van de Merry Wives of Windsor. AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH , 111 Act V , sc. 1 , zegt Leonato : For there was never yet philosopher That could endure the tooth - ache patiently. (Want nimmer is een wijsgeer nog gevonden , Die tandpijn met geduld verdragen kon. ) Act V , sc. 2 : 1 was not born under a rhyming planet. In Julius Cesar zegt Cesar , act I , sc . 2 : He thinks too much : such men are dangerous. (Hij denkt te veel; die menschen zijn gevaarlijk .) Nog eene andere beroemde aanhaling uit het zelfde stuk is act II , sc . 2 : Cowards die many times before their deaths. (De lafaards sterven dikwijls vóór hun dood. ) Act III , sc . 1 , zegt Antony : Though last, not least in love. (De laatste , niet de minste voor mijn hart. ) Ook in King Lear, act I , sc. 1 , worden aan Lear de woorden in den mond gelegd : Although the last , not least. ( Hoewel de laatste , niet de minste .) Intusschen komt dit gezegde , volgens den beroemden commentator Knight en zijne opvolgers , nergens in King Lear voor , terwijl op de plaats , waar het staat , moet gelezen worden : Although our last and least , hetgeen natuurlijk geheel iets anders beteekent. Het dagelijks aangehaalde last , not least, is buitendien ouder dan Shakspeare; het komt reeds voor in Colin Clout van Spencer , bladz. 444. 112 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. In King Henry VI zegt Richard van York (part III , act I , sc. 1. ) Speak thou for me, and tell them what I did . Uit King Henry Vill, act IV , sc. 2 , haalt men dik werf aan : Men's evil manners live in brass , their virtues we write in water. Dit is eene vertolking van Jean Bertaut's ( 1570 — 1611 ) : L'injure sp. grave en métal Et le bienfait s'escrit en l'onde. Uit All well that ends well , act V, sc . 3 : The inaudible and noiseless foot of time. Uit King Richard III, act III , sc . 1 : So wise , so young , they say , do ne'er live long, hetgeen Casimir Delavigne ons meer toegankelijk heeft gemaakt door zijne vertaling in Les Enfants d'Edouard , acte I , sc. 2 : Quand ils ont tant d'esprit, les enfants vivent peu . Uit Macbeth , act I , sc . 1 : When shall me three meet again In thunder , lightning , or in rain ? hetgeen tot menige parodie aanleiding heeft gegeven. Act I , Sc. 7 : I dare do all that may become a man , Who dares do more , is none , hetgeen men later , act III , &c . 4 , nog eens terugvindt: What man dare, 1 dare. Act I , sc. 1 : Fair is foul, and foul is fair , waaruit zich waarschijnlijk de stelling heeft ontwikkeld : AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 113 Le beau c'est le laid , zonder dat men evenwel gerechtigd is haar toe te schrijven aan Victor Hugo , die er onschuldig aan is. Act I , sc. 7 : Memory , the warder of the brain . Act II , sc. 1 : Is this a dragger which I see before me ? Act III , sc. 2 : Thing without remedy , Should be without règard ; what's done is done. Act IV , sc. 1 : A deed without a name. Act V , sc. 1 : Out, damned spot ! out, I say. De legende, die Macbeth voor onoverwinnelijk verklaart , totdat het woud van Birnam op Dunsinan aanrukt , is bij Shakspeare o . a. in act V , sc. 5 , overgenomen : Fear not , till Birnam wood Do come to Dunsinane. Uit Measure for measure wordt menigmaal aangehaald act II , sc. 2 : Condemn the fault , and not the actor of it. En : 0 ! it is excellent To have a giants strenghth ; but it is tyrannous To use it like a giant. Act II , 8C 2 : The sense of death is most in apprehension . Dit vinden wij reeds bij Diogenes Laërtius, in zijne spreukenverzameling van Epictetus (X) . Deze zegt daar, dat de dood op zichzelf niets is , en slechts vreeselijk 8 11+ AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH, SC . 3 : wordt door de voorstelling , die wij er ons van maken. Uit Olhello , act I , sc. 3 : ' t Was pitiful , ' t was wondrous pitiful. Ald . : Put money in thy purse. Act II , sc. 1 : Egregiously an ass. Act II , O thou invisible spirit of wine , if thou hast no name to be known by , let us call thee devil ! Act III , sc. 3 : When I love thee not , chaos is come again. Act IV, sc. 1 : They laugh that win is het Fransche : Rira bien , qui le dernier rira. Ald . : The pity of it , Iago. Act V, sc . 2 : Had all his hairs been lives, my great revenge Had stomach for them all. Uit Romeo and Juliet : Act I , sc . 1 : He, that is strucken blind , cannot forget The precions treasure of his eyesight lost. Ald : Too early seen unknown and known too late , Act II , s . 2 : O Romeo , Romeo ! scherefore art thou Romeo ? Ald.: What's in a name ? that which we cal la rose By any other name roould smell as sweet. AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 115 Ald.: Good night, good night ! Parting is such sweet sorrow , That I shall say : Good night, till it be morrow . Act II , sc . 4 : O flesh , flesh , how art thou fishified ! Ald.: I am the very pink of courtesy. Act III , sc. 2 : Beautiful tyrant ! fiend angelical ! Act III , sc . 3 : Adversity's sweet milk : philosophy ! Het Thereby hangs a tale komt op vier verschillende plaatsen in Shakspeare voor , namelijk : 1 ) in The Taming of the Shrew (act IV, sc. 1 ) , 2) in Othello (act III , s. 1 ) , 3 ) in The Merry Wives of Windsor (act I , sc. 4) , en 4) en in As you like it (act II , sc. 7 ) . Behalve de citaten uit Shakspeare , zijn ook eenige na men uit zijne werken Gevleugelde Woorden geworden, De Schim van Hamlets vader is overal in de litteratuur doorgedrongen , en steeds wordt Portia uit Julius Cesar gebezigd , om een toonbeeld van trouw en huwelijksmin aan te duiden. Door Henry IV is Hotspur eene alledaagsche benaming geworden. Wie spreekt niet van de Heksen uit Macbeth en Banco's Schim , 8* 116 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. wanneer men door geheimzinnigheid indruk wil te weeg brengen op den lezer ? Steeds zal Shylock als de type worden beschouwd van den echten Jood , met zijne onverzadelijke gretigheid naar geld en zijn ingekan kerden wrok tegen alles wat Christen heet ; steeds blijft Othello het onvergetelijk en onvergelijkelijk beeld der jaloezie , die de onschuld Desdemona verstikt. De naam Iago kleeft den verderfelijken intrigant voor immer aan . En welke verliefde schoone denkt niet aan Romeo en aan het Balkon van Ferrara , waar zijne Julia hem wacht ? Naar het in de Nights Thoughts van Young ( vierde nacht) voorkomende vers : Man wants but little , nor that tittle long, (De mensch hoeft weinig , en dit weinige niet lang , ) heeft Goldsmith , in de ballade The Eremit , strophe 6 , die in hoofdst. 8 van zijn Vicar of Wakefield voorkomt, gezegd : Man wants but little here below , Nor wants that little long. (De mensch behoeft slechts weinig hier, En dit ook niet eens lang.) AANHALINGEN . UIT HET ENGELSCH. 117 or it Arme Young ! Men haalt gewoonlijk slechts Goldsmith aan ; en de Engelschen , wanneer zij op het vasteland rei zen , passen dit vers spottenderwijze op de bedden in Duitschland toe , die , gelijk men weet , niet van de lang ste zijn. Om intusschen nog eens even bij den Vicar stil te staan ! Het volgende is ons tot dusver nog wel niet als aanhaling voorgekomen , maar wij halen het aan , tot be hartiging van ieder , die met zijne pen aan de deur van het publiek klopt. Wij bedoelen den laatsten volzin in de Voorrede van 200 even genoemd werk , welke aldus luidt : A book may be amusing with numerous errors , may be very dull without a single absurdity. ( Een boek "kan , in weerwil zijner talrijke gebreken , onderhoudend of ook zonder eenige dwaasheid zeer ver velend zijn .) Andere gezegden van Young zijn bovendien , ten minste in Engeland en Amerika , bekend geworden , en verdienen ten volle ook het burgerrecht bij ons te verwerven. Zoo 0. a. de liefelijke definitie van den slaap : Tired nature's sweet restorer, balmy sleep ! (Nacht I , v. 1. ) The man that blushés, is not quite a brute. (VII , v. 496.) The course of nature is the art of God. (Nacht IX , v. 1267.) Dit laatste is eene navolging van Sir Thomas Browne ( Relig. Med . , Part I , sect. XVI) : In brief, all things are artificial ; for Nature is the art of God . Uit Pope , en wel uit zijn Essay on Man , Epistle II , vers 2 , heeft men het beroemde The proper study of mankind is man (De ware studie van de menschheid is de mensch. ) 118 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH, En uit zijn Essay on Criticism , v. 525 : To err is human ; to forgive divine. (Dwalen is menschelijk ; vergeven goddelijk .) Uit Pope's werken zijn enkele aanhalingen tot ons ge komen , niet zoo zeer omdat zij treffend zijn , maar omdat zij vertalingen kunnen worden genoemd van ons reeds zeer bekende zegswijzen . Zoo is het The proper study of mankind is man waarschijnlijk zijne beroemdheid verschuldigd aan het idée , dat Charron ( De la Sagesse , Liv. I , ch. 1 ) reeds 200 veel vroeger had ontwikkeld , dat La vraye science et la vraye etude de l'homme , c'est l'homme. Op de zelfde wijze herinnert het To err is human , to forgive divine ons steeds aan : Errare humanum est , perseverare diabolicum , waarvan het eerste gedeelte , bij den kardinaal de Polignac in zijn Anti Lucrèce ( V, r . 50) voorkomt , doch waarvan het idee zelf bij Cicero ( Philippica XII , cap. II) te vinden is . Daarentegen behoort het gewoonlijk Fransch geciteerde L'ordre régit l'espace ongetwijfeld Pope toe , die in zijn Essay on Man ( Epistle IV, v. 49) schrijft : Order is Heaven's first law . Het door een modernen roman in het leven geroepene Knowledge is power (Wetenschap is magt) behoort oorspronkelijk aan Bacon , die in zijn Meditationes sacrae ( de haeresibus) zegt : Nam et ipsa scientia potestas est. AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 119 Onder de historische woorden komt alleen in aanmer king Nelson's dagorder in den slag bij Trafalgar, op 28 October 1805 . England expects that everybody does his duty. (Engeland verwacht dat ieder zijnen pligt doe. ) Aangezien er ontelbare lezingen van Nelson's woorden bestaan , is te dezen aanzien eene vraag gericht aan den Engelschen Navorscher , Notes and Queries, met verzoek om inlichting , met dit gelukkige gevolg , dat in het nom mer van 21 Maart 1868 de questie op voldoende wijze werd opgelost. Men leest daar : In het zevende deel van Lord Nelson's Dispatches and Letters, blz . 150 , bericht Admiraal Pasco , die als flag lieutenant aan boord van the Victory werkzaam was , het volgende : » His Lordship came to me on the poop , and after or dering certain signals to be made , about a quarter to noon , he said : Mr. Pasco , I wish to say to the Fleet : England CONFIDES that every man will do his duty ; " and he added , » you must be quick , for I have one more to make , which is for close action." I replied » If your Lordship will permit me to substitute expects for con fides, the signal will soon be completed , because expects is in the vocabulary, and confides must be spelt." His Lord ship replied with seeming satisfaction : > That will do , Pasco , make it directly.” In een noot op blz. 146 geeft de uitgever der Dispatches -de nommers op uit Sir Home Papham's telegraphisch signaal- boek , waardoor Nelsons woorden aan de schepen werden overgeseind. >> 120 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 863 161 471 that man Nommers 253 269 Engeland expects 958 220 374 will do his every 4 21 19 DU 24 T Y 7.) Van de overige Engelsche aanhalingen hebben slechts weinige overal het burgerrecht verkregen . Toch zijn er enkele , die vrij algemeen gangbaar geworden zijn . Daar toe behooren : Bulwer's The pen is mightier than the sword , uit zijn treurspel Richelieu , act II , sc. 2 , Campbell's Britannia needs no bullwarks , uit zijn Hohenlinden , en Ye mariners of England , uit het gedicht van dien naam. Uit zijn Pleasures of Hope, Distance lends enchantment to the view. (Part I , And Freedom shriek'd ....as Kosciusko fell ! ( Ib . 381.) Verder Cooper's : The last of the Mohicans , de titel van een zijner talrijke romans ; Colman's Cool as a cucumber , in zijn Heir -at- Law , dat een alledaagsch gezegde is ge worden ; Milton's As good almost kill a man as kill a good book. ( Areopagitico .) Evil by thou my good. ( Paradise Lost , IV, r . 3. ) AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. 121 enz. The palpable obscure. (Id. II , r. 406.) Roger's Not dead , but gone before, uit zijn Human Life; Pomfret's Live and learn , uit zijn Reason ; Selden's Syllables govern the world 1 ) uit zijn Power , enz. , Voor de historische woorden valt ook nog wel hier en daar wat op te rakelen. Het veel misbruikte Measures, not men , waarmede men den tegenstander steeds te vergeefs poogt tot zwijgen te brengen , is er eigenlijk geen , daar het als citaat bij Goldsmith ( The Good - Natured Man , act II) voorkomt ; maar door de aanvallen van Burke en Junius , alsook door de veelvuldige aanwending in den politieken strijd van den dag , heeft het een soort van geschied kundig karakter gekregen. Het paradoxale The greater the truth , the greater the libel , 1 ) Gay's While there is life , there's hope , ( Zoo lang er leven is , is er hoop ), nit zijn The Sick Man and the Angel, zou men hierbij kunnen voe gen , ofschoon het laatste slechts een vertaling is van Theocritus ( Id . IV , V. 42): Ελπίδες εν ζωσισιν ανέλπιστοι δε Θανόντες. Ook te vinden bij Cicero , Epist. ad. Att. IX , 10 : Aegroto , dum anima est , spes est. 122 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. dat men ook nu nog met ernst hoort verdedigen , heeft in Engeland eene groote rol gespeeld . Het stamt af uit een charge van Lord Mansfield in 1789, en had zooveel invloed , dat Fox in 1791 een bill moest indienen , ten einde de juries op het pad der waarheid terug te brengen . Lord Mansfield was ook voor die dingen volstrekt niet The right man in the right place . Weet de lezer , waar men dit laatste gezegde ontmoet ? Nergens. Het heeft zijn ontstaan te danken aan een phrase van A. H. Layard , in een speech door hem in het Engelsche Parlement, op 15 Januarij 1855 , gehouden. Hij zeide toen : » I have always believed that success would be the inevitable result if the two services , the army and the navy , had fair play , and if we sent the right man to fill the right place." The child is the father of the man. Dit gezegde , dat ook wel in het Nederlandsch voor komt, vindt men bij Wordsworth. Voor pittige gezegden was ook de oude William Pitt bekend . Het Where law ends , tyranny begins , is van hem. ( Speech , 9 Jan. 1770.) Het Necessity is the argument of tyrants ook. ( Speech on the India Bill , Nov. 1783.) Daarentegen moet de rechtspreuk The king can do no wrong veel ouder zijn , en wordt zij hem ten onrechte toege schreven. Eindelijk zijn ons door de toonkunst eenige Engelsche AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH, 123 versregels gemeenzaam geworden , die anders welligt nooit door ons oor zouden zijn opgevangen. Zoo b. v. God save the King , dat niet opzettelijk voor de Georges is gedicht , aange zien reeds in den Richard II van Shakspeare (act V , 8c . 2) te lezen is : Even so , or with much more contempt, men's eyes Did scowl on Richard ; no man cried : GOD SAVE HIM ! En bovendien is het uitgemaakt , dat de nationale zang der Engelschen ten tijde van Hendrik VIII reeds de facto bestond , vermits Sir Peter Carew dikwerf voor dien vorst zong : And I said , Good Lord , defend England with Thy most holy hand , And save noble Henry our king , hetgeen getrokken is uit een populair lied van dien tijd . Dr. John Bull was waarschijnlijk de componist, en het zou ons niet verwonderen , indien hij de schuld droeg , dat de Britten thans nog John Bull worden gedoopt , tenzij John Arbuthnot het op zijn geweten heeft , die in 1712 een pamflet uitgaf , getiteld History of John Bull , dat eene geestige schets bevatte van het Engelsche ka rakter. Het maakte zoo veel opgang , dat men Swift voor den auteur hield. Deze haastte zich evenwel het gerucht tegen te spreken . Het andere volkslied der Engelschen , Rule Britannia , werd door Thomson gedicht : Rule Britannia ! Britannia rules the waves , Britons never shall be slaves ; 124 AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH. uit zijn Alfred , Act II , sc. 5. Vooral de laatste regel wordt dikwijls met vermakelijken ophef gezongen of ge declameerd. Door Flotow's opera Martha is The last rose of summer populair geworden. Zoowel de woorden als de muziek leefden reeds sedert lang in Ierland , en zelfs Thomas Moore heeft in zijn Irish Melodies niets meer gedaan , dan de eersten op te vangen en te bewerken. Nochtans moeten wij hem en Flotow dankbaar zijn ; anders ware alligt deze parel niet tot ons doorgedrongen . Maar wij moeten uitscheiden en ons huiswaarts be geven , at home , Home, sweet Home, gelijk J. Howard Payne zich uitdrukt , volgens den tekst van Clarie's opera The Maid of Milan . Nog even moe ten wij herinneren aan Burns' My heart is too the Highlands, aan Hopkinson's Hail , Columbia , happy land ! en aan het Yankee 1) doodle. 1 ) Dit woord is eene verbastering van English , zegt men. Hoewel het niet ligt te vatten is , hoe zelfs de Indianen van Noord- Amerika van English Yankee hebben kunnen maken , moet men toch de etymologie aannemen , zoolang zich geen betere voordoet. Men weet, dat het woord Yankee , vooral in den mond van Engelschen , eene hatelijke beteekenis heeft. De gansche Amerikaansche natie betitelt men wel eens Uncle Sam (eene lezing van U. S. ( United States), AANHALINGEN UIT HET ENGELSCH . 125 ! Ten slotte nog iets over het woordje grog . De oorsprong daarvan wordt aldus verklaard : Het was op de Engelsche vloot gebruikelijk geweest het volk hunne portie rum onvermengd te leveren ; dit had echter menigen roes en derhalve stoornis in de dis cipline ten gevolge. Daarom verordende in 1740 de ad miraal Vernon, dat in het vervolg de rum met water vermengd zou uitgereikt worden. Reeds vroeger had die admiraal, die gewoonlijk een rok van kemelshaar ( grogram ) droeg , van zijn volk daarom den bijnaam old grog beko De naam grog ging nu van dien admiraal ook op . den door hem uitgevonden drank over. men. of ook Brother Jonathan . Van dezen laatsten bijnaam , die ook recht heeft zich als Gevleugeld Woord aan te melden , geeft een medewerker van de Navorscher (V, blz. 138). de volgende verklaring : „ Toen generaal Washington in den Amerikaanschen bevrijdingsoorlog naar Massachusetts ging , om aldaar den opstand te organiseeren , vond hij niet alleen geen ammunitie , maar ook geen middelen , om ze op de plaats zelve te krijgen. Alle verdedigingsmiddelen ontbraken ; de positie was bedenkelijk en niemand wist uitkomst. Toen zeide Wa. shington : „ Er blijft ons niets over dan aan Broeder Jonathan te vragen.” Hij bedoelde daarmede den generaal Jonathan Trumbull , een ervaren bevelhebber en toen gouverneur van Connecticut. Jonathan verschafte waarlijk raad en hulp ! Sedert dien tijd bleef het een spreekwoord : „ Wij moeten Broeder Jonathan vragen , " en deze naam werd later de bijnaam van alle Noord -Amerikanen .” V. AANHALINGEN UIT HET ITALIAANSCH . Eene aanhaling , die ook dikwijls in komischen zin ge bezigd wordt , is het laatste vers van het opschrift boven de toegangspoort naar de hel , in Dante's Divina Comedia , Dell Inferno, canto III , vers 9 : Lasciate ogni speranza , voi che intrate. (Laat iedere hoop achter, gij die hier binnentreedt. ) Dit gezegde wordt ook komisch gebezigd , zeiden wij zoo even. Men kan het namelijk iemand toeroepen , die naar de eene of andere plaats van uitspanning gaat, waarvan men zeker weet dat hij zic tijd en geld bekla gen zal. Het denkbeeld , dat in dit vers ligt opgesloten , vindt men voor het overige reeds bij Boethius , in zijn Consolatio Philosophiae , boek II , cap. 4. Il dolce far niente (Het zoete nietsdoen) is eene vertaling van het in de Brieven van den jongeren Plinius (VIII , 9) voorkomende: Illud jucundum nil agere , en het is niet te verwonderen , dat juist de Italianen zich die woorden hebben toegeëigend; want het niets-uitvoeren AANHALINGEN UIT HET ITALIAANSCH. 127 wordt nergens ter wereld zoo op prijs gesteld als in Italië. De auteur van Il meglio è il inimico del bene (Het betere is de vijand van het goede) is ons op dit oogenblik onbekend. Mogt een onzer lezers hem echter weten op te geven , dan mag hij het zeggen . In onze taal wordt het dikwijls aangehaald. Se non è vero , è ben trovato. (Indien het niet waar is , is het goed gevonden. ) Dit moet , zoo men wil , voorkomen aan het einde van het Eerste Deel der Italiaansche vertaling van den Don Quixote van Cervantes. Het wordt bij ons dikwijls in het oorspronkelijke aangehaald , waarbij dan de aanhaler doorgaans twee leelijke fouten maakt, door namelijk se (indien) in si ( ja ) en è (is) in e (en) te veranderen. Men krijgt daardoor de wartaal : » Ja niet en waar , en wel gevonden ." Volgens Mr. J. van Lennep luidt dit citaat : Non è vero , ma ben travato . (Het is niet waar , maar goed gevonden .) Onbewezen is het , dat Correggio voor een schilderstuk van Raphaël zou uitgeroepen hebben : Anch' io son pittore ! (Ook ik ben schilder !) Even zoo kan men met alle reden twijfelen , dat Galilei , op de afzwering van zijne leer der wenteling van de aarde om de zon , de woorden zou hebben laten volgen : 128 AANHALINGEN UIT HET ITALIAANSCH. E pur si muove ! ( En toch beweegt zij zich ! ) Hoezeer deze woorden wel beantwoord zouden hebben aan hetgeen er in het binnenste van den grijzen en zieken man omging , zouden zij hem echter slecht bekomen zijn , en in plaats van dat de Paus hem het Palazzo en den Giardino della Trinità de' monti , nabij Rome , tot verblijf aanwees , gelijk op verzoek van den groothertog van Tos cane gedaan werd , wien paleis en tuin toebehoorden , zou de groote sterrekundige den inquisitiekerker voor zeker niet ontkomen zijn. Het beroemde L'Italia farà da se (Italië zal alleen wel klaar komen) , gewoonlijk als devies van den Italiaanschen vrijheids kamp van 1849 aangehaald , werd , volgens Reuchlin , Geschichte Italiens, II , 1 , bladz. 155 , door den toenma ligen minister van buitenlandsche zaken in Piemont , Pareto , den Fransche radicalen , wegens hunnen inter ventielust , in het .gezicht geslingerd. Von Treitschke daarentegen noemt het , in zijn opstel Bundesstaat und Einheitsstaat, de kenspreuk van Cesare Balbo ; doch ten onrechte . Balbo's spreuk was , volgens zijne eigene ver klaring in zijne gezamenlijke werken : Attendere , attendere , sempre attendere. (Wachten , wachten , altijd wachten .) Una voce poco fa (Eén stem maakt weinig uit) is uit den Barbiere di Seviglia, AANHALINGEN UIT HET ITALIAANSCH . 129 Het ei van Columbus is mede van Italiaanschen oorsprong , en moest eigenlijk het ei van Brunelleschi heeten. Toen deze beroemde bouw meester , die in 1444 overleed , bij eene zamenkomst van architecten uit alle landen , die in 1421 te Florence waren ontboden , om te beraadslagen op welke wijze men het best de onvoltooide domkerk Santa Maria del fiore met een koepeldak zou kunnen sluiten , zijn stout plan ontwikkelde, werd hij door iedereen uitgelachen , en hij nam eerst weder aan de beraadslagingen deel , toen hij eene vereerende uitnoodiging daartoe ontvangen had. » De andere bouwmeesters," dus verhaalt Vasari in zijné in 1550 uitgegevene Levens van Kunstenaren , » hadden gewild dat hij een model had laten zien , even als zij hadden gedaan . Dit wilde hij echter niet ; maar hij deed den binnen- en buitenlandsche meesters het voor stel, dat degene , die een ei op zijn punt vast op eene marmeren plaat kon stellen , den koepel zou bouwen , dewijl daaruit zijn talent blijken zou. Nadat men der halve een ei genomen had , beproefden de bouwmeesters één voor één het op zijn punt overeind te zetten ; maar het viel telkens om. Toen men eindelijk Filippo (dit was Brunelleschi's voornaam) verzocht het dan zelf te doen , nam hij het ei met gratie aan , gaf met de punt een fermen tik op de marmeren plaat , en liet het 200 staan. Toen nu de kunstenaars riepen , dat zij dit ook wel zoo hadden kunnen doen , gaf hij lachende ten antwoord , dat zij even zoo den koepel zouden kunnen bouwen , wanneer zij zijn model en teekening hadden gezien. Er werd derhalve besloten dat aan hem de leiding van den koepelbouw zou worden opgedragen .” er van 9 130 AANHALINGEN UIT HET ITALIA ANSCH. Op Brunelleschi past dit voorbeeld des te meer , daar gemelde koepel inderdaad den vorm van een ei heeft , dat op zijn punt staat . Brunelleschi intusschen is wel met roem bekend , maar toch slechts bij lieden van het vak , en het voorbeeld van het ei , dat hem in ieders mond had kunnen bren gen , is eerst in 1571 , derhalve 21 jaren na de uitgave van Vasari's werk , door den Italiaanschen geschied schrijver Benzoni op Columbus overgedragen , die toch waarlijk niet met geleende of gestolen veeren behoefde te pronken. Benzoni voegt er echter bij , dat hij de anecdote omtrent het ei van Columbus , welke op een te zijner eere gegeven gastmaal van den kardinaal Mendoza (derhalve in 1493) zou hebben plaats gehad , slechts van hooren zeggen kent. VI. AANHALINGEN UIT HET GRIEKSCH . Wij beginnen met Homerus. In zijne Odyssea , XIV , 58 , leest men : Δόσος δ ' ολγη τε φίλη τε . (Weinig , maar met liefde.) Met eene kleine verandering »weinig , maar uit een goed hart” is dit gezegde in onze taal opgenomen , en wel bij het elkander toezenden van kleine geschenken . Uit twee gelijkluidende plaatsen Iliade I , 599 , en Odyssea , VIII , 326 , waarin van onweerhoudbaar gelach der Goden gesproken wordt , is het Homeriaansch gelach ontleend. Door een der oudste dichters van Griekenland , Hesio dus , is de diepzinnige spreuk , De helft is meer dan het geheel , in gebruik gekomen. Hesiodus bezigt haar in vers 30 van het aan ziju broeder Perses gerichte dichtstuk Werken en Dagen. Beide broeders hadden het vaderlijk erfdeel onder zich verdeeld. De onrechtvaardige rechters , die den armen Hesiodus noodzaakten de helft van zijn eigendom aan 132 AANHALINGEN UIT HET GRIEKSCH. Perses over te laten , noemt hij in dat vers : » Dwazen ! niet eens weten zij, hoeveel de helft meer is dan het geheel !" want Hesiodus beheerde bet overschot van zijn eigendom met zoo veel beleid , dat hij niets verloren scheen te hebben , terwijl zijns broeders vermogen door traagheid hoe langer hoe meer verminderde. Vervolgens staat Armoede is geen schande in het zelfde werk van Hesiodus , waar het vers 286 voorkomt. Uit de Fabelen van Esopus zijn verscheidene gezegden door vertalingen tot ons overgekomen , zoo als : De druiven zijn zuur wanneer zij eenvoudig wat te hoog hangen. Aan Fab . 62 ontleenen wij : Eene slang in zijnen boezem koesteren ; aan Fab. 101 : Zich met vreemde veeren versieren , en aan Fab, 147 : Het aandeel van den leeuw , d. i . de onbeschaamd groote portie , die de sterkere zich uit hoofde van het recht van den sterkste toeëigent. De uitdrukking Hercules aan den scheidsweg berust , gelijk wij in Xenophon's Memorabilia (Gedenkwaar digheden ), II , 1 , 21 , uit den mond van Socrates verne men , op een verhaal van den sophist Prodicus , in zijne Horae, een werk over Hercules. Eén zwaluw maakt geen zomer . Dit spreekwoord , thans algemeen in gebruik , is AANHALINGEN UIT HET GRIEKSCH , 133 ontleend aan de Nicomacheïsche Ethica van Aristote les , I , 6 . Uit Socrates (zie Diogenes Laërtius) halen wij aan : Wij leven niet om te eten , wij eten om te leven . In het Grieksch zelf wordt weinig aangehaald. Zoo kennen wij het opschrift voor den tempel van Apollo te Delphi : γνώδν σεαυτόν , dat is Ken uzelven , slechts uit de overzetting in onze taal. Het Εύρηκα!! ( Ik heb het gevonden !) kennen wij uit de transscriptie heureka. Het is oorspron kelijk de uitroep van Archimedes , toen hij het bedrog ontdekte , dat door een goudsmid jegens koning Hiero van Syracuse was gepleegd . Voor het overige halen wij dikwijls de Latijnsche ver taling aan van hetgeen oorspronkelijk Grieksch is . Zoo is b. V. Quos Deus perdere vult , dementat prius (Dien God verderven wil , ontneemt hij eerst het verstand) eene vrij slechte vertaling van de schoone verzen , die in den Scholion op de Antigone van Sophokles, 620 , van een onbekend Grieksch tragisch dichter worden aangehaald . Volgens Mr. J. van Lennep ( Iets over Citaten , blz . 45 en 46) is de lezing : Quos vult perdere Jupiter , dementat prius , terwijl het citaat zijnen oorsprong te danken heeft aan eene Latijnsche vertaling van Euripides door Barnes. (Leipz. 1779 in fº.) Aldaar vindt men blz. 497 een frag 134 AANHALINGEN UIT HET GRIEKSCH. ment door Athenodores aangehaald , en dat volkomen het aangehaalde gezegde bevat. De plaats luidt in het Grieksch aldus : “ Οταν δε δαίμων ανδρι πορσύνη κακα τον νούν έβλαψε πρώτον.., Hiervan heeft zekere Boissonade een jambisch vers gemaakt, op deze wijze : Quos Jupiter vult perdere, dementat prius. Uit eene Grieksche bron is ook het Latijnsche, in verscheidene variatiën bekende : Amicus Plato , sed magis amica veritas. (Lief is mij Plato , doch liever is mij de waarheid. ) Aristoteles zou,volgens Ammoneus (Leven van Aristoteles), gezegd hebben : » Lief is mij Socrates , doch liever is mij de waarheid .” In de Navorscher voor 1866 is er ook naar gevraagd en op geantwoord ; het laatste echter onvoldoende. Mede bezigen wij eene spreekwoordelijke uitdrukking, in Plato's Gorgias, I , voorkomende , steeds in den La tijnschen vorm : post festum (na het feest) , dat is » te laat , wanneer alles voorbij is ," ofschoon de Romeinen zich van deze uitdrukking niet bedienden. Wij hebben daarvoor : mosterd na den maaltijd . Horatius heeft het oorspronkelijk Grieksche spreekwoord "Ωδινεν όρος είκα μύν απέτεκεν met zijne vrije vertaling in de Ars Poetica , vers 139 , Parturiunt montes , nascetur ridiculus mus (de bergen zullen baren ; er zal een belachelijke muis worden geboren) geheel verdrongen. AANHALINGEN UIT HET GRIEKSCH . 135 De bij ons bekende spreekwoordelijke uitdrukking , De eene hand wascht de andere , eene vertaling van Manus manum lavet , is afkomstig van den Griekschen dichter Epicharmus. Het Vita brevis , ars longa ( kort is het leven , lang is de kunst) is eene vertaling uit het begin der Aphorismen van Hip pocrates . Het Ex ungue leonem (uit den klaauw kent men den leeuw) is uit Plutarchus , die het in zijn werk De defectu oracu lorum , III , aan Alcaeus toevoegt. Deze Grieksche spreuk van Epictetus wordt door Aulus Gellius , XII , 19 , 6 , medegedeeld in den Latijnschen vorm Sustine et abstine ( Lijd en mijd ). De aanduiding van een vriend , door dezen zijn alter ego (tweede ik) te noemen , is een Latijnsche vorm van het Grieksch van Zeno , volgens Diogenes Laertius, zoo als door Plutarchus in zijn boek Over de menigte van Vrienden wordt aangehaald. Tegenwoordig wordt in de staatkunde ook een gezant of gevolmagtigde het alter ego van zijnen vorst genoemd . In vino veritas ( in den wijn is de waarheid ) is slechts eene ophelderende vertaling van het spreek woord , dat bij Plutarchus , in zijn Artaxerxes, XV , voorkomt , en daar luidt : » De wijn is de waarheid ." 136 AANHALINGEN UIT HET GRIEKSCH, Ons Geld is de ziel van alle zaken is het Nervus rerum , eene uitdrukking , die in den Cleomenes , c. XXVII , vam Plutarchus wordt aangetroffen , doch , volgens Diogenes Laertius , van den wijsgeer Bion afkomstig is . Een gezegde van den Griekschen wijsheer Bias , die , zonder iets te hebben kunnen medenemen , uit zijn vader land vlugtte , nam de . Wansbecker Bode tot motto , en wel in den Latijnschen vorm , ons uit Cicero ( Paradoxa , I , 2) bekend , waar zij luidt : Omnia mea mecum porto. (Al het mijne draag ik bij mij.) Ook het door Herodotus , I , 32 , aangehaalde Grieksch woord , dat Solon tot Croesus rigtte , kennen wij slechts in den Latijnschen vorm : Nemo ante mortem beatus , en in de vertaling er van : Niemand is gelukkig vóór zijnen dood . Eindelijk is het , aan geen twijfel onder hevig , of het vox populi , vox Dei , d. i .: » de stem des volks is de stem van God ," is uit de Odyssea van Homerus overgenomen , waar III , vers 214 en 315 , Nestor Telemachus toeroept : Zeg of gij willig u neerbuigt, of het volk u Misschien haat in het land , volgend de stemme van God. dunkt ons , VII . AANHALINGEN UIT HET LATIJN . Wij moeten ons , bij het leveren er van , bepalen bij die , welke in onze letterkunde dagelijks voorkomen. De oudste der Latijnsche schrijvers, uit welke aange haald wordt , is waarschijnlijk Plautus met Nomen en omen , d . i . » Naam en aanduiding ," uit de Persa , act. IV, 8c . 4 , v. 74 , en het in het zelfde stuk , act. IV, sc. 7 , v . 19, voorkomende , uit den Phormio van Terentius , act. III , 8C. 3 , v. 8 aangehaalde Sapienti sat ! d. i . » Den verstandige genoeg !” Dit laatste komt ook bij ons in de volkstaal voor als : » Een goed verstaander heeft maar een half woord noodig. ” Franklin heeft dit in zijn Way to Wealth vertaald door : » A word to the wise is enough .” Daar het in den Pseudolis van Plautus , V. 2 , 19 , voorkomende Dae victis ! d. i . » Wee de overwonnenen ! " door Livius , Florus en 138 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. Festus op Brennus wordt teruggebragt, haalt Plautus daarmede waarschijnlijk een woord aan , dat reeds vóór hem in den mond des volks was. Welligt is de spreekwijze Zijn zwaard in de weegschaal werpen hiervan afkomstig. Van den treurspeldichter Pacuvius stamt het door Cice ro , in zijne Quaestiones Tusculanae, V, 37, medegedeelde Patria est ubicunque est bene , d. i . » Het vaderland is overal , waar het ons welgaat.” Dat dit gezegde door Voltaire , in zijn Mahomet, aan Palmire is in den mond gelegd , is bij de Aanhalingen uit het Fransch reeds opgegeven . Men heeft de zelfde gedachte ook in een referein van een bekend lied , onder den vorm van : Ubi bene , ibi patria , d. i . » Waar ' t mij welgaat , is mijn vaderland.” Doch ook bij de Grieken vinden wij het denkbeeld weer , 0. a. bij Aristophanes ( Plut. 1151) : πατρις γάρ εστι πάς , έν' αν πράττη τις εν . Gelijk wij straks plaatsen uit Plautus reeds in de oudheid zagen aangehaald , was ook Oderint , dum metuant, d. i . Zij mogen mij haten , als zij mij maar vreezen ," uit het treurspel Atreus van Accius , reeds in de oudheid een gevleugeld woord . Het werd dikwijls aangehaald door Cicero en Seneca , terwijl Suetonius ( Caligula XXX) ons leert , dat het eene geliefkoosde uitdrukking van keizer Caligula was , en ( Tiberius LIX ) dat Tiberius het in den vorm van AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 139 Oderint , dum probent , d. i. Zij mogen mij haten , als zij mijnen wil maar doen ,” gemakkelijker vond. Ook het gezegde Non omnia possumus omnes , d. i . »Wij zijn niet in alles even bekwaam ,” voor welks auteur (zie Macrobius, Saturnalia VI , 1 , 35) de oude satiricus Lucilius werd gehouden , is , gelijk in gemeld werk wordt opgegeven , door den dichter Furius Antias nog vóór Virgilius gebezigd , die vers 63 van zijne 8ste Ecloge daarmede versierde. De tooneeldichter evenwel , waaruit het est wordt aangehaald , is Terentius. Reeds in act. I , sc. 1 , van zijn blijspel Andria ontmoeten wij een bekend gezegde. Simo verhaalt daar , hoe hij zich eerst verheugd heeft zijnen zoon Pamphilus, bij de begrafenis van een jong buurmeisje , tranen te hebben zien storten. Intusschen was hem onder de rouwdragenden een jong meisje in het oog gevallen , zoowel omdat zij er zoo lief uitzag , als omdat zij zich meer dan de anderen aan droefheid overgaf. Hij had bij het dienstdoend personeel onder zocht wie zij was , en vernam dat zij eene zuster was van de overledene. » Nu vat ik het ! " riep hij. » Hinc illae lacrimae !" d . i . » Van daar die tranen ! " Dit woord heeft reeds in de oudheid het geluk gehad van door Cicero en Horatius aangehaald te worden. Uit het zelfde blijspel, act. I , sc. 2 , is het antwoord van den slaaf Davus : Davus sum , non Oedipus , d. i . » Ik ben Davus , niet Oedipus," of met andere woor 140 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. den : » Ik begrijp u niet. Ik ben geen Oedipus , die raadselen kan oplossen .” Uit act. I , sc. 3. heeft men : Inceptio est amentium , haud amantium , d. i . » Het is een werk van dwazen , niet van beminnen den .” Dit is bij het gebruik overgegaan in het verkorte : Amantes , amentes , d. i . , zoo als wij het wel eens , vrij vertaald , gehoord hebben : » Bij wie verkeert , loopt alles verkeerd . " Uit act. III , sc. 3 , zijn de woorden : Amantium irae, amoris redintegratio , d. i . » Het getwist der gelieven is eene vernieuwing der liefde, " of : Gelieven mogen kijven , De liefde moet toch blijven . Uit den Eunuchus van onzen dichter , act. IV, sc . 5 , heeft men Sine Cerere et Baccho friget Venus , d. i . » Zonder Ceres en Bacchus blijft Venus koud." Uit den Adelphi, act. IV, sc. 1 , zijn de woorden van den slaaf Syrus: Lupus in fabulo , d. i . » Zoo als de wolf in de fabel ( verschijnt hij , als men van hem spreekt) . ” Dit zegt de slaaf , toen hij in de verte zijnen vader ziet aankomen. Wij hebben : » Als den drommel spreekt ," Voorts is bekend Duo quum faciunt idem , non est idem , d . i . » Als twee het zelfde doen , is het daarom nog niet het zelfde. ” Dit is echter slechts eene verkorting uit de Adelphi, act. V, sc . 3 , van : 1 men van enz.. AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 141 Duo quum idem faciunt , Hoc licet impune facere huic , illi non licet , d. i. » Als twee het zelfde doen , mag de eene het onge straft doen , de andere niet." (Men vergelijke bij de Aanhalingen uit het Hoogduitsch : Ja , Bauer , das ist ganz ein Anders.) Uit den Phormio eindelijk zijn afkomstig : act. I , sc . 2 : Montes auri pollicens , d. i. » bergen van goud (of gouden bergen) belovende . " act. II , sc. 2 : Tute hoc intristi ; tibi omne est exedendum , d. i . » Gij hebt het in (de soep) gebrokkeld ; nu moogt gij ook alles opeten .” En uit act. II , sc . 4 : Quot homines, tot sententiae , d . i .: » Veel hoofden , veel zinnen .” Uit het leerdicht van Lucretius , de Natura , zijn de twee eerste verzen van boek II beroemd geworden : Suave , mari magno , turbantibus aequora ventis , E terra magnum alterius spectare laborem , d. i .: » Aangenaam is het , bij onstuimige zee , wanneer de winden de golven opdrijven , van het land af het gevaar van een ander gade te slaan .” Dit heeft onze nooit geëvenaarde volksdichter Cats , in zijn naïven trant, op de volgende wijze teruggegeven : ' T IS GENEUGHELICK TE SIEN REGENEN , ALS MEN IN HET DROOGE STAET. Het is een aengename saeck , En dient veel menschen tot vermaeck , Te sien hoe wint en hagel slaet , 142 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. Wanneer men in het drooge staet , Te sien hoe dat een dicke wolck Komt neder-storten op het volck , En hoe het driftigh hemel- nat Maeckt al de paden glibber.glat, Te sien hoe sich een geder mijt, En efter noch ter aerden glijt. ' t Is lustigh van een stille ree Te sien een ongetoomde see , Te sien haer wonder -groot gebaer , Te sien eens anders groot gevaer , Te sien hoe dat een machtigh schip Rijst boven aen een hooge klip , En weder in een korten stont Wort afgedreven na den gront, En weder met een snelle vlucht Komt op-gestegen in de lucht. Voorwaer , het is dan licht geseyt : Die lieden hebben geen belegt , De schipper of de man te roer Dat is voorwaer een rechte loer : Wis , soo ick stier-man wesen mocht , Ick stierde ' t schip in genen bocht , Ick stierde ' t schip in genen kolck , Soo hield' ick ' t schip en al het volck. Siet dus soo gaet ' et overal Wanneer men komt in ongeval ; Want die gesonde leden heeft , En van de koortse niet en beeft, Weet veeltijdts wonder gneden raet En duysent kruyden voor het quaet: AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 143 Maer komt hy sellefs in ' t verdriet , Soo staet hy daer wel slecht en siet , En kucht dan meer als yemand plach Die oyt van koorts te bedde lach. » Want als de noot gaet aen de man , » Dan siet men wat de meester kan ." Cicero geeft ons in het begin van de eerste Oratio in Catilinam : Quosque tandem ..., d. i . » Hoe lang nog ...," alsmede het bekende: O tempora , o mores ! of » 0 tijden , o zeden !" Uit zijn geschrift de Finibus, V, 25 , 74 , hebben wij: Consuetudo (quasi) altera natura , d. i. » De gewoonte is (als het ware) eene tweede natuur. Uit zijne eerste Philippica , en tevens uit de Finibus , IV, 9 , 22 , stamt de voor een gevaar, dat den staat bedreigt , in gebruik gekomen aanmerking af : Hannibal ad portas , d. i . : » Hannibal is voor de poort. ” Vondel heeft dit ge zegde uitstekend te pas gebragt in zijn Gijsbrecht, waar deze held van zijn treurspel het Klarissenklooster binnen snelt met de woorden : Dat Godt u allen spare ! Is ' t hier nogh tijt van zingen ? De vyant zackt vast neer , om ' t klooster te bespringen. Uit het in Philippica XII , cap. II , voorkomende : Cujusvis hominis est errare ; nullius , nisi insipientis , in crrore perseverare , d. i . » Ieder mensch kan dwalen ; in dwaling volharden kan slechts de onzinnige," is het kort- en-bondige 144 AANHALINGEN UIT HET LATIJN . Errare humanum est , of » dwalen is menschelijk ” ontwikkeld , dat onder dezen vorm in den Anti - Lucrèce van den kardinaal de Polignac, livre V, 0. 50 , ( Parijs 1747) en in Engelsch gewaad in Pope's Essay on Criticism , o. 552 , voorkomt. Uit zijn Oratio pro Annio Milone , IV, 10 , is bekend : Silent leges inter arma , d. i . » Voor wapenen zwijgen de wetten . ” Of , om met Vondel te spreken (Gijsbr ., bedrijf II) : Die wetten zwijgen stil voor wapens en trompetten. Een variant hierop vindt men in Cicero's werk de Officiis ( over de Pligten) , lib. I , cap. 22 , waar men leest : Cedant arma togae. (Dat de wapenen voor den tabbaard zwichten .) Dit schijnt een vers , en is toch slechts proza. Uit een door hem in zijn Tusculanae, V, 12 , uitstekend vertaalde historie , die ook door Gellert in zijne Fabelen , onder den titel van Damocles , bewerkt is , ontleenen wij, ter aanduiding van een bij voortduring dreigend gevaar, de uitdrukking Zwaard van Damocles. ( Het is de schuld van Gellert , dat wij meestal den naam Damocles in plaats van Dámocles uitspreken. ) Uit zijn geschrift de officiis I , 5 , is het als advies van de Pruissische orde van den Zwarten Adelaar be kende Suum cuique, d. i . » Elk het zijne," ontleend. Uit I , 16 , van het zelfde werk , waar van algemeene beleefdheden jegens iedereen sprake is , gelijk b. v. dat wij iedereen moeten toestaan aan ons vuur het hunne AANHALINGEN UIT HET LATIJN . 145 27 aan te steken , wordt door rookende geleerden , als zij om > Wat vuur" verzoeken , wel eens aangehaald : Ab igne ignem , d. i . » Van vuur komt vuur.” Uit I , 31 , kennen wij het hier door Cicero reeds als spreekwoord aangehaalde en door Horatius in zijn Ars poetica , o. 385 , nog meer bekend geworden Invita Minerva , d. i . » Tegen den wil van Minerva .” En uit de Finibus , II, 32 , 105 : Jucundi acti labores , d. i. ( eenigzins vrij vertaald ): » Na gedaan werk is goed rusten .” Voorts is uit het begin van zijn geschrift de Oratore het gezegde : Otium cum dignitate , d. i. » Rust met waardigheid ” , ontwikkeld . Ook heeft Cicero : Contentum suis rebus esse , maximae sunt certissi maeque divitiae, d. i. » Met zijne zaken tevreden te zijn , is de grootste en zekerste rijkdom . - Wij zeggen : » Vergenoegdheid is de grootste schat.” In de Philipp. XI , 14 , komt voor ferro ignique. Livius LXXI, 7 , gebruikt het zelfde: ferro atque igni, d. i . te zwaard en te vuur. Wij zeggen omgekeerd : » Te vuur en te zwaard ." Philipp. II , 27 : Est apud poetam nescio quem , male parta , male dilabuntur, d i . » Men vindt bij ik weet niet welken dichter : » Kwa > 10 146 AANHALINGEN UIT HET LATIJN, lijk verkregene goederen worden kwalijk doorgebragt." Wij zeggen : Onrechtvaardig verkregen goed gedijt niet. Salomo zegt , Spreuken XX , 2 : » Schatten der goddeloos heid doen geen nut. " Philipp. V, 11 : Omne malum nascens facile opprimitur , inveteratum fit plerumque robustius , d . i . » Elk opkomend kwaad wordt gemakkelijk onder drukt ; maar verouderd wordt het meestal erger. ” Waar mede men het bekende principiis obsta (sta de beginselen tegen ) van Ovidius vergelijken kan . Wij zeggen : » Jong rijs kan men buigen , maar geen oude boomen. ” Epist. ad Dirers. VII , 1 : Et operam et oleum perdidisse , d . i . » moeite en olie verloren te hebben " ; eene gewone Latijnsche uitdrukking. dd Dirers. VII , 28 : alba aris , d. i . witte vogel. Deze spreekwijze wordt nog heden ten dage gebruikt van eene vreemde of zeldzame zaak. Van daar misschien rara aris (zeldzame vogel) bij Jure nalis , later aan te halen. Ad Dirers. X : 20 : Carpa enim illa , bis ad eundum , culgari reprehensa prorerbia est , al i . » Die misslag toch , zich tweemaal aan den zeliden steen te stooten , worit door een gewoon spreekwoord berispt. Scheller zegt in zijn Lericon ( in roce bis : bis ad em da zna se , lapiden enda, namelijk , aan den zelfdea steen sich stootev . Brest, ad te. II : 19 : AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 147 Est in coelo , d. i . » Hij is in den hemel.” Wij zeggen : > Hij is in de wolken " ; de Israëlieten : » Hij is in Abrahams schoot.” Ad Attic . X , 8 : Medios esse non licet , d. i. » Het staat niet vrij onzijdig te zijn ." - Wij ook zeggen , als iemand buiten stemming wil blijven : » Voor of tegen !" Ad Attic. X, 10. Me cuecum , qui haec ante non viderim ; d. i. » Wat ben ik blind geweest ! of : Dat ik zoo blind was , dat ik dit niet te voren gezien heb ! " Orat. Part. XVII : Cito enim arescit lacrima , d. i . » Tranen droogen spoedig ." Quintilianus, VI , 1 , 27, gebruikt dit woord , als hij zegt : Non sine causa dictum est , nihil facilius quam lacrimas inarescere ; d. i . » Niet zonder reden is gezegd , dat niets gemakke lijker droogt dan tranen .” De Franschen ook zeggen : Rien ne sèche plus vite qu'une larme. Brutus : Magni interest , quos quisque audiat quotidie ; d. i . » Er is veel aan gelegen , wien men dagelijks hoort.” Van Caesar heeft Plutarchus , in het Leven van den eersten , cap. XI , het gezegde voor ons bewaard , dat hij, bij het zien van een ellendig Alpenstadje , zijnen bege leiders toeriep : Ik zou vrij wat liever hier de eerste willen zijn , dan te Rome de tweede , 10* 148 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. of, zoo als het bij Plutarchus in het Grieksch luidt; ' Εγώ μέν εβουλόμην παμά τούτοις είναι μάλλον πρώτος ή παρά “ Ρωμαίοις δεύτερος. De bekende uitspraak Alea iacta est, of lacta alea est , gelijk het , volgens den Caesar van Suetonius, cap. XXXII , aangehaald zou moeten worden , is door Caesar, voordat hij den Rubicon overtrok , gedaan , doch niet in dezen vorm , maar in het Grieksch : ανερρίφθω ο κύβος , d. i.: » De teerling valle !" zoo als door Plutarchus , in het Leven van Pompejus , cap. LX , uitdrukkelijk vermeld wordt. Deze uitdrukking was echter reeds lang te voren als spreekwoord in gebruik , gelijk men uit Plutarchus, Caesar, XXXII , zien kan. Een ander gezegde van Caesar : Deni, vidi, vici , d. i . » Ik kwam , ik zag , ik overwon ," waarmede hij zijne bij Zela schielijk behaalde overwinning zijnen vriend Amin tius te Rome in eenen brief mededeelde, wordt wel door Suetonius ( Julius Caesar, cap. X) slechts als inscriptie op een bord vermeld ; dat het echter inderdaad zoo geluid heeft, kan men in de Gezegden van Koningen en Veldheeren van Plutarchus lezen , en laat zich bovendien uit zijn Caesar , L , opmaken 1 ) . 1 ) Er bestaat eene munt of penning , zoo het heet van Julius Caesar en in Klein - Azië gevonden , met het randschrift Veni, vide , vici , die nog in eenige musea als echt wordt aangewezen . AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 149 Het wordt bestreden , dat Julius Caesar, toen men hem den doodsteek gaf, met de woorden Et tu , Brute ! (> Ook gi, Brutus !" ) ter aarde gezonken zou zijn , de woorden , waarmede ook Shakspeare, act III , sc. 1 , hem laat sterven . Suetonius verhaalt ( Julius Caesar , cap. LXXXII) , dat hij bij de eerste wond een enkelen zucht heeft geloosd , doch geen woord gesproken heeft. Hij voegt er echter bij , hoe enkelen verhalen , dat hij den op hem aanvallenden Brutus in het Grieksch zou hebben toegeroepen : » En ook gij behoort tot hen ? Ook gij, mijn zoon ?” Ook Dio Cassius (XLIV, 19) laat hem met de woorden > Ook gij, mijn zoon ?" neder zinken . Aan Caesar hebben wij voorts het bekende ois comica , (kracht van het komische) te danken . Suetonius deelt ons namelijk in zijn Vita Terentii eenige hexameters van Caesar mede , die eene kritiek van den Romeinschen blij speldichter bevatten , bij wien Caesar zegt , het vis comica tot zijnen spijt niet aan te treffen . Eene aanhaling uit Sallustius ( Jugurtha X) is het bekende Concordia paroae res crescunt ; discordia maximae dilabuntur. (> Door eendragt wast het kleine ; door tweedragt ver valt het groote.” ) Wij hebben hiervoor de slotregels in een vers : Door eendragt wordt het huis gebouwd; Door tweedragt stort het in . Horatius behoort tot de weinige klassische schrijvers, 150 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 11 , wier spreuken ook bekend zijn aan hen , die niet tot de taalgeleerden behooren ; van daar dat hij in allerlei ge schriften wordt aangehaald. Uit zijne Odes kent men : I , 9 , 13 : Quid sit facturum cras , fuge quaerere. (Wat morgen wezen zal, vraag daar niet naar. ) 8 : Carpe diem . (Maak gebruik van den dag. ) II , 3 , 1 : Aequam memento rebus in arduis Servare mentem . ( Vergeet niet , in het ongeluk het verstand te behouden. ) Wij zeggen : » Wie goed verliest , verliest veel ; wie moed verliest , verliest alles.” - 6 , 13 : Ille terrarum mihi praeter omnes Angulus ridet. (Dat plekje op aarde lacht mij vóór alle andren tegen. ) II , 16 , 27 : Nihil est ab omni Parte beatum. (Er bestaat geen volmaakt geluk. ) III , 2 , 13 : Dulce et decorum est pro patria mori. ( ' t Is zoet en eervol voor het vaderland te sterven. ) - 16 , 17 : Crescentem sequitur cura pecuniam . ( Op het toenemende geld volgt de zorg. ) Wij zeggen : » Veel koeien , veel moeien .” - 30 , 1 : Exegi monumentum aere perennius. (Ik heb mij een gedenkteeken gesticht duurzamer dan erts . ) IV, 9 , 28 : Beati possidentes ! ( Gelukkig zijn de bezitters ! ) - 12 , 28 : Dulce est desipere in loco. (Zoet is het op zijn tijd voor gek te spelen .) Uit de Epodi is zeer bekend vers 1 van Ep. II : Beatus ille qui procul negotiis ... > AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 151 ( Gelukkig hij , die ver van 's werelds woelen ...) Dit denkbeeld is uitstekend uitgewerkt door Vondel, in zijn bekenden Rei in Palamedes : . O wellekoome morgenstont , Ghy voert hem spelen in den mont Van endelooze zalighede , Die , lustigh rustigh , wel te vrede , Beschouwt al wat natuur ons geeft; Wat schoonheit in haer aenschijn zweeft ; Wat Godlijck wort , door al haer leden , Van ' t diep verwondren aengebeden. Die in een liefelijcke streeck , By ' t raischen van een klaere beeck , Zijn lanthuis sticht , en ackerwoning , Wat is dat een gezegent koning ! Die nimmer vlamt op ydlen lof , En zijne lusten met zijn' hof Bepaelt , en indrinckt met zijne ooren Den voglezang , die zich laet hooren , Daer morghendau , als perlen , leit By druppels hier en daer gespreit Op roozebladen , versch ontloocken : Wanneer zich opdoen duizent roken , En duizent kleuren , voor het oogh , Van bloemen , als een regenboogh , Als Iris bruiloftskleed geweven , Een schildery, vol geest en leven. Hy plant , hy poot , of hy verzet , Belaegt de voglen met zijn net ;, Of overleenende met yver, Treckt spartelvisschen uit den vyver , 1 152 AANHALINGEN UIT HET LATIJN . Met zijn geboge hangelroe : Of is hy zulcke spelen moe , Hy spant zijn paerden in , voor 'tdaegen , En gaet met honden ' t knijn belaegen : Of rijdt, by klaeren zonneschijn , Door wegen , die gestrengeld zijn Als voormaels der Kretenzen doolhof. Hier bloeit een afgetuinde koolhof ; Daer lacht een beemt , een klaverwey, Omcingelt met een ' boomenrey. Men melckt der koeien uiers wacker : Hier zwoeght en ploeght men op den acker , En ginder hoopt men op ' t gewas : Daer zaeit men boeckweit ; ginder vlas :. Hier groeit en bloeit het weeligh koren , Omheint met steeckelige doren : Daar spoeit een speeljacht over ' t meer : Hier roockt een dorrep : ginder veer Wil in ' t verschiet een slot verflaeuwen , En hooger op ' t geberghte blaeuwen. Verr' dwaelt hy van dit leven af, Dien d' onrust nagaet tot in 't graf, En tot den avont , van den morgen , Geknaeght, geplaeght wort van de zorgen , De zorgh , die nimmer rusten laet Den slaef van eenen vryen staet, Die tot gemeene best zal raemen , Verbinden zoo veel hoofden t'zaemen ; Hy wort gebeten van den nijt, Hoe vroom en eerlijck hy zich quijt. De tabbert, ick beken ' t , is eerlijck , AANHALINGEN UIT HET LATIJN . 153 En 't kussen deftigh , en raetsheerlijck : Maer och , wat is ' t een lastigh pack ! Wat moeite nestelt onder ' t dack , Daer ieder vlamt op hooger stoelen , En allerlei gebreken woelen ! Die ramp vermijt mijn burgerboer. Hy drinckt uit gout noch parlemoer ; Geen akonit , noch spogh van draecken , ' t Welck 't hart de ziel doet quijnend braecken . Oock schuilt hy voor de ponjaerts vry , Die , achter een tapissery, Den man van staet het lijf ontzeggen , En zijne voorspoet laegen leggen . Geen vreeze maeckt hem ' t leven zuur. De gunst des volx , dat , wispeltuur En wuft , nu streelt , nu steeckt zijn heeren , Hy zonder hartzeer magh ontbeeren. Hy wort van ' t bed niet opgeklopt Half suizebollend : noch men stopt Zijn hant vroeghmorgens niet vol schriften . Men zal zijn ' ommegang niet ziften . Zijn huisgoôn niemants wrock bespiet. Men mat hem door veel aenspraex niet , Daer hy beschanst zit met papieren , Die door de slaefsche zinnen zwieren . Hy siddert niet voor 's priesters stem , Die al zijn vuilnis vaeght aen hem , Zijn lantsheer schelt zoo bits en snoode , En veinst zich Godts gezant en bode. Ook het Akkerleden , van Poot, zouden wij hierbij kunnen 154 AANHALINGEN UIT HET LATIJN . aanhalen. Wij mogen echter niet meer algemeen bekende stukken uit onze dichters naschrijven ; wij zouden anders , door ook nog Uit de stad terug van Tollens over te nemen , het getal Nederlandsche citaten , die het denkbeeld in het aangehaald Latijnsch gezegde uitbreiden , tot drie kunnen brengen . De Satirae van Horatius leveren de volgende plaatsen : I , 1 , 24 : Quamquam ridentem dicere verum , Quid vetat ? (Doch lachende de waarheid zeggen , Wat hindert dat ? ) Deze plaats komt echter doorgaans voor in den veran derden vorm : Ridendo dicere verum. (Lachende de waarheid zeggen. ) I , 1 , 106 : Est modus in rebus . ( Er is maat in [alle] dingen .) Satir . 1 , 2 , 24 : Dum vitant stulti vitia , in contraria currunt , d. i. » Terwijl de dwazen gebreken vermijden , loopen zij in tegenovergestelde." Wij zeggen : » Van het eene uiterste naar het andere." Sat. I , 2 , 91 : Hypsaea caecior , d. i . : » blinder dan Hypsaea. ” Dit wordt gebruikt door Vossius , in de voorrede op zijne Grammatica, waar hij zegt : Nec dubito, quin , si quis non Hypsaea caecior sit , visurus sit facile ; d. i .: » Ik twijfel niet , indien iemand niet blin der is dan Hypsaea , of hij zal gemakkelijk zien , dat ” enz. I , 4 , 85 : Hic niger est ; hunc tu , Romane , caveto ! ( Dit is een booswicht; o Romeinen , wacht u voor hem ! ) 77 AANHALINGEN UIT HET LATIJN . 155 en Deze dikwijls aangehaalde plaats wordt door het vol gende voorafgegaan : » Wie van den afwezigen vriend kwaad spreekt , hem niet verdedigt , wanneer een ander hem beschuldigt , wie naar de toejuiching van den grooten hoop en den naam dingt van een aardig prater te zijn , wie his torietjes verdichten en wat hem toevertrouwd is niet verzwijgen kan die is een booswicht, ” enz. I , 5 , 100 : Credat Judaeus Apella . ( Dat mag de Jood Apella gelooven. ) Dit was , volgens de overlevering , een bijgeloovige Jood , ten tijde van Horatius . Het is echter wel mogelijk dat die Jood , even als Willem Tell , nooit bestaan heeft, dan is de vrije vertaling: » Dat mogen de kalveren gelooven , die te St. Jutmis op het ijs dansen .” 9 , 59 : Nil sine magno Labore vita dedit mortalibus. (Niets gaf het leven den sterveling zonder grooten arbeid. ) 9 , 78 : Sic me servavit Apollo. (Zoo redde mij Apollo .) Saepe stylum vertas. ( Keer den griffel dikwijls om. ) D. i .: » Beschaaf dikwijls wat gij geschreven hebt door met het boven- of breede einde van den griffel op het met was overdekte plankje of bordje uit te wisschen wat gij met de punt van onderen er op hebt ingeschreven ." De Epistolae leveren : I , 1 , 14 : Jurare in verba magistri. ( Bij ' s meesters woorden zweren. ) Goethe legt dit in zijn Faust) Mephistopheles in den 10 , 72 : 156 AANHALINGEN UIT HET LATIJN, - 2 , mond , als deze tot den Leerling zegt, bij gelegenheid dat zij over theologie aan het spreken zijn : Het best is , dat u één slechts leert , En gij bij ' s meesters woorden zweert. I , 2 , 14 : Quidquid delirant reges , plectuntur Achivi. ( Hoeveel ook de koningen ( Agamemnon en Achilles) razen , de Grieken moeten het boeten.) Wij zeggen : » Wat de zeug doet , moeten de biggen misgelden . ” 2 , 16 : Niacos intra muros peccatur et extra . (Binnen Troje's muren wordt gezondigd en daarbuiten. ) 2 , 40 : Dimidium facti, qui coepit , habet. (Een goed begin is het halve werk. ) Dit hebben ook wij, gelijk men ziet , tot spreekwoord , dat missehien den oorsprong heeft gegeven aan : » Wel voorgedaan is half verkocht.” – 2 , 62 : Ira furor brevis est. (De toorn is eene korte razernij.) -6, 67, bevat de als slot van Voorredes afgezaagde Si, quid novisti rectius istis , Candidus imperti ; si non , his utere mecum . ( Zoo gij iets beter weet, dan het hier gemelde , geef het dan vrijmoedig te kennen ; zoo niet, maak het u dan met mij ten nutte. ) 10 , 24 : Naturam expellas furca ; tamen usque recurret. ( Verdring het natuurlijke met geweld , het zal toch altijd terugkeeren .) 17 , 36 : Nor cuivis homini contingit adire Corinthum . (Niet iedereen is zoo gelukkig om naar Corinthe te gaan .) Omdat namelijk de reis te kostbaar was. Dit spreek woord is door Horatius uit het Grieksch overgenomen. AANHALINGEN UIT HET LATIJN . 157 I , 18 , 9 : Virtus est medium vitiorum , d. i . » De deugd is het midden der ondeugden ." > De deugd is nu in het midden . " 19 , 19 : O imitatores , seroum pecus ! (o'navolgers , apen die ge zijt !) JI , 2 , 102 : Genus irritabile vatum . ( Het prikkelbaar geslacht der dichters.) Uit de Epistolae ontleent men nog het begin van VI, I : Nil admirari. ( Niets bewonderen .) In de Ars poetica van Horatius vinden wij : Vers 4 : Desinit in piscem mulièr formosa superne. (Aan het bovenlichaam eene schoone vrouw , eindigt zij in een vischstaart.) 5 : Risum teneatis , amici ? (Kunt gij u van lachen onthouden , vrienden ?) II , 11 : Hanc veniam petimusque damusque vicissim . (Wij vragen dit verlof , gelijk wij ' t andren geven .) Als aanhaling wordt dit in ' t algemeen van weder zijdsch dienstbetoon gebezigd. Horatius bezigt het te aan gehaalder plaatse ten opzichte van dichterlijke vrijheden , welke hij, zelf dichter, in behoorlijke mate anderen dich ters gaarne toestaat en voor zichzelven behouden wil. Dr. N. Beets heeft het vertaald door : Dees orijheid vergen wij , gelijk wij ze anderen schenken . Eene eigenaardige toepassing heeft dit vers in onze dagen gevonden. Gewijzigd namelijk in : Damus petimusque vicissim (Wij geven , en eischen daarentegen ) 158 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. bestaat het als omschrift op de postzegels in Britsch Guyana. Vers 39 : Versate diu , quid ferre recusent , Quid valeant humeri. ( Overleg lang wat de schouders van anderen weigeren , of kunnen dragen. ) Non erat hic locus. ( Het was hier de plaats niet. ) Dit is eene verkeerde aanhaling van het Sed nunc non erat his locus. (Maar nu was het hiervoor de plaats niet. ) uit de Ars poetica van Horatius, vs. 19. 78 : Adhuc sub judice lis est. (Nog is de zaak voor den rechter. ) D. i .: » Er is nog niets van beslist. " Deze in het al gemeen gebezigde aanhaling heeft hareu oorsprong in de vraag , wie de uitvinder der Elegie is. Ab oro. ( Van het ei af.) Hiermede eindigt vers 147. De meening is : » Van het eerste begin af." Horatius prijst daarmede Homerus, om dat deze den Trojaanschen oorlog niet van het ei van Lila , de moeder van Helena , af begint , maar den toe hoerder terstond vers 148 in medias res , d. i . »midden in de dingen " plaatst, of , zoo als wij zou den zerren , » met de deur in buis valt." Bij de schildering van een hoogen ouderdom , noemt hij vers 173 , den grijsaard Laudator temporis acti Lefredenaar van den verleden tijd .) AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 159 Uit vers 333 , [omne tulit punctum qui miscuit] utile dulci hebben wij ontleend : » Het aangename aan het nuttige paren ” ; » leerzaam vermaak ," en meer dergelijke. Het utile et amusant is er natuurlijk mede van afkomstig. Van de geschriften , tot wier lezing men steeds op nieuw terugkeert , haalt men het slot van vers 365 aan : Decies repetita placebit. ( Tienmaal herhaald , zal zij bevallen .) Eindelijk halen wij nog vers 359 aan : Quandoque dormitat bonus Homerus. (Somwijlen slaapt zelfs de goede Homerus. ) Virgilius, de vriend van Horatius , heeft ons in zijne Eclogae menig bekend vers nagelaten. Vers 6 der eerste : Deus nobis haec otia fecit , ( God heeft ons deez' rust geschonken ) , gelijk Tityrus , onder een schaduwrijken beukenboom net zijne herdersfluit gezeten , den met de kudde treurig in de verte voorttrekkenden Meliboeus aanspreekt , is reeds menigmaal tot inscriptie op huizen gebezigd. ' In vers 104 van de derde Ecloga noodigt Damocles Menalcas in den beurtzang , die in het 60ste begint, met Ab Jove principium ! (Met Jupiter zij ons begin ! ) uit , om hem te zeggen , in welke streek de hemel slechts drie vademen breed is ; en , voegt hij er bij , indien gij mij dat kunt zeggen , Eris mihi magnus Apollo. (Zult gij voor mij de groote Apollo zijn.) 160 AANHALINGEN UIT HET LATIJN . Dienovereenkomstig pleegt men vragen , waarop men geen antwoord verwacht, van deze spreuk te vergezellen. Een woord als dat in vers 93 : Latet anguis in herba (Er loert eene slang in het gras) gaat door zijne treffende kortheid en toepasselijkheid ligt uit zijne bijzondere beteekenis in een gevleugeld woord over. Zang I van de Georgica of Landgedichten levert in vers 30 de beteekenis van een verafgelegen land : Ultima Thule ( Het afgelegen Thule ). Mede vindt men in zang I : Labor omnia vincit Improbus et duris urgens in rebus egestas. Het wordt meestal verkort in Omnia vincit labor improbus. (Een onvermoeide arbeid komt alles te boven .) Zang II vers 28 : Sed fugit interea , fugit irreparabile tempus. (Maar dus voortgaande , vervliegt ook de onherroepe lijke tijd .) Zang IV , vers 176 , waarin Virgilius den arbeid der bijen met Cyclopen vergelijkt die den bliksem smeden ( zie ook Ecloga I : 24) : Si parva licet componere magnis. ( Indien het veroorloofd is het kleine met het groote te vergelijken .) Virgilius roept in zijn Aeneide , I , 11 , uit , ter wijl hij zich gereed maakt om het lijden te bezingen , dat Aeneas door de wraak van Juno te wachten heeft, AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 161 welke het oordeel van Paris , die boven haar aan eene andere de voorkeur heeft gegeven , volgens I , 26 , alta mente repostum (diep in de ziel gelegd was) . Deswegens bewoog zij den God der winden om de vloot van Aeneas met zulk een storm te teisteren , dat de zee uit de grondvesten naar boven werd gedreven , en Neptunus opkwam , .om de winden met zijn beroemd : Quos ego ! ( Ik zal je reis ! ) tot stilte te brengen . Het woord van Aeneas , II , 3 : Infundum , regina , jubes renovare dolorem , is in de vertaling van Schiller : OKönigin , Du weckst der alten Wunde Unnennbar schmerzliches Gefühl, in Duitschland een gevleugeld woord gevonden. Ab uno disce omnes. (Uit één leert men allen kennen. ) Dit is eene verbastering uit de Aeneide, II , vs. 64 , waar men leest : Accipe nunc Danaum insidias, et crimine ab uno disce omnes. (D. i . Verneem nu de streken der Grieken , en leer uit één schelmstuk hen allen kennen. ) Quantum mutatus ab illo ! (Wat is hij veranderd bij vroeger !) Dit vindt men in de Aen . II , 274. Niet minder beroemd is de waarschuwing van Laokoön, II , 49 , toen hij het reusachtige paard voor de muren van Troje ontdekt : Timeo Danaos , et dona ferentes , 11 162 AANHALINGEN UIT HET LATIJN . I (Ik vrees de Grieken , ook wanneer zij geschenken brengen. ) Onze taal is door dit vers van Virgilius, bij een verdacht geschenk , dat voordeel belooft en met nadeel dreigt, met de uitdrukking Geschenk der Danaers verrijkt. Veel wordt ook aangehaald uit II , v. 204 : Par varios casus , per tot discrimina rerum . (Door velerlei lotgevallen , door zoo vele gevaren .) Zoo mede de woorden van den priester Panthus, toen Troje in brand stond , II , v. 325 : Puimus Troes. (Wij zijn Trojanen geweest. ) II , 312 : Proximus ardet l'calegon. (Uw buurman Vealegon's huis brandt al.) Dit geldt als waarschuwenle kreet bij een volks-oproer. t'it III , rs . 384 , heeft men : Fugit irreparabile tempus. ( De tijd vliegt onherstelbaar heen .) Toen Aeneas , bij zijne vlugt uit Troje , zijne vrouw Creusa verliest , terugkeert, haar vergeefs zoekt en luid haren naam rept , rerschijnt hem hare schim . Nadat hij dit aan Dido verhaald heeft . voegt bij er bij , II . r. iit : Dixwai, steteruntqve couge , et nos faucibus haesis Ik stond versteld , de haren rezen mij te berge, en de wenien bleren my in de keel steken . ) Het selle seyrt hy III , F. 45 , nadat hij vertaald AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 163 zoon Wij zeg heeft , hoe de stem van den vermoorden Polydorus uit de aarde zich weeklagende doet hooren . Dezen , een van Priamus, had de Thracische koning , naar wien hij met eene groote som goud gezonden was , juist om dit goud laten ter dood brengen . III , v. 57 : Auri sacra fames ! (0 onheilige honger naar goud !) Uit den. IV : En dextra fidesque ; d. i . » Ziedaar mijn rechterhand en trouw. " gen , wanneer wij iemand trouw beloven : » Ik geef er u de hand op.” IV, 175 , bevat de aan de heerlijke beschrijving der Faam ontleende woorden : Viresque acquirit eundo. ( Al voortgaande , neemt zij toe in krachten .) Het zelfde boek , v. 625 , bevat de woorden van Dido, welke de groote keurvorst bij de onderteekening van den vrede te Saint-Germain -en -Laye op 20 Julij 1679 aanhaalde : Exoriare aliquis nostris ex ossibus ultor. (Een wreker mag uit mijn stof opstaan .) Vers 95 van B. VI bevat de woorden , welke de Cu maeische Sibylle tot Aeneas rigt: Tu ne cede malis , sed contra audentior ito. (Ontwijk het ongeluk niet , maar ga het stout te gemoet. ) Hoc opus , hic labor est. (Dat staat te doen , dit te volbrengen. ) De medgezel van Aeneas , de fidus Achates 11 * 164 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. (getrouwe Achates) , waarvan B. VI, v. 158 en ook elders gesproken wordt , is de algemeene aanduiding voor een getrouw vriend geworden. Toen Aeneas den weg naar het schimmenrijk wil in slaan , wordt hem door de Sibylle toegeroepen , VI, v. 126 : Facilis descensus Averno. (Gemakkelijk is het nederdalen in het schimmenrijk .) VI , 743 : Quisque suos patimur Manes, d. i. » Elk onzer heeft zijne kwelgeesten te verdragen ." - » Elk huis heeft zijn kruis." Het veel aangehaalde v. 312 van B. VII : Flectere si nequeo superos , Acheronta movebo (Wanneer ik de hemelsche magten niet leiden kan , zal ik de hel in beweging zetten) haalde ook de minister- president von Bismarck op 21 Januari 1864 in het huis der afgevaardigden aan . Uit IX , 641 , worden de door Apollo aan Julus , een glorierijk wapenfeit van den laatste , gerichte woorden : Sic itur ad astra ! (Zoo stijgt men op naar de sterren ! ) dikwijls als devies gebezigd. Een alledaagsch woord levert v. 283 van B. XI: Erperto credite. (Geloof hem , die het zelf bij ondervinding heeft .) Andentus fortuna jucat , ook in audaces fortuna jurat verbasterd , vindt men in de Eneide , X , s. 284. Letterlijk vertaald , is het : > Den stoutmoedigen helpt het geluk." Wij hebben er na AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 165 allerlei varianten op , zoo als : » Goed gewaagd is half gewonnen, " e. m. a. Uit Plautus , Truculentes II , 6 , 8 , zou men , na het reeds vermelde , nog kunnen aanhalen : Pluris est testis oculatus quam auriti decem , (Een ooggetuige is meer waard dan tien oorgetuigen .) Van dit zelfde denkbeeld was ook Herodotus , toen hij schreef I , 8 : » Want de ooren zijn aan de menschen on geloofelijker dan de oogen .” Alsmede Seneca , Epist. VI : Homines amplius oculis , quam auribus credunt. (De menschen gelooven de oogen meer dan de ooren. ) Plaut. Curculio I , 1 , 53 : Flamma fumo est proxima , . (De vlam is het digtst bij den rook. ) D. i .: Een onscha delijk begin kan nadeelige gevolgen hebben. Plaut. Captivi III , 4 , 122 : Nucleum amisi, reliquit pignori putamina , d. i . » Ik heb de pit verloren ; den dop heeft hij mij te pand gelaten." Uit Terentius, Andr. III , 1 , 9 : Facile omnes , cum valemus , recta consilia aegrotis damus, d. i . » Wij allen geven gemakkelijk , als wij gezond zijn , aan de zieken goeden raad ." Wij zouden zeggen : » Gij hebt mooi praten." Andr. IV , 1 , 12 : Proximus sum egomet mihi , d. i . » Ik ben mijzelven de naaste.” Wij zeggen ook : » Het hemd is nader dan de rok ." 166 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. Andr. I , 1 , 41 : Obsequium amicos , veritus odium parit, d. i . » Toegevendheid baart vrienden ; de waarheid baart haat (vijanden )." Dit gezegde haalt Augustinus ( Epist. ad Hieron . 82) als een gebruikelijk spreekwoord aan . Met Quot homines, tot sententiae ( zooveel hoofden , 200 veel zinnen) kan men vergelijken wat Horatius zegt , Sat. II , 1 , 27 : Quot capitum vivunt, totidem studiorum millia , d . i . » Zooveel hoofden er zijn , zooveel duizenden zinnen .” Heaut. II , 1 , 10 : Surdo narrat fabulam , d. i . » Hij verhaalt den doove een sprookje.” Hij klopt aan eens dooven mans deur." Heaut. II , 2 , 10 : Nosti morem mulierum , dum moliuntur , dum comunter , annus est. d. i. vrij vertaald : » Als de vrouwen zich kleeden , duurt het een jaar.” Wij zeggen : » Dat kleeden der vrou wen , dat duurt me een tijd !" Heart. IV , 3 , 41 : Quid si nunc coelum ruat ? d. i . » Wat , indien de hemel nu valt ?” Wij voegen er bij: » dan zijn wij allen dood .” Uit Sallustius , Bell. Catill. I , 6 : Priusquam incipias consulto ; ubi consulueris , mature facto opus est , d. i . » Eer gij begint , is er overleg , waar gij u beraden hebt , is er spoedig handelen van noode. " - » Bezin eer gij begint." Uit Ovidius : Materiam superabat opus , AANHALINGEN UIT HET LATIJN . 167 ( De kunst [of het werk ] verfraait de stof.) Deze regel , voorkomende in de Metam . II , werd door Voltaire, in zijne Henriade, ch . XII , aldus uitgebreid : Et l'art , ornant depuis sa simple architecture, Par ses travaux herdis surpassa la nature . Metam . V , 416 : Quod si componere magnis parva mihi fas est , d. i . » Indien het mij veroorloofd is het kleine met het groote te vergelijken . " Metam . XI , 314 en 315 : Qui facere assuerat candida de nigris et de candentibus atra ; d. i . » Die zich gewend had van zwart wit en van wit zwart te maken .” Wij ook zeggen : » Hij kan van zwart wit maken .” Men kan hiermede vergelijken Jesaja V , 20 : » Wee dengenen , die het kwade goed heeten , en het goede kwaad ; die duisternis stellen tot licht , en licht tot duisternis ; die het bittere tot zoet stellen , en het zoete tot bitterheid !" Heroid . VII , 51 : Tu quoque cum ventis utinam mutabilis esses ! d. i .: > Och , dat gij met de winden ook veranderlijk waart !" Wij zeggen : » Hij waait met den wind.” Heroid. XVII , 166 : An nescis longas regibus esse manus ? d. i . » Weet gij niet dat de koningen lange handen heb ben ?" Deze spreekwijze wordt nog gebruikt omtrent vor sten en koningen , die despotisch regeren en het volk uitzuigen. Ook de Grieken zeiden : Maxpai tupárvwv zeiges; d. i . » De handen der tyrannen zijn lang." Daartegen over echter staat het gezegde van Tiberius , dat wij nog dikwijls gebruiken ; men vindt het bij Suetonius , Tiber. > 168 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 77 32. Boni pastoris est , tondere pecus , non deglubere , d. i .: » Het is de pligt van een goed herder de schapen te sche ren , ze niet te villen ." Trist. I , 8 , 7 : Omnia jam fient, fieri quæ posse negabam , d . i. > Alles zal gebeuren , wat ik zeide dat nooit zou kunnen geschieden.” Dit gezegde gebruiken wij, als wij zien gebeuren wat wij voor onmogelijk hielden . Trist. III , 7 : Irus et est subito , qui modo Croesus erat , d. i . » Ook hij is plotseling Irus , die zoo even Croesus was." Irus was een bedelaar te Ithaca , Croesus de zeer rijke koning der Lydiërs. Est quaedam flere voluptas. (Ook het weenen heeft zijne zoetheid. ) Dit komt voor in de Tristia , El. III , vs. 27. Het was een woord , waarmede de beklagenswaardige zich in zijne ballingschap troost trachtte toe te spreken. Amor. I , 6 , 42 : Verba dat in centos , aure repulsa tua , d. i . » Daar gij uw oor afgewend hebt , spreekt hij woor den in den wind.” Ook wij gebruiken zeer dikwijls : » Woorden in den wind spreken . ” Nog uit Ovidius : Dulcia non meruit , qui non gustavit amara , d. i . » Hij heeft het zoete niet verdiend , die het bittere niet heeft gesmaakt.” Wij hebben een zeer oud spreek woord : » Die honich wil eten , moet lijden dat hem de bijen steken ." Uit Propertius hebben wij III, 1 , 14 : AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 169 Non datur ad Musas currere lata via , d. i . » Het is geen breede weg om tot de geleerdheid te geraken.” » Het is niet ieder gegeven een geleerd man te worden ” , of zoo als men ook wel zegt : » Wij kunnen niet allen professor worden." Bij Valerius Maximus, VII , 2 , vinden wij: Dicisse me aliquando poenituit, tacuisse nunquam , d. i .: > Gesproken te hebben , heeft mij soms berouwd ; gezwegen te hebben , nooit . ” Dit woord wordt nog dik wijls gebruikt , zoo wel bij ons als in andere talen. Van daar zeggen wij ook wel : » Spreken is zilver, zwijgen is goud ." Bij Suetonius , Vespas., XVII , lezen wij : Pulpem pilum mutare , non mores , d. i . » Den vos verandert zijn haar, maar niet zijn aard." Uit Juvenalis , Sat. II , ontleenen wij : Dat veniam corvis , vexat censura columbas , d. i .: » De tuchtroede verschoont de raven , kastijdt de dui ven. " » Kleine dieven hangt men op , groote laat men loopen." Quinctilianus , VII , 1 : Herculis cothurnos infantibus aptare , d . i . » Aan kinderen de schoenen van Hercules passen . " Dit gezegde gebruikt men , als men van een kind te veel vordert , of het te veel oplegt. Dyonisius Bato zegt , Distich. I , 27 : Fistula dulce canit , volucrem dum decipit auceps , d. i . » De fluit zingt zoet , als de vogelaar den vogel be driegt.” Dit woord werd gebruikt door den heer Groen van Prinsterer, in zijn Heiligerlee en de Ultramontaansche Kritiek . Distich. IV , 31 . 170 AANHALINGEN UIT HET LATIJN . Qua flumen placidum est , forsan latet altius unda , d. i . » Waar de stroom stil is , daar is misschien de golf dieper verborgen.” » Stille wateren hebben diepe gron den ." In de Historia naturalis van Plinius den oude , 35 , 36 , vinden wij Apelles , hofschilder van Alexander den Groote , aangehaald als den auteur van drie gezegden , van welke twee ook bij ons zijn overgebleven. Het eerste luidt : Manum de tabula ! (De hand van de schilderij af !) Terwijl het tweede : Ne sutor supra crepidam , letterlijk beteekent: > Geen schoemaker oordeele over het geen het schoeisel te boven gaat. ” Wij vertalen dit echter meer vrij door : Schoenmaker , blijf bij je leest. Met het eerste gezegde verweet Apelles den anders bij hem hooggeschatten schilder Protogenes de geliktheid van zijne schilderstukken , door te zeggen dat deze niet , even als hij , de hand van het geschilderde af hield . Van Rem brandt, die vooral op effect schilderde en daardoor dik wijls vrij ruw in zijne bewerking was, verhaalt dergelijk verwijt , dat hij aan Dou of ander soortgelijk schilder gedaan zou hebben . Het tweede hebben wij aan het volgende voorval te danken. Apelles pleegde de schilderstukken , die door hem waren afgewerkt, voor de voorbijgangers ten toon te stellen , opdat hij, achter het geschilderde staande , hun oor deel over zijn werk kon hooren. Nu gebeurde het eens dat een schoemaker, die juist voorbij kwam , de aanmer men een AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 171 king maakte dat het schoeisel van een beeld een lint te weinig had . Apelles verbeterde dit. Toen nu echter de zelfde schoemaker, er trotsch op geworden dat op zijne aanmerking de fout verbeterd was, ook den schenkel daar boven begon te kritiseeren , werd Apelles kwaad , en riep van achter de schilderij den schoemaker toe : » Wat boven het schoeisel is , beoordeele de schoemaker niet !” Daar de zelfde kunstenaar met de grootste naauwgezet heid geen dag liet verloopen , zonder zich , al ware het slechts door het teekenen van een enkele lijn , in zijne kunst te oefenen , zoo is , gelijk Plinius meent, van hem het spreekwoord afkomstig. Nulla dies sine linea . (Geen dag zonder eene lijn .) Een woord , dat Plinius zelf dikwijls in den mond had : Nullus est liber tam malus ut non aliqua parte prosit, ( Geen boek is zoo slecht , dat het niet in het een of ander opzicht zijn nut zou kunnen hebben ) wordt ons door den jongeren Plinius in boek III , ep. 5 , medegedeeld. Ook levert de laatste ons in ep. 7 , 9 , met Ajunt, multum legendum esse , non multa , het veelbeteekenend gezegde, dat onder den verkorten vorm Non multa , sed multum (Niet velerlei , maar veel) bij ons is overgebleven . Door de gedichten van Virgilius en Horatius is de naam van hunnen begunstiger, Maecenas, de typische beteekenis van een begunstiger en beschermer 172 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. der kunsten geworden. Ja , zij was dit al in den ouden tijd ; want reeds in Martialis, boek VIII , ep. 56 , leest men Sunt Maecenates , non deerunt, Flacce, Marones. ( 0 Flaccus ! Wanneer er maar menschen als Maecenas zijn , zullen dichters als Maro niet ontbreken .) Het door Goethe in de derde afdeling van zijne Spreu ken in Proza opgenomene Bonus vir semper tiro (Een wakker man blijft altijd een beginner) luidt bij Martialis , XII , 51 , 2 : Semper bonushomo tiro est , en beteekent aldaar in den zamenhang : Een goed mensch wordt dikwijls misleid , omdat hij bij voortduring onnoozel. als een kind blijft." De spreekwijze Habeat sibi, eigenlijk » Hij mag het voor zich behouden ," is onder allerlei vormen tot ons doorgedrongen , zoo als : » Wat hij heeft , mag hij houden !" » Laat hij er gelukkig mee wezen!" > Doe er mede wat ge wilt ! " enz. Men vindt het Latijnsche gezegde in den Caesar van Suetonius, boek I , cap. 1 , waar Sulla degenen , die hem voor Caesar om genade smeeken , na lang wederstreven toeroept, dat zij overwonnen had den , en dus Caesar voor zich mogten behouden (sibi haberent ). Suetonius verhaalt ons verder ( Augustus , cap. 87) , dat keizer Augustus in het dagelijkseh leren zekere woorden dikwijls heeft herhaald , en b. v. van trage schuldenaars vaak gezegd , dat zij ad calendas graecas zouden betalen , d. i . op een dag die nooit komt. Want calenda heette in den Romeinsehen kalender de eerste dag AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 173 van iedere maand , terwijl de Grieken geen zoodanige kalenders hadden. Nil actum reputans, si quod superreset agendem . ( Hij achtte niets te hebben gedaan , zoo lang er nog iets te doen viel.) Dit komt voor in de Pharsalia van Lucanus, lib . II , vs. 662. Het werd gemaakt voor den eersten Caesar , en door een lateren Caesar (Napoleon I) aldus in zijne proclamatie aan het leger van Italië vertaald : » Soldaten ! gij hebt niets verricht, zoolang er nog iets te verrichten overblijft.” Uit Juvenalis kunnen de volgende plaatsen als veel aangehaald beschouwd worden : Sat. I , 30 : Difficile est satiram non scribere. (Geen satire te schrijven valt moeielijk .) I , 74 : Probitas laudatur et alget. ( De deugd verschaft zich lof , doch komt er van kou bij om . ) II , 24 : Quis tulerit Gracchos de seditione querentes ? (Wie luistert naar de Gracchen , die om oproer roepen ?) d. i : » Wie luistert naar hen , die zelve doen waartegen zij ijveren ?" IV , 91 : Vitam impendere vero . (Zijn leven opofferen voor de waarheid .) VI , 165 : 174 AANHALINGEN UIT HET LATIJN, Rara avis. ( Zeldzame vogel.) Sat. VI , 222 : Hoc volo , sic jubeo : sit pro ratione voluntas. (Ik wil het , en beveel het derhalve ; mijn wil diene tot bewijsvoering .) X , 81 : Panem et circenses. (Brood en spelen in den circus .) X , 356 : Mens sana in corpore sano. (Eene gezonde ziel in een gezond lichaam. ) Tacitus heeft in het eerste boek zijner Annales het be roemde gezegde Sine ira et studio nagelaten. Letterlijk beteekent het : » Zonder toorn of voorliefde.” Bij ons wordt dit op verscheidene manieren gewijzigd , al naar omstandigheden . Als een der wijzi gingen zal het velen onzer lezers misschien niet onaan genaam zijn dat wij hun , tot afwisseling , een puntdicht mededeelen , door den oprichter en eersten redacteur van het Amsterdamsch Letterlievend Maandschrift, Idema , vóór ruim eene halve eeuw vervaardigd , bij gele genheid dat de Amsterdamsche predikant IJsendijk de Pierrot van het Amsterdamsche tooneel , Jan van Well , gelijktijdig overleden. Dit puntdicht luidt aldus : en AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 175 Zoo stierf een IJsendijk , zoo stierf een Jan van Well : ' t Gemeen gevoelen stelt een hemel en een hel. Te zeggen deze is hier en die is daar gebleven , Zou ' t ware Christendom gewis den doodsteek geven. Voor mij, ik doem geen mensch : 'k wensch heil aan IJsendijk En vreugde aan Jan van Well aan beiden ' t hemelrijk . Om echter nog even op Tacitus terug te komen ! Zijn gezegde komt voor in den volgenden zamenhang , dien wij bier vertaald mededeelen : » Ik heb derhalve ten oog merk , de laatste jaren van Augustus , vervolgens de re gering van Tiberius, en zoo voorts , te behandelen , sine ira et studio , waartoe ik geen reden heb .” Uit Quintilianus , De Institutione oratoria , I , 6 , stamt het monstervoorbeeld af van dwaze woordafleiding : Lucus a non lucendo. d. i. Bosch wordt lucus genoemd , omdat het daarin niet licht is (non lucet). Wie van onze lezers op dergelijke woordafleidingen belust is , ga bij Bilderdijk te gast: hij kan ze bij dezen dichter te kust en te keur aantreffen. Eene beroemde plaats vindt men in het zelfde werk, X , 7 : Pectus est ( enim ) quod disertos facit (et vis mentis). ( Het hart maakt welsprekend .) Het gezegde Si vis pacem , para bellum , ( Zoo gij vrede wilt , bereid oorlog voor , ) is hoogst waarschijnlijk eene tot algemeen gebruik ge maakte verkorting uit den over oorlogen schrijvenden Vegetius , 3 : » Qui desiderat pacem , praeparat bellum . " 176 . AANHALINGEN UIT HET LATIJN . Inde irae ! (Van daar die boosheid ! ) Dit vindt men in de Satyrae van Juvenalis , I , 568. De nihilo nihil. (Van niets komt niets. ) Dit gezegde is ' van Persius , en vindt men in zijn Sat. III , 83. Res est magna tacere (Het is groot te zwijgen ) is van Martialis. Uit de geschriften van den taalonderzoeker Terentianus Maurus heeft één gezegde , het slot van vers 258 in het Carmen heroicum , zijnde eene afdeeling van zijn didactisch dichtstuk De litteris, syllabis , pedibus et metris , fortuin gemaakt. Het luidt : Pro captu lectoris, habent sua fata libelli. (De geschriften hebben hunne lotgevallen , naarmate de lezer ze opvat.) De uitdrukking Cedo majori (Ik wijk voor de overmagt) is eene omzetting van het gezegde majori cede , d. i . » wijk voor de overmagt, ” dat wij in de Sententiae van de onder den naam Dionysius Cato bekende oude verzameling van spreuken vinden. Uit Sententia 225 van Publius Syrus, Inopi beneficium dat qui cito dat (Hij bewijst den armen eene weldaad , die schielijk geeft) is het gezegde verkort : AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 177 Bis dat qui cito dat. (Hij geeft dubbel, die terstond geeft .) Uit de Alexandreis van Philippe Gualtier , boek V, 301 , is het beroemde vers afkomstig : Incidis in Scyllam , cupiens vitare Charybdin. (Gij vielt in de Scylla , terwijl gij de Charybdis wildet vermijden .) Dit wordt dikwijls omgezet in : Incidit in Scyllam qui vult vitare Charybdin . ( Hij stort in de Scylla , die de Charybdis vermijden wil . ) Uit Lib. I , Cap. 19 , 2 , der Imitatio Jesu Christi van Thomas a Kempis heeft men overgenomen Homo proponit, sed Deus disponit . (De mensch wikt , maar God beschikt. ) De schrijver van het veel aangehaald wordende Tempora mutantur , et nos mutamur in illis , is Owen , in het 53 epigram van het 1ste boek Ad tres Maecenates. Letterlijk vertaald luidt het : » De tijden ver anderen , en wij met hen .” Wij bezigen echter meer de vrijere vertaling : » Andere tijden , andere zeden." Wanneer er sprake is van den oorsprong der woorden : Mundus vult decipi , decipiatur ergo ! (De wereld wil bedrogen zijn , dat zij dan maar bedrogen worde !) wordt gewoonlijk naar de schriften van den geneesheer Paracelsus verwezen , die in 1541 overleden is. Dit ge zegde is echter niet in het Latijn gedaan , daar Paracel sus bij voorkeur in het Hoogduitsch schreef , vooral bij kernspreuken. Hij kan het daarenboven ook niet in deze 12 178 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. uitgebreidheid gezegd hebben. De man was veel te eer lijk en te rondborstig , dan dat hij , indien hij zich al liet ontvallen dat de wereld bedrogen wil wezen , daar ooit kon hebben bijgevoegd : Decipiatur ergo." Met be drog en kwakzalverij lag hij altijd overhoop , gelijk uit de volgende plaats duidelijk blijkt, die in de uitgave zijner schriften door Johann Huser , boek I , blz . 260 , voorkomt. Wij halen de plaats in het oorspronkelijke aan. » Und dieweil mit einem Sattel alle Rosz geritten wollen werden , und die Krankheit in ihrem Wesen nicht erkennet, sondern was einem jeglichen in Kopf fallet , das ist sein Kunst; da ist noch kein Erfahrenheit noch Mehrheit ergründet. Das ursacht aber solches das geschieht, dass die Welt betrogen will sein : darumb musz die Arznei mit solchen Bu ben besetzt werden , von denen die Welt betrogen werde : denn ein Frommer thut est nicht. Wenn aber die Welt nicht betrogen begerte zu werden , es würde die Arznei mit andern besetzt werden . Dieweil aber die Welt etlichs theils auch nichts oder wenig soll , so mag sie das Fromme nicht bei ihr gedulden : darumb musz gleich mit gleichen verfügt werden . Ob nicht billig sich einer schemen sollt , der unter solche Buben gezehlt und benennet soll werden ? ”' Dat de wereld bedrogen wil wezen , geeft hij verder met eene krachtige uitdrukking te kennen in deel III , blz . 159. Men ziet , hoe zich uit bovenstaande plaats de bekende Latijnsche uitspraak heeft kunnen ontwikkelen . Wie deze echter het eerst formuleerde, is moeielijk te zeggen ; misschien is het Thuanus geweest , in wiens schriften zij, volgens den Dictionary van Roley, het eerst moet voorkomen. AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 179 De inscriptie op geschut Ultima ratio regum (De laatste bewijsgrond der koningen) wordt algemeen als een gezegde van Lodewijk XIV be schouwd. Dienovereenkomstig vangt onze Staring zijn Grietman Sjuk van Burmiana , door hem historisch genoemd, aldus aan : De Muiters waren voor de gracht ; Aan de overzij' stond Sjuck ; Hij wees den Volkshoop met de Lont Op een geladen stuk , En sprak : Zijn orde en wet van kant , Hebt nog respekt voor dezen kwant.” Is dit echter reeds eene vrije toepassing op het boven genoemd gezegde, nog vrijer wordt zij , wanneer wij haar eene algemeene uitbreiding geven met onze spreuk : Die niet hooren wil , moet voelen . Wij laten nu nog eenige gezegden volgen , die aan de rechtsgeleerdheid ontleend zijn. De eerste is : Periculum in mora. ( Gevaar in uitstel.) Dit was oorspronkelijk eene rechtsgeleerde uitdrukking , die eene reden te kennen gaf om eene aanhangige zaak zoo spoedig mogelijk (à brèf delai, zoo als het Fransche wetboek zegt) te behandelen . Deze uitdrukking komt , zoo ver men heeft kunnen nagaan , voor de eerste maal voor in de Duitsche Kammergerichts- Ordnung van 1555 , Th. II , titel 23. voor 12* 180 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. Eene tweede is : Tres faciunt collegium . ( Drie maken een collegie uit.) In het dagelijksch leven geeft dit te kennen , dat er ten minste drie personen toe behooren om met smaak. eenige flesschen wijn te leégen , of dat ten minste de te genwoordigheid van drie studenten noodig is , om den professor te noodzaken zijn collegie te hou: len. Men vindt dit gezegde in de Pandecten van keizer Justinianus , lib. L , tit. 16 , onder dezen vorm : Neratius Priscus tres facere existimat collegium , et hoc magis sequendum est. (Neratius Priscus meent dat drie een collegie uitmaken , en zoo moet het ook als uitgemaakt beschouwd worden . ) De be teekenis hiervan is , dat er ten minste drie personen aan wezig moeten zijn , om eene geldige rechtspraak te doen. De beroemde Duitsche rechtsgeleerde F. K. von Savigny zegt in zijn System des heutigen römischen Rechtes , Bd. II, § 89 , noot a : » Er komen voorzeker weinige uitspra ken in het Romeinsche recht voor , die zoozeer ook onder niet- rechtsgeleerden in omloop gekomen zijn , als deze." Ook het kanonieke recht levert zijne bijdrage tot ge vleugelde woorden met de in boek VI der Decretales de regulis juris bevatte Jezuïtische grondstelling van Boni facius VIII : Qui tacet , consentire videtur. (Wie zwijgt, schijnt toe te stemmen. ) Wij gaan nog een weinig verder , door er van te maken : » Wie zwijgt , consenteert." Sic transit gloria mundi! ( Zoo verdwijnt de heerlijkheid der wereld ! ) is het begin van een Latijnsch kerklied , dat bij de kroo AANHALINGEN UIT HET LATIJN. 181 ning van een paus werd gesproken , wanneer men hem op den draagstoel naar het altaar van St. Pieter bragt , terwijl daarnaast een hoopje vlas verbrand werd. Onbekend is ons de oorsprong van de volgende spreuk : Post coenam stabis, aut mille passus meabis. (Na den eten zult gij staan , Of wel duizend schreden gaan. ) De volksdichter Jacob Cats heeft dit aldus in zijn Spieghel van den Ouden en Nieuwen Tijt overgezet . Onbekend is mede de oorsprong van : Dic cur hic ! (Zeg waartoe gij hier zijt ! ) en Naturalia non sunt turpia.

( Over natuurlijke dingen behoeft men zich niet te schamen. ) ?

Is Aut Caesar aut nihil ( Of Caesar of niets ) inderdaad slechts eene korte zamenvatting van het bij Seneca ( Ludus de morte Caesaris) aangehaalde spreekwoord : Aut Caesarem aut fatuum nasci oportet ? Heeft Tertullianus inderdaad gezegd : Credo quia absurdum ( Ik geloof het , omdat het allergekst is) , of is het slechts de in zijn geschrift De Carne Christi , cap. V , voorkomende stelling : Certum , quia impossibile (Het is zeker , omdat het onmogelijk is) ? Mede is ons de oorsprong onbekend van het dikwijls aangehaalde 182 AANHALINGEN UIT HET LATIJN. Verba valent usu. ( Woorden hebben de waarde , die het gebruik er aan geeft.) Waarbij soms nog gevoegd wordt: sicut nummi (geld evenzeer) . Deze bijvoeging heeft aanleiding gegeven tot eene vraag en een onvoldoend antwoord in De Navorscher voor 1863 en 1864. De zaak is eenvoudig deze. Geld is een ruil middel , waardoor men zich allerlei behoeften en gerie felijkheden des levens bezorgen en ook vrij wat nut stich ten kan. Verzamelt men het echter zonder doel , of be graaft men het in den grond , gelijk Warenar bij Hooft, dan staat het gelijk met steenen of andere voorwerpen , die weinig of geen waarde hebben. Het gezegde : Indocti discant et ament meminisse periti wordt, als motto , vóór vele leerboekjes aangetroffen. Men rond het als zoodanig het eerst op den titel der eerste uitgave van het Abregé chronologique van C. J. F. Hé nault , en achtte het een der gelukkigste gezegden van Horatius. Henault lachte bij zichzelven over de wijsheid der heeren Latinisten . Toen echter in 1719 de derde druk van zijn werkje het licht zag , bekende hij in de voorrede er ran , dat die regel niet van Horatius was , maar van hemzelven , ofschoon vertaald uit Pope's Essay com Criticism , rs . 710 en 141 , luidende : Content , it hence the waru'd their routs riek , The Beard reset e xhat before they kner . Teeh heudi men meg al:id rol , dat deze inderdaad rale regtel van Horatius afkomstig is. AANHALINGEN UIT HET LATIJN, 183 Semper ego auditor tantum ? ( Zal ik niets dan toehoorder blijven ?) Lord Byron plaatst dit gezegde als motto vóór zijne werken , en vele anderen doen dit na hem. Het is de eerste regel uit de eerste Satyre van Juvenalis. Van de zen is ook het beroemde Nobilitas sola est et unica virtus. ( De eenige adel is de deugd alleen .) Castigat ridendo mores. Dit gezegde , dat men , hoe klassiek het er ook uitzie, vruchteloos bij oude Latijnsche dichters zoeken zal, is door Santolius vervaardigd voor den vermaarden harle kijn Dominique, voor wien Piron zijn Théâtre de la Foire schreef. ' Vervolgens is deze zinspreuk door het Théâtre Italien en de Opéra comique te Parijs overgenomen . Alterius non sit qui suus esse potest. Van dit dikwijls voorkomend gezegde kan men den auteur niet aanwijzen. Als aanhalingen uit het Latijn komt nog voor Fiat lux ! Gen. I , 3 . en Omnis homo mendax. Ps . CXVI , 11 . Het eerste , » Daar zij licht !" wordt door heeren ge leerden in het Latijn gebezigd in de beteekenis : » Het is met al dat gepraat mooi donker geworden ; zouden we niet maar licht opsteken ?” Het tweede , » Alle menschen zijn logenaars , " behoort eigenlijk tot de Aanhalingen uit den Bijbel, waartoe wij nu overgaan. VIII . AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL . en Daar de Bijbel van alle boeken op den aardbodem het meest bekend is , spreekt het van zelf , dat ook in alle talen uitdrukkingen daaruit ontleend en in den mond des volks overgegaan zijn . Wij zullen op die , welke in onze taal voorkomen , thans een blik werpen , en beginnen met eene , die uit de Paradijsgeschiedenis is ontleend , waarvan het meer dan tijd is , dat hare hooge af komst worde aan het licht gesteld. Wij bedoelen : Nieuwsgierig Aachje. Eefje en Aafje zijn in Noord-Holland bekende dimi nutieven van den vrouwennaam Eva. Den overgang der f in ch kent men uit efter ( bij Cats vooral), heft (van een mes) , gekoft, graft, kroft ( onderaardsch kerkgewelf), poffen , schaft (van een laars) , en meer andere woorden , die thans echter , hecht , gekocht , gracht , krocht , pochen en schacht geschreven en gesproken worden. Aafje, als verkleindwoord var vindt bij Pers in zijn Urania , blz . 13 , waar men leest : Eod , men 0. a. Als hij door de vrucht , daar nog elck om zucht , Had dit Aefjen zoo verblint , AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 185 Dat zij leend' haer ooren , en haer liet bekooren Door der slangen schoone praet. Het dichtje, waarin deze regels voorkomen , behoort bij een plaatje, waarop Adam en Eva in het paradijs afgebeeld zijn. De heer Nolet de Brauwere van Steeland heeft ook aan de Paradijshistorie gedacht bij de volgende regels ( Dichtluimen , blz. 53) : Als eenmaal Gods alwijze magt Eva uit een ribbe schiep : Van toen af aen kroop bij de vrouw ' t Nieuwsgierig Aegje al uit de mouw . De heer Nolet schijnt den oorsprong van Nieuwsgierig Aachje gevoeld , maar zich de zaak ontgeven te hebben ; nu ieder tegenwoordig toch Nieuwsgierig Aagje met eene 9 gelieft te schrijven , heeft hij niet tegen den grooten stroom willen oproeien. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal, op Aagt, in deze vrouwenaam eene » verkorting van Agatha , en daarom met g te schrijven .” Dat hij er echter niet altijd eene verkorting van is , blijkt reeds uit het gewezen Aagtenklooster te Delft, welk klooster niet aan de H. Agatha , maar aan de H. Agnes gewijd was. Het Woorden hoek leidt de zegswijze Nieuwsgierig Aagje af van een kluchtspel onder dezen titel , van A. Bogaert (pseudoniem van A. Bormeester ), dat in 1664 te Amsterdam voor het eerst het licht zag 1 ) , en waarin het wedervaren geschetst 1 ) Het Woordenboek heeft 1679 ; dit is echter de derde druk , die voor het Amsterdamsche tooneel bewerkt was. 186 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL, werd van eene schippersvrouw uit Enkhuizen , die uit nieuwsgierigheid naar Antwerpen ging , en daar in ongelegenheid geraakte. Van daar dat bij de zegswijze Nieuwsgierig Aagje ook wel » van Enkhuizen " gevoegd wordt. Het zelfde feit , dat aan Bormeester stof tot zijn klucht spel leverde , was reeds vroeger door Huygens voor zijn Trijntje Cornelis bewerkt. Bilderdijk ( Aant. op Huygens, DI . VI , blz . 132 ) , zegt , dat zijne grootmoeder het Nieuws- . gierig Aagjen van Enkhuysen altijd in den mond had , en de geschiedenis niet veel jonger dan 1618 wezen kan. Wij gelooven hier Bilderdijk in zoo ver , als Nieuwsgierig Aachje betreft, doch zonder ran Enkhuysen. Dit bijvoeg sel , op de klucht van Bormeester toegepast , doelt blijk baar op een nieuwsgierig Aachje , dat van een vroeger dito moet worden onderscheiden , dat niet van Enkhuizen kwam. Toen Daniël de Foe eenmaal aan een Robinson het aanzijn had gegeren , ontstonden weldra Zreedsche, Fransche, Zaitsersche en een legio andere Robinsons ; 200 is het met dagje ran Enkhuizen gelegen , dat met vroegere sachjes en Aagjes niet verward moet worden . Tot staring van ons gevoelen kan ook nog de naam dackt-appe? strekken , die zich alleen door Era's -apre! laat verklaren. Eene uitstekende appelsoort," zeggen de boeken , die men er over naziet ; mar meer weten zij uiet . Wij vinden den naam met ch gespeld bij Huygens , II , IS : En ' t send ' t hem kennen deen die beter niet en lost , Met achten - Appeltjes voer Lissabonsch Oragnen. Volgens Bilderdijk Uitg. ran Hugens, VI , 182) is even AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 187 deze appel genoemd » naar het Sinte Aagten -klooster , waar hij het eerst geteeld is.” Dit is er met recht een à la Bilderdijk ! De spelling aachje, voor appelsoort , vindt men ook nog bij Duim , Mengelzangen , blz . 310 : D'Aechjes Appel zwelt en geelt. En nu gaan wij verder den bijbel in . "Het is niet goed , dat de mensch alleen zij. Dit halen wij aan uit Gen. II , vs. 18 . Man en vrouw zijn één is ontleend aan Gen. II , 24 , waar men leest : » Daarom zal de man zijnen vader en zijne moeder verlaten , en zijne vrouw aankleven , en zij zullen tot één vleesch zijn .” In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten en Gij zijt stof , en zult tot stof wederkeeren vindt men Gen. III , 19. Willen wij te kennen geven , dat iemand door God geteekend is , dan spreken wij, volgens Gen. IV, 15 , van een Kaïns- teeken , ofschoon , yolgens den Bijbel, God Kaïn door een teeken onderscheidde , opdat niet iemand , die hem vond , hem zou doodslaan . Zoo oud als Methusalach , zeer hoogen leeftijd aan te duiden , hebben wij uit Gen. V, 27 , waarin men leest , dat Methusalach 969 jaren oud werd. Een hartstogtelijk jager noemt men een om een 188 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL . Nimrod , volgens Gen , X , 9. De Babylonische spraakverwarring stamt af uit Gen. XI , 9. Sodom en Gomorrha , als aanduiding van eene plaats , waar de ondeugd ten troon zit , uit Gen. XIX. Als het zand aan de zee uit Gen. XXII , 17 , en Zoo kuisch als Joseph uit Gen. XXXIX . Gen. XXXV , 18. Daar Benjamin de jongste zoon van Jakob was , zegt men nog heden ten dage van het jong ste kind van ouders , die vele kinderen hebben : Het is Benjaminnetje. Gen. XL. De schenker werd uit de gevangenis ver lost, de bakker gehangen . Van daar gebruiken wij zeer dikwijls het woord : Ik ben liever schenker dan bakker. Ik ben van gisteren noch van eergisteren. Deze spreekwijze komt zeer dikwijls voor in het 0. T. en wordt aldaar gebruikt (en ook nog door ons gebezigd) als men spreekt van een lang verloopen tijd. Zoo zeide Mozes , Exod. IV , 10 : » Ik ben geen man wel ter tale, noch van gisteren , noch van eergisteren. ” Egyptische duisternis. Dit hebben wij uit Exod. X , 22 , waar men leest : » Er werd eene dikke duisternis in het gansche Egyptenland , drie dagen .” AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 189 Spreken wij van een gezegend land , dan zeggen wij , dat het van melk en honig overvloeit, volgens Exod. XIII , 5. Deze uitdrukking herhaalt zich verscheidene malen in den Bijbel, en is ook in de klas sieke talen bekend. Willen wij te kennen geven , dat iemand naar een vroe geren toestand terug verlangt, waarbij hij wel voor het uiterlijke in afhankelijkheid verkeerde , maar toch weel deriger en onbezorgder leefde dan in zijn tegenwoordigen , zoo het heet , vrijen staat , dan zeggen wij dat hij terug verlangt naar vleeschpotten van Egypte. Wij ontleenen dit uit Exod. XVI , 3 , waar men leest : » En de kinderen Israëls zeiden tot hen : Och , dat wij in Egyptenland gestorven waren door de hand des Heeren , toen wij bij de vleeschpotten zaten , toen wij tot ver zadiging brood aten ! want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn , om deze gansche gemeente door hon ger te dooden ." Zoo zwierf tijdens de Bataafsche republiek , toen de vrijheidlievende Patriotten het juk , hun door » den tiran Willem ” opgelegd , hadden afgeworpen , een liedje rond , door een Patriot nog wel vervaardigd , waarin het vol gende voorkwam : Bij prins Willem , dien olijken guit , Aten wij brood voor drie en een duit En ook zware bollen ; Maar bij die brave municipalen Moeten wij zes en een oortje betalen : Zijn dat geen rare knollen ? 190 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL . Toen wij nog zaten in slavernij , Aten wij grutten- en rijstenbrij ; Toen konden wij nog smullen ; Maar nu wij Bataven heeten , Moeten wij soupe maigre eten ; Is dat geen bl Wat aan den laatsten regel ontbreekt , gelieve de goed gunstige lezer naar verkiezing in te vullen. De vereering van den rijkdom en de zucht naar het bezit van blinkend slijk duiden wij verkeerdelijk aan als aanbidding van het gouden kalf; want in Exod. XXXII , 8 , waaruit het ontleend is , wordt slechts gesproken van een afgodsbeeld , tot welks oprich ting de Joden zich integendeel van hunne gouden klei noodien hadden ontda a n. Gij zult eenen os , als hij dorscht, niet muilbanden , vindt men Deut. XXV , 4 ; terwijl iemand als zijn oogappel bewaren te vinden is in Deut. XXXII , 10 . In Josua XXIV , 15 , vindt men de gelofte : Aangaande mij en mijn huis , wij zullen den Heer dienen . Het Hebreeuwsche woord Sjibboleth (in onze taal korenaar) bezigen wij als algemeene aan . duiding voor het kenmerk eener partij. Wij steunen daarbij op het boek der Richteren XII , 5 en 6 : » Want de Gileadieten namen den Ephraimieten de veren der Jordaan af ; en het geschiedde , als de vlugte AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 191 lingen van Ephraim zeiden : laat mij overgaan ; zoo zeiden de mannen van Gilead tot hem : zijt gij een Ephraïmiet ? wanneer hij zeide neen ; zoo zeiden zij tot hem : zeg nu Sjibboleth ; maar hij zeide : Sibboleth , en kon het alzoo niet recht spreken ; zoo grepen zij hem , en versloegen hem aan de veren der Jordaan , enz. Volbrengt iemand eene taak , die hij zelf behoorde te volvoeren , door vreemde hulp , dan noemen wij dat tegen woordig nog : Met een vreemd kalf ploegen . Wij doen dit op het voorbeeld van Simson , wiens huis vrouw de oplossing van een door hem opgegeven raadsel hem had ontlokt en den radende medegedeeld , waarop hij tot dezen ( volgens Richt. XIV , 18) sprak : » Zoo gij met mijn kalf niet hadt geploegd , gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden ." De uitdrukking Als één man komt op vele plaatsen in den Bijbel voor, o. a. Richt. XX, 8. De spreekwijze Hoe komt Saul onder de profeten ? heeft zijnen oorsprong in I Sam. X , 12 . Uit I Sam. XVII hebben wij: Klein , maar dapper. Tegenover Goliath was David klein en dapper. Het bijw . klein moet echter figuurlijk worden opgevat , in de beteekenis van onbeduidend , gering , jong , teer enz. , wat ook onder het Hebr. kátán (1907) verstaan kan worden . Dat men het woord kleinste , I Sam. XVI , 2 , in den zin van jongste moet opvatten , en David in ' t geheel geen dwerg was , blijkt genoegzaam uit het volgende : 192 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL, men , I Sam. IX , 2 , leest dat Saul , » van zijne schou deren opwaarts , hooger was dan al het volk ;" terwijl hoofdst. XVII , 38 , te lezen staat , dat Saul zijne eigene kleederen aan David gaf , om aan te trekken. Deze mogten hem nu natuurlijk volstrekt niet te groot wezen , daar zij anders zijne vrije beweging zouden hebben belemmerd. Ook het pantser , dat David over Sauls kleederen aan kreeg , moest om de zelfde reden goed daarover sluiten. Daar is maar één schrede tusschen mij en den dood . Deze woorden , uit I Sam. XX , 3 , gebruiken wij , als wij zeggen willen , dat de dood ons zeer onverwacht overvallen kan. Spreken wij van een Urias-brief , als aanduiding van een brief , die den overbrenger nood lottig is , dan hebben wij dit uit II Sam. XI , 15. De uitdrukking Krethi en Plethi , ( dat eigenlijk lijfwacht en legerknechts beteekent) , om een weinig uitgelezen gezelschap aan te duiden , is ontleend aan I Kon. I , 44 en andere plaatsen in den Bijbel. Volgens Job I , 14 , 16 , 17 en 18 , heet de brenger van eene ongelukstijding een Jobsbode. En gewagen wij van iemand , die Zoo arm als Job is , dan steunen wij daarbij op het geheele boek , waarin van hem verhaald wordt. Spreken wij echter van Jobs geduld en Salomons wijsheid , dan doelt het eerste op Jobs woorden AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL . 193 De Heer heeft gegeven , de Heer heeft genomen , de naam des Heeren zij geloofd , die men Job I , 21 , aantreft ; want toen hij den dag zijner geboorte vervloekte , had zijn geduld hem geheel begeven. Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld , dat ook wel wordt aangehaald , vindt men Job XVII , 6. Het dikwijls aangehaald gezegde Tot hiertoe en niet verder vindt men Job XXXVIII , 11 . De uitdrukking zijne handen in onschuld wasschen is uit Ps. XXVI, 6 , en LXXIII, 13 , ontleend.. Van iemand , die eenvoudig , rustig en bedaard daar henen leeft , zegt men : Hij is een stille in den lande. Dit komt voor Ps. XXXV , 20. Mijne tranen zijn mij tot spijs dag en nacht. Deze woorden , uit Ps. XVII , 4 , gebruikt men , als men onophoudelijk droefheid en smart heeft . God geeft het zijnen beminden in den slaap komt voor Ps. CXXVII , 2 . Het gezegde De wijn verheugt des menschen hart vindt men Ps. CIV, 15 . Deel kinderen , veel zegen , is eene vrije vertaling van het Ps. CXXVII , vs. 3 , voorko mende : » Ziet , de kinderen zijn een erfdeel des Heeren . ” Dat uit de boeken van Salomo veel te ontleenen valt 13 194 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL, en ook ontleend wordt , weten wij. Uit zijne Spreuken halen wij slechts aan : Dien de Heer lief heeft , dien kastijdt hij. Dit ontleenen wij aan Spr. III , 12 , waar men leest : » Want de Heer kastijdt dengenen , dien hij lief heeft, ja gelijk een vader den zoon , in welken hij een welbeha gen heeft.” De rechtvaardige ontfermt zich over zijn vee is uit Spr. XII : 10 , waar te lezen staat : » De rechtvaar dige kent het leven zijner beesten." De barmhartigheden der goddeloozen zijn wreed . Dit vindt men Spr. XII , 10 : Gouden appels in zilveren schalen heeft men uit Spr. XXV, 11 : » Een rede , op zijn pas gesproken , is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen ." Wie zich over den armen ontfermt, leent den Heere vindt men Spr. XIX , 17 . Gestolen water smaakt zoet vindt men Spr. IX , 17. » De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk .” Onrechtvaardig verkregen goed gedijt niet is eene vtije vertaling van Spr. X, 2 : » Schatten der goddeloosheid doen geen nut." Hoogmoed komt vóór den val is uit Spr. XVI , 18 : » Hoovaardigheid is vóór de verbre king , en hoogheid des geestes vóór den val. " Wie voor anderen een kuil graaft, valt er zelf in , is volgens Spr. XXVI , 27 : » Die eenen kuil graaft , zal er in vallen , en die eenen steen wentelt , op hem zal hij wederkeeren .” AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 195 2 ; Alles is ijdelheid roept de Prediker I , Er is niets nieuws onder de zon zegt hij I , 9. Alles heeft zijnen tijd ontleenen wij aan III , 1 ; waar men leest : » Alles heeft een bestemden tijd .” Hij heeft vele vonden gezocht vinden wij Pred. VII , 29. Eén vogel in de hand is beter dan tien , die er vliegen , is eene vrije vertaling van IX , 4 : » Een levende hond is beter dan een doode leeuw ." De woorden van den Prediker , X , 16 : Wee het land, welks koning een kind is , werden aangehaald door een anderen Salomo , den bis schop van Constants , ten opzichte van Lodewijk het Kind ; en Shakspeare maakt daarvan gebruik in Henry VI, Part I , Act IV, Sc. , 1 : » » ' T is much , when sceptres are in children's hands.” ( Much is hier , volgens de uitleg gers , strange.) Wanneer de Christelijke poëzij den vorst der duisternis Lucifer noemt, berust dit op Jes. XIV, 12 : » Hoe zijt gij uit den hemel gevallen , Morgenster, gij zoon des dageraads! " naardien de Latijnsche Bijbel voor morgenster het woord lucifer heeft. Dit laatste woord namelijk , dat lichtaan brenger beteekent , is de naam der planeet Venus , wan neer zij morgenster is . Zij gaat alsdan de zon in het oosten vooraf, en kondigt daardoor aan , dat de dag aan breekt. Wie voor doove ooren spreekt , noemen wij een 13 * 196 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL . Prediker in de woestijn , volgens Jes. XL , 3. In de weegschaal gewogen en te ligt bevonden komt af van het wandschrift in de feestzaal van koning Belsazar men vindt het Dan. V, 27. Wie wind zaait , zal storm oogsten , is ontleend uit Hos . VIII , 7 . Eene oude spreuk voorts : Wat gij niet wilt dat u geschied ' , Doe dat ook aan een ander niet , vindt men Tob . IV, 16 , en de uitdrukking : Eet mij niet op ! is eene omwerking van Tob . VI , 3 , waar men leest : » O Heer , hij wil mij opeten !" In Jezus Sirach vindt men : III , 24 : Wie zich in gevaar begeeft, komt er in om. VII , 40 : In alle dingen let op het einde. IX , 24 : Het werk prijst zijnen meester . XIII , 1 : Die met pek omgaat, wordt er mede besmet. De uitdrukking Tegen den stroom inroeien berust op Sirach IV, 31 : » Streef niet tegen den stroom ." Die van Zijne woorden op eene goudschaal wegen op XXVIII, 29 ; en eindelijk : Alle wateren stroomen in zee op XLI, 11. Op troee gedachten hinken is ontleend aan 1 Kon. XVIII, 21 . Jer. XIII , 23 : Zal ook een moorman zijne huid verande ren , of een luipaard zijne vlekken ? Hiervan heeft men : AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 197 Het is den moriaan geschuurd. Jonas I , 5. 6. Als iemand zeer vast heeft geslapen , dan zegt men : Hij heeft geslapen als Jonas. Jonas toch was zoo diep ingeslapen , dat men hem wak ker moest roepen met het woord : » Wat is u , gij hard slapende ? Sta op !" Jon . I , 7. Als iemand op den duur boven anderen ongelukkig is , zegt men van hem : Het lot valt ook altijd op Jonas. > Gaan wij nu tot het Nieuwe Testament over. Uit het Evangelie van Matth. IV, 4 , ontleenen wij het gezegde: De mensch leeft niet van brood alleen . Deze woorden bezigde Christus naar aanleiding van Deut. VIII, 3 : » En hij verootmoedigde u , en liet u hongeren , en hij spijsde u met het man , dat gij niet kendet , noch uwe vaderen gekend hadden ; opdat hij u bekend maakte, dat de mensch niet alleen van het brood leeft , maar dat de mensch leeft van alles , wat uit des Heeren mond uitgaat." De uitdrukkingen Zijn licht onder eene korenmaat zetten en 1 Zijn licht voor de menschen laten schijnen zijn ontleend aan Matth. V, 15 en 16 : Men steekt geen licht aan , en zet dit onder eene korenmaat , maar op den kandelaar , en het schijnt voor allen , die in huis zijn . 198 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen , opdat zij uwe goede werken mogen zien , en uwen Vader , die in de hemelen is , verheerlijken. " Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet , lezen wij Matth . IV, 3 . In het zelfde hoofdst. bieden de verzen 21 , 24 en 34 de volgende spreuken aan : Waar uw schat is , daar zal ook uw hart zijn. Niemand kan twee heeren dienen . Ieder dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Dit heeft het Engelsch dikwijls , onder den vorm Suf ficient unto the day is the evil therof ; hetgeen bij ons ge woonlijk verkort wordt in : » Ieder dag heeft zijne eigen plaag.” Matth. IV, 13, bevat de zevende bede : » Verlos ons van den booze !” Daarom zeggen de Duitschers van een boos aardig wijf : » Zij is uit de zevende bede ;" of men noemt haar kortweg eene Böse Sieben . De uitdrukkingen Mammon , Mammons-dienaar , voor rijkdom en geldmensch , zijn uit het 24ste vers ont leend : „ Gij kunt God niet dienen en Mammon .” De laatste is de Syrische God van den rijkdom . De paarlen voor de zwijnen werpen is gevormd naar Matth. VII , 6 : » Geeft het heilige niet aan de honden , en werpt uwe paarlen niet voor de zwij nen ; opdat zij die misschien niet met hunne voeten ver treden , en zich omkeeren en u verscheuren ." Zoekt, en gij zult vinden , vindt men Matth VII , 7 . AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 199 Het gde vers luidt : » Welk mensch is er onder u , die, als zijn zoon hem een brood vraagt , hem eenen steen zal geven ? ” Dit heeft aanleiding gegeven om een onzer poëten , bij gelegenheid der onthulling van Vondel's stand beeld , te doen uitroepen : Hij vroeg om brood ; men gaf hèm steen ! Een vreeselijk anachronisme , gelijk men ziet , daar ge beurtenissen , die meer dan twee eeuwen van elkander verwijderd zijn , hier bijeen gebragt worden ; en toch kan van Vondel's beroemd Gijsbrecht van Aemstel het zelfde worden gezegd , welk treurspel van anachronismen wemelt. Het beeld van een Wolf in schaapskleederen berust op Matth. VII , 15 : » Wacht u voor de valsche profeten , die in schaapskleederen tot u komen , maar van binnen roofgierige wolven zijn . ” Men kent den boom aan zijne vruchten is ontleend aan Matth. VII , 20 , Laat de dooden hunne dooden begraven aan Matth. VII , 22 . Een grondregel van echte levenswijsheid bevat Matth . X , 16. Wees voorzigtig als de slangen , en oprecht als de duiven . Matth. XII , 34 , leest men : » Uit den overvloed des harten spreekt de mond.” Dit is , naar aanleiding van Luther's vertaling , overgegaan in : Waar het hart vol van is , daar loopt de mond van over. De Franschen hebben het mede tot spreekwoord , doch zich letterlijk aan den oorspronkelijken tekst gehouden , met te zeggen : De l'abondance de coeur la bouche parle. en 200 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL, Wien heeft , dien zal gegeven worden . Dit leest men Matth. XIII , 13. De Franschen hebben dit geplooid met te zeggen : On ne préte qu'aux riches. Hoofdst. XIII , 9 , vindt men het dikwijls voorkomende : Wie ooren heeft om te hooren , die hoore ! Vers 57 leest men : » En zij ergerden zich aan hem. Doch Jezus zeide tot hen : Een profeet is niet ongeëerd, dan in zijne vaders tad en in zijn huis . ” Hiervan hebben de Franschen gemaakt : Nul n'est prophète en son pays. En wij zeggen hen na : Niemand is een profeet in ' zijn eigen vaderland. Bij ons minder dan bij de Duitschers komt het ge zegde voor , dat men aan Matth. XVII , 4 , ontleent : Hier is het goed zijn ; laat ons hier tenten bouwen . De dagelijks voorkomende aanhaling Ter elfder ure , waarmede een zeer laat oogenblik bedoeld wordt , berust op Matth. XX , 6 en 9. De last van den dag en de hitte gedragen te hebben is woordelijk aan Matth . XX , 12 , ontleend. Wij gebruiken voorts in het dagelijksch leven nog de volgende spreuken uit dit Evangelie : XIX, 6 : Wat God zamengevoegd heeft, moet de mensch niet scheiden . XIX , 30 : Vele eersten zullen de laatsten zijn , en vele laat sten de eersten . Of nog korter : De laatsten zullen de eersten zijn . Naar de gelijkenis in hoofdst. XX , spreken wij van den Wijnberg des Heeren . AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL . 201 XX, 16 : Delen zijn geroepen , maar weinigen uitverkoren . XXII , 21 : Geef den keizer wat des keizers is , en Gode wat Godes is. XXIII , 12 : Wie zichzelven verhoogt, zal vernederd wor den , en wie zichzelven vernedert, zal verhoogd worden . XXIII , 27 : Gepleisterde [of gewitte] graven . XXVI, 41 : De geest is wel gewillig , maar het vleesch is zwak. Op het geheele XXVIste hoofdstuk grondt zich de spreek wijze: De verrader slaapt niet. En wanneer wij in bitter lijden wenschen : Heer , laat deze drinkbeker mij voorbijgaan ! halen wij de woorden van Jezus aan , die men vers 39 aantreft, en ook bij Marcus en Lucas nagenoeg zoo we dervindt. De uitdrukking Hun getal is legio berust op Marc. V, 9 , waar de onreine geest , op de vraag van Jezus naar zijnen naam , ten antwoord gaf : »Mijn naam is legio [of legioen] ; want wij zijn velen .” Het geloof maakt zalig steunt op Marc. XVI, 17 ; > Die geloofd zal hebben , en gedoopt zal zijn , zal zalig worden ." Uit Lucas ontleent de taal de volgende gezegden : I , Bij God is geen ding onmogelijk. IV, 23 : Geneesmeester , genees uzelven ! 37 : 202 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL . X , 7 : De arbeider is zijn loon waard . De gelijkenis van den .Barmhartigen Samaritaan , welke Luc. X , 30--37 , verhaald wordt , sluit Jezus met de woorden : Ga heen en doe desgelijks ! Wanneer wij in het dagelijksch leven , om eene gedane keuze te regtvaardigen , zeggen , dat wij Het betere deel gekozen hebben , doen wij dit met het oog op Luc. X , 42 , waar men leest : > Maria heeft het goede deel gekozen ." Zoo arm als Lazarus is overgenomen uit Luc. XVI , 20 : » En (er was) een arm man , met name Lazarus. " Gelijk men weet , is de naam Lazarus ook in de namen Lazareth (huis voor armen) en Lazzaroni (arme duivels) vereeuwigd. De spreekwijze Nu heeft de ziel rust grondt zich op Lucas XII , 19 : » En ik zal tot mijne ziel zeggen : Ziel ! gij hebt vele goederen liggen voor vele ja ren ; rust , eet , drink , wees vrolijk !" Hoofdst. XXII , 48 , waar men leest : » Judas , verraadt gij den zoon des menschen met een kus ?” heeft ons het woord Judaskus , voor verraderlijken kus , geleverd , terwijl wij een valsch , verraderlijk mensch gewoon zijn een Judas te noemen. Doet men dit aan het groene hout , wat zal dan niet aan het dorre geschieden ? wordt , met eene kleine verandering , uit Luc. XXIII , 31 , aangehaald. AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 203 Kan uit Nazareth iets goeds komen ? staat Joh. I , 47 , en Wat gij doen wilt , doe dat spoedig , vindt men Joh . XIII , 27 . De woorden van Pilatus, Joh. XIX , 5 : » Zie den mensch !" zijn in hunnen Latijnschen vorm , Ecce Homo ! een gewoon substantief geworden , waarmede men eene afbeelding van Christus aan het kruis aanduidt. De woorden , Joh. XX , 17 , van den opgestanen Jezus tot Maria : » Raak mij niet aan ! " worden in hunnen La tijnschen vorm , Noli me tangere ! op veelvuldige wijzen toegepast ; en de uitdrukking Ongeloovige Thomas heeft zich uit Joh. XX , 24-29 , ontwikkeld . De uitdrukking Joden en Jodengenooten vindt men Hand. II , 11 , terwijl uit IX , 5 , aldaar een bij Grieken en Romeinen bekend spreekwoord , De verzenen tegen de prikkels te slaan , zijnen oorsprong heeft. Het beeld is ontleend aan een voor den ploeg gespannen juk- of trekos , die tegen den prikkelstok van den drijver koppig de pooten uitslaat. Uit IX , 18 , waar de bekeering van Saulus verhaald wordt , hebben wij ontleend : Als schellen van de oogen vallen . . De uitdrukking Zonder aanzien des persoons 204 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. voor. komt op vele plaatsen in het Oude en Nieuwe Testament In deze verwijzen wij alleen naar Hand. X , 34. Naar het Hand. VIII , 9 tot 24 , verhaalde van den toovenaar Simon , die de gave van mededeeling des gees tes door handenoplegging van de apostelen voor geld meende te kunnen koopen , wordt een strafbare handel met geestelijke ambten Simonie genoemd. Hand. XX , 35 , eindelijk , staat de beroemde spreuk : Zaliger is geven dan ontvangen. De brief aan de Romeinen bevat de volgende gezegden : XII , 20 : Kolen vuurs op iemands hoofd hoopen . XIII , 7 : Eere, dien eere toekomt. 1 Corinthe VII , 38 , bevat , met eene kleine weglating : Wie trouwt, doet wel ; wie niet trouwt , doet beter. XIII , 9 : Ons weten is gebrekkig . 2 Cor. III , 6 : De letter doodt, maar de geest maakt levend. IX , 7 : God heeft een blijmoedigen.gever lief. XII , 7 : Een doorn in het vleesch . De populaire spreuk : Beproef alle dingen , behoud het goede , vindt men 1 Thessalonicensen V, 21 . In 2 Thess. III , 10 , is te vinden het gezegde , dat bij verkorting luidt: Die niet werkt, zal niet eten . AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 205 In den brief aan Titus , I , 15 , schrijft Paulus : Den reinen is alles rein . 1 Petr. V , 8 , wordt van den duivel gezegd : De duivel gaat rond als een brullende leeuw , zoekende wien hij zou mogen verslinden . Tot algemeene toepassing is ook gekomen Hebreën XII, 6 : Dien de Heer liefheeft, dien kastijdt hij. De Openbaring van Johannes levert tot den algemeenen spraakschat hoofdst. I , 8 : De Alpha en de Omega , d. i . de eerste en de laatste , naardien de A de eerste en des de laatste letter van het Grieksche alphabet is. Hoofdst. III, 11 , vindt men Houd wat gij hebt , en V , 1-5 , Een boek met zeven zegelen , waarmede wij iets bedoelen , dat moeielijk verstaanbaar is . Uit Matth . V , 18 , hebben wij: Noch één jota , noch één tittel. Dit wordt gebruikt om het minste en kleinste van iets aan te duiden. Zoo zegt men b. v. Hij weet er tittel noch jota van , of hij heeft het volbragt tot een tittel of jota toe ,” d. i. volkomen , zonder dat er het minste aan ontbreekt. Matth. VII , 2 : Met welke maat gij meet, zal u weder gemeten worden . 206 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. die Zoo zegt Homerus , Iliad. XX , 250 : » Hoedanig woord gij spreekt , zoodanig zult gij terughooren " ; en Cicero , de Orat, XI, 65 , > Ut sementem feceris , ita metes," d. i . » Zoo als gij gezaaid zult hebben , zoo zult gij maaien." Matth. VII , 26. » Die zijn huis op zand heeft gebouwd." De zegswijze Op zand bouwen is zeer gebruikelijk en wordt gebezigd van iemand , zijn vertrouwen stelt op iets , dat zeer wankelbaar is. Matth. X , 10. Als men een arme , die lui is , tot werkzaamheid aansporen wil, dan zegt men tot hem : » Ga werken ; want Een arbeider is zijn voedsel (Luc. X , 7 , I Tim . 5 , 18 zijn loon ) waardig. Matth . 10 , 27. Uit deze plaats hebben wij de uit drukking Op de daken prediken , d. i . iets zeer ruchtbaar maken. Matth. XI , 19. » De wijsheid is gerechtvaardigd gewor den door hare kinderen ." Wij ook zeggen iets desgelijks : Uit den mond der kinderen hoort men de waarheid . Matth. XIX , 24. Uit deze plaats is ontleend het woord, dat men zeer dikwijls gebruikt : » Men haalt gemakkelijker een kemel door het oog van een naald , dan dat dit of dat geschieden zal. ” Dit gezegde komt ook voor in den Koran VII , 38 : » Tot een kemel door het oog van een naald gaat. ” Matth. XXIV , 43 : als een dief in den nacht. Deze zegswijze bezigt men , als men zeggen wil , dat iets gebeuren kan of zal , wat men volstrekt niet verwacht. AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. 207 Luc. XII , 35. Als eene opwekking tot waakzaamheid en werkzaamheid gebruiken wij het woord : Laat uwe lenden omgord zijn en de kaarsen brandende. uc. XV , 23. Wanneer een onzer vrienden of naast bestaanden , over wiens komst wij ons zeer verblijden , ons onverwacht bezoekt , dan zeggen wij: Nu moet het gemeste kalf geslagt worden . Luc. XVI, 22. Van iemand , die zeer gelukkig is , zegt men : Hij is in Abrahams schoot. Joh. XI , 4. Van eene ligte ongesteldheid gebruikt men wel eens het woord : Nu , deze ziekte is niet tot den dood. Aan 1 Cor. XIII , 2 , ontleenen wij: Bergen verzetten ; d. i . volgens de aanteekening in de nieuwe Bijbelverta ling t. d. p. het schijnbaar onmogelijke volvoe Wij gebruiken nog : » Nu , die man kan bergen verzetten. ' Tot een dommen luiaard zeggen wij spreek woordelijk : » Indien uw luiheid magt en uw domheid kracht had , gij zoudt bergen verzetten .” I Cor. XV, 33 : Kwade zamensprekingen bederven goede zeden . Openb. III , 15. Als iemand laauw en onverschillig omtrent het een of ander is , dan heet men hem een laauwen Laodiceër. ren, De uitdrukking Slaap des rechtvaardigen , die er zoo recht bijbelsch uitziet , komt in den geheelen Bijbel niet voor. Het Fransch heeft er voor le sommeil 208 AANHALINGEN UIT DEN BIJBEL. du juste, het Engelsch the sleep of the righteous, en het Italiaansch il sonno del giusto. En hiermede Sela . Met dit in de Psalmen verscheidene malen , en ook elders in den Bijbel, onvertaald voorkomende woord wordt waarschijnlijk een rustpunt in muzikale voordragt te kennen gegeven. BLADWIJZER. . 16 . A. Bladz . Aandeel (Het) van den leeuw . 132 Aan een boom , zoo vol geladen, mist men vijf , zes pruimpjes niet . Aangaande mij en mijn huis , wij zullen den Heer dienen 190 Aan het werk kent men den meester . 34 Aan veinzen is somtijds gewin en voordeel vast 7 Ab igne ignem . 145 Ab Jove principium . 159 A book may be amusing with numerous errors, or it may be very dull without a single absurdity . 117 A horse ! a horse ! My kingdom for a horse ! 109 A little more than kin , and less than kind . 107 Ab ovo . 158 Abrahams schoot ( Hij is in) . 147, 207 Ab uno disce omnes. 161 Accipe nunc Danaum insidias, et crimine ab uno disce omnes 161 Ach , du lieber Augustin ! 97 Ach , sie haben einen guten Mann begraben . 89 Acht Davids helden niet zoo bloode en zonder moed 10 Ad calendas graecas . 172 Adel ( De eenige) is de deugd alleen . 183 Adhuc sub judice lis est . 158 Adversity's sweet milk : philosophy !. 115 Aequam memento rebus in arduis servare mentem 150 14 210 BLADWIJ ZER. . . . . Bladz. Aide-toi , le ciel t'aidera . 102 Ajunt , multum legendum esse , non multa . 171 Alba avis 146 Alea iacta est 148 Al het mijne draag ik bij mij. 136 Alles heeft zijnen tijd 195 Alles is ijdelheid 195 Alle wateren stroomen in zee . 196 Allez-vous coucher, Basile ! . 39 Allons , saute marquis ! 44 Allzu straff gespannt , zerspringt der Bogen . 80 Alpha (De) en Omega. 205 Als de eene wolf den anderen eet , is er honger in 't land 5 Als één man . 191 Als ich noch im Flügelkleide in die Mädchenschule ging. 98 Als men van den drommel spreekt , enz. 140 Als schellen van de oogen vallen 203 Alta mente repostum 161 135 Alterius non sit qui suus esse protest 183 Al voortgaande , neemt zij toe in krachten 163 Al waar ' t de veldheer zelf, ik zei ' t hem in ' t gezicht 6 Al wat geen heelen kan verdragen , moet men streelen . 9 Al wat men op zijn tijd niet plukt , dat raakt men kwijt . 8 Amantes , amentes. 140 Amantium irae, amoris redintegratio . 140 Amicus Plato , sed magis amica veritas. 134 Amour, amour, quand tu nous tiens , on peut bien dire: Adieu prudence !. 34 Amour , tu perdis Troie ! 34 Anch' io son pittore ! . 127 Andere tijden , andere zeden 177 An der Quelle sass der Knabe 66 And Freedom shriek'd as Kosciusko fell 120 An nescis longas regibus esse manus ? 167 An ' s Vaterland , an ' s theure , schliess dich an Alter ego . . . . . . enz . 79 BLADWIJ ZER, 211 . . . Bladz, And pity ' t is , ' t is true 108 A point d'argent point de valet 28 Après moi la déluge ! . 51 Arbeider ( De) is zijn loon waard . 202, 206 Arm in Arm mit dir , so forder ich mein Jahrhundert in die Schranken . 73 Armoede is geen schande , 132 Arm ( Zoo) als Lazarus 202 As good almost kill a man , as kill a good book . 120 As merry as the day is long . 110 As my mother was , the first hour 1 was born. 110 Assume a virtue , if you have it not . 108 A tous les coeurs bien nés que la patrie est chère . Attacher le grelot. 34 Attendere , attendere , sempre attendere . 128 Auch ich in Arkadien . 66 Auch ich lebt in Arkadia . 66 Auch ich war in Arkadien geboren. 65 Audentes fortuna juvat 79 Audentus fortuno juvat. 164 Auf der Bergen ist Freiheit Au reste demeurant le meilleur fils du monde . 33 Auri sacra fames , 163 Aut Caesar aut nihil 181 A vaincre sans péril on triomphe sans gloire. 28 A word to the wise is enough 137 Ay , every inch a king . 109 30 ► 78 . B. ► . Babylonische spraakverwarring Balkon ( Het) van Ferrara . Banco's schim Barmhartige Samaritaan (De) Barmhartigheden (De) der goddeloozen zijn wreed . Beati possidentes 188 116 115 202 194 150 . . 14* 212 BLAD WIJ ZER. . . . Bladz. Beatus ille qui procul negotiis , etc. . 150 Beau (Le) c'est le laid . 113 Beautiful tyrant ! fiand angelical . 115 Begeerte groeit te meer door ' t vurige verlangen . 8 Benjaminnetje ( Het is) . 188 Ben jij een kok , ik hou jou voor mijn besten maat 15 Beproef alle dingen , behoud het goede . 204 Bergen ( De) zullen baren , enz . 134 Bergen verzetten 207 Besonders lernt die Weiber führen , enz. 84 Betere (Het) deel gekozen te hebben . 202 Be thou as chaste ad ice , as pure as snow, thou shall not escape calumny. 108 Be thou familiar, but by no means vulgar 108 Bezin eer gij begint. 166 Bien n'est pas argent monnayé . 28 Bis ad eundem . 146 Bis dat qui cito dat 177 Blinder Eifer schadet nur 94 Blut ist ein ganz besondrer Saft , 84 Boek (Een) met zeven zegelen . 205 Boni pastoris est , tondere pecus , non deglubere 166 Bonus vir semper tiro . 172 Böse Sieben . 198 Brechen Sie dies räthselhafte Schweigen . 71 Brevity is the soul of wit 107 Brief as a woman's love . 108 Briller par son absence 22 Britannia needs no bullwarks . 120 Brood (Hij vroeg om ) , men gaf hem steen 199 Brother Jonathan . 125 Bij ' s meesters woorden zweren 155 1 . • C. Ça ira !. 103 Calpa eniin illa , bis ad eundum , vulgari reprehensa proverbia est. 146 BLADWIJ Z ER. 213 . . Bladz , Carpe diem . 150 Castigat ridendo mores . 183 Caviar to the general 107 Cedant arma togae 144 Cedo majori . 176 Ce n'est pas être sage , d'être plus sage qu'il ne faut . 27 Cent (Les) jours 56 Ce qui est bon à prendre est bon à garder . 39 Ce qui ne vaut pas la peine d'être dit , on le chant 39 Certum , quia impossibile . 181 C'est ainsi qu'en partant je vous fais mes adieux ! 40 C'est dans les grands dangers qu'on voit les grands courages . 44 C'est de lui que nous vient cet art ingenieux , etc. 45 C'est le commencement de la fin 53 Cet âge est sans pitié . 34 Chambre ( Une) introuvable . 56 Chambre (Une) plus royaliste que le roi 56 Charte ( La) sera désormais une verité 57 Chassez le naturel , il revient au galop . 37 Chevalier sans peur et sans reproche , 47 Chronique scandaleuse . 46 Ci- git ma femme; ah ! qu'elle est bien pour son repos et pour le mien ! 38 Cito enim arescit lacrima , 147 Concordia parvae res crescunt , etc. 149 Condemn the fault , and not the actor of it . 113 Consuetudo altera natura 143 Contentum suis rebus esse , maximae sunt certissimaeque divitiae. 145 Cool as a cucumber . 120 Cowards die many times before their deaths . 111 Credat Judaeus Apella . 155 Credo , quia absurdum . 181 Crescentem sequitur cura pecuniain . 150 . 214 BLAD WIJ ZER. . . . 83 D. Bladz. Daar hoeft nog tijd toe , om in krachten aan te groeien . 10 Daar is maar één schrede tusschen mij en den dood 192 Daar niet gewonnen wordt , is ' t ijdel dat men strijdt. 6 Daken (Op de) prediken 206 Damus petimusque vicissim . 157 Dans le simple appareil d'une beauté qu'on vient arracher au sommeil. 27 Daran erkenn' ich meine Pappenheimer. 74 Da rast der See und will sein Opfer haben . 78 Das also war des Pudels Kern !. Das Alte stürzt , es ändert sich die Zeit 80 Das arme Menschenherz muss stückweis brechen 93 Das eben ist der Fluch der bösen That , dass sie , fortzeugend , ( immer) Böses muss gebären 74 Das ganze Dorf versammelt sich . 98 Das ist das Loos des Schönen auf der Erde . 76 Das ist die Zeit der schweren Noth . 90 Das Leben ist der Güter höchstes nicht , der Uebel höchstes aber ist die Schuld . 78 Das sieht schon besser aus ! Man sieht doch wo und wie . 84 Das waren mir selige Tage. 99 Das Wunder ist des Glaubens liebstes Kind . 83 Dat plekje op aarde lacht mij vóór alle andren tegen . 150 Dat sinnen namen ' sakkerloot ! ' k begier er zoo gien een , al wou wen zy ze geven 15 Dat staat te doen , dit te volbrengen. 163 Da unten aber ist ' s fürchterlich , 67 Dat veniam corvis , vexus censura columbas . 169 Davus sum , non Oedipus. 139 Deed ( A) without a name 113 Dees vrijheid vergen wij , gelijk wij ze andren schenken . 157 Decies repetita placebit. 159 Dem Glücklichen schlägt keine Stunde . 61 Dem Mann kann geholfen werden . 69 Dem Mimen flicht die Nachwelt keine Kränze 74 . enz . BLAD WIJ ZER. 215 . . . . . Bladz. De moeder late ' t vrij aan hare dochter lezen . 38 Dem Muthigen hilft Gott. 79 De nihilo nihil . 176 Den Bösen sind sie los , die Bösen sind geblieben 85 Den moedigen helpt het geluk. 79 Denn aus Gemeinen ist der Mensch gemacht , enz.. 76 Denn was man schwarz auf weiss besitzt , kann man getrost nach Hause tragen . 84 Denn wenn ich judiciren soll , verlang' ich auch das Maul recht voll. 85 Denn wo das Strenge mit dem Zarten , enz.. 68 Den Reinen is alles rein . 205 Den Teufel spürt das Völkchen nie, und wenn er sie am Kragen hätte. 85 Den Wald vor lauter Bäume nicht sehen . 87 Der Dichter steht auf einer höhern Warte, als auf den Zinnen der Partei. . 96 Der feine Griff und der rechte Ton 75 Der Geist der Medizin ist leicht zu fassen , enz. 84 Der Hecht , der war doch blau . 89 Der ist besorgt und aufgehoben . 67 Der König rief , und Alle, Alle kamen . 95 Der Mensch ist frei geschaffen , ist frei , und würd er in Ket ten geboren . 69 Der Mohr hat seine Schuldigkeit gethan , enz.. 62 Der Wahn ist kurz, die Reu' ist lang 68 Der Worte sind genug gewechselt ; lasst mich auch endlich Tha ten seh'n . . 83 Der Zopf , der hängt ihm hinten 90 Der Zug des Herzens ist des Schicksalls Stimme . 74 Desdemona . 116 Desinit in piscem mulier formosa superne . 157 Des Lebens Mai blüht einmal und nicht wieder 66 Des Lebens ungemischte Freude wird keinem Sterblichen zu Theil. 67 Des Menschen Engel ist die Zeit . 76 De tijd heeft nimmer weggenomen , enz. 13 Deugd (De) in het midden . 157 De wereld is een speeltooneel , enz. 13 . . . 216 BLADWIJZER. 29 . . . 78 Blade, Deus nobis haec otia fecit 159 Devine si tu peux , et choisis si tu l'oses . . Deze avondzon van ' t hof gaat snel in ' t oosten onder . 9 Dic cur hic !. 181 Die Axt im Haus erspart den Zimmermann . 80 Die Botschaft hör ' ich wohl , allein mir fehlt der Glaube 88 Dief (Als een) in den nacht 206 Die Herren dieser Art blend't oft zu vieles Licht ; sie seh'n den Wald vor lauter Bäume nicht . 87 Die honig wil eten , moet lijden dat hem de bijen steken 168 Die ist es , oder keine sonst auf Erden . Die Kultur, die alle Welt beleckt 85 Die Kunst geht nach Brod . 86 Die Liebe ist der Liebe Preis. 73 Die Limonade ist matt wie deine Seele . 70 Die Mädels sind doch sehr interessirt , enz 85 Die met pek omgaat , wordt er mede besmet 196 Die Müh' ist klein , der Spass ist gross 85 Dien de Heer lief heeft , dien kastijdt hij . 194 , 205 Die niet hooren wil , moet voelen . 179 Die niet werkt , zal niet eten. 204 Die pijlen stuiten af op 't schild der zuivre zeden. 17 Die schönen Tage von Aranjuez sind nun vorüber . 61 , 71 Die schriklijkst van mij zwijgt , heeft allerbest gezeid. 15 Dies ist die Art , mit Hexen umzugeh'n . 85 Die Sonne geht in meinem Staat nicht unter 72 Die Stätte , die ein guter Mensch betrat , ist eingeweiht. 81 Dieu fit du repentir la vertu des mortels . 30 Die Weltgeschichte ist das Weltgericht . 66 Die Welt ist vollkommen überall , wo der Mensch nicht hin kommt mit seiner Qual 78 Difficile est satiram non scribere 173 Dimidium facti, qui caepit , habet . 156 Diseur de bonmots , mauvais caractère 46 Distance lends enchantment to the view. 120 Diversité , c'est ma devise 34 . . BLADWJJZE R. 217 . . enz . enz . Bladz. Dixisse me aliquando poenituit , tacuisse nunquam 169 Doet men dit aan het groene hout , wat zal dan niet aan het dorre geschieden ?. 202 Dolce ( Il) far niente 126 Don Juan . 100 Donner und Doria ! 70 Donnerwetter parapluie ! . 92 Donnez- nous de nouveau 34 Don Quichot . 100 Door eendragt wordt het huis gebouwd , enz . 149 Doorn (Een) in het vleesch . 204 Dreiundzwanzig Jahre , und nichts für die Unsterblichkeit gethan ! ? 3 Drie maken een collegie uit 180 Droomen ( De) zijn bedrog 6 „ Druiven ( De) zijn zuur,” zei de vos , en hij kon er niet bij. 34, 132 Drum prüfe , wer sich ewig bindet , 68 Drum soll der Sanger mit dem König gehen , enz. 77 Du bist noch nicht der Mann , den Teufel fest zu halten 83 Du choc des opinions jaillit la vérité . 42 Du choc des sentimens et des opinions la vérité s'élance et jaillit en rayons Du hast Diamanten und Perlen . 92 Du hast nun die Antipathie . 85 Du hast's gewollt, Octavio ! 61 Duivel (De) gaat rond als een brullende leeuw, enz . 205 Dulce est desipere in loco 150 Dulce et decorum est pro patria mori 150 Dulcia non meruit , qui non gustavit amara . 168 · Dum vitant stulti vitia , in contraria currunt 154 Duo quum faciunt idem , non est idem . 140 Du siehst mich lächlend an , Eleonore , enz . . 81 Du sprichst ein grosses Wort gelassen aus. 81 Du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas. 54 Dwalen is menschelijk . . 144 43 . 218 BLAD WIJ ZER. E. Bladz.

108 Easy as lying .

Ecce Homo !. 203 Een aangewende min valt lastig te verleeren. 8 Een goed begin is het halve werk . 156 Een krijgsman wint genoeg , al wint hij niet dan tijd . 7 Een leger om een stad kan stad en burg verduren . 11 Een ongeluk komt nooit alleen 108 Een onvermoeide arbeid komt alles te boven. 160 Een ooggetuige is meer waard dan tien oorgetuigen . 165 Een roover houdt geen stand en wordt van elk gehaat 11 Één vogel in de hand is beter dan tien , die er vliegen . 195 Één zwaluw maakt geen zomer 132 Eere , dien eere toekomt . 204 Eerlijk duurt het langst 104 Eet mij niet op ! 198 Egregiously an ass 114 Egyptische duisternis. 188 Ehret die Frauen , 68 Ei ( Het) van Columbus 129 Eifersucht ist eine Leidenschaft , die mit Eifer sucht , was Leiden schaft . 97 Ein Augenblick , gelebt im Paradies , wird nicht zu theurer mit dem Todt gebüsst . Ein echter deutscher Mann mag keinen Franzen leiden , doch ihre Weine trinkt er gern 85 Ein edler Mann wird durch ein gutes Wort der Frauen weit geführt. 81 Eine schöne Menschenseele finden ist Gewinn 87 Ein guter Mensch in seinen dunklen Drange ist sich des rechten Weges wohl bewusst, . ' 83 Ein jeder Stand hat seinen Frieden , ein jeder Stand hat seinen Last. 90 Ein Mann von sechzig Jahren ward in dies Grab gesetzt , enz. 90 Einsam bin ich , nicht alleine , 91 Ein stiller Geist ist Jahre lang geschäftig , enz . 85 Ein süsser Trost ist ihm geblieben , enz. 68 enz . . 72 . BLADWIJZER. 219 $ 78 . . . Bladz. Ein Schlachten war's , nicht eine Schlacht zu nennen . Ein vollkomm’ner Wiederspruch bleibt gleich geheimnissvoll für Kluge wie für Thoren . 85 Elk het zijne. 144 Elk huis heeft zijn kruis . 164 Elle a d'assez beaux yeux pour des yeux de province . 44 En dextra fidesque 163 Enfants (Les) terribles . 46 England expects that every body does his duty 119 En heeft het mij gemist , ' t is uit onnoozelheid en zonder erg of list. 5 En niet door lagen , maar bij schoonen lichten dag. 9 En tegen haar natuur. Wie zag ooit grooter wonder !. 9 Entente cordiale . 59 En wilt gij er meer, gij moogt er om vragen 16 En zonder vechten is 't oneffen niet te slechten 10 E pur si muove ! . 128 Er bestaat geen volmaakt geluk 150 Er is maat in alle dingen 154 Eris mihi magnus Apollo . 159 Er is niets nieuws onder de zon . 195 Erlaubt ist , was gefällt . 81 Erlaubt ist , was sich ziemt 81 Er lebte , nam ein Weib und starb 89 Er loert eene slang in het gras . 160 Ernst ist das Leben , heiter ist die Kunst . 75 Ernst ist der Anblick der Nothwendigkeit. 75 Errare humanum est , perseverare diabolicum . 114 , 118 Er sieht oft , wie Herr Wieland spricht , den Wald vor lauter Bäumen nicht 83 Ervarenheid en tijd den mensch veel dingen leeren 7 Es bildet ein Talent sich in der Stille , 81 Es giebt im Menschenleben Augenblicke 74 Es ist dafür gesorgt , das die Bäume nicht in den Himmel wachsen. 82 Es lebt ein andersdenkendes Geschlecht . 79 Es muss ein kalter Winter sein , so ein Wolf den andern frisst . 5 Es soll der Sänger mit dem König gehen , enz. 77 . . enz. 220 BLADWIJ ZER. . Bladz. Es erben sich Gesetz und Rechte wie eine ew'ge Krankheit fort. 84 Es irrt der Mensch , so lang' er strebt. 83 Es ist eine alte Geschichte , doch bleibt sie immer neu . 92 Es kann ja nicht immer so bleiben hier unter dem wechselnden Mond. 99 Essen und Trinken hält. Leib und Seele zusammen 100 Est in coelo . 147 Est modus in rebus 154 Est quaedam fiere voluptas 168 Es wächst der Mensch mit seinen grössern Zwecken . 75 Es wandelt Niemand ungestraft unter Palmen . 82 Et ego in Arcadia. 66 Et le combat cessa faute de combattants. Et operam et oleum peridisse. 146 Et tu , Brute !. 149 Et voilà justement comme on écrit l'histoire !. 30 Etwas fürchten und hoffen und sorgen muss der Mensch für den kommenden Morgen 78 Evil by thou my good. 120 Exigi monumentum aere perennius . 160 Exoriare aliquis nostris ex ossibus ultor. 163 Experto credite . Extrema se tangunt . 39 Ex ungue leonem 135 28 . . 164 F. Facile omnes , cum valemus , recta consilia aegrotis damus Facilis descennus Averno . Fahre wohl , Doria , schöner Stern ! enz. Fair is foul, and foul is fair . Faut d' la vertu , pas trop n'en faut , etc. Fear not , till Birnam wood do come to Dunsinane . Ferro atque igne . Ferro ignique . Fiat lux ! Fidus Achates. 165 164 70 112 26 . 113 145 145 . 183 163 BLAD WIJ ZER. 221 . Bladz. Fistula dulce canit , volucrem dum decipit auceps 169 Flamma fumo est proxima 165 Flectere si nequeo superos , Acheronta movebo . 164 Fluit ( De) zingt zoet , als de vogelaar den vogel bedriegt 169 Food for powder 109 For a' that and a' that 105 For there was never yet philosopher, that could endure the tooth ache patiently . 111 Foul deeds will rise , 107 Frailty, thy name is woman 106 Freude , schöne Götterfunken 68 Früh übt sich , was ein Meister werden will. 80 Fugit irreparabile tempus 162 Fuimus Troes . 162 Für Jörgen ist mir gar nicht bange ; der kommt gewiss durch seine Dummheit fort 90 Für mich ist Spiel und Tanz vorbei . 98 . . G. 202 38 17 201 14 171 201 68 Ga heen en doe desgelijks Gardez - vous bien de lui les jours qu'il communie . Geduld is zulk een schoone zaak. Geeft den keizer wat des keizers is , enz.. Geeft uwen kinders koek , maar houdt de panne vast Geen dag zonder eene lijn Geest ( De) is wel gewillig , maar het vleesch is zwak . Gefährlich ist's , den Leu zu wecken , enz . Geist ( Der) , der stets verneint. Gekeilt in drangvoll fürchterliche Lage . Geld is de ziel van alle zaken .. Gelieven mogen kijven , de liefde moet toch blijven . Geloof hem , die het zelf bij ondervinding heeft Geloof (Het) maakt zalig . Gelukkig zijn de bezitters . Gelijke liefde kan gelijke liefde kweeken. 83 76 136 140 164 201 150 . 8 222 BLADWIJ ZER. . . . . 194 . . . Bladz. Gemakkelijk is het nederdalen in het schimmenrijk. 164 Gemeste kalf (Nu moet het) geslagt worden . 207 Geneesmeester, genees uzelven . 201 Geniesse , was dir Gott beschieden , ontbehre gern , was du nicht hast . 90 Genus irritabile vatum . 157 Gepleisterde graven . 201 Geschenk der Danaers . 162 Geslapen als Jonas. 197 Gestolen water smaakt zoet . Getheilte Freud' is doppelt Freude , enz . 95 Getrouwe Achates . 164 Get thee to a nunnary . 108 Gevaar in uitstel . 179 Gewöhnlich glaubt der Mensch , wenn er nur Worte hört , es müsse sich dabei doch auch was denken lassen . 85 Gewoonte (De) is de tweede natuur .. 143 Gezegend is het land , waar ' t kind zijn moer verbrandt . 13 Gezonde (Een) ziel in een gezond lichaam . 174 Gleich schenken ? Das ist brav ! Da wird er reussiren 85 Glissez , mortels , n'appuyez pas . 43 God beware mij voor mijne vrienden ! enz .. God (Bij) is geen ding onmogelijk . 201 God geeft het zijnen beminden in den slaap . 193 God heeft een blijmoedigen gever lief . 204 God heeft ons deez' rust geschonken . 150 Godheid (De) ziet het hart , de mensch den schijn van buiten . 7 God save the king 123 Good night, good night ! Parting is such sweet sorrow , enz.. 115 Gouden appels in zilveren schalen 194 Gouden bergen beloven . . 141 Gouden kalf (Aanbidding van het) 190 Grammaire ( La) qui sait régenter jusqu'aux rois Grande (La) nation 55 Grau , theurer Freund, ist alle Theorie , enz. 84 Greift nur hinein in 's volle Menschenleben 82 51 . . . . 25 . . BLADWIJ ZER. 223 Bladz. 125 72 Grog . Grosse Seelen dulden still Gute Leute , schlechte Musikanten . Gij eischt een zwaren eisch . Gij hebt mooi praten Gij zult ze van dien kant zoo heerlijk op zien dagen Gij zijt stof en zult tot stof wederkeeren . 63 6 165 . 6 187 H. . . . Habeat sibi ... 172 Hab' mich nie mit Kleinigkeiten abgegeben . . 69 Had all his hairs been lives , my great revange has stomach for them all 114 Hail , Columbia , happy land ! . 124 Hanc veniam petimusque damusque vicissim . 157 Hand (De eene) wascht de andere . ] 35 Hand (De) van de schilderij af !. 170 Handen ( Zijne) in onschuld wasschen. 193 Hannibal ad portas 143 Hannibal is voor de poort 143 Hänschen , geh und sich dich um ! Sieh mir ob sie kommen ! 45 Hart ( Het) maakt welsprekend . . . 175 Heer, laat deze drinkbeker mij voorbijgaan ! . 201 He has paid dear, very dear, for his whistle . 103 Heksen ( De) uit Macbeth. 115 Hel ( De weg naar de) is met goede voornemens bezaaid . 102 Helft (De) is meer dan het geheel . 131 Hell is full of good meanings and wishings . 102 Hell is paved with good intentions 102 Help thyself , and God will help thee 102 Hemd (Het) is nader dan de rok 165 Hemel (Als de) valt , zijn wij allen dood . 166 Hercules aan den scheidsweg . 132 Herculis cothurnos infantibus aptare. 169 Heureka ! 133 • . . 224 BLADWIJZER. . . . 1 . enz . Bladz. Herrlich ! Etwas dunkel zwar aber 's klingt recht wunderbar. 91 He , that is strucken blind , cannot forget the precious treasure of his eyesight lost . 114 He thinks too much : such men are dangerous 111 Het is al boter tot den boôm . 7 Het is geraân , dat zij de reedste haven kiez' . 9 Het is groot te zwijgen 176 Het is niet goed , dat de mensch alleen zij 187 „ Het kan verkeeren ,” zegt Bredero 14 Het ligt mij als lood op het hart . 12 Het loopt met Amsterdam , j gelijk gij hoort , ten ende 6 Het moet een bloôhart zijn , die veel om droomen geeft. 7 Het puntje van een gaauwe pen is ' t felste wapen , dat ik ken . 14 Het schijnt , dat de oversten verblind zijn en betooverd . 5 Het valt hem toe als water . . 9 He was a man ; take him for all in all, 106 He was not of an age , but for all time . 105 Het wintert fel , wanneer een wolf den andren eet 5 Het zijn de slechtste vruchten niet , waaraan de wespen knagen . 17 Hic niger est ; hunc tu , Romane caveto !. 154 Hier is het goed zijn ; laat ons hier tenten bouwen. 200 Hier ist die Stelle , wo ich sterblich bin . 72 Hinc illae lacrimae . 139 Hippocrate dit oui , mais Galène dit non 44 Hoc opus , hic labor est . 163 Hoc volo , sic jubes : sit pro ratione voluntas . 174 Hoe is het mogelijk dat gij 't hebt kunnen zien ? 6 Hoe ? kan een beest zoo dankbaar zijn , enz.. 17 Hoe laat gij zulk een woord uw kuischen mond ontgaan ! 7 Hoe lang nog ? : 143 Hoe verder van het vuur, hoe minder zorg voor zengen . 8 Höher Sinn (Ein) liegt oft im kind'schem Spiel 69 Homeriaansch gelach 131 Home , sweet Home . 124 Hoogmoed komt vóór den val. 194 Houd wat gij hebt, 205 . . . . . BLAD WIJ ZE R. 225 Bladz. Homines amplius oculis , quam auribus credunt . 165 Homo proponit , sed Deus disponit . Honesty is the best policy Hony soit qui mal y pense . Hun getal is legio Hij geeft dubbel , die terstond geeft. Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld . Hij is gewapend en gevaarlijk aan te randen Hij waait met den wind . Hij weet van algebra zoo min als hemelteeknen Hypsaea saecior 177 104 60 201 177 193 9 167 15 154 0 . I. . . Iacta alea est, 148 Iago 116 I am the very pink of courtesy . 115 Ich bin der Letzte meines Stammes 79 Ich denke einen langen Schlaf zu thun . 76 Ich finde nicht die Spur von einem Geist und Alles ist Dressur . 83 Ich fühle eine Armee in meiner Faust . 69 Ich habe das Meinige gethan ; das Plündern ist Eure Sache 74 Ich habe gelebt und geliebet. 66 , 75 Ich hab' gethan , was ich nicht lassen konnte . 79 Ich hab' hier bloss ein Amt und keine Meinung . 76 Ich kann nicht Fürstendiener sein . 73 Ich kenne dich , Spiegelberg:!! . 69 Ich sag' es dir : ein Kerl, der spekulirt, ist wie ein Thier, auf dürrer Haide von einem bösen Geist im Kreis herum geführt, enz. 84 Ich und mein Fläschlein sind immer beisammen . 98 Ich weiss nicht , was soll es bedeuten , das ich so traurig bin , enz. 92 I could have better spared a better man 109 I dare do all that may become a man , enz . 112 Ieder dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. . 198 Ihm ist wohl und mir ist besser. 97 Ik ben liever schenker dan bakker . 188 . 15 226 BLADWIJ ZER. zag , enz. . . Bladz. Ik ben mijzelven de naaste . 165 Ik ben van gisteren noch van eergisteren . 188 Ik heb het gevonden ! . 133 Ik heb mij een gedenkteeken gesticht, duurzamer dan erts . 150 Ik kwam , ik ik overwon 148 Ik rijm terwijl ik slaap , ik rijm terwijl ik eet , 14 Ik wijk voor de overmagt . 176 Ik zou vrij wat liever hier de eerste willen zijn dan te Rome de tweede ... 147 Il a beau vanter sa noblesse , quand son dèshonneur le blesse. 46 Iliacos intra muros peccantur et extra 156 Ille terrarum mihi praeter omnes angulus ridet. 150 Illud jucundum nil agere. 126 Il meglio è il inimico del bene . 127 Il nous faut du nouveau , n'en fut il plus au monde . 34 Il n'y a pas de heros pour son valet de chambre. 49 Il n'y a plus d'enfants ! 41 Il semble , à vous entendre , que vous n'ayez ici qu'à vous bais ser et prendre 44 Il s'en presentera , gardez -vous d'en douter 30 Ils n'ont rien appris , ni rien oublié . 53 Ils sont passés ces jours de fête . 40 Ils veulent être libres, et ne savent pas être justes. 47 Il y a avec Dieu des accommodements . 25 Il y a de certaines choses dont la mediocrité est insupportable : la poésie , la musique, la peinture. 40 Il y a fagots et fagots . 27 Im engern Kreis verengert sich der Sinn . 74 Im Ganzen haltet euch an Worte , enz.. 84 In alle dingen let op het einde . 196 In brief , all things are artificial; for Nature is the art of God. 117 Inceptio est amentium , haud amantium . . 140 Incidis in Scyllam , cupiens vitare Charybdin. 177 Incidit in Scyllam qui vult vitare Charybdin. 177 Inde irae 176 In den wijn is de waarheid . 135 . . . BLADWIJ ZER. 227 . . enz. . Bladı. In diesen heil'gen Hallen kennt man die Rache nicht . 100 Indocti discant et ament meminisse periti. 182 Infundum , regina , jubes renovare dolorem 161 In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten. 187 In maxima fortuna minima licentia est 46 In medias res 158 In my mind's eye , Horatio ! . 107 Inopi beneficium dat qui cito dat 176 In plaats van werken steekt de guit zichzelven in een beerenhuid. 15 In seines Nichts durchbohrenden Gefühle . .. 73 In's Inn're der Natur dringt kein erschaffner Geist , 94 In spanische Stiefeln eingeschnürt . 84 In ' t verleden ligt het heden , in het nu wat worden zal. 17 In vino veritas . 135 Invita Minerva . 145 In Weimar und in Jena macht man Hexameter wie der, enz . 94 Ira furor brevis est 156 Irus et est subito , qui modo Croesus erat. 168 Is ( t) beter zonder scha dan met zijn scha te leeren . 7 Is ( ' t) genoegelijk te zien regenen , als men in het drooge staat. 141 Is ' t hier nog tijd van zingen ? 6 Is ( ' t ) mooglijk ; gunt ge mij dat ik u daarop dien ? . 6 Is ('t) om den wijn niet , maar om 't klokken van de flesch . . 15 Is (' t) zoet en eervol voor het vaderland te sterven 150 Ist denn Lieben ein Verbrechen ?. 99 Is this a dragger which I see before me ? . 113 I was not born under a rhyming planet 111 0 . . . . . J. Ja . 63 , , Bauer, das ist ganz was Anders J'ai ri , me voilà désarmé J'appelle un chat un chat , et Rolet un fripon . Je crois valoir au moins les rois que j'ai vaincus. Je n'ai merité ni cet excès d'honneur, ni cette indignité. Je n'en veux point aux sots , j'en veux à la sottise . 141 38 35 32 . . 27 38 15 * 228 BLAD WIJ ZER. Bladz. Je pense , donc je suis . O 41 Je prends mon bien où je le trouve . Je veux que le démanche chaque paysan ait sa poule au pot . Job ( Zoo arm als ). Jobsbode. Jobs geduld en Salomons wijsheid Joden en Jodengenooten Johanna geht , und nimmer kehrt sie wieder. . Jong rijs kan men buigen , maar geen oude boomen. Jucundi acti labores . Judaskus. Juffers (De) tieren best te midden van 't gewoel . Julia . Jurare in verba magistri . Juste milieu . Jij woont in Utrecht, jij zoudt niet van adel wezen ? . 24 48 192 192 192 203 77 146 145 202 8 116 155 57 15 . . K. 187 77 203 74 . 34 . 97 155 100 Kaïns -teeken.. Kann ich Armeeen aus der Erde stampfen ? . Kan uit Nazareth iets goeds komen ? . Kardinal , ich habe das Meinige gethan , thun Sie das Ihre Kat ( De) de bel aanbinden . Kategorischer Imperativ Keer den griffel dikwijls om Keine Ruh' bei Tag und Nacht Kein Talent , doch ein Charakter Kemel (Een) door het oog eener naald Kennst du das Land , wo die Citronen blühn ?. Ken uzelven . . Kleeden (Dat) der vrouwen duurt me een tijd . Kleine dieven hangt men op , groote laat men loopen . Kleine' ( Het) treedt op 't kleed , den groote treen op ' t hart Klein , maar dapper . Knowledge is power . 92 206 80 133 166 169 8 191 118 . . BLADWIJ ZER. 229 . . Kolen vuurs op iemands hoofd hoopen Komm doch näher, liebe Kleine ! Komt ( ' t) zoo in ' t rijm te pas . Kort is het leven , lang is de kunst Kosaksch of republikeinsch Krethi en Plethi .. Kunt gij u van lachen onthouden , vrienden ? Kurz ist der Schmerz und ewig ist die Freude. Kwade zamensprekingen bederven goede zeden Bladz. 204 100 14 135 55 192 157 78 207 . . . L. 199 13 179 200 207 198 207 . . 42 . 42 . 154 37 . 45 Laat de dooden hunne dooden begraven . Laat de jeugd haar zotte kuren , enz . Laatste ( De) bewijsgrond der koningen Laatsten (De) zullen de eersten zijn Laat uwe lenden omgord zijn en uwe kaarsen brandende. Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet Laau we ( Een) Laodiceër L'absence diminue les médiocres passions L'absence est à l'amour ce qu'est au feu le vent , etc. Lachende de waarheid zeggen . La critique est aisée , et l'art est difficile . La douleur est un siècle , et la mort un moment . La garde meurt et ne se rend pas . L'aigle d'une maison n'est qu'un sot dans une autre La logique du coeur est absurte . La lumière jaillit du choc des opinions . La maison ne vaut pas la réparation . La mère en permettra la lecture à sa fille. La mort sans phrase. La parfaite raison fuit toute extrêmité , etc.. La parole a été donné à l'homme pour déguiser sa pensée . La patrie est aux lieux où l'ame est enchainée . La valeur n'attent pas le nombre des années. L'avenir n'est à personne. . 55 44 40 43 44 38 47 26 52 31 28 42 230 BLADWIJZER. . Bladz . Lasciate ogni speranza , voi che intrate . 126 Lass sie gehen , sind Tieffenbacher, Gevatter Schneider und Hand schuhmacher . 75 Lass , Vater, genug sein des grausamen Spiels . 67 Last , not least.. 1 , 111 Last ( The) rose of summer . 124 Last (Den ) van den dag en de hitte gedragen te hebben . 200 Latet anguis in herba .. 160 Laudator temporis acti. .. 158 La vérité n'a point cet air impétueux 36 La vraye science et la vraye étude de l'homme , c'est l'homme . 118 Lebt wohl, ihr Berge , ihr geliebten Triften . 77 Leb' woll , Madrid ! . 91 Le crime fait la honte , et non pas l'échafaud . 29 Leerzaam vermaak, 159 Le flux les apporta , le réflux les remporte 28 Le Français , né malin , créa le vaudeville 36 Legt's zu dem Uebrigen 70 Le jeu ne vaut pas la chandelle . 29 Le jour n'est pas plus pur que le fond de mon coeur . 27 Le matin catholique et le soir idolâtre , etc. 42 L'empire c'est la paix 60 Le roi règne , mais ne gouverne pas . 58 Le premier qui fut roi , fut un soldat heureux . 32 Le premier qui fut roi , fut un usurpateur. 32 Le seigneur Jupiter sait dorer la pilule . 26 Le secret d'ennuyer est celui de tout dire. Les extrêmes se touchent . 38 Les jours se suivent , mais ne se ressemblent pas. 46 Les mortels sont égaux ; ce n'est pas la naissance , c'est la seule vertu qui fait la difference 32 L'esprit qu'on veut avoir, gâte celui qu'on a . 44 Le superflu , chose très-necessaire 30 L'état c'est moi. 48 Le temps est un grand maitre 29 Letter ( De) doodt, maar de geest maakt levend 204 . 30 BLADWIJ ZER. 231 . Bladz. L'étymologie est une science où les voyelles ne font rien , et les consonnes font peu de chose 32 Leven is denken 41 Leven ( Het) is een strijd . 39 Le veritable Amphytrion est l'Amphytrion où l'on dine , 26 Le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable. 36 Libito fè licito . 81 Licht ( Zijn ) onder eene korenmaat zetten . 197 Licht (Zijn) voor de menschen laten schijnen 197 Liefde (De) tot zijn land is ieder aangeboren . 7 L'injure se grave en metal , et le bienfait s'écrit en l'onde. 112 L'Italia farà da se . 128 Live and learn . . 121 Lofredenaar van den verleden tijd 158 L'ordre régit l'espace 118 L'ordre règne à Varsovie. 57 Lot ( Het) valt ook altijd op Jonas . 197 Love me little , love me long . 109 Lucifer 195 Lucus a non lucendo 175 Lupus in fabulo . 140 Lijd en mijd . 135 M. • Maagschap ( Het) buurt van ver veel beter dan nabij 8 Maar dat en is het niet, waarop de veldheer loert . Maar zonder schelden ; want ge zijt geen appelwijven , en ' t staat zoo leelijk , als geleerde lui zoo kijven . 15 Mädle , ruck , ruck , ruck an meine grüne Seite ! 99 Maecenas 171 Magni interest , quos quisque audiat quotidie 147 Mais l'extrême justice est un extrême injure 32 Male parta , male dilabuntur 145 Mammon , Mammons-dienaar 198 Man en vrouw zijn één 187 232 BLADWIJZER. . 62 . . . . 1 Bladz , Man merkt die Absicht und man wird verstimmt Man sagt , er wollte sterben 76 Manum de tabula ! 170 Manus manum lavet . 135 Man wants but little here below , nor wants that little long . 116 Man wants but little , nor that little long 116 Mariners (Ye) of England 120 Materiam superabat opus. 166 Ma vie est un combat . 39 Max , bleibe bei mir ! . 74 Measures , not men . 121 Me caecum , qui haec ante non viderim !. 147 Médiocre et rampant , et l'on arrive à tout . 39 Medios esse non licet 147 Meilleur que son nom . 22 Mein ist der Helm , und mir gehört er zu 77 Mein Liebchen , was willst du mehr ? 92 Mein schönes Fräulein , darf ich wagen , meinem Arm und Geleit ihr anzutragen ? 85 Melk (Van) en honig overvloeien 189 Memory, the warder of the brain . 113 Men bragt het Vosmeer toe met kroezen en met kannen. 6 Men kent den boom aan zijne vruchten . 199 Men moet alleen geen kwaad , maar de opspraak zelfs vermijden. 9 Men paait zoo ligt geen man , die pit heeft achter de ooren . 8 Menschen ( De) gelooven de oogen meer dan de ooren . 165 Mensch ( De) leeft niet van brood alleen 197 Mensch (De) wikt , maar God beschikt 177 Men's evil manners live in brass , their virtues we write in water. 112 Mens sana in corpore sano 174 Men vond nooit huis , of ' t schortte aan kinders of aan ouders . 7 Messer ohne Klinge , an welchem der Stiel fehlt . 94 Met de deur in huis vallen . 158 Methusalach ( Zoo oud als) 187 Met krijgmans borregtogt en heb ik niet te schaffen 5 Met nood en wanhoop is het zorgelijk te vechten. . 10 BLADWIJZER. 233 Bladz. . . 205 9 . . Met welke maat gij meet , zal u weder gemeten worden . Min ( De) , berooid van hoofd , laat zich door niemand raden . Min ( De) is haar geen ernst , die om het afslaan suft. Minnende ( Het) oog vergroot de dingen zonder oordeel Mir wird von alledem so dumm , enz . Mit der Dummheit kämpfen Götter selbst vergebens Moi , dis -je , et c'est assez . Montes auri pollicens More matter, with less art . Moriaan (De) geschuurd . Mosterd na den maaltijd Mundus vult decipi ; decipiatur ergo ! My heart is too the Highlands Mijnheer, het huis is van de Turken ingenomen Mijn spelen is leeren , mijn leeren is spelen . My tables – meet it is , I set it down 8 8 84 78 29 141 107 197 134 177 124 . 15 16 108 N. . Nacht muss es sein , wo Friedlands Sterne strahlen. Nach Valencia ! . Na den eten zult gij staan , of wel duizend schreden gaan . Na gedaan werk is goed rusten Nam et ipsa scientia potestas est Na mijnen dood moge de geheele aarde in brand vliegen ! Naturalia non sunt turpia. Naturam expellas furca , tamen usque recurret . Necessity is the argument of tyrants. Ne forçons point notre talent , etc. Nemo ante mortem beatus Nervus rerum. Ne sutor supra crepidam . Nichts halb zu thun , ist edler Geister Art Nicht so redlich wäre redlicher . . Nichts von Verträgen , nichts von Uebergabe 76 91 181 145 118 52 181 37 , 156 122 33 136 136 170 8? 86 . 77 234 BLADWIJZER. . . . 46 Bladz. Nichtswürdig ist die Nation , die nicht ihr Alles freudig setzt an ihre Ehre 77 Niemand is een profeet in zijn eigen vaderland . 200 Niemand is gelukkig vóór zijnen dood. . 136 Niemand kan twee heeren dienen. 198 Nieuwsgierig Aachje . . 184 Nihil est ab omni parte beatum . 150 Nil actum reputans, si quod superreset agendem . 173 Nil admirari .. 157 Nil sine magno labore vita dedit mortalibus . 155 Nimrod . 188 Nobilitas sola est et unica virtus 183 Noblesse ne sent ne set mie demener dèshonête vie . 46 Noblesse oblige . Noch één jota , noch één tittel 205 Nog is de zaak voor den rechter. 158 Noli me tangere 203 Nomen et omen . 137 Non cuivis homini contingit adire Corinthum 156 Non datur ad Musas currere lata via . 169 Non erat his locus. . 158 Non è vero , ma ben trovato . 127 Non l'avenir n'est à personne . 42 Non multa , sed multum . 171 Non omnia possumus omnes . 139 Non parceque , mais quoique 58 Nooit kraaide een haan , als hem de kam was afgebeten . 5 Nosti morem mulierum , dum moliuntur, etc. 166 Not dead , but gone before. 121 Nourri dans le serail , j'en connais les détours . 27 Nous dansons sur un volcan 57 Nucleam amisi , reliquit pignori 'putamina. 165 Nu haar in ' t zog gevolgd. Ons dient geen tijdverlies 9 Nu heeft de ziel rust 202 Nulla dies sine linea. 171 Nullum , quod tetigit , non ornavit. 106 . BLAD WIJZER. 235 Bladz. 171 25 Nullus est liber tam malus ut non aliqua parti prosit. Nul n'aura de l'esprit hors nous et nos amis . Nul n'est content de sa fortune , ni mécontent de son esprit. Nul n'est prophète en son pays. Nur der Lump ist bescheiden . 40 . 200 63 O. . . 1 . O Amsterdam , jou goeje stad , 'k wou dat je meer couragie hadt ! 17 Obsequium amicos , veritas odium parit. 166 Obstupui, steteruntque comae , et vox faucibus haesit . 162 O dass sie ewig grünen bliebe, enz . 67 Oderint , dum metuant . 138 Oderint , dum probent . 139 Odi et amo, quare id faciam fortasse requiris ? etc. 44 O dulcis comitum valete coetus ! 40 0 , du lieber Augustin ! 97 Of Caesar of niets 181 O flesh , flesh , how art thou fishified ! 115 O Gott , das Leben ist doch schön ! 74 O Hemel , sta ons bij ! dit is een mislijk teeken O horrible ! o horrible ! most horrible ! . 108 O imitatores , seryum pecus ! 157 O ! it is excellent , to have a giants strenght , enz. 113 O Königin , Du weckst der alte Wunde unnennbar schmerzliches Gefühl. 161 Omne malum nascens facile opprimitur, etc. . 146 Omne supervacuum pleno de peatore manat 36 Omnia jam fient , fieri quae posse negabam 168 Omnia mea mecum portum . 136 Omnia vincit labor improbus 160 Omnis homo mendax. 183 On aime sans raison , et sans raison l'on hait 43 O navolgers , apen die ge zijt ! 157 On commence par être dupe , on finit par être fripon . 40 One woe doth tread upon another's heel , so fast they follow . . 109 . . . . 236 BLADWIJ ZER. . . Bladz. Ongeloovige Thomas. 203 On ne prête qu'au riches . 200 Onrechtvaardig verkregen goed gedijt niet . 105 , 146 , 194 Ons weten is gebrekkig 204 Ontkennen is het reedst , en beter dan verweren . 7 Oogappel bewaren ( Iemand als zijn) 190 Ook het weenen heeft zijn zoetheid. 168 Op twee gedachten hinken . 196 Order is Heaven's first law. 118 O Romeo , Romeo ! wherefore art thou Romeo ? 114 Os ( Gij zult eenen) , als hij dorscht , niet muilbanden. 190 O shamel where is thy blush ! 108 O tempora , o mores ! . 143 Othello . . 116 O thou invisible spirit of wine , 114 O tijden , o zeden ! 143 Otium cum dignitate 145 Où peut- on être mieux qu'au sein de sa famille ? . 40 Out , damned spot ! out , I say . ' . 113 O wer weiss , was in der Zeiten Hintergrunde schlummert ! 71 0 , what a noble mind is here o'erthrown ! 106 O wonder, nooit naar eisch geschat ! enz.. 45 O zarte Sehnsucht , süsses Hoffen , enz. 67 . enz.. . . . O P. 198 121 174 38 Paarlen voor de zwijnen werpen . Palpable ( The) obscure . Panem et circenses Parcere personis , dicere de vitiis Parturiunt montes , nascetur ridiculus mus Pas d'argent , pas de suisses Patria est ubicunque est bene . Pectus est quod disertos facit. Periculum in mora . Perlen bedeuten Thränen. . 134 28 138 175 179 86 BLADWIJ Z E R. 237 Bladz. 53 162 91 165 41 1 56 . Perspicito tecum tacitis quid quisquis loquatur, etc. Per varios casus , per tot discrimina rerum . Peter des Plaisirs . Pluris est testis oculatus quam auriti decem . Plus je vis l'étranger, plus j'aimai ma patrie Plus royaliste que le roi . Point d'argent , point de Suisses Post coenam stabis , aut mille passus meabis Post festum . Pour tromper un rival l'artifice est permis , etc.. Prediker in de woestijn Prikkelbaar ( Het) geslacht der dichters . Principiis obsta . Priusquam incipias consulto , etc. Probitas laudatur et alget Problematische Naturen . Pro captu lectoris, habent sua fata libelli. Proximus ardet ucalegon . Proximus sum egomet mihi. Puiksteen ( De) heldert op door 't schuren , Put moncy in thy purse . 28 181 134 41 196 157 146 166 173 101 176 162 165 7 114 . enz. 170 112 44 • Qua flumen placidum est , forsan latet altius unda . Quand ils ont tant d'esprit , les enfants vivent peu . Quand j'accuse quelqu'un , je le dis et me nomme Quand on a tout perdu , quand on n'a plus d'espoir, la vie est un opprobre et la mort un devoir Quand on se fait entendre , on parle toujours bien . Quandoque dormitat bonus Homerus . Quantum mutatus ab illo ! Que diable allait -il faire dans cette galère ? . . Que feriez - vous , monsieur, du nez d'un marguiller ? Que les gens d'esprit sont bêtes ! Que voulez - vous de plus ? Mérope est à vos pieds 30 25 159 161 24 . 44 . . 39 30 238 BLADWIJ ZER. . . . . Bladz. Qui desiderat pacem , praeparat bellum . 175 Quidquid delirant reges , plectuntur Achivi 156 Qui sert bien son pays , n'a pas besoin d'ayeux 32 Quid si nunc coelum ruat ? 166 Quid sit facturum cras , fuge quaerere 150 Qui facere assuerat candida de nigris et de candentibus atra . 167 Quis tulerit Gracchos de seditione querentes ? 170 Qui tacet , consentire videtur . . 183 Quod si componere magnis parva mihi fas est . 167 Quoiqu'en dit Aristote et sa digne cabale , le tabac est divin , il n'est rien qui l'égale . 29 Quos Deus perdere vult , dementant prius. 133 Quos ego !.. 161 Quos Jupiter vult perdere , dementat prius 134 Quosque tandem. . 143 Quos vult perdere Jupiter, dementat prius 133 Quot capitum vivunt, totidem studiorum millia 166 Quot homines , tot sententiae. 141 , 166 Qu'un joueur est heureux ! Sa poche est un trésor ; dans ses heu reuses mains le cuivre devient or 44 . R. . . Racina passera comme le café. 30 Raisonner sur l'amour, c'est perdre la raison 40 Raphael wäre ein grosser Maler geworden , selbst wenn er ohne Hände auf die Welt gekommen wäre . 86 Rara avis 174 Raum ist in der kleinste Hütte für ein glücklich liebend Paar . 67 Rechtvaardige (De) ontfermt zich over zijn vee 194 Reich mir die Hand , mein Leben ! . . 100 Reich mit des Orients Schätzen beladen 99 Res est magna tacere 176 Revenons à nos moutons ! 20 Ridder van de droevige figuur . 100 Ridendo dicere verum . 154 . BLADWIJ ZER. 239 . Rien ne sèche plus vite qu'une larme Rien ne sert de courir ; il faut partir à point . Rien n'est beau que le vrai . Rira bien qui le dernier rira . Risum teneatis , amici ? Ritter ( Die) vom Geiste . Rome n'est plus à Rome, elle est toute où je suis . Romeo Rozen (De) blozen om te pluiken , enz Rückwärts , rückwärts, Don Rodrigo ! enz. Ruhe (Die) einer Kirchhofs. Rule Britannia . Rust met waardigheid . Bladz. 147 33 36 114 157 101 29 . 116 8 . 87 73 123 145 S. . 155 137 . 191 . Saepe stylum vertas. Sapienti sat Saul onder de profeten ? (Hoe komt) . Savoir dissimuler est le savoir des rois. Schad' um die Leut ! Sind sonst wackre Brüder, enz. Schatten der goddeloosheid doen geen nut Schier dreissig Jahre bin ich alt . Schim (De) van Hamlets vader Schmeckt des Pfeifchen ? .. Schnell fertig ist die Jugend mit dem Wort. Schoenmaker, blijft bij je leest !. Sed fugit interea , fugit irreparabile tempus. Sed nunc non erat his locus Seid einig einig einig ! Seid umschlungen , Millionen ! Sei im Besitze , und die wohnst im Recht. Sela Self-help. Semper ego auditor tantum ? Se non è vero , è ben trovato 41 75 105 , 146 98 115 93 76 170 160 158 80 68 76 208 103 183 127 240 BLADWIJZER. . . . Bladz. Shylock . 116 Sic itur ad astra . 164 Sic me servavit Apollo 155 Sic transit gloria mundi . 180 Si Dieu n'existait pas , il faudrait l'inventer . 30 Sie haben schrecklich viel gelesen . 82 Sieh da , sieh da , Timotheus, die Kräniche des Ibycus 67 Sie ist die erste nicht 85 Sigh no more , ladies , sigh no more men were deceivers ever . 110 Silent leges inter urma . 6 , 144 Sine Cerere et Baccho frigat Venus . 140 Sine ira et studio . 174 Si parva licet componere magnis. 160 Si , quid novisti rectius istis , candidus imperti, etc. 156 Si vis pacem , para bellum . 175 Slaap des rechtvaardigen . 207 Slang (Eene) in zijnen boezem koesteren 132 Small Latin , with less Greek . 105 Sodom en Gomorrha . 188 Sohn , da hast du meinen Speer. 95 So ist ' s , mein Feldherr !. 76 Soldaten brengen ons heel zelden veel geluks ; wij zien ze noo van voor, en allerliefst van achter , 5 Something is rotten in the state of Denmark 106 Somwijlen slaapt ook de goede Homerus 159 Sonderbarer Schwärmer, 73 So schaff ich am sausenden Webstuhl der Zeit . 83 So viel Arbeit um ein Leichentuch ? . 95 So willst Du treulos von mir scheiden ? 66 So wise , so young , they say , ne'er live long : 112 Soyons amis , Cinna ! 29 Spät kommt Ihr doch Ihr kommt !. 65 , 74 Still und bewegt 93 Storm (Een) in een glas water . 57 Sturm- und Drangperiode 101 Style ( Le) c'est l'homme . 23 . . . . c . BLADWIJ ZER. 241 . . . Blads. Sjibboleth . 190 Speak thou for me , and tell them what I did . 112 Spreken is zilver, zwijgen is goud 169 Steen ( Zich tweemaal aan den zelfden) stooten. 146 Stem ( De) des volks is de stem van God . 136 Stille ( Een ) in den lande . . 193 Stille wateren hebben diepe gronden 170 Stolz will ich den Spanier 73 Sturm- und Drangperiode . 101 Suave , mari magno , turbantibus aequora ventis , e terra magnum alterius spectare laborem . 141 Sufficient unto the day is the evil therof . 198 Summum jus , summa injuria . . . 32 Sunt verba et voces praetereaque nihil 108 Surdo narrat fabulam 166 Sustine et abstine . 135 Suum cuique . 144 Sweet swan of Avon. 105 Syllables govern the world 121 . . . T. 35 50 35 35 148 196 Tantaene animis coelestibus irae ! Tant de bruit pour une omelette. Tant de fiel entre - t - il dans les âmes des dieux . Tant de fiel entre- t- il dans l'âme des dévots ! Teerling ( De) valle ! . Tegen den stroom inroeien . Tegen den wil van Minerva. Tegen windmolens vechten Tel brille au second rang qui s'éclipse au premier Tel excelle à rimer juge sottement . Tempora mutantur , et nos mutamur in illis . Ter elfder ure , Te vuur en te zwaard . That he is mad , 't is true , ' t is true , ' t is pity . 145 . 100 30 37 177 200 145 108 16 242 BLADWIJ ZE R. . . . . A . Bladz . That is the true beginning of our end . 53 That one may smile , and smile , and be a villain 108 The are more things in heaven and earth , Horatio , than are dreamt of in your philosophy . 107 The child is the father of the man . 122 The course of nature is the art of God . 117 The devil hath power to assume a pleasing shape . 108 The greater the truth , the greater the libel . 121 The inaudible and noiseless foot of time 112 The king can do no wrong 122 The last of the Mohicans . 120 They laugh that win . 114 The man that blushes , is not quite a brute . 117 The pen is mightier than the sword . 120 The pity of it , Iago . 114 The proper study of mankind is man . 117 Thereby hangs a tale 115 The rest is silence 107 The right man in the right place 122 There ' s the humour of it 110 The sense of deed is most in apprehension 113 The time is out of joint . 106 The used key is always bright. 103 The world must be peopled . Thing without remedy, should be without regard ; what's done is done 113 This was a man 106 Though this be madness , yet there is method in it . 107 Three removes are as bad as a fire 103 Thu' , was du nicht lassen kannst 86 Thus woe succeeds a woe , as wave a wave . 109 Thut nichts , könnt’s noch öfter hören 92 Tienmaal herhaald , zal het bevallen 159 104 Timeo Danaos , et dona ferentes . 161 Tired nature's sweet restorer, balmy sleep ! 11 % O 110 . . o Time is money . BLADWIJZER. 243 . Bladz. To be or not to be , that is the question . 107 To die , to sleep. 108 To err is human , to forgive divin , 118 Toegevendheid baart vrienden , enz . 166 Too early seen unknown , and known too late . 114 Toorn (De) is eene korte razernij . 156 Tooth of time . 88 Tot hiertoe en niet verder . 193 Tous les genres sont bons , hors le genre ennuyeux. 31 Tous les méchants sont buveurs d'eau , etc. . 41 Tout citoyen est roi sous un roi citoyen . 58 Tout de ce qu'on dit de trop est fade et rébutant . 36 Tout est perdu , fors l'honneur. . 48 Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles. 30 Tranen droogen spoedig . 147 Tranen (Mijne) zijn mij tot spijs dag en nacht 193 Travaillez , prenez de la peine ; c'est le fonds qui manque le moins. 34 Tres faciunt collegium . 180 Trotz alledem und alledem 105 Tu l'a voulu , George Dandin !. 24 Tu ne cede malis , sed contra audentior ito 163 Tu quoque cum ventis utinam mutabilis esses ! . 167 Tute hoc intristi ; tibi omne est exedendum . 141 Tweede ik ... 135 Tijden ( De) veranderen , en wij met hen 177 . . U. 138 135 Ubi bene , ibi patria. Uit den klaauw kent men den leeuw . Uit den mond der kinderen hoort men de waarheid . Uit één leert men allen kennen . Ultima ratio regum . Ultima Thule . Una voce poco fa . Uncle Sam. 206 161 179 160 128 124 244 BLADWIJ ZER. 75 Bladz. Und in des Worts verwegenster Bedeutung 72 Un diner rechauffé ne valut jamais rien. : 35 Und minder ist oft mehr, wie Lessing's Prinz uns lehrt. 86 Und Ross und Reiter sah ich niemals wieder 74 Und setzet ihr nicht das Leben ein , nie wird euch das Leben gewonnen sein Und was die innere Stimme spricht , das täuscht die hoffende Seele nicht. . 69 Und was kein Verstand der Verständigen sieht , das übet in Ein falt ein kindlich Gemüth . . 69 Une extrême justice est souvent un injure. 32 Unsinn , du siegst , und ich muss untergehn ! 78 Un sot trouve toujours un plus sot qui l'admire . 36 Urias- brief . 192 Utile dulci . 159 . V. . 1 + 1 , Vae victis ! . Van daar die boosheid . Van het eene uiterste in het andere Van niets komt niets. Van vuur komt vuur Va- t - en voir s'ils viennent , Jean ! Veel hoofden , veel zinnen . Veel kinderen , veel zegen Veel koeien , veel moeien . Vele eersten zullen de laatsten zijn , enz. Velen zijn geroepen , maar weinigen uitverkoren Veni , vidi , vici . Verba dat in ventos , aure repulsa tua Verba valent usu . Vergeef (' k ) hun deze feil in domme onwetenheid Vergenoegdheid is de grootste schat Verkoopen ( Het) van de beerenhuid Verrader (De) slaapt niet . 137 176 154 176 145 45 166 193 150 200 201 148 168 182 . 5 145 34 201 BLADWIJZER. 245 Bladz. Versate diu , quid ferre recusent , quid valeant humeri. . 158 Verzenen ( De) tegen de prikkels slaan Viresque acquirit eundo. Virtus est medium vitiorum. Vis comica. Vita brevis , ars longa . Vitam impendere vero Vivere est cogitare Vivere , mi Lucili , est militare Vlam ( De) is het digtst bij den rook Vleeschpotten van Egypte . Vom sichern Port lässt sich's gemachlich rathen Voor of tegen. Vous donnez sottement vos qualités aux autres . Vox populi, vox Dei... Vreemde veeren ( Zich met) versieren . Vreemd (Met een) kalf ploegen . Vrouwenaanschijn ( Het) is de print , daar God in zweeft. Vulpem pilum mutare , non mores . . . 203 163 157 149 135 173 41 39 165 189 78 147 25 136 132 191 9 169 . . . . . . . . Waar haalt de gek de brui kwawoorden toch van daan !. 15 Waar het hart vol van is , daar loopt de mond van over 199 Waar ' t mij welgaat , is mijn vaderland . 138 Waar uw schat is , daar zal ook uw hart zijn . 198 Wächst mir ein Kornfeld in der flachen Hand ? 77 Wanneer de herder dwaalt , wat pad , wat rechte gangen zal de arme kudde gaan ! 5 Wanneer men heet volleerd , is de eerste les begonnen . 8 Wann wird der Retter kommen diesem Lande ? 79 War' der Gedank' nicht so verwünscht gescheidt , man war ver sucht , ihn herzlich dumm zu nennen , 75 Was die Schickung schickt , ertrage 87 Was du ererbst von deinen Vätern hast , erwirb es besitzen . 83 . um es zu 246 BLADWIJZER. . • . Bladz Was ein Esel von mir spricht , das acht ich nicht . 93 Was frag' ich viel nach Geld und Gut , wenn ich zufrieden bin ! 98 Was glänzt , ist für den Augenblick geboren , enz . 82 Was ist der lange Rede kurzer Sinn ? 74 Was man nicht weiss , das eben brauchte man , und was ' man weiss , kann man nichts brauchen . 83 Was man von der Minute ausgeschlagen , giebt keine Ewigkeit zurück 66 Wasser thut's freilich nicht . 88 Was ( t) pitiful, ' t was wondrous pitiful 114 Was willst du , Fernando , so früh ' und bleich ? 95 Wat ben ik blind geweest !. 147 Wat de zeag doet , moeten de biggen misgelden . 156 Wat God zamengevoegd heeft , moet de mensch niet scheiden . . 200 Wat gij doen wilt, doe dat spoedig 203 Wat gij niet wilt dat u geschied', doe dat ook aan een ander niet. 196 Wat is hij veranderd bij vroeger ! . 161 Wat morgen wezen zal , vraag daar niet naar 150 Wat’s Davids lijfwacht ? Slechts een handvol bloode mannen 9 Wat wordt er niet al tijd met kibbelen versleten !. 5 Wee de overwonnenen !. 137 Weegschaal ( In de) gewogen en te ligt bevonden . 196 Wee het land , welks koning een kind is ! . 195 Wees meester van de taal , gij zijt het van 't gemoed . 17 Wees voorzichtig als de slangen en oprecht als de duiven . 199 Weet hiervan eenig mensch , ik weet er van te spreken . Weil Speis und Trank in dieser Welt doch Leib und Seel zu sammenhält 100 Weinig , maar met liefde . 131 Weinig , maar uit een goed hart 131 Well roared , lion ! 109 Wem der grosse Wurf gelungen , enz. 68 Weniger wäre mehr. 86 Wenig Witz und viel Behagen . 84 Wenn ihr's nicht fühlt , ihr werdet’s nicht erjagen . 83 Wenn Jemand eine Reise thut , so kann er was erzählen 89 . . . . . . . . . . . BLAD WIJ ZER. 247 . Bladz . Wenn ich einmal zu fürchten angefangen , hab' ich zu fürchten aufgehört. 72 Wenn sich die Völker selbst befrein , da kann die Wohlfahrt nicht gedeih'n 68 Wer den Besten seiner Zeit genug gethan , der hat gelebt für alle Zeiten . 74 Wereld ( De) wil bedrogen zijn 177 Wer erklärt mir , Oerindur, diesen Zwiespalt der Natur ? 93 Wer fertig ist , dem ist nichts recht zu machen , enz . 82 Wer ist das ? Durch welchen Missverstand hat dieser Fremdling zu Menschen sich verirrt ? . 73 Werk (Het) prijst zijnen meester . 196 Wer nicht liebt Wein , Weib und Sang , der bleibt ein Narr sein Leben lang 88 Wer nicht tugendhaft ist , der ist kein Edelmann . 46 Wer über gewissen Dinge den Verstand nicht verlirrt , der hat keinen zu verlieren 87 Wer Vieles bringt , wird Manchem Etwas bringen . 82 Wetten ( De) zwijgen stil voor wapens en trompetten 6 What is a name ? enz. 114 What man dare , I dare . 112 When shall we three meet again in thunder, ligthning , or in rain? 112 When sorrows come , they come not single spies , but in bat talions 108 When I love thee not , chaos is come again . 114 Where law ends , tyranny begins. 122 While there is live , there's hope 121 Why , then the world ' s mine oyster, which I with sword will open. 110 Wie er räuspert und wie er spuckt , das habt Ihr ihm glücklich abgeguckt 75 Wie geen lieve kinders heeft , weet voorwaar niet dat hij leeft. 14 Wie goed verliest , verliest veel ; wie moed verliest , verliest alles . 150 Wie heeft , dien zal gegeven worden . 200 Wie kans ziet , ruimt zoo ligt geen rijksstoel en zijn veste. 10 Wie kommt mir solcher Glanz in meine Hütte ? . 77 Wie ooren heeft om te hooren , die hoore ! . 200 . . 248 BLADWIJZER. . . . . Bladı. Wie spijst de stad , die zich rondom besloten ziet ? 11 Wie trouwt , doet wel ; wie niet trouwt , doet beter 204 Wie voor anderen een kuil graaft , valt er zelf in 194 Wie wind zaait , zal storm oogsten . 196 Wie wir's dann so herrlich weit gebracht . 83 Wie wird mir ? Leichte Wolken heben mich . 78 Wie zich in gevaar begeeft , komt er in om . 196 Wie zich over de armen ontfermt, leent den Heere 194 Wie zichzelven verhoogt , zal vernederd worden 201 Wie zwijgt , consenteert 180 Willkommen im Grünen 94 Willst du genau erfahren , was sich ziemt , so frage nur bei edlen Frauen an 81 Wird man wo gut aufgenommen , muss man nicht gleich wieder kommen . 91 Wir sind ein Volk und einig woll'n wir bandeln . 79 Wir sitten so fröhlich zusammen , enz. . . 99 Wir wollen sein ein einzig Volk von Brüdern , enz. 79 Witte vogel 146 Wo Alles liebt , kann Karl allein nicht hassen . 72 Wo du nicht bist , o Organist , da schweigen alle Flöten 88 Woes cluster ; rare are solitary woes ; they love a train , they tread eath others heel . 109 Wohlthätig ist des Feuers Macht , 68 Wolf (Een) in schaapskleederen 199 Wolken (Hij is in de) . 147 Wo man singt, da lass dich ruhig nieder, enz . 62 Woorden in den wind spreken . 168 Woorden ( Zijne) op eene goudschaal wegen 196 Words , words , words ! 108 Wij leven niet om te eten , wij eten om te leven Wijnberg des Heeren . . 200 Wijn ( De) verheugt des menschen hart 193 Wij zijn de oneffenheid te boven in dit rijk . 10 . . enz. . . . 133 BLAD WIJZER. 249 Y. Yankee doodle Bladz, . 124 Z. 96 204 183 188 206 207 10 198 150 203 140 175 . . . Zahlen beweisen , sagt Benzenberg . Zaliger is geven dan ontvangen Zal ik niets dan toehoorder blijven ? Zand ( Als het ) aan de zee Zand (op ) bouwen . Ziekte ( Deze ) is niet tot den dood . Zie toe , uw telg is teer , en effen aan het bloeien Zoekt , en gij zult vinden . . Zoet is het op zijn tijd voor gek te spelen . Zonder aanzien des persoons . Zonder Ceres en Bacchus blijft Venus koud . Zoo gij vrede wilt , bereid oorlog voor Zoo kuisch als Joseph . Zoo lang er leven is , is er hoop Zoo redde mij Apollo ! Zoo verdwijnt de heerlijkheid der wereld . Zoo weet een kleine muis een grooten leeuw te plagen Zoo wordt Jerusalem gewonnen zonder slag . Zum Teufel ist der Spiritus

das Phlegma ist geblieben

. Zwaard van Damocles Zwaard ( Zijn ) in de weegschaal werpen . Zwart ( Van ) wit maken Zwar weiss ich viel , doch möcht ' ich Alles wissen Zwei Seelen und ein Gedanke , enz . Zwei Seelen wohnen , ach ! in meiner Brust . Zij mogen mij haten , als zij mij maar vreezen . Zij mogen mij haten , als zij mijnen wil maar doen . 188 121 155 180 11 1 9 . 70 144 138 167 83 95 83 138 139 NALE ZING. Gevleugelde woorden bestaan meestal in korte gezegden , die van tijd tot tijd in gedrukte werken of bij monde linge voordragt worden aangehaald , en het is het doel van dit werkje er den oorsprong van aan te wijzen . Maar ook stukken van eenige uitgebreidheid , in poëzie , ge nieten , vooral in onze taal , de eer om tot aanhalingen te dienen. Een paar daarvan laat ik hier volgen , tot bladvulling De eerste vindt men in Het Nut der Tegenspoeden van Lucretia Wilhelmina van Merken , en luidt aldus : ) Al vormt de lage hut geen prachtige vertooning Voor ons hoogmoedig hart, ze is echter ook een woning , Zoo wel een rustplaats op der menschen levensreis Als de allerruimste zaal in ' t vorstelijk paleis. Of hoont die laagheid u , doet u die engte vreezen , Daar haast een kleine kist u groot genoeg zal wezen ? Geen woning , hoe gering , die geen verblijf verstrekt : De mensch is wél gehuisd , als hem geen schuld bevlekt. ! 251 De andere komt voor in Het Graf van Rhijnvis Feith , en wel in den tweeden zang van dat dichtstuk. Het menschelijk geslacht valt toch als bladren af: Wij worden en vergaan ; de wieg grenst aan het graf ; Daartusschen speelt een droom een treurspel met het harte ; De smart wijkt voor de vreugd , de vreugd weer voor de smarte. De koning klimt ten troon , de slaaf buigt voor hem neer ; De dood blaast op het spel en beiden zijn niet meer ! DRUKFOUTEN. » 11 11 11 » 11 Gallène , 11 1 11 1 11 call a . Bladz. 5 , regel 3 van boven , staat : ' t Vergeef, lees : ' k Vergeef. 10 9 onder groeein , groeien. 15 12 boven ' t Begier , ' k Begier. 27 6 onder c'est , cet. 37 11 boven et aisée est aisée. 1 onder expelles en expellas en tamea tamen . 42 10 boven la matin , le matin. 44 Galène. 76 10 onder den Wort dem Wort. 84 1 weinig wenig. 2 cal la 90 Mann. 112 11 116 8 little . 120 9 boven. Bij de aanhaling, uit Bulwers's treurspel Richelieu had kunnen verwezen worden naar Cats : Het puntje van een gaauwe pen Is ' t felste wapen dat ik ken. Zie bladz. 14. 148 2 van onder , staat : vide, lees : vidi. 154 10 naar het an in het andere dere 159 9 boven zij , het . 162 9 Par , Per . 166 13 Hij verhaalt Hij vertelt. 11 Man , me , tittle , we . 11 11 11 11 11 11 11 11 M 11 11 11 11

Front matter

... 」 二二二 二二二 从三个 从 GEVLEUGELDE 小小 WOORDEN 小 9-3-1-11 LTHEYER.dol. A、 Bug」 ROTTERDAMSCH LEESKABINET 2114 6826 F.J.V.VAN DEN HEUVEL ' S GRAVENHAGE



GEVLEUGELDE WOORDEN,

GEVLEUGELDE WOORDEN. IN DERDEN DRUK , GEHEEL HERZIEN EN OP NIEUW BEWERKT , HET NEDERLANDSCH PUBLIEK AANGEBODEN DOOR II . FRIJLINK. B IV 620 AMERSFOORT, A. M. SLOTHOUWER. HA ROTTERDAMSCH LEESKABINET LEES2 .) 1:06 1


See also





Unless indicated otherwise, the text in this article is either based on Wikipedia article "Gevleugelde woorden" or another language Wikipedia page thereof used under the terms of the GNU Free Documentation License; or on research by Jahsonic and friends. See Art and Popular Culture's copyright notice.

Personal tools