Van 'MeToo' naar 'Rijstkonijn': Internetcensuur en feministisch cyberactivisme in China  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

Jump to: navigation, search

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

Van 'MeToo' naar 'Rijstkonijn': Internetcensuur en feministisch cyberactivisme in China (2019) is an essay by Bonnie Geerinck on cyberfeminism in China.

Contents

Abstract

Sinds het ontstaan van de Volksrepubliek China past de Chinese overheid censuur toe teneinde haar absolute macht te vrijwaren. Hierdoor is het internet in China niet vrij en staan Chinese burgers onder het voortdurende toezicht van het internetcensuurregime. Ten gevolge van dit regime is de ruimte voor verzet via het internet, het zogenaamde cyberactivisme, erg klein. Daar cyberactivisme een erg belangrijke en lucratieve manier van verzetsvoering is, vormt China’s internetcensuur een obstakel voor sociale bewegingen. Desalniettemin zijn Chinese activisten dankzij die beklemmende censuur inventiever geworden en bezitten ze over enkele creatieve tactieken om de censor te omzeilen. Bijgevolg bestaat er een voortdurend katen-muisspel tussen de overheid die wil censureren en cyberactivisten die zich ertegen verzetten.

Dit geldt ook voor de feministische beweging, en in het bijzonder de #MeToo-beweging. Het doel van deze masterproef is om te achterhalen in hoeverre die internetcensuur het cyberactivisme van de feministische beweging, met name de #MeToo-beweging, in China nu juist beïnvloedt. Om hier een antwoord op te formuleren is een literatuuronderzoek uitgevoerd, respectievelijk naar China’s internetcensuur, cyberactivisme, feministisch activisme en dat alles toegepast op de #MeToo-beweging. Deze beweging tegen seksuele intimidatie kreeg een centrale rol toebedeeld in dit onderzoek, omdat het een exemplarisch model is voor het Chinese feministische cyberactivisme en voor de censuur die sociale bewegingen in China ervaren. Uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese overheid de #MeToo-beweging zowel voor als tijdens de opkomst ervan heeft proberen onderdrukken via censuur. Toch hebben de #MeToo-activisten het gevecht nooit opgegeven en bleven ze doorzetten om hun boodschap te verspreiden. Daarvoor maakten ze gebruik van enkele creatieve, digitale achterpoortjes. Een voorbeeld daarvan is de hashtag #米兔 ofwel #Rijstkonijn. Internetcensors blokkeerden de hashtag #MeToo namelijk al snel na de verspreiding ervan, waardoor feministische activisten overschakelden naar #米兔, wat in het Chinees de uitspraak ‘mi tu’ heeft en dus een homofoon is van ‘me too’. Een kritische nabeschouwing van de #MeToo-beweging heeft uitgewezen dat ze wel succes heeft geboekt, maar dat de langetermijneffecten ervan twijfelachtig zijn. Hoewel dit een uiteindelijke conclusie over de invloed van internetcensuur op de beweging bemoeilijkt, is toch gebleken dat de #MeToo-beweging door toedoen van die censuur erg veel schade heeft ondervonden en dat de invloed van internetcensuur op feministisch cyberactivisme over het algemeen negatief is. Dit heeft als gevolg dat de vrouwenbeweging in China niet haar volledige potentieel kan bereiken. Desniettegenstaande heeft het internetcensuurregime feministische activisten wel weerbaarder en inventiever gemaakt en op die manier bijgedragen tot een zekere ‘professionalisering’ van hun verzet, wat aantoont dat de invloed van censuur niet alleen maar negatief is.

摘要 为了保护中国共产党的权力地位,中国政府自中华人民共和国成立以来建立了 审查制度。这种审查制度也延伸到互联网。中国公民总是受到互联网审查制度的监, 因此他们无法在互联网上自由表达自己。由于这种制度,互联网上几乎没有抗议的余 地。网络行动主义是社会变革的一个重要工具,所以中国的互联网审查成为社会运动 的障碍。为了绕过这个障碍,中国的行动主义者变得更加机智,并发明了一些创造性 的策略来规避审查制度。因此,想要审查的政府和反对它的网络行动主义者之间存在 着持续的猫鼠游戏。这也适用于女权运动,特别是中国#MeToo 运动。 这篇硕士论文的目的是找出互联网审查在多大程度上影响女权运动的网络行动 主义,尤其是中国的#MeToo 运动。为了回答这个问题,我进行了关于互联网审查,网 络行动主义,女权运动和中国#MeToo 运动的文献研究。这场反对性骚扰的运动在这项 研究中起着核心作用,因为它真是地反映女权运动的网络行东主义和审查制度在中国。 研究显示,中国政府在其出现之前和之后审查了#MeToo 运动。然而,#MeToo 行动主义者从未放弃战斗并继续传播他们的信息。 为此他们发明了一些创造性的数字 技能。一个例子是#米兔,用英语翻译成#RiceBunny。#MeToo 在它开始传播之后不久 就被互联网审查阻止了,所以女权行动主义者改为#米兔,这是“me too”的同音。 对#MeToo 运动的回顾表明它已经产生了一些积极的结果,但其长期影响仍然值 得怀疑。虽然这使得很难对互联网审查的影响做出最终结论,但显然#MeToo 运动遭受 了政府审查的严重影响,并且互联网审查对女权网络行动主义的影响大多是消极的。 结果,中国女权运动无法充分发挥其潜力。尽管如此,互联网审查制度使女权行动主 义者更加灵活性和创造性,并促成了他们抵抗的某种“专业性”,这表明审查制度的 影响不仅是消极的。

Inleiding

Hoewel de Chinese Communistische Partij (CCP) vaak het tegendeel beweert, is de positie van de vrouw in de Chinese samenleving nog steeds ondermaats op meerdere vlakken. Een sprekend voorbeeld hiervan is te vinden in de consequenties van de eenkindpolitiek, een beleid dat de overheid in 1979 invoerde om de uit de hand lopende bevolkingsgroei tegen te gaan. Inmiddels heeft de overheid het eenkindbeleid versoepeld, maar de gevolgen ervan waren, en zijn eigenlijk nog steeds, immens: het aantal abortussen en kinderdodingen van meisjes steeg enorm na de invoer van de beleidsmaatregel (Lu, 2019). Dit toont aan dat, ondanks de over het algemeen verbeterde positie van Chinese vrouwen, met name in de stad, de gedachte dat vrouwen minder waard zijn dan mannen in China nog altijd erg virulent is.

Het is hier dat de feministische beweging in het spel komt. Net als in andere landen ter wereld zetten ook in China vrouwen zich in voor gendergelijkheid en strijden ze via diverse middelen en acties voor een gunstigere positie van de vrouw in de maatschappij. Een van die middelen is activisme, maar uit de geschiedenis is gebleken dat de Chinese overheid geen voorstander is van dit soort ‘sociale oproer’, zoals ze het zelf bestempelt. Die oproer druist immers in tegen wat de CCP nastreeft, namelijk ‘sociale orde’. Een voorbeeld hiervan, dat ook erg belangrijk zal blijken in deze thesis, is de arrestatie van de Feminist Five twee dagen voor 8 maart 2015, Internationale Vrouwendag (Hong-Fincher, 2018). De vijf vrouwen om wie het hier gaat, vormen de kern van een belangrijk feministisch collectief dat in het verleden al enkele protesten tegen genderongelijkheid, seksueel misbruik en huiselijk geweld voerde. Hun ideeën en acties konden toen al op weinig sympathie van de overheid rekenen, die in 2015 van de gelegenheid gebruikmaakte om actie te ondernemen tegen de groep feministen. Gegronde redenen voor hun arrestatie in 2015 waren er echter niet. De dubieuze motieven voor hun gevangenisneming in combinatie met de slechte timing ervan lokte zowel nationaal als internationaal protest uit, en dat vooral online (Wang Z., 2015). Ook deze uitingen probeerde de Partij aanvankelijk te onderdrukken, maar uiteindelijk bezweek de Chinese regering onder de zware internationale druk en liet ze de vrouwen na enige tijd weer vrij. Toch choqueerde dit hardhandige optreden van de overheid, want de CCP heeft sinds haar ontstaan steeds de egalitaire basisprincipes tussen man en vrouw waarop ze gegrond is, benadrukt (Hong-Fincher, 2018). De arrestatie van de Feminist Five is dus in strijd met wat de Partij zelf beweert, namelijk dat ze de belangrijkste voorvechter is van gendergelijkheid en vrouwenbelangen. Deze contradictie leidt tot veel vraagtekens over het standpunt van de Chinese staat tegenover activisme. Want als de overheid zo hardhandig ingrijpt bij onschuldig en geweldloos verzet van vrouwen die gendergelijkheid verdedigen, iets waarvan de Partij beweert zelf voorstander van te zijn, hoe reageert ze dan op andere, meer extreme vormen van activisme? Het antwoord hierop is snel gevonden, want de Chinese regering levert het zelf. Volgens de Partij is eender welke vorm van collectieve mobilisatie, die niet onder toezicht of toelating van de regering gebeurt, gelijk aan partijzucht en een automatische aanzet tot verstoring van de sociale orde (King, Pan, & Roberts, 2013). Haar afkeur voor collectief activisme legde de CCP zelfs vast in de grondwet, waarin staat dat het optrommelen van een groep mensen voor het verstoren van de openbare orde een misdrijf is waaraan een gevangenisstraf van vijf jaar vasthangt (Hong-Fincher, 2018).

Activisme is echter een zeer belangrijk instrument voor elke beweging die streeft naar meer vertegenwoordiging, erkenning en gelijkheid, of eigenlijk eender welk doel. Het feit dat de Chinese staat de uitvoering ervan dwarsboomt is daarom zorgwekkend, want zo blijft de maatschappij onveranderd en onderworpen aan het gezag van de totalitaire macht. En dat is ook precies wat de CCP wil behouden, de stabiliteit van de eenpartijstaat en daarmee de volledige controle over haar bevolking. Een van de manieren waarop de overheid dit doet is censuur. In China bestaat er een uitgebreid censuursysteem dat zich uitstrekt over alle vormen van media. Censuur is sinds de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 steeds een cruciaal onderdeel van de regeerstrategie van de CCP geweest (Xiao, 2011). Het maakt al meer dan een halve eeuw deel uit van het leven van Chinese burgers. Specifiek houdt dit in dat China’s officiële mediakanalen in handen van de staat zijn, waardoor niet alleen de pers maar ook de gewone bevolking sterk begrensd is in het uiten van hun mening. Ook op het internet is dit het geval. De overheid heeft sinds de komst van het internet in China een gigantische cyberblokkade uitgebouwd die online-interactie met het buitenland sterk inperkt. Deze blokkade staat ook wel bekend als The Great Firewall of China, en zorgt er bijvoorbeeld voor dat Google, Facebook en Whatsapp verboden zijn. Dit houdt echter alleen nog maar de censuur op het internationale gatewayniveau in (King et al., 2013). Naast de Great Firewall ontwikkelde de Partij nog een reeks andere censuurmechanismen om het internet in haar greep te houden. Dit is problematisch voor sociale bewegingen en activisten, want internetactivisme is vandaag een enorm belangrijk middel om mensen bewust te maken, te engageren en te organiseren. De reden hiervoor is dat het internet en sociale media de verspreiding van informatie en onderlinge communicatie enorm hebben vergemakkelijkt. Althans, dat geldt voor de meeste landen ter wereld. Want door het internetcensuurregime dat in China heerst, verloopt internetactivisme daar niet altijd even vlot. Chinese internetgebruikers hebben geen toegang tot dezelfde socialemedia-platformen als de rest van de wereld en zelfs op hun eigen platformen worden ze voortdurend gecontroleerd. Hierdoor kunnen we ons de vraag stellen of cyberactivisme nog wel kan functioneren in China, en of het voeren van onlineverzet er überhaupt slaagkansen heeft.

Het zijn deze vragen die ik in deze thesis onder de loep neem, en dat met betrekking tot het cyberactivisme van de feministische beweging in China. Dit doe ik aan de hand van een onderzoek naar het Chinese internetcensuurregime, de rol van cyberactivisme in de Chinese maatschappij en uiteindelijk de #MeToo-beweging, die zich begin vorig jaar verspreidde in China en grote ophef en veranderingen teweegbracht. Op basis hiervan ga ik na of cyberactivisme in een land van censuur als China werkelijk kan bestaan, en zo ja, of dat cyberactivisme van sociale bewegingen ook succesvol kan zijn in het bereiken van de doelen die ze nastreven. Hierbij ligt mijn focus op feministisch cyberactivisme en meer bepaald de #MeToo-beweging tegen seksuele intimidatie. Mijn beweegredenen hiervoor zijn drievoudig: ten eerste is de #MeToo-beweging een exemplarisch model van cyberactivisme, namelijk hashtagactivisme, dat sinds het laatste decennium een erg grote rol speelt in de activistische wereld; ten tweede heeft de verspreiding van de #MeToo-beweging op sociale media in China erg recent plaatsgevonden, waardoor het een uitstekende weerspiegeling is van de huidige situatie omtrent internetcensuur en cyberactivisme in China; en ten derde heeft de beweging een sterk internationaal karakter, wat vergelijkend onderzoek tussen cyberactivisme in landen zonder censuur en in China toelaat, waardoor het succes van de beweging in China geëvalueerd kan worden. Uiteindelijk wil ik zo een antwoord vinden op mijn onderzoeksvraag, namelijk: ‘Wat is de invloed van internetcensuur op het cyberactivisme van de feministische beweging in China?’

Afbakening

Om te kunnen schrijven over internetcensuur in China en de invloed ervan op het cyberactivisme van de feministische beweging is het noodzakelijk duidelijk af te bakenen wat ik bedoel met de termen ‘censuur’, ‘cyberactivisme’ en ‘feministische beweging’.

Als ik het over censuur heb, verwijs ik naar de bredere definitie van censuur, namelijk de “inbreuk op de vrijheid van meningsuiting”, en niet enkel naar het fenomeen van “overheidstoezicht op voor publicatie bestemde werken of op brieven, met de bevoegdheid daaruit gedeelten te schrappen of te verbieden” (Van Dale Online, 2015). Hetzelfde geldt als ik over internetcensuur schrijf. Internetcensuur houdt niet enkel en alleen het verbieden of toelaten van de publicatie van of toegang tot bepaalde inhoud op het internet in, maar verwijst naar een groter geheel van instituties, wet- en regelgeving en controlemechanismen die een staat, in dit geval de eenpartijstaat van de Volksrepubliek China, inzet om het internet onder zijn controle te houden. ‘Controle’ is nog een woord dat nadere verklaring vereist als we het over internetcensuur hebben. Het is een term die in de context van internetcensuur vaak voorkomt, aangezien controle de basis van elk censuurregime vormt. De term ‘controle’ betekent hier namelijk “ingrijpende bemoeienis” (Van Dale Online, 2015) of anders gezegd: het uitoefenen van toezicht en invloed, en dit is immers precies wat een staat die het internet censureert doet. Het is ook om die reden dat ‘internetcontrole’ soms als synoniem voor ‘internetcensuur’ wordt gebruikt. Toegegeven, er bestaat enig semantisch onderscheid tussen de twee termen, aangezien de term controle op zich een veel bredere betekenis heeft dan censuur. Maar spreekt men over internetcontrole en internetcensuur als totaalconcept, dan is er eigenlijk nog maar weinig onderscheid tussen de twee. In studies die onderzoek doen naar het internet, de vrijheid van meningsuiting en het verband ertussen verwijzen de twee termen immers vaak naar een en hetzelfde gegeven. De keuze voor het gebruiken van de ene of juist de andere term is echter niet willekeurig. Volgens Li J. (2013) is er wel degelijk een verschil tussen internetcontrole en internetcensuur. Dat verschil is echter niet per se semantisch van aard, maar wel connotatief.

Internetcontrole en internetcensuur beschrijven beide hetzelfde fenomeen, namelijk het uitoefenen van toezicht en invloed op het internet om zo de vrijheid van meningsuiting in de cyberspace aan banden te leggen, maar volgens Li J. heeft de term ‘internetcensuur’ een negatievere connotatie en wordt ze als ingrijpender ervaren dan ‘internetcontrole’. Daarom is het in kritische literatuur over China gangbaarder om voor het internetmodel dat China erop nahoudt het woord ‘internetcensuur’ te gebruiken, en voor het internetmodel van westerse landen het woord ‘internetcontrole’. “The concept of censorship, and just the word itself, evokes distaste and anxiety. Popular opinion opposes threats to the right to free speech and access to information in cyberspace. In comparison, Internet control is a more innocuous term” (Li J., 2013, p. 1). Ik sluit me aan bij de these van Li J. en heb daarom gekozen om in deze thesis het woord ‘internetcensuur’ te gebruiken overal waar ik het heb over het Chinese staatsbeleid omtrent de inperking van vrije meningsuiting op het internet. Dat wil niet zeggen dat ik het woord controle volledig achterwege laat, want het blijft een basiscomponent van het internetcensuurregime in China, maar het voldoet simpelweg niet om het fenomeen in al zijn volledigheid te beschrijven. Han Rongbin (2018) oppert hetzelfde wanneer hij het heeft over de mechanismen die de overheid voor het uitvoeren van haar censuurbeleid toepast. Hij stelt dat die mechanismen allemaal dienen om het internet in bedwang te houden, en dus te ‘censureren’, maar dat ze niet allemaal op het principe van ‘controle’ zijn gebaseerd. Propagandatactieken maken immers ook deel uit van het censuurbeleid (Han, 2018), maar zullen in landen met een internetcontroleregime in plaats van een internetcensuurregime minder vaak voorkomen (Li J., 2013).

Cyberactivisme, ook wel onlineactivisme of internetactivisme genoemd, is, zoals het tweede woord in de term reeds aangeeft, een specifieke vorm van activisme. Op zich wijkt het niet veel af van activisme als algemene term, aangezien de oorzaken, doelen en gevolgen dezelfde zijn. Activisme is namelijk “het met alle mogelijke middelen streven naar een veelal politiek doel; vaak met buitenparlementaire middelen” (Van Dale Online, 2015). SandovalAlmazan en Ramon-Gil-Garcia (2014) vullen deze definitie verder aan en stellen dat activisme specifieke stappen onderneemt om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen, waarbij de focus op verschillende pijnpunten in de samenleving kan liggen, zoals de politiek, het milieu of mensenrechten. Xiong, Cho en Boatright (2019) beschrijven activisme als een proces waarbij groepen mensen druk uitoefenen op organisaties en andere instituties om beleid, gebruiken of toestanden die de activisten problematisch vinden te veranderen. Bij cyberactivisme is dit alles ook van toepassing, het is enkel omwille van de middelen die cyberactivisme gebruikt dat men de term in een afzonderlijke categorie plaatst. Sandoval-Almazan en Ramon-Gil-Garcia definiëren cyberactivisme als volgt:

Internet activism is the use of electronic communication technologies such as social media, especially Twitter and Facebook, YouTube, e-mail, and podcasts for various forms of activism to enable faster communications by citizen movements and the delivery of local information to a large audience. (Sandoval-Almazan & Ramon-GilGarcia, 2014, p. 367)

Deze definitie bevat al enkele cruciale elementen die cyberactivisme zo bijzonder maken, namelijk de middelen en platformen die gebruikt worden en de positieve gevolgen die eruit voortvloeien, maar ze blijft redelijk algemeen. Edwards, Howard en Joyce (2013), die uitvoerig onderzoek naar cyberactivisme deden, verdiepen zich daarentegen in de specifieke kenmerken van cyberactivisme en stellen een uitgebreide definitie van cyberactivisme op. Om aan die definitie te voldoen moeten alle acties van cyberactivisme ten eerste digitaal zijn, met initiatiefnemers of deelnemers die minstens één digitale-mediatactiek gebruiken; ten tweede een georganiseerde publieke poging zijn die burgers tracht te engageren als deelnemers; ten derde collectief zijn, met doelstellingen gemaakt door en voor een groep burgers; ten vierde eisen stellen die een oplossing voor het onrecht aanbieden, zodat het succes of de mislukking geëvalueerd kan worden; ten vijfde doelwitten hebben die beïnvloed kunnen worden om de voorgestelde oplossing te implementeren; en ten laatste burgerlijk zijn, in de zin dat de groep initiatiefnemers geen overheidsorgaan of privéonderneming is (Edwards et al.). Verder in deze thesis zal blijken dat het cyberactivisme van de #MeToo-beweging aan al deze eisen voldoet, en dus als een volwaardig voorbeeld van cyberactivisme geldt. Hierdoor is de #MeToobeweging in hoge mate geschikt om de invloed van censuur op het cyberactivisme van de feministische beweging te onderzoeken. Ook de afbakening van de term ‘feministische beweging’ is erg belangrijk en heeft in deze context specifieke duiding nodig. Bij het lezen van de term springt meteen het woord ‘feministisch’ in het oog, een afleiding van een woord dat de laatste jaren erg veel aandacht heeft genoten: feminisme. Feminisme is “het streven naar een gelijkwaardige behandeling van 15 vrouwen ten opzichte van mannen, m.n. op het maatschappelijke, economische en juridische vlak, en naar doorbreking van de traditionele rolpatronen” (Van Dale Online, 2015). Een feministische beweging is zodus een sociale beweging die streeft naar de doelstellingen die het feminisme vooropstelt. Een veelgebruikt synoniem voor ‘feministische beweging’ is ‘vrouwenbeweging’ aangezien het hoofdzakelijk de belangen van vrouwen betreft. Volgens Chen Y.-C. (2011) bestaat er echter geen omnivalente vorm van het feminisme of de vrouwenbeweging, aangezien het veelsoortige fenomenen zijn. Met die stelling oppert ze dat het Chinese feminisme bijvoorbeeld anders is dan het westerse feminisme, maar ook dat het feminisme in China op haar beurt nog eens kan worden opgedeeld in verschillende soorten. Hetzelfde geldt voor de Chinese vrouw. Om uitspraken te doen over feminisme, de vrouwenbeweging of de vrouw in China is het daarom van cruciaal belang om rekening te houden met de tijd, plaats en situatie waarop die uitspraken betrekking hebben. Dé Chinese vrouw bestaat namelijk niet. De demografie van China is ongelooflijk dynamisch met een snelle urbanisatie, vergrijzing en armoedebestrijding. Ook de positie van vrouwen wordt hierdoor beïnvloed, en is niet altijd consistent in de gehele Chinese maatschappij. Een laatste maar niet minder belangrijke afbakening betreft het geografische bereik van deze thesis. Als ik schrijf over China bedoel ik daarmee het Chinese Vasteland, namelijk het grondgebied van de Volksrepubliek China exclusief de twee Speciale Administratieve Regio’s Hongkong en Macau. De reden voor deze afbakening is dat de situatie omtrent internetcensuur en cyberactivisme in Hongkong en Macau verschilt van die op het Vasteland. Daarnaast zal ik ook geen bijzondere aandacht schenken aan de niet-Han-minderheidsgroepen in de vijf autonome regio’s in China (Tibet, Guangxi, Xinjiang, Binnen-Mongolië en Ningxia). Ik heb hiervoor gekozen omdat de strijd van deze minderheidsgroepen uit meerdere lagen bestaat dan enkel de feministische en daarom speciale aandacht en aangepast onderzoek verdient, wat ik hier niet kan bieden. 16

Opbouw en werkwijze

Om een antwoord te vinden op de vraag hoe internetcensuur het cyberactivisme van de feministische beweging in China beïnvloedt, doe ik een literatuuronderzoek naar de drie hoofdcomponenten in deze vraag, namelijk internetcensuur, cyberactivisme en feministisch cyberactivisme, met als focuspunt de #MeToo-beweging. De opbouw van deze thesis is dan ook volgens dezelfde volgorde gestructureerd. In het eerste hoofdstuk ga ik nader in op het censuurregime in China. Dit doe ik door eerst kort de geschiedenis van censuur in de Volksrepubliek China te schetsen, waarna ik vervolgens de focus verleg op internetcensuur in plaats van censuur in het algemeen. Daarbij beschouw ik enkele belangrijke aspecten van de geldende censuur, namelijk wat de beweegredenen van Chinese overheid zijn om het internet te censureren, hoe ze dit precies doet en op wie censuur uiteindelijk invloed heeft. In het tweede hoofdstuk neem ik het cyberactivisme in China onder de loep. Daarbij onderzoek ik allereerst de relatie tussen censuur en activisme, en hoe het kan dat activisme in landen met een streng autoritair regime toch een plaats heeft. Ten tweede bespreek ik wat cyberactivisme precies inhoudt en welke voordelen het biedt aan de gebruikers ervan. Ten derde bespreek ik een specifieke vorm van cyberactivisme, namelijk hashtagactivisme, waar de #MeToo-beweging een voorbeeld van is. Ten vierde onderzoek ik de middelen en methodes van Chinese cyberactivisten, die vaak creatief te werk moeten gaan om censuur te ontwijken. Uiteindelijk neem ik in dit hoofdstuk nog de reactie van de Chinese staat op het cyberactivisme in beschouwing.

In het derde hoofdstuk staat het cyberactivisme van de Chinese feministische beweging centraal, onderzocht aan de hand van de #MeToo-beweging. Hiervoor bekijk ik eerst hoe het ontstaan van de #MeToo-beweging in het Westen haar beloop nam en bespreek vervolgens hoe ze zich ook in China verspreidde. Daarna ga ik in op het feministisch activisme dat al in China aanwezig was voor de opkomst van de beweging en bespreek ik kort de huidige positie van de vrouw en de vrouwenbeweging in China. Dit doe ik om een achtergrond te schetsen van de oorzaken, het ontstaan en de evolutie van de Chinese #MeToo-beweging. Hierna volgt een algemeen overzicht van het feministisch cyberactivisme van de laatste jaren met daarbij een centrale focus op de reactie van de Chinese staat op dit activisme. Deze lijn trek ik vervolgens door naar de censuur van #MeToo in China, in combinatie met de methodes van #MeTooactivisten om die censuur te omzeilen. Ten slotte onderzoek ik de veranderingen die de #MeToo-beweging in de Chinese maatschappij en politiek heeft veroorzaakt. Hieruit leid ik dan uiteindelijk af of de beweging al dan niet geslaagd is en welke invloed het internetcensuurregime hierop gehad heeft.

Hoofstuk 1: China’s queeste naar een harmonieuze internetwereld

In China is er geen sprake van persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zoals dat in België bijvoorbeeld wel het geval is. Dit betekent dat media zoals kranten en tv-programma’s in handen van de staat zijn en daardoor niet vrij zijn in het nieuws dat ze brengen. Enkel de staat heeft beslissingsrecht over wat gepubliceerd wordt. Dit heeft tot gevolg dat de pers in China zich niet kritisch mag uiten over haar politieke leiders, aangezien die kritiek ervoor zou kunnen zorgen dat de macht van de overheid in het gedrang komt. Wie dit toch doet, wordt het zwijgen opgelegd door middel van sancties die uiteen kunnen lopen van onmiddellijk ontslag, een ‘uitnodiging voor thee’ (被喝茶 ‘bèi hē chá’), wat een eufemisme is voor informele gevangenisneming en ondervraging door de politie (Han, 2018; Yang G., 2014), tot zelfs geweld. Lu Yuegang, een hervormingsgezinde journalist, verwoordt het Chinese censuurbeleid sprekend wanneer hij schrijft dat de macht van de Chinese Communistische Partij op twee wapens berust: “guns and pens… The logic behind this philosophy is not only to control the pen but to have this control backed by the gun” (Lu, geciteerd in Xiao, 2011, p. 50). Ook het internet ontsnapt niet aan het strenge oog van de Chinese regering. Reeds toen 18 het internet nog maar in de kinderschoenen stond, zag de overheid de dreiging van dit nieuwe platform en bouwde als antwoord hierop een heus internetcensuurregime op. Dit regime is zo strikt dat zelfs het woord censuur op zich gecensureerd wordt. Ten gevolge hiervan gebruiken Chinezen in plaats van 审 查 ‘shěnchá’ (‘censuur’) het eufemisme 和 谐 ‘héxié’ (‘harmoniseren’) als het over China’s internetcensuur gaat (Yang G., 2014), ook al verloopt de uitvoering van dit censuurregime in werkelijkheid helemaal niet zo harmonieus. Zowel voor de overheid als voor de bevolking is China’s internetcensuur een vervelende kwestie. Want voor de overheid kost het enorm veel moeite om haar censuurregime in stand te houden, en voor de Chinese burgers vormt censuur een aanzienlijke inperking van hun vrijheid. Omwille hiervan stellen velen zich de vraag waarom de Chinese regering de nood voelt om het internet te ‘harmoniseren’. Een verklaring hiervoor is te vinden in de geschiedenis van censuur in China, die in de paragrafen hieronder onder de loep wordt genomen.

Korte geschiedenis van censuur in de Volksrepubliek

Xiao Qiang (2011) schrijft dat het controleren van informatie sinds de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 steeds een essentieel onderdeel van de regeerstrategie van de Chinese Communistische Partij (CCP) is geweest. Censuur maakt onlosmakelijk deel uit van het dagelijkse leven van Chinese burgers, en dat al meer dan een halve eeuw lang. Frank Caso (2008) geeft in zijn boek Censorship een uitgebreide analyse van de geschiedenis van dit censuurregime dat het Chinese volk al zo lang in zijn greep houdt. Het begin ervan markeert hij op het moment dat Mao aan de macht kwam. Mao beoogde toen een overgang naar industrialisatie en landhervormingen, maar ook politieke hervormingen stonden op het programma:

Mao declared that it was the duty of the new government, the People’s Democratic Dictatorship, to ‘deprive the reactionaries of the right to speak.’ He stated ‘the people alone have that right.’ In time, the definition of who was a reactionary would shift dramatically in the PRC. (Caso, 2008, p. 62)

In de daaropvolgende jaren lanceerde de overheid een klassenstrijd en waren het niet meer alleen de reactionairen die de Partij op de korrel nam. Ook intellectuelen moesten aan het nieuwe censuurregime geloven. Hoogopgeleiden, met name professoren aan de universiteit, moesten communistisch heropgevoed worden en aan zelfkritiek doen. Het werk van schrijvers, artiesten, componisten, acteurs, regisseurs en andere mensen actief in de culturele sector diende de proletarische waarden van de Partij uit te dragen, en was dat niet het geval, dan werd het simpelweg niet gepubliceerd (Caso, 2008).

In de lente van 1956 leek de Partij haar grip op censuur ietwat te lossen en de heksenjacht op intellectuelen stop te zetten toen Mao de ‘Honderd Bloemencampagne’ aankondigde. De campagne luidde een periode van vrije meningsuiting in en de Partij moedigde kritiek van buitenaf actief aan. Caso (2008) stelt dat intellectuelen hier dan ook enthousiast op reageerden en zich kritisch uitdrukten tegenover ongeveer elk aspect van de samenleving waarin censuur en partijcorruptie de idealen van de revolutie hadden verdraaid. Dit strookte echter niet met het oorspronkelijke idee dat de overheid bij deze campagne had. Amper een jaar na de aankondiging ervan bliezen de autoriteiten de campagne af en begon er een periode van harde repressie (Caso, 2008).

Volgens Caso (2008) was het abrupte en gewelddadige einde van de ‘Honderd Bloemencampagne’ de voorbode van een campagne die de Chinese samenleving nog extremer aan censuur onderwierp, de Culturele Revolutie. Deze revolutionaire campagne, die in 1966 van start ging en pas tien jaar later eindigde, was in eerste instantie gericht op leden van de CCP die van Mao’s koers waren afgedwaald. Het doel was om de kapitalistische en academische bourgeoisie uit de weg te ruimen en daarvoor moest alles van literatuur, kunst en zelfs onderwijs dat niet overeenstemde met het gedachtengoed van maoïstisch marxisme wijken. Ongeveer een jaar na de uitroeping van de nieuwe campagne was elke vorm van onderwijs stopgezet, was het merendeel aan historisch erfgoed gesloopt en heerste er een verbod op kranten en academische tijdschriften. De overheid duldde enkel nog de publicatie van werk dat ideologisch zuiver was en dat boeren, arbeiders en partijleiders als helden vereerde. Net als vroeger waren intellectuelen het mikpunt. Vanaf 1968 stuurde de overheid jonge hoogopgeleiden uit de steden naar het platteland om in arbeidskampen te werken. “This was the era of the little red book of Mao’s collected sayings, and censorship enforced by cadres of Red Guards” (Caso, 2008, p. 64).

Na Mao’s dood in 1976 kwam er officieel een einde aan de Culturele Revolutie, maar niet aan het Chinese censuurregime (Caso, 2008). Hoewel China onder leiding van Deng Xiaoping zijn eerste stappen richting modernisering en economische welvaart zette, bleef het autoritaire beleid zo goed als onveranderd. Degenen die toch een poging waagden om het beleid nieuw leven in te blazen op basis van democratische waarden werden hardhandig aangepakt (Caso, 2008). Dit werd duidelijk na de beruchte studenten- en arbeidersprotesten op het Plein van de Hemelse Vrede (Tiananmenplein) in juni 1989, waarbij duizenden gewonden en doden vielen na een gewelddadig optreden van het leger.

In de jaren volgend op het Tiananmenprotest kende China’s economie een exponentiële groei die verantwoordelijk is voor de grootmachtsstatus die het land vandaag geniet. Caso (2008) stelt dat Mao het China van de 21ste eeuw niet meer zou herkennen, op één uitzondering na: de Chinese staat is en blijft een autoritair eenpartijbestuur waarin de legitimiteit van de CCP en het politieke systeem onbespreekbaar is, waardoor ook het strenge censuurbeleid vandaag nog steeds zegeviert. De CCP heeft dus niet alleen een monopolie op de politieke macht, maar ook op de ‘culturele macht’. Alle massamedia, van kranten en tijdschriften tot televisiekanalen en radiostations, zijn in handen van de Partij, waardoor ze als spreekbuizen van de partij dienen (Xiao, 2011). Ook het internet hoort daarbij, maar omdat het zo’n recente ontwikkeling is en razendsnel blijft evolueren, is het censureren ervan net iets ingewikkelder dan andere vormen van massamedia. Om die reden verdient dit onderdeel van mediacensuur extra aandacht.

Internetcensuur en internetcontrole

Zoals hierboven reeds gezegd, is het internet een geval apart in de wereld van censuur. De reden hiervoor is dat het veranderlijke, bliksemsnel evoluerende en veelzijdige karakter van het internet ervoor zorgt dat het erg moeilijk is om er controle over te krijgen. Toch is dit juist wat China sinds de introductie van het internet probeert te verwezenlijken. Maar wat is internetcensuur nu eigenlijk? En waarom is het een probleem? China is namelijk lang niet het enige land waarin de overheid elektronische communicatie reglementeert. Ook in andere landen, waarvan sommige meer voor de hand liggen dan andere, heerst een of andere vorm van internetcensuur. Feng G. C. en Guo (2013) wijzen op verschillende studies die aantonen dat er zelfs in westerse democratieën regulators van het internet zijn die beperkingen opleggen op wat online gepubliceerd mag worden. De onderwerpen die zij censureren hebben grotendeels te maken met de wettelijke beperkingen op vrijheid van meningsuiting, die dienen ter bescherming van de rechten van anderen en ter bescherming van de openbare orde, nationale veiligheid, volksgezondheid en goede zeden. Enkele voorbeelden hiervan zijn laster, obsceniteit, racisme, aansporing tot geweld, extremisme en cybermisdrijven (Feng G. C. & Guo, 2013).

In elk land waar internet beschikbaar is, bestaat er een internetbeleid. In wezen betekent dit dat de overheid het internet controleert. De vraag is echter vanaf wanneer die controle nu juist problematisch wordt, want hoewel internetcensuur overal wel in enige mate voorkomt, is het duidelijk dat de internetcensuur in het Westen minimaal is vergeleken met die in China. Zoals reeds in de inleiding van deze thesis verklaard, ligt het verschil tussen internetcontrole en internetcensuur volgens Li J. (2013) in de connotatie van de woorden. Anders gezegd wordt internetcontrole, zoals die in westerse democratieën als de onze voorkomt, door de vingers gezien, terwijl internetcensuur, zoals die in China, Iran of Cuba voorkomt, wel wordt bekritiseerd. De vraag is dan waar de grens tussen de twee ligt. Wat maakt dat China een internetcensuurregime heeft en geen internetcontroleregime? Ook dit werd reeds kort toegelicht in de inleiding, namelijk met de stelling van Han (2018) en Li J. (2013) die beiden beweren dat de term internetcontrole tekortschiet om het regime van een land als China te beschrijven. Han stelt namelijk dat een internetcensuurregime zoals dat van China meer inhoudt dan controle alleen, aangezien de regering een scala van meer subtiele en manipulatieve tactieken bezit om online-expressie ten behoeve van de Partij vorm te geven. Een voorbeeld van de innovatieve propagandatactieken die de staat toepast is het eigenhandig creëren van regeringsgezinde spreekbuizen die op internetplatformen actief zijn (Han, 2018). Bovendien oppert Li J. dat aangezien elk land een soort van internetmodel heeft dat bepaalde delen van het internet controleert en dus aan internetcontrole doet, er een ander specifieker woord nodig is voor het internetmodel van China, namelijk internetcensuur.

Om vervolgens de grens tussen internetcontrole en internetcensuur te bepalen zijn onderzoeksorganisaties als Freedom House een goede indicatie. Freedom House wijdt zich aan de verdediging en ondersteuning van democratie, politieke vrijheid en mensenrechten, en publiceert jaarlijks een rapport getiteld Freedom on the Net. In dit rapport wordt onlinevrijheid in landen over de hele wereld uitvoerig onderzocht en beoordeeld, en wordt elk land uiteindelijk gerangschikt op een schaal van free, partly free tot non free. Uit het meest recente Freedom of the Net rapport, gepubliceerd in oktober 2018, blijkt dat China tot die laatste categorie behoort, en zelfs al vier jaar lang de kroon spant in het schenden van internetvrijheid van zijn bevolking met een score van 88 op 100 (Freedom House, 2018). Een land als Duitsland daarentegen scoort 19 op 100 (Freedom House). Dit maakt de grens tussen internetcontrole en internetcensuur meteen veel concreter en bevattelijker. Bovendien toont het dat China die grens ver overschrijdt en in de laatste jaren een extreem vernuftig en uitgebreid internetcensuurregime heeft opgebouwd. Zoals eerder vermeld, is het helemaal geen gemakkelijke opgave om het internet streng te controleren, maar uit de observaties van Freedom House blijkt dus dat China hier toch wel degelijk in slaagt. De reden hiervoor is dat de Chinese overheid sinds het ontstaan van het internet haar instituties, methodes en wetgeving voortdurend heeft aangepast en verfijnd. Het is daarom cruciaal om die evolutie te begrijpen en in kaart te brengen, wat in de volgende paragrafen aan de hand van het werk van Yang G. (2009), Zheng Y. (2013) en Han (2018) gebeurt.

Yang Guobin (2009) beschrijft de evolutie van het Chinese internetcensuurregime in zijn boek The Power of The Internet in China aan de hand van drie stadia. In het eerste stadium (1994 – 1999), toen het internet nog maar net beschikbaar was in China, legde de regering de focus vooral op de wettelijke bepaling van netwerkbeveiliging, op het voorzien van internet en op institutionele herstructurering. Tegen het einde van deze periode, in 1997, bracht de regering een lijst uit met daarop negen soorten informatie die vanaf dan verboden waren om online te publiceren. Hieronder valt bijvoorbeeld het verspreiden van geruchten en informatie die de geloofwaardigheid van de staatsorganen schaden (Yang G., 2009).

In het tweede stadium (2000 – 2002) concentreerde de overheid zich op de uitbreiding en verfijning van haar controle over het internet met als belangrijkste ontwikkeling het versterken van de wettelijke voorschriften gericht op online-content-aanbieders (Internet content providers) en individuele gebruikers. Dit noemt Yang G. (2009) content control, ofwel inhoudscontrole. Een voorbeeld van inhoudscontrole is de controle via code, namelijk het filteren en blokkeren van onlinecontent met technologische middelen. Deze methode van de overheid beschrijft Yang G. zeer treffend als volgt: “Rather than tell you what you are forbidden to say, the Party establishes standards for how you say what you say” (Yang G., 2009, pp. 48-49).

In het derde stadium (2003 – 2008) breidde de overheid haar beleid van internetreglementering en -controle nog verder uit en verlegde ze de focus van op “government” naar “governance” en “governmentality” (Yang G., 2009, p. 50). Hiermee bedoelt Yang G. dat het niet meer het beleid van de regering zelf is dat centraal staat, maar wel het beheer van dat beleid door de formele instituties, wetten en maatregelen en de culturele en sociale context waarin het beheer zich afspeelt. In deze periode voegde de overheid twee nieuwe soorten verboden informatie aan de lijst van 1997 toe, namelijk “information inciting illegal assemblies, association, demonstrations, protests, and gatherings that disturb social order” en “information concerning activities of illegal civic associations” (Yang G., 2009, p. 50). Hierin is niet alleen de nieuwe koers die de staat is ingeslagen omtrent internetcensuur goed te zien, het is ook duidelijk wie het mikpunt van het censuurregime van de staat is. China’s censuur richt zijn pijlen zichtbaar op burgerorganisaties en -bewegingen. Dit is af te leiden uit het feit dat de nieuwe toevoegingen voornamelijk het internetgebruik, en dus het onlineactivisme, van die bewegingen censureren.

Andere academici, zoals Zheng Y. (2013) en Han (2018), benaderen het internetcontrolebeleid van de staat eveneens vanuit een historisch perspectief, dat gelijkaardig is met dat van Yang Guobin. Volgens Zheng Y. legde de staat zich in de jaren 90 eerst en vooral toe op het bouwen van een regulerend regime, aan de hand van een juridisch en administratief basisraamwerk, om later over te schakelen naar een controlerend regime. Ook Han beaamt dezelfde uitbreiding van de staatscontrole over het internet en de verschuivende nadruk van reglementering naar controle en van netwerkbeveiliging naar content control. Hierbij merken zowel Zheng Y. als Han op dat er in de evolutie van internetcensuur een weerspiegeling te zien is van zowel de expansie van het internet zelf, als van de steeds groter wordende sociaalmaatschappelijke en politieke impact van het internet. Zheng Y. schrijft dat dit te wijten is aan de relatie en interactie tussen de Chinese staat en maatschappij, die een wederzijds transformerend karakter hebben. Met andere woorden, als het internet evolueert, reageert de 25 staat hierop door haar instituties en methodiek voor internetcensuur mee te laten evolueren. Het omgekeerde gebeurt echter ook: als de staat evolueert, door bijvoorbeeld nieuwe controlemechanismen in te voeren, dan evolueert het internet mee, in de zin dat de internetgebruikers en online-content-providers zich zullen aanpassen aan deze nieuwe mechanismen. Dit vormt de basis van cyberactivisme, namelijk het touwtrekken om de macht over het internet, wat in het tweede hoofdstuk uitvoerig aan bod komt. Maar om cyberactivisme in China te begrijpen, is het van cruciaal belang om eerst te weten waarom de Chinese staat censuur oplegt aan zijn burgers. Dit is dan ook de invalshoek voor de volgende paragrafen.

Waarom censureert de Chinese staat het internet?

Het ontcijferen van de intenties van de leiders van het Chinese regime is al sinds geruime tijd een centraal focuspunt van academisch onderzoek inzake de politiek in China. En hoewel er vandaag veel meer data beschikbaar zijn dan er voor de Culturele Revolutie (1966 – 1976) en de invoering van China’s opendeurpolitiek eind jaren 70 was, blijven de beweegredenen van de CCP vaak moeilijk te doorgronden. King, Pan en Roberts (2013) stellen dat vooral de informatiebronnen voor het verzamelen van die data daarvoor verantwoordelijk zijn. De bronnen die gebruikt worden zijn namelijk meestal erg dubieus van aard en daarom onvoldoende om conclusies uit te trekken. Een voorbeeld hiervan zijn opiniepeilingen, deze zijn volgens King et al. ondanks hun doorgaans informatieve karakter onbetrouwbaar in de Chinese context omdat de overheid veel informatie achterhoudt van haar burgers en zelfs wanneer de deelnemers over de informatie beschikken waar de onderzoekers naar zoeken, zijn ze niet altijd bereid zich openlijk uit te drukken. Ook overheidsstatistieken vrijgegeven door de Chinese staat zijn geen betrouwbare bron, aangezien de cijfers in de meeste gevallen door de overheid gemanipuleerd zijn (King et al., 2013).

De meest voorkomende verklaring voor censuur in China is dat ze dient om de status quo van het huidige regime in stand te houden. Deze verklaring is bijvoorbeeld te vinden in de studie van Xiao (2011) die stelt dat de internetcensuur in China hoofdzakelijk gericht is op het censureren van “content that openly defies or attacks CCP rule or contradicts the official line on such taboo topics as the Tiananmen Square massacre or Tibet” (Xiao, 2011, p. 52). Uit een onderzoek naar de specifieke doeleinden en maatregelen van het Chinese internetcensuurregime concluderen King et al. (2013) echter dat deze these te algemeen is. Bovendien weerleggen ze deze verklaring zelfs. Maar wat maakt dan dat de overheid sommige inhoud op het internet wel toelaat en andere inhoud dan weer niet? Hoewel dit vaak een raadsel blijft voor de bevolking en de beweegredenen voor censuur van bepaalde inhoud vaak willekeurig lijken, kwamen King et al. na een grootschalige studie toch tot twee theorieën die een mogelijke verklaring bieden. Daarbij is het belangrijk om te onderstrepen dat beide theorieën de algemene conclusie van Xiao als basisprincipe hebben, namelijk dat censuur dient om het regime te beschermen tegen bedreigingen die haar stabiliteit in het gedrang brengen. Niettemin verschillen de theorieën onderling wel in wat ze beschouwen als bedreigingen van die stabiliteit (King et al., 2013).

De eerste theorie die King et al. (2013) voorleggen, oppert dat de Chinese autoriteiten de meningen en uitingen die afwijken van of kritisch zijn tegenover elementen van de Chinese staat, haar beleid of leiders, wil onderdrukken. Dit heeft tot gevolg dat de algemene publieke opinie positiever staat tegenover de machthebbers (King et al., 2013). Dit noemen King et al. de state critique theory.

De tweede theorie van King et al. (2013) stelt dat China’s censuur gericht is tegen nongouvernementele collectieve uitingen en acties, wat kan gaan van discussies op sociale-mediaplatformen tot protesten op straat. De basis voor deze theorie is evident, aangezien de Chinese regering zelf onverbloemd haar standpunt tegenover collectieve mobilisatie toegeeft: volgens de staat is eender welke vorm van collectieve uiting of actie die niet onder toezicht of toelating van de regering gebeurt, gelijk aan partijzucht en een automatische aanzet tot chaos en wanorde (King et al., 2013), iets wat het Chinese regime absoluut niet genegen is. Bewijs voor de Partij’s afkeur voor collectieve mobilisatie levert Hong-Fincher (2016). Zij stelt dat het optrommelen van een mensenmenigte voor het verstoren van de openbare orde in China een misdrijf is waaraan een gevangenisstraf van vijf jaar vasthangt. De Chinese overheid steekt haar afkeur voor collectief activisme dus niet onder stoelen of banken, wat deze theorie, die King et al. theory of collective action potential noemen, erg geloofwaardig maakt. King et al. (2013) concluderen dat enkel de tweede theorie juist kan zijn in de Chinese politieke context. Uit hun onderzoek blijkt dat censuur voornamelijk gericht is op het inperken van de verspreiding van informatie die tot collectieve mobilisatie zou kunnen leiden, ongeacht of de uiting in strijd is met de staat en of ze betrekking heeft op het overheidsbeleid (King et al., 2013). Deze theorie verklaart waarom de overheid uitingen op het internet die collectieve mobilisatie en protest aansporen sneller censureert dan andere kritische uitingen, zelfs wanneer de uitingen met collective action potential de overheid gunstig gestemd zijn.

Ondanks dat Xiao (2011) in zijn studie voornamelijk de algemene verklaring voor de beweegredenen van de Chinese staat aanhaalt, namelijk dat de overheid simpelweg alle kritiek tegenover de autoriteiten inperkt, vertoont zijn these echter ook gelijkenissen met de conclusie van King et al (2013). Xiao stelt immers dat het belangrijkste doel van het censuursysteem niet per se het voorkomen van de kritiek zelf is, maar eerder het voorkomen van de verspreiding van kritiek die tot collectieve actie, zoals massademonstraties of petitiecampagnes, kan leiden. Xiao weerlegt de eerste theorie, ofwel de state critique theory, dus niet, maar neigt uiteindelijk toch naar de theory of collective action potential van King et al., namelijk dat China’s censuur gericht is tegen non-gouvernementele collectieve uitingen en acties. Ook Yang Guobin (2014) is het eens met deze theorie, hij stelt namelijk dat “censorship is likely to target Internet postings that call for collective action, but not postings that merely criticize the government” (Yang G., 2014, p. 115).

Voor onlineactivisme geldt dus zowel volgens King et al. (2013) als volgens Xiao (2011) en Yang G. (2014) dat het niet de onderdrukking van kritiek op zich is die het Chinese regime cruciaal acht voor het handhaven van haar macht, maar de onderdrukking van internetberichten met collective action potential. Ook in deze thesis dient de theorie als basisthese voor verder onderzoek naar de invloed van censuur op het feministisch cyberactivisme in China, aangezien ze goed aansluit bij de beweegredenen voor de censuur die feministische bewegingen in China ervaren. Een goed voorbeeld hiervan is de arrestatie van de Feminist Five in 2015. De kwesties die de groep activisten aan het licht wilde brengen waren niet concreet gericht tegen het politieke regime in China of kritisch tegenover de leiders van de CCP, maar omdat hun acties aanspoorden tot collectieve mobilisatie kon de overheid hun verzet niet tolereren en gingen de autoriteiten over tot drastische sancties.

Methodes van internetcensuur

In de vorige paragrafen van dit hoofdstuk werden de evolutie van internetcensuur in China en de beweegredenen ervoor onder de loep genomen, nu wordt stilgestaan bij het meer praktische gedeelte van internetcensuur, namelijk de manier waarop China het internet in bedwang houdt. Wat nu volgt is een overzicht van de verschillende mechanismen die een rol spelen in het internetcensuurregime van de Chinese overheid en een uiteenzetting van hoe die censuurmechanismen juist in hun werk gaan.

Volgens rechtsgeleerde Lawrence Lessig (1998) bestaan er vier krachten die verantwoordelijk zijn voor de regeling van zowel de natuurlijke wereld rondom ons als de cyberwereld: het rechtsstelsel, de markt, de sociale normen en de technische architectuur. Deze vier krachten, of modalities of regulation zoals Lessig ze noemt, werken samen om het gedrag van burgers te bepalen. Specifiek voor de reglementering van het internet geldt dat het rechtsstelsel met sancties dreigt als bepaalde wetten niet worden nageleefd, dat de markt via vraag en aanbod bepaalt wat het kost om bepaalde delen van het internet in stand te houden, dat sociale normen bepalen wat correct onlinegedrag is en dat de internetarchitectuur via programmacode de werking van computertoepassingen bepaalt (Han, 2018).

In de meeste westerse democratieën is de eerste modaliteit van Lessigs theorie, het rechtsstelsel, de enige van de vier krachten die ontstaat vanuit de gecentraliseerde handhaving door de staat (Han, 2018). De drie andere krachten komen door niet-staatgeregelde invloeden tot uitdrukking. Zo is de gemeenschap bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de bepaling van sociale normen en zijn vraag en aanbod verantwoordelijk voor de bepaling van de marktprijs. In China is dit echter niet het geval. Han (2018) stelt dat de mechanismen voor de regeling van het internet in China stuk voor stuk onderhevig zijn aan de invloed of zelfs directe inmenging van de overheid. Ten eerste zijn er wetten en regels die juridisch vastleggen wat wel en niet mag in de Chinese cyberspace. Ten tweede wordt de markt, hoewel niet meer volledig, toch nog altijd deels gecontroleerd door de staat. Ten derde worden de sociale normen in China gestuurd door propaganda van de Partij en vaak gehandhaafd door middel van sancties, net zoals dat met wetgeving gebeurt. En ten vierde is er de technische architectuur ofwel de computercode die de Chinese staat heeft gecreëerd om bepaalde inhoud op het internet te controleren en te blokkeren. Het zijn deze vier krachten, of modalities of regulation, die aan de basis van internetcensuur in China liggen. Om die reden beschouwt Han de vier krachten in de theorie van Lessig als raamwerk voor de categorisering van de controlemechanismen die de Chinese overheid gebruikt om het internetgedrag van haar burgers te sturen, en komt hij zo tot een viervoudige structuur van internetcontrole in China. Die structuur bestaat uit een institutioneel, organisatorisch, technisch en administratief niveau.

Yang G. (2009) deelt de controlemechanismen van het Chinese censuurbeleid eveneens in een viervoudige structuur op. Hij stelt dat het internetcensuurregime in China juridische, administratieve, institutionele en technologische middelen combineert om vrije meningsuiting online in te perken, en baseert zich voor deze these op een historisch partijbesluit dat de CCP in 2004 op het vierde plenum van het zestiende partijcongres vastlegde. Dit besluit bestaat uit een reeks richtlijnen die de CCP destijds noodzakelijk achtte om de internetcontrole te verstrengen en zo haar bestuurskunde te versterken, en werd als volgt verwoord: Attach great importance to the influence of the Internet and other new media on public opinion, step up establishment of a management institution that integrates legal binding, administrative monitoring and management, occupational self-discipline, and technical guarantees, strengthen the building of an Internet propaganda team, and forge the influence of positive opinion on the Internet. (Yang G., 2009, p. 49) Met andere woorden, het raamwerk van het besluit is gebaseerd op het creëren van instituties, wetten en regels, zelfdiscipline van burgers, technische middelen en propaganda (Yang G., 2009), en past dus grotendeels in de hierboven vermelde viervoudige structuur met institutioneel, organisatorisch, administratief en technisch niveau.

Op het eerste niveau, het institutionele of ook wel staatsrechtelijke niveau genoemd, speelt de reglementering van het internetcensuurregime zich af. Het omvat de wetten en regels die als juridische basis van censuur van online-inhoud dienen. Onder het tweede niveau, het organisatorische, vallen de instituties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving en uitvoering van de wet- en regelgeving, namelijk de internetcontroleorganen. Daarvan staat de voornaamste institutie bekend onder de naam “Office of the Central Leading Group for Cyberspace Affairs” (Han, 2018, p. 41). Deze twee niveaus vormen de onderliggende grondslag van het censuurregime en maken de controlemechanismen van het administratieve en technische niveau mogelijk. Die niveaus vormen op hun beurt het praktische fundament van internetcensuur en zijn meestal het focuspunt in het onderzoek van academici. In China worden regels met betrekking tot censuur voor internetburgers en serviceproviders namelijk pas voelbaar eens de staat ze daadwerkelijk ten uitvoer brengt (Han, 2018). Nochtans is het op dit vlak dat internetcensuur een echte impact heeft op het individu, en is het dus van groot belang 31 om te achterhalen hoe de wetgeving in de praktijk tot uiting komt en om uit te zoeken hoe de Chinese overheid de vrije meningsuiting van haar burgers nu precies aan banden legt. Han (2018) bestudeert de controlemechanismen van de overheid overeenkomstig de functie die ze uitoefenen, namelijk preventief, toezichthoudend, voor crisisbeheersing en voor manipulatie van de openbare mening. Ook King et al. (2013) beschouwen enkele vormen van controlemechanismen in hun onderzoek, waarvan de meeste in overeenstemming zijn met die van Han en in dezelfde categorieën kunnen worden ingedeeld. King et al. stellen dat censuur in China volgens drie soorten mechanismen verloopt: The Great Firewall of China, keyword blocking en content filtering. De twee eerste maatregelen zijn vooral gefocust op het preventief inperken van de vrijheid van meningsuiting, terwijl de derde soort dient om de problematische uitingen, die toch door de mazen van het net zijn geglipt, op te sporen en van het net te verwijderen.

De eerste maatregel, de muur waarover King et al. het hebben, is in grote mate te vergelijken met de echte Grote Muur in China, want ook deze had vroeger de bedoeling uitheemse invloeden buiten te houden. De Great Firewall is niet fysiek voelbaar maar wel digitaal, en wordt door Xiao beschreven als een cyberblokkade die een honderdduizendtal internationale websites op het nationale gatewayniveau tegenhoudt (Xiao, 2011). Websites en apps die in het westen wel vrij toegankelijk zijn, hebben dus geen plaats in China’s cyberspace. Dit houdt in dat interactie op internationale sociale-media-platformen, zoals Twitter of Facebook, met mensen buiten China niet alleen onmogelijk is, maar zelfs verboden is. Ook andere soorten websites en apps zoals de zoekmachine Google, haar vertaalservice Google Translate en het videoplatform YouTube worden door China’s Great Firewall geblokkeerd, waardoor de informatie die daarop te vinden is ontoegankelijk is voor Chinezen. De tweede maatregel, keyword blocking, dient om inhoud met heikele woorden of zinnen van het net te houden (King et al., 2013). Volgens Feng G. C. en Guo (2013) gebeurt deze vorm van censuur op zowel het internationale, nationale en lokale gatewayniveau van China’s internetnetwerk, waardoor het filtersysteem de datapakketten met gevoelige inhoud wel binnen en buiten laat, maar dat het zodra het bepaalde trefwoorden detecteert, een stortvloed aan ‘resets’ uitzendt waardoor verbindingen worden verbroken. Dit wil bijvoorbeeld zeggen dat wanneer internetgebruikers een dergelijk woord opzoeken in de Chinese zoekmachine Baidu.com er oftewel enkel ‘positieve’ zoekresultaten betreffende het trefwoord op het scherm verschijnen, of de verbinding met die zoekmachine plots verloren gaat (Feng G. C. & Guo, 2013). Hetzelfde geldt voor websites zoals Sina Weibo, een populaire microblogging site gelijkaardig aan Twitter, en de sociale-media-app WeChat. Doordat de overheid erg vaag is over de woorden die ze blokkeert en de lijst met verboden woorden vaak aanpast, is het voor Chinese internetgebruikers moeilijk om precies te weten welke woorden ze mogen gebruiken of niet. Er zijn echter enkele trefwoorden die een vaste waarde zijn op het lijstje van de CCP, zoals 自由西藏 (free Tibet) en 小熊维尼 (Winnie the Pooh) en ook woorden in het Engels zoals Tiananmen en Cultural Revolution (Henochowicz, 2013). Deze trefwoorden verwijzen meestal naar een periode in de geschiedenis van de Volksrepubliek China die erg gevoelig ligt bij de Partij, zoals de Tiananmenprotesten in 1989 en de Culturele Revolutie, of naar politieke kwesties die taboe zijn, zoals de onafhankelijkheidswens van Tibet. Winnie de Pooh is verboden omdat de Chinese naam en de afbeeldingen van het tekenfilmfiguur op het internet vaak gebruikt worden om te verwijzen naar president Xi Jinping, en dat vaak in negatieve zin. De derde en laatste maatregel, die King et al. content filtering noemen, bestaat uit het controleren van inhoud op het internet door censors. Deze censors zijn oftewel automatische zoekmachinetechnologieën, opzichters in dienst genomen door de overheid, of websites om het net manueel te doorkammen (Xiao, 2011). Uit het onderzoek van King et al. (2013) blijkt dat het merendeel van content filtering manueel gebeurt en niet automatisch zoals de andere twee censuurmethodes hierboven besproken:

Once past the first two barriers to freedom of speech, the text gets posted on the Web and the censors read and remove those they find objectionable. . . . content filtering is in large part a manual effort – censors read post [sic] by hand. Automated methods appear to be an auxiliary part of this effort. (King et al., 2013, p. 3) Hoewel King et al. (2013) met deze drie vormen reeds een groot en cruciaal deel van het censuurbeleid hebben aangehaald, ontbreken er in hun opsomming toch twee belangrijke aspecten van Chinese internetcensuur. Zo behoren ten eerste het principe van zelfcensuur door internetgebruikers en online-content-providers en ten tweede de propagandatactieken van de overheid om de openbare mening te beïnvloeden ook tot het uitgebreide censuurbeleid. In de studie omtrent controlemechanismen van Han (2018) zijn deze elementen van censuur wel opgenomen.

Zoals eerder vermeld, is de onderverdeling van Han (2018) gebaseerd op de functies die de controlemechanismen uitoefenen. De eerste categorie die Han analyseert, heeft een preventieve functie, hieronder vallen de bovengenoemde twee eerste vormen van censuur opgesomd door King et al. (2013) alsook de promotie van zelfcensuur via bijvoorbeeld verplichte real-name-registratie voor individuele internetgebruikers. De tweede categorie heeft een toezichthoudende functie (Han, 2018), hierin zit de automatische en manuele screening van het web die King et al. content filtering noemen. Zij controleren op inhoud die de preventieve maatregelen hebben weten te ontwijken. Dit gebeurt vooral door controleurs die de overheid of online-content-providers betalen voor hun werk, maar onderling toezicht van internetgebruikers komt ook voor: “State surveillance is also supplemented by the illegal information reporting system, which encourages peer monitoring” (Han, 2018, p. 43). Deze vorm van peer-topeercontrole is grotendeels een gevolg van het zelfcensuurmechanisme. De derde categorie is crisisbeheersing en verwijst naar de manier van optreden door de Chinese overheid als er een onlinecrisis uitbreekt (Han, 2018). Een dergelijke crisis definieert Han als “the discussion of any topics considered taboo, official scandals, mobilization for online or offline collective action, and any viral cyber-event that the state deems to be going out of control” (Han, 2018, p. 44). Om dit soort crisissen op te lossen stuurt de overheid dringende instructies naar serviceproviders met de opdracht binnen een bepaalde tijdspanne alle ongepaste postings te verwijderen, internetgebruikers te bannen en websites af te sluiten (Han, 2018). De vierde categorie die Han analyseert, is de manipulatie van de openbare mening. De censuurmethodes die hiertoe behoren, dienen om het onlinediscours vorm te geven en bestaan voor het grootste deel uit propagandatactieken. Een voorbeeld van zo’n tactiek is het fifty-cent army: burgers in dienst van de regering die zich voordoen als gewone internetgebruikers om regeringsgezinde content te produceren op populaire sociale-media-platformen (Han, 2018). Deze laatste categorie is een cruciaal deel van het censuurregime in China, maar zoals later in deze thesis zal blijken is ze niet zozeer van toepassing bij de censuur van het feministisch cyberactivisme. Om die reden zal er dus ook niet verder over uitgeweid worden.

Op wie heeft internetcensuur in China invloed?

In de vorige paragrafen werd geanalyseerd wat internetcensuur in China precies inhoudt, hoe het is ontstaan, welke evolutie het heeft doorgemaakt en welke middelen de regering ervoor heeft toegepast. Dit is echter nog niet voldoende om te begrijpen wat de gevolgen ervan zijn. Om te bepalen wat de sociaal-maatschappelijke en politieke effecten van China’s internetcensuur precies zijn, is het eerst en vooral belangrijk om te kijken op wie het Chinese censuurregime die effecten nu juist uitoefent. Yang Fan (2014) beaamt dat censuur wel degelijk een blokkade in het vrije verkeer van ideeën als resultaat kan hebben, maar dat het te simplistisch is om hieruit te besluiten dat censuur op elke Chinese burger een concrete politieke impact heeft. Het merendeel van de internetgebruikers in China raadpleegt het medium namelijk niet voor politieke doeleinden in de enge zin van het woord maar wel voor entertainment en plezier (Yang F., 2014). Voor hen 35 is het dus van weinig belang of gevoelige informatie aan het oog van de censors ontsnapt of niet. Vaak zijn de Chinese burgers over wie het hier gaat zich niet eens bewust van het censuurregime waarin ze opgegroeid zijn en kunnen ze er dus ook niet echt bezorgd over zijn. Ook Rebecca MacKinnon oppert dit wanneer ze schrijft dat “Chinese Internet users have a or distorted view of their own country as well as the broader world” (MacKinnon, geciteerd in Yang F., 2014, p. 1367). De controle op de internetwereld waarin Chinese netizens (internetgebruikers) zich voortbewegen gaat aan velen van hen voorbij, waardoor ze niet weten wat er buiten de muren van de Chinese cyberspace aan de hand is. China’s cyberspace biedt namelijk zelf een erg groot aanbod aan sociale media, waardoor Chinese internetgebruikers niet de nood voelen andere internationale platformen op te zoeken. Wanneer dus burgers het internet gebruiken voor vertier vormt de censuur van het web in wezen geen probleem, want de Chinezen hebben volledige toegang tot alles wat ze willen vinden voor hun amusement. Het is pas wanneer burgers het internet gebruiken voor andere doeleinden, zoals het uiten van kritiek, het brainstormen over maatschappelijke veranderingen en het opkomen voor politieke kwesties, dat internetcensuur voelbaar en zelfs gevaarlijk wordt. Logischerwijze zijn daarom activisten en burgerorganisaties de grootste slachtoffers van internetcensuur, aangezien zij de bovengenoemde activiteiten als voornaamste doel hebben. Zij zijn echter niet alleen de grootste slachtoffers van internetcensuur, door hun rol in de maatschappij zijn ze meteen ook de voornaamste uitdagers van het censuurregime. Het zijn deze groep mensen en de acties die ze ondanks de strenge controle van de staat ondernemen die in het volgende hoofdstuk onderzocht worden.

Hoofdstuk 2: Activisme in cyberspace

Tot nu toe werd het internetcensuurregime in deze thesis voornamelijk uit het oogpunt van de staat besproken met weinig aandacht voor de gevolgen en de slachtoffers van het Chinese censuurbeleid. In dit hoofdstuk staat niet meer de controlerende kracht achter de internetcensuur centraal maar wel de tegenpartij van het regime, namelijk de cyberactivisten.

Censuur en activisme: het perfecte stel

In een land als China waar censuur alomtegenwoordig is en burgers geen recht op vrije meningsuiting hebben, lijkt het misschien dat protest onmogelijk is, aangezien alleen al een enkele kritische uiting ten opzichte van het Chinese leiderschap zware gevolgen kan hebben. Het tegendeel is waar. Zo stelt Wright (2018) in haar boek Popular Protest in China dat de situatie in China veel gecompliceerder is dan wat omschrijvingen als ‘autoritair’ en ‘communistisch’ impliceren (Wright, 2018). China kent immers een lange geschiedenis van protest en dat komt grotendeels door die eeuwige aanwezigheid van censuur in de samenleving. Censuur gaat namelijk altijd hand in hand met verzet, en de machthebbers die censuur opleggen zullen dat verzet ook nooit volledig kunnen controleren of elimineren: As state power attempts to control the internet, internet users and activists respond creatively to state control. People are not “captive audiences” but rather “skilled actors” in China’s complex media environment. . . . Thus political domination shapes the forms of contentions but cannot prevent it from happening. (Yang G., 2009, p. 13) De mens is namelijk van nature uit een tegendraads wezen dat zijn mening wil uiten en zijn gelijk in die mening wil krijgen, of hij nu in een democratie leeft of niet. Het verschil is dat er in democratische landen een systeem bestaat om daarmee om te gaan, en in landen zonder democratie niet. Het is juist om die reden dat activisme meer voorkomt in landen met een dictatoriaal of censurerend beleid. Zo stelt Arce (2010) dat “countries with low levels of party system institutionalization and high levels of legislative fragmentation experience greater levels of protest activity” (Arce, 2010, p. 670), en dit geldt ook voor China. Een bijkomend gevolg van dit fenomeen is dat de activisten in landen met een autoritair 37 censuurregime op meer moeilijkheden stoten dan activisten in democratische landen. Niet alleen bestaan er weinig tot geen institutionele en juridische instellingen die hen kunnen helpen bij het aantekenen van verzet, maar ingaan tegen de partijlijn kan daarnaast ook gevaarlijke risico’s met zich meebrengen. Om die reden blijft de stap naar activisme voor veel burgers te groot en kan het doel van maatschappelijke verandering bijna onmogelijk verwezenlijkt worden. Dankzij de opkomst van het internet is die stap echter al veel kleiner geworden, want activisten kunnen zich nu simpelweg organiseren en uiten door middel van enkele muisklikken.

Cyberactivisme ontcijferd

Activisme van burgerbewegingen is een krachtig en effectief verzetsmiddel om zich kritisch tegen overheidsregimes en hun beleid uit te laten. Het bestaat al een erg lange tijd en wordt door samenlevingen over heel de wereld in verschillende mate gebruikt (SandovalAlmazan & Ramon-Gil-Garcia, 2014). Cyberactivisme kan gezien worden als het technologische verlengstuk daarvan. Het heeft exact dezelfde basisprincipes, maar past die met andere, of beter gezegd nieuwe, middelen toe. Activistische bewegingen ondernemen specifieke stappen om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen, wat voor digitaal activistische bewegingen eveneens geldt. Alleen vinden die stappen bij cyberactivisme voornamelijk in de cyberspace plaats en niet in de tastbare wereld. Een allesomvattende omschrijving van cyberactivisme geven Edwards et al. Zij definiëren cyberactivisme als een “organized public effort, making collective claim(s) of target authority(s), in which civic initiators or supporters use digital media” (Edwards et al., 2013, pp. 23-24). Sinds de opkomst van digitale technologie en meer specifiek het internet en socialemedia-platformen eind 20ste eeuw vormt cyberactivisme een cruciaal gedeelte van activistisch verzet. Zoals hierboven reeds kort vermeld, biedt cyberactivisme immers veel voordelen voor zowel individuele activisten als burgerorganisaties. De gedeeltelijke verplaatsing uit de reële wereld naar de cyberwereld maakt hun bestaan niet alleen gemakkelijker maar ook minder hachelijk. Dit is het gevolg van een reeks eigenschappen die karakteristiek zijn voor communicatie op het world wide web.

Ten eerste zijn de organisatiemogelijkheden van burgerbewegingen efficiënter dan ooit tevoren. Voor de komst van het internet eindigde de interactie van activisten op straat en na vergaderingen (Sandoval-Almazan & Ramon-Gil-Garcia, 2014), terwijl het nu mogelijk is om 24 op 7 met elkaar in contact te staan en informatie uit te wisselen, zelfs over de landsgrenzen heen (Xiong et al., 2019). Niet alleen gaat hierdoor het organiseren op zich gemakkelijker, ook de wijze van organiseren is anders dan vroeger. De traditionele organisatiestructuur van burgerbewegingen verloopt via een top-downleiderschap, terwijl er bij cyberactivisme vaker een horizontale of bottom-upstructuur voorkomt (Xiong et al., 2019). Als gevolg hiervan kan de gewone burger het initiatief nemen, wat volgens Xiong et al. voor meer cohesie in de sociale beweging zorgt en de eensgezindheid in het beslissingsproces bevordert. Deze efficiëntere manier van organiseren en consensus onder de deelnemers heeft een gunstig effect op de slaagkansen van de activistische beweging. Zoals later in deze thesis zal blijken, is de Chinese #MeToo-beweging een perfect voorbeeld van een cyberactivistische beweging met een horizontale organisatiestructuur, en speelde deze structuur ook een belangrijke rol in haar slaagkansen. Ten tweede zorgt het internet volgens Xiong et al. (2019) voor een verhoogde participatie van de bevolking, aangezien de nieuwe technologische middelen en communicatieplatformen de verspreiding van informatie naar het grote publiek veel vergemakkelijken en versnellen. Daarnaast is het voor gewone burgers nu ook gemakkelijker om hun eigen content te creëren, of anders gezegd aan co-creation te doen, hun mening over bepaalde kwesties te uiten en groepen te vormen met mensen die dezelfde interesses, waarden en normen hebben als zij, en zo dus deel te nemen aan het activisme (Xiong et al., 2019). Deze positieve eigenschap van cyberactivisme is erg belangrijk voor sociale bewegingen, want 39 hogere participatie betekent een breder maatschappelijk draagvlak en dus een grotere kans de doelstellingen te behalen. Een derde voordeel van cyberactivisme is het grotere veiligheidsgevoel dat het internet verschaft. De onderwerpen die activisten verdedigen worden namelijk niet altijd even goed onthaald bij het grote publiek en in sommige gevallen is het voeren van verzet simpelweg verboden. Het anonieme karakter van het internet biedt hier een oplossing voor. Volgens Mendes, Ringrose en Keller (2018) voelen activisten zich veiliger op onlineplatformen dan in offline spaces zoals op straat, op het werk, op school of bij familie en vrienden en vinden ze het daarom ook gemakkelijker om online verzet te voeren dan offline. Ook dit element van cyberactivisme verhoogt de participatie van de gewone burger en daarom de slaagkansen van de sociale beweging.

De kracht van de hashtag

Cyberactivisme is reeds een categorie op zich maar kan zelf ook nog in verschillende subcategorieën onderverdeeld worden. Een van die subcategorieën is hashtagactivisme. Xiong et al. definiëren hashtagactivisme als “the act of fighting for a supporting cause with the use of hashtags as the primary channel to raise awareness of an issue and encourage debate via social media” (Xiong et al., 2019, pp. 10-11). Het gebruiken van hashtags voor activisme is een redelijk recent fenomeen, aangezien de geschiedenis van de hashtag op het internet zelf nog maar twaalf jaar oud is (Hitchings-Hales & Calderwood, 2017; Panko, 2017). Het idee om hashtags op sociale media te gebruiken vond zijn oorsprong in de zoektocht naar een efficiëntere manier om de kakafonie aan onlinecontent te doorzoeken (Panko, 2017). En hoewel hashtags niet per se zijn uitgevonden met het oog op activisme, zijn ze er wel een perfect hulpmiddel voor. Xiong et al. opperen dat internetgebruikers door middel van hashtags zelf kunnen selecteren welke onderwerpen ze interessant vinden en zo kunnen deelnemen aan conversaties over belangrijke maatschappelijke en politieke kwesties. Hoe meer mensen 40 vervolgens een bepaalde hashtag over een dergelijke kwestie delen, hoe sneller de informatie verspreid geraakt en hoe meer bewustzijn de kwestie opwekt bij de massa en uiteindelijk ook bij de beleidsmakers die tenslotte de sleutel zijn in het doorvoeren van verandering in de maatschappij. Dit alles creëert een groter draagvlak voor de eisen van activistische groepen en dus een grotere kans voor de realisatie van die eisen, wat betekent dat hashtagactivisme in staat is om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen. Sociale bewegingen zoals de vrouwenbeweging zagen daarom snel het nut van hashtags in en hebben ze sinds de opkomst ervan veelvoudig toegepast. Een van de bekendste voorbeelden van de voorbije jaren is de hashtag #MeToo en de hele beweging die errond ontstaan is. Mendes et al. (2018) noemen deze vorm van activisme hashtag feminism en stellen dat het tot een van de meest populaire vormen van feministisch activisme is geworden. Het hashtagfeminisme van de #MeToo-beweging is een centraal focuspunt in deze thesis en komt dus later uitgebreider aan bod.

China’s kat-en-muisspel: cyberactivisme als uitdager van censuur

Ook in China kwamen activisten snel tot de ontdekking dat het internet talrijke voordelen biedt om verzet te voeren, waardoor cyberactivisme, en daarbij ook hashtagactivisme, tegenwoordig een van de meest geliefde vormen van verzet is in het land. We mogen evenwel niet vergeten dat het internet niet vrij is in China, dus dat activisme in de cyberspace dat ook niet is. Het cyberactivisme in China stoot op bepaalde grenzen die er in westerse landen niet zijn, en dat brengt voor activistische bewegingen een reeks obstakels met zich mee die het hen moeilijker maakt hun doelstellingen te verwezenlijken. Toch legt de internetcensuur Chinese activisten niet volledig lam: ze komen met creatieve en listige oplossingen om de censuur te ontwijken. Op die manier dagen ze het censuurbeleid van de overheid uit, waardoor de Partij zich op haar beurt bedreigd voelt. Yang G. (2009) stelt dat de overheid wel een invloed heeft op de vormen die verzet in China aannemen, maar nooit volledig kan voorkomen dat het plaatsvindt. In tegendeel, niet alleen zal protest altijd aanwezig zijn in 41 de maatschappij, volgens Yang G. hebben protestbewegingen zelfs een impact op de overheid. Hij beschrijft de relatie tussen de overheid en cyberactivisme daarom als een proces van constante onderlinge wisselwerking. Het resultaat ervan is een heus kat-en-muisspel tussen de regering aan de ene kant en de activisten aan de andere kant, waarbij het nog niet duidelijk is wie nu juist de kat is en wie de muis. Om deze dynamiek tussen de staat en zijn burgers in de Chinese cyberspace te omschrijven gebruikt Xiao (2011) drie Chinese karakters: 封 ‘fēng’ (‘verzegelen’ of censureren), 晒 ‘shài’ (‘in de zon plaatsen’ of onthullen) en 火 ‘huǒ’ (‘in brand steken’ of snel verspreiden). Hierbij verwijst 封 ‘fēng’ naar het censuurregime dat in het begin van deze thesis uitvoerig werd uitgediept, 晒 ‘shài’ naar het proces van verspreiding en -uitwisseling van controversiële informatie op het internet, en 火 ‘huǒ’ naar het fenomeen waarbij bepaalde onlinecontent zich zo snel en ver verbreidt dat het een onderwerp van publiekelijk verzet wordt. Kat en muis zitten elkaar hierbij constant achterna maar blijven vastzitten in een vicieuze cirkel, waarbij het ene kamp het andere steeds in het nauw probeert te drijven. Xiao oppert dat de eerste twee processen in de cirkel zich in een constant conflict bevinden, en dat zelfs wanneer informatie op het hoogst mogelijke niveau wordt gecensureerd, internetgebruikers de censuur vaak toch weten te omzeilen via digitale achterpoortjes. Maar hoe doen ze dit nu juist?

De werkwijze van Chinese cyberactivisten

Han (2018) stelt dat hoewel het internet in China in hoge mate gecensureerd is, het toch een relatief vrije ruimte voor expressie is. Chinese internetgebruikers hebben namelijk manieren gevonden om censuur te ontduiken en de cyberspace zo om te vormen tot een krachtig platform voor onlineactivisme (Han, 2018). Dit wekt het ongenoegen van de autoriteiten omdat ze deze vorm van rebellie als gevaarlijk voor het regime beschouwen. Volgens Yang G. (2009) ervaart de Chinese overheid momenteel drie grote uitdagingen met betrekking tot het in stand houden van zijn internetcensuurregime: tegenstrijdigheden in de eigen instituties van censuurbeheer; groeiende behoeften aan meer transparantie, aansprakelijkheid en burgerrechten die voortkomen uit een globaal maatschappelijk bewustzijn; en de “hidden transcripts of the information age”, namelijk “the ways in which citizens creatively use the Internet to bypass, evade, challenge, and resist control” (Yang G., 2009, p. 53). De combinatie van die drie uitdagingen maakt het voor Chinese activisten mogelijk om onlineverzet te voeren ondanks censuur. Niettemin speelt vooral de laatstgenoemde uitdaging een belangrijke rol in de werkwijze van het onlineactivisme. Chinese activisten hebben zich meester gemaakt van enkele creatieve en listige tactieken die hen toelaten de censuur te ontwijken en informatie en bewustwording te verspreiden op het net. Het is natuurlijk niet zo dat Chinezen enkel en alleen verzet voeren via het internet, maar ze beseffen wel dat ze aan de hand van de tactieken die Yang G. digital hidden transcripts noemt meer speelruimte hebben om hun activisme uit te voeren dan in offlineruimtes.

Yang G. (2009) onderscheidt vier verschillende soorten digital hidden transcripts. De eerste soort is technisch van aard en omvat het gebruiken van code om code te breken. Voorbeelden van deze vorm zijn proxyservers, VPN’s (Virtual Private Networks), antiblokkeersoftware en het herschrijven van computerprogramma’s om de filterfuncties van de overheid te ontmantelen. Die laatstgenoemde vorm is de meest ingewikkelde en daarom ook alleen voor de meest gevorderde internetgebruikers weggelegd. VPN’s daarentegen zijn voor de meeste Chinezen wel eenvoudig toegankelijk. Een VPN is namelijk een computerprogramma dat ervoor zorgt dat het surfgedrag van de eigenaar van de VPN onzichtbaar is voor de Chinese overheid, aangezien de VPN met het internet verbindt via een server die buiten het land ligt. De tweede soort heeft volgens Yang G. iets weg van een guerrillaoorlog maar dan in de cyberspace: wanneer controle-instituties een website of andere internetcontent zoals foto’s of berichten op sociale-media-platformen offline halen, houden 43 internetgebruikers de inhoud ervan levend door een nieuwe website op te starten of de verwijderde berichten opnieuw te publiceren. Als die onlinecontent ook offline gehaald wordt, creëren of publiceren ze de inhoud simpelweg nog eens, en dat telkens opnieuw totdat de censors het opgeven. De derde soort is linguïstisch en dient om de censuurmethode van het keyword blocking te omzeilen. Deze linguïstische digital hidden transcript is een bewijs dat taalgebruikers nog altijd slimmer en inventiever zijn dan computerprogramma’s. Chinese internetgebruikers hebben namelijk een volledig repertoire aan symbolische trucs ontwikkeld om filters op hun eigen terrein te verslaan. Voorbeelden van deze tactiek zijn onder andere karakterafscheiding, homofonie, woordafscheiding, gebruiken van pinyin, vertaling en tekst vervangen door emoji’s of foto’s. “Because one single method may not be effective, several methods are often used in combination to cheat the computer system” (Asia Weekly, geciteerd in Yang G., 2009, p. 61). Deze vorm van linguïstische creativiteit is heel gangbaar geworden in cyberactivisme en het Chinese internet staat dan ook vol met dit soort cyberwoordenschat. Xiao (2011) geeft als voorbeeld de meest beruchte mascotte van opstandige internetgebruikers, namelijk de ‘rivierkrab’ ( 河 蟹 ). Het Chinese woord voor rivierkrab wordt namelijk uitgesproken als ‘héxiè’, wat het een homoniem maakt van 和 谐 ‘héxié’ oftewel ‘harmoniseren’, wat op zijn beurt een veelgebruikt eufemisme is voor China’s censuur. Chinese internetgebruikers zagen hier daarom de perfecte gelegenheid in om internetcensors nog meer om de tuin te leiden en spreken nu dus niet meer van een ‘geharmoniseerd’ internet maar wel van een ‘gerivierkrabt’ internet. Ook de uitdrukking 被喝茶 ‘bèi hē chá’ of ‘uitgenodigd worden voor thee’, die in de inleiding van deze thesis al aan bod kwam, maakt deel uit van de cyberwoordenschat van activisten. Het is namelijk een eufemisme voor informele gevangenisneming en ondervraging door de politie (Han, 2018). De vierde soort digital hidden transcripts heeft te maken met organisatorische creativiteit, die zich zowel in het openbaar als in het geheim afspeelt. Voorbeelden van organisatiemethodes in het openbaar zijn 44 onlinepetities, verbale protesten en het hosten van websites die opkomen voor bepaalde rechten. Verborgen organisatiemethodes zijn bijvoorbeeld geheime onlinemeetings in fora met onopvallende namen. Deze twee organisatievormen hebben gemeen dat ze beide veiliger zijn dan offlineorganisatievormen, want door hun informele karakter zijn ze minder kwetsbaar voor onderdrukking dan formele organisaties (Yang G., 2009). Samen maken deze digital hidden transcripts het onmogelijke mogelijk, namelijk het gebruiken van het internet voor activisme in een land waar de overheid het internet censureert.

Status quo: houdt de Chinese staat voet bij stuk?

Het kat-en-muisspel houdt hier echter nog niet op. Ondanks de vele pogingen van activisten om de internetcensuur te omzeilen en de eigen dilemma’s van de Partij omtrent internetcensuur, blijft de overheid toch in de tegenaanval gaan. Zo blijft de toekomst van cyberactivisme in de Chinese maatschappij getekend door een wisselwerking van censuur en verzet, waarbij nog niet duidelijk is wie de overhand zal hebben. Aan de ene kant opperen academici als Xiao (2011) dat de Chinese autoriteiten steeds meer tot het besef beginnen te komen dat het internet een onomkeerbare trend heeft ingezet richting een samenleving die meer transparant is en een bevolking die zich het stilzwijgen niet meer laat opleggen, en dat de Partij die trend ook omarmt. Xiao stelt dat de Chinese staat zich in sommige gevallen toleranter opstelt tegenover activistische uitingen op het net dan vroeger, omdat de overheid inziet dat die uitingen als een barometer voor de bekommernissen van haar burgers kunnen dienen:

[The internet] creates a better informed and more engaged public that is demanding more from its government. The CCP regime is learning to adapt to these new circumstances and becoming more responsive. Already we are starting to see compromise, negotiation, and rule-changing behavior in the regime’s response to this challenge, indicating the possibility of better governance with greater citizen participation. (Xiao, 2011, p. 60)

Aan de andere kant stellen academici als Wright (2018) dat de toekomst van internetvrijheid en cyberactivisme in China er niet zo rooskleurig uitziet en dat de openheid van het internet in de laatste jaren zelfs is afgenomen. Dat Xiao en Wright hierin van mening verschillen is mogelijk te wijten aan de periode waarin zij hun analyse over internetcensuur maakten. Op het moment van Xiao’s publicatie, in 2011, was Xi Jinping nog niet aan de macht, dat gebeurde pas een jaar later, in november 2012, toen hij tot secretaris-generaal van de CCP werd benoemd. Wright publiceerde haar boek in juni 2018, toen Xi Jinping al vijf jaar president van de Volksrepubliek was. In de zeven jaar tussen de twee publicaties is de Chinese maatschappij en daarbij het internetcensuurbeleid natuurlijk niet onveranderd gebleven, en dat blijkt ook uit de verschillende opvattingen van Xiao en Wright. Wright stelt immers dat de transparantie en toegankelijkheid van de Chinese cyberspace in de laatste jaren sterk is afgenomen: “China’s ‘opportunity structure’ with regard to the Internet is more ‘closed’ than it was during other periods between the late 1990s and the present” (Wright, 2018, p. 19). De evolutie naar een minder vrij internet is volgens Wright begonnen in de context van de Olympische Zomerspelen van 2008 in Beijing, maar is pas echt losgebarsten bij Xi Jinpings aanvaarding van de hoogste ambten van de partijstaat. Xi Jinpings standpunt inzake internetcensuur is namelijk veel strenger dan dat van zijn voorgangers. Wright geeft als voorbeeld de aankondiging van de Chinese rechtelijke macht in 2013 dat online-expressie vanaf dat moment aan striktere en uitgebreidere eisen zou moeten voldoen om niet als misdrijf te gelden en dat postings die de openbare orde of de belangen van de staat bedreigen, vervolgd zouden worden wegens smaad. Als een internetbericht waarin ‘foute’ of ‘lasterlijke’ informatie staat meer dan vijfduizend keer bekeken wordt of vijfhonderd keer gedeeld wordt, kan de persoon verantwoordelijk voor de post veroordeeld worden tot drie jaar gevangenisstraf (Wright, 2018). In de nasleep hiervan zijn al honderden sociale-media-gebruikers gearresteerd, gevangengenomen en ondervraagd. Lü Pin, een prominente feministische activiste, beschrijft de situatie sinds Xi aan de macht is treffend: “The space for activism was never large in China, but under Xi it has shrunk sharply” (Lü, 2019, par. 24).

Het lijkt er dus op dat de CCP toch nog altijd de overhand heeft wanneer het over uitingen op het internet gaat. Dit maakt het voor kleinschalige activistische bewegingen extreem moeilijk om aan stootkracht te winnen. Toch is er ondanks de steeds kleiner wordende ruimte waarin ze zich kunnen voortbewegen een veranderende dynamiek gaande, die losstaat van overheidsbeslissingen en voortkomt uit de burgers zelf: Some big stories are breaking online first only to be carried later by traditional media, thereby making bloggers and netizens information agenda setters. Moreover, despite government censorship efforts, the sheer speed and number of messages and Internet posts are making it ever harder, and in some cases impossible, for censors to stay ahead. The time lapse between the information cascade and top-down censorship instructions is critical, as is the gap in control between central and local authorities, which has allowed local events to become national news reported by the centrally controlled media. Once sensitive stories appear in the official media, the Internet amplifies and keeps them alive, preventing the government from ignoring or suppressing inconvenient news. (Xiao, 2011, pp. 55-56) Een voorbeeld van deze veranderende dynamiek is een nieuwe beweging die sinds afgelopen jaar in China is opgekomen en misschien wel uniek is in de geschiedenis van het Chinese internetactivisme: de #MeToo-beweging.

Hoofdstuk 3: #MeToo: feminisme, cyberactivisme en censuur

#MeToo van West naar Oost

Weinig mensen in het Westen zullen meteen een link leggen tussen de #MeToo-beweging en China. De beweging kent zijn oorsprong dan ook niet in Azië maar wel in de Verenigde Staten, toen actrice Alyssa Milano op 15 oktober 2017 de volgende boodschap op Twitter postte: “If you’ve been sexually harassed or assaulted write ‘me too’ as a reply to this tweet” (Milano, 2017), als reactie op de aantijgingen van seksuele intimidatie, aanranding en verkrachting tegen Hollywood-producent Harvey Weinstein. Met deze tweet wou Milano het probleem van ongewenste intimiteiten en aanranding onder de aandacht brengen bij het grotere publiek (Mendes et al., 2018), en dat lukte haar ook voortreffelijk. Op 24 oktober ging de #MeToo-hashtag viraal, trok het fenomeen de aandacht van zowel het grote publiek als de media en werd de hashtag in de eerste 24 uur na de originele tweet meer dan twaalf miljoen keer gebruikt (Mendes et al., 2018). Gelijktijdig met de razendsnelle verspreiding van de hashtag en de opkomst van een heuse campagne, explodeerde de strijd tegen systematische seksuele intimidatie door mannen in machtsposities. De wortels van de #MeToo-beweging gaan echter veel verder terug dan de tweet van Milano in 2017. Tien jaar eerder gebruikte de activiste Tarana Burke de term reeds in haar werk met kwetsbare meisjes en vrouwen die aanranding of seksueel misbruik hadden meegemaakt, en zo kwam de #MeToo-beweging in 2006 eigenlijk al tot stand (Wildman, 2019).

De verspreiding van de beweging naar en in China liet minder lang op zich wachten. De eerste MeToo-getuigenis op Chinese sociale media verscheen op 1 januari 2018 toen Luo Xixi, een doctoranda aan de Beihang Universiteit in Beijing, een open brief postte op Sina Weibo, China’s alternatief voor Twitter (Haynes & Chen A. H., 2018). Luo beweerde hierin dat ze in 2004 door haar toenmalige promotor, Chen Xiaowu, was aangerand. Chen ontkende de beschuldiging, maar de post verspreidde zich razendsnel op het Chinese internet. Op 24 uur tijd was de post al meer dan drie miljoen keer bekeken en andere vrouwelijke internetgebruikers volgden Luo’s voorbeeld (Haynes & Chen A. H., 2018). Het begin van de #MeToo-beweging in China was ontketend, “demonstrating the extraordinary resilience of a feminist movement that has posed a unique challenge to China’s all-male rulers in an era of global connectivity” (Hong-Fincher, 2018, p. 53).

Chinese feministische activisten grepen het globale momentum van #MeToo met beide handen, om zo voorgoed een punt te zetten achter seksuele intimidatie. Want ondanks dat er in de Chinese media weinig over seksueel misbruik wordt gepraat en er ook in het dagelijkse leven een zwaar taboe op het onderwerp rust, is het wel degelijk een probleem dat zich voordoet in het land. De onderzoeken van het Guangzhou Gender and Sexuality Education Center (广州性 别教育中心 of GGSEC), opgericht door een van de leden van de Feminist Five, zijn hier een onmiskenbaar bewijs van. Hoewel de originele onderzoeksrapporten niet meer terug te vinden zijn op het web, omdat de overheid het GGSEC op 6 december 2018 opdoekte (Low, 2018), leeft het werk van de organisatie toch voort. In 2017 deed het GGSEC in samenwerking met het advocatenkantoor Beijing Impact een bevraging van 6592 Chinese universiteitsstudenten waaruit bleek dat 69 procent van hen al eens een vorm van seksueel intimidatie heeft ervaren, waarvan 40 procent in het openbaar op de campus of universiteit plaatsvond (Kuo, 2018; Haynes & Chen A. H., 2018; Richardson, 2018). Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat slechts minder dan 4 procent er daarna aangifte over deed (Zheng S. & Zhou V., 2018). Een ander onderzoek naar seksuele intimidatie in de Chinese media-industrie, uitgevoerd door het GGSEC in maart 2018, toonde aan dat meer dan 80 procent van de vrouwelijke journalisten in China ooit slachtoffer was van ongewenst seksueel gedrag op het werk (Low, 2018). Dit zijn zorgwekkende cijfers, met name omdat er in China weinig tot geen juridische hulpmiddelen zijn voor vrouwen die slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of aanranding. Hong-Fincher (2018) stelt immers dat er zelfs geen gerechtelijke definitie voor seksuele intimidatie bestaat in de Chinese grondwet en er geen duidelijke procedure voor aangifte van seksueel misbruik is, wat het bijna onmogelijk maakt voor slachtoffers om een rechtszaak aan te spannen. Een wet tegen huiselijk geweld bestaat wel, hoewel passinds 2015, maar ook in die wet staat geen enkele vermelding van seksueel geweld of verkrachting binnen het huwelijk (Hong-Fincher, 2018). De Chinese staat heeft de slachtoffers van seksuele intimidatie en aanranding dus duidelijk weinig te bieden op vlak van juridische steun. Volgens Lin en Yang L. (2019) is het voor hen daarom erg moeilijk om zinvolle gerechtigheid te vinden. Daarnaast kunnen vrouwen ook niet rekenen op steun van de mensen in hun omgeving, aangezien de taboes die er rond seks en seksuele intimidaties heersen het erg moeilijk maken om in het openbaar over zulke onderwerpen te praten, laat staan te protesteren. De combinatie van die twee situaties heeft er uiteindelijk toe geleid dat jonge Chinese vrouwen hun toevlucht nu tot het internet nemen, en dat niet alleen om hun ervaringen te delen met anderen, maar ook om actie te ondernemen en protest te voeren (Lin & Yang L., 2019). Nadat het eerste #MeToo-bericht in China het daglicht zag, kwamen steeds meer vrouwen met hun verhaal over seksuele intimidatie naar buiten. Aanvankelijk breidde de beweging zich vooral uit in universitaire kringen. Op één dag tijd deden al meteen beschuldigingen tegen tientallen professoren de ronde (Haynes & Chen A. H., 2018). Hierop volgde de verspreiding van online #MeToo-petities met als eis de invoering van een beleid omtrent seksueel wangedrag, die al snel door meer dan achtduizend studenten en alumni van zeventig universiteiten over heel China werden ondertekend (Cruz-Bacani et al., 2018). “Women’s anger that had accumulated for a long time against sexual harassment finally broke out” (Lü, 2019, par. 37). De #MeToo-beweging vormde de ideale omstandigheden voor vrouwen om actie te ondernemen tegen de onderdrukking en het leed dat ze al die jaren in stilte hadden moeten ondergaan. Nu zorgde de massale media-aandacht in binnen- en buitenland ervoor dat er eindelijk naar hun verhaal werd geluisterd en dat ze er ook in werden gesteund, wat enkele jaren terug ondenkbaar zou zijn geweest. Een perfecte illustratie hiervan is het verhaal van Gao Yan, een studente aan de Universiteit van Peking (北京大学) die in 1998 zelfmoord pleegde nadat ze een bekende professor aan de universiteit, Shen Yang, beschuldigd had van seksueel misbruik (Lau, 2018). Destijds maakte de gebeurtenis weinig ophef, en er werd zelfs amper aandacht aan de zaak besteed, maar daar kwam in 2018 verandering in (Lin & Yang L., 2019). Geïnspireerd door de #MeToo-beweging, diende een groep van acht studenten een aanvraag in voor de vrijgave van informatie over de zaak van Gao Yan (HongFincher, 2018). Bovendien organiseerden de vrienden, familie en medestanders van de studente een herdenking voor haar tijdens het Qingmingfestival (Lin & Yang L., 2019) en probeerden zo twintig jaar na de gebeurtenissen toch nog aandacht te vestigen op haar tragische lotsbestemming. Dat deden ze niet alleen om gerechtigheid te vragen voor Gao Yan, maar ook om het probleem omtrent seksuele intimidatie op universiteiten aan te kaarten. Deze keer kreeg het verhaal wel de wijdverbreide aandacht die de activisten zochten, en veroorzaakte het een stroom aan verontwaardigde kritiek online, waardoor de professor in kwestie in april 2018 gedwongen werd om ontslag te nemen (Lau, 2018).

Het duurde niet lang vooraleer de golven van de beweging over de grenzen van de universiteiten heen deinden, “moving from the academic arena to charitable organizations, the media and journalism, and religious institutions” (Lin & Yang L., 2019, p. 119). Niet alleen professoren, maar ook andere mannen in hooggeplaatste posities kwamen onder vuur te liggen. Eén van die mannen is bijvoorbeeld de beroemde tv-presentator Zhu Jun. Bijna een half jaar na de opkomst van de #MeToo-beweging in China voelde de 25-jarige Zhou Xiaoxuan zich eindelijk genoeg gesterkt om zelf ook haar ervaring met seksuele intimidatie te delen. In juli 2018 schreef ze een essay van meer dan drieduizend Chinese karakters waarin ze vertelt hoe Zhu haar probeerde te kussen en betasten toen ze in 2014 stageliep bij CCTV (China Central Television) (Hernández, 2019). Het essay ging al snel viraal op Weibo en de rest van de Chinese cyberspace, waar het veel opschudding veroorzaakte. “In a matter of days, she had emerged as a hero of China’s fledgling #MeToo movement, a symbol of hope for young women tired of a patriarchal culture” (Hernández, 2019, par. 6). Een ander opvallend voorbeeld in de Chinese #MeToo-beweging is de beschuldiging tegen Shi Xuecheng, abt van het Longquan-klooster in Beijing en voorzitter van de Nationale Boeddhistische Associatie, door twee van zijn vrouwelijke volgelingen (Hernández, 2018). In augustus 2018 kwamen de twee vrouwen met een 95 pagina’s tellend document naar voren, waarin staat beschreven hoe Shi Xuecheng minstens zes nonnen seksueel lastigviel met expliciete en manipulatieve sms-berichten (Zierse, 2018). Ook in dit geval werd het document online op grote schaal gedeeld (Zierse, 2018), aangezien het om een van de bekendste religieuze leiders in het land gaat. Volgens Lin en Yang L. (2019) zijn er ongeveer een jaar na de losbarsting van de beweging 36 #MeToo-zaken van hetzelfde kaliber als hierboven aan het licht gekomen. Daarbovenop komen ook nog de tientallen miljoenen andere #MeToo-berichten die vrouwen over heel China op sociale media deelden (Wildman, 2019). Omwille daarvan verkondigen activisten dat deze nieuwe beweging van cruciaal belang is en misschien zelfs wel een mijlpaal is in de geschiedenis van de strijd voor gendergelijkheid in China, aangezien de publieke interesse in Chinees feminisme dankzij #MeToo een ongekend hoogtepunt heeft bereikt (Lin & Yang L., 2019).

De voorbode van #MeToo: de Feminist Five

Desalniettemin zou het verkeerd zijn te denken dat de vrouwen achter de Chinese #MeToo-beweging de eerste activisten waren die zich tegen seksueel misbruik in China verzetten. De fundamenten die de #MeToo-beweging mogelijk maakten zijn reeds in 2015 terug te vinden toen de overheid twee dagen voor Internationale Vrouwendag vijf vrouwen arresteerde omdat ze het plan hadden ter ere van die dag stickers met een boodschap tegen seksuele intimidatie op het openbaar vervoer uit te delen (Wang Z., 2015). Hun gevangenisneming was een kantelmoment in de geschiedenis van feministisch activisme in China. Een kantelmoment met een bitterzoet randje weliswaar. Aan de ene kant was hun arrestatie een droeve herinnering aan de totalitaire macht van de Chinese staat en de krappe 52 bewegingsvrijheid voor burgers die bepaalde kwesties willen aankaarten en veranderen in de Chinese samenleving. Maar aan de andere kant blies deze gebeurtenis wel nieuw leven in de vrouwenbeweging: Had they not been jailed, their activities likely would not have attracted much attention. In cracking down on these largely anonymous women, however, the Chinese government sparked the creation of a powerful new symbol of dissent against the patriarchal, authoritarian state: the ‘Feminist Five.’ (Hong-Fincher, 2018, p. 2) Het feit dat de overheid het nodig achtte om de Feminist Five te arresteren louter voor het plannen van een geweldloze verzetsactie is veelbetekenend. Wang Zheng (2015) oppert namelijk dat de arrestatie bewijst dat de CCP dit groepje jonge vrouwen als een bedreiging voor de stabiliteit van haar heerschappij zag. Wat op zijn beurt aantoont dat feministisch activisme in China wel degelijk de kracht heeft om de autoriteit van de CCP uit te dagen en die kracht kan gebruiken om druk uit te oefenen op de Partij, wat een grote overwinning is voor de vrouwenbeweging. In haar poging om feministisch activisme in de kiem te smoren, sorteerde de overheid uiteindelijk het omgekeerde effect en maakte ze van feminisme een hot topic in China. Waar in het verleden bijna geen enkele vrouw in China zich in politieke discussies durfde mengen, begonnen Chinese vrouwen zich nu in het openbaar en op sociale media als feministe te identificeren en zich zelfs vrijwillig in te zetten voor de opkomende feministische beweging (Hong-Fincher, 2018). De steun bleef echter niet beperkt tot de landsgrenzen. Het nieuws verspreidde zich razendsnel zowel op de Chinese als op de internationale sociale-mediaplatformen. Feministen van over heel de wereld betuigden hun steun voor de Feminist Five en pleitten voor hun vrijlating, wat de druk op de overheid nog verder opvoerde. Hierdoor was het voor de overheid erg moeilijk om de eisen van de vrouwenbeweging te negeren. Door de combinatie van diplomatieke en sociale-media-druk (Hong-Fincher, 2016), stelde de overheid de vijf vrouwen op 5 april, na 37 dagen gevangenschap, weer op vrije voeten (Wang Z., 2015). 53 Hoewel de vrouwen van de Feminist Five sinds hun vrijlating tot op vandaag officieel gezien nog steeds “criminal subjects” zijn (Hong-Fincher, 2018, p. 157) en het huidige politieke klimaat in China niet erg gunstig is voor feministisch activisme, heeft de beweging toch aanzienlijk aan slagkracht gewonnen.

De vrouwenbeweging en de Partij

De Feminist Five affaire lijkt erop te wijzen dat de verhouding tussen de overheid en de vrouwenbeweging ingewikkelder is dan wij ze in het Westen kennen. Om te begrijpen hoe deze situatie tot stand is gekomen, is het belangrijk de positie van de vrouw en de vrouwenbeweging in China onder de loep te nemen. De Chinese vrouwenbeweging kent immers een rijke geschiedenis en is gekenmerkt door enkele bijzondere eigenschappen die haar fundamenteel anders maakt dan de vrouwenbeweging in het Westen.

Ten eerste bestaat er een nauwe relatie tussen de vrouwenbeweging en de CCP. Het feministische gedachtengoed en de vrouwenbeweging hebben zich, anders dan het westerse feminisme, niet van beneden opwaarts ontwikkeld, maar zijn grotendeels top-down tot stand gekomen, en worden tot op heden nog steeds door de Partij gecontroleerd (Croll, 1978; Hu, 2016). Dit houdt in dat de vrouwenbeweging en de officiële instituties die strijden voor de belangen van vrouwen onlosmakelijk met het partijbeleid verbonden zijn, en dat de macht en stabiliteit van de Partij steeds op de eerste plaats komen (Zhou J., 2003). De overheid ondersteunt de vrouwenbeweging dus wel in haar initiatieven maar enkel en alleen als die ook aan de voorwaarden van de Partij voldoen, wat de belangen van de vrouwenbeweging uiteindelijk vaak heeft ondermijnd (Croll, 1978; Li X., 1994). Bewijs voor de sterke grip van de Chinese staat op het feministisch discours is ook recent nog te vinden. Lü Pin, een van de meest prominente Chinese feministische activisten van het moment, stelt bijvoorbeeld dat de overheid in het staatsdagblad Global Times in 2017 nog verklaarde dat enkel zij de kwestie inzake vrouwenrechten kan aanpakken, en dat ‘officieel feminisme’ het enige feminisme is dat China nodig heeft (Lü, 2017). Dat maakt dat de huidige groep feministische activisten in China een probleem vormt voor de Communistische Partij, aangezien deze beweert dat de CCP en in haar verlengde ook de Chinese maatschappij gebaseerd zijn op egalitaire basisprincipes. Ten tweede is er het ideologische gedachtengoed van de Chinese maatschappij dat nog sterk gebaseerd is op de ethiek van het confucianisme. Dit is problematisch omdat het confucianisme een strenge hiërarchische relatie tussen man en vrouw veronderstelt, waarbij de vrouw inferieur is aan de man. Beruchte uitspraken van Confucius zijn onder andere: “Women indeed are human beings, but they are of a lower state than men and can never attain to full equality with them” (Confucius, geciteerd in Croll, 1978, pp. 12-13) en “to be a woman means to submit” (Confucius, geciteerd in Croll, 1978, p. 15). Natuurlijk is de situatie niet meer zo ernstig als in het oude China, maar de confucianistische ideologie heeft toch zijn sporen achtergelaten op de huidige normen en waarden die de CCP nastreeft voor de bevolking. Zo stelt Hong-Fincher (2018) dat er in de huidige propaganda van CCP enkele seksistische elementen van het confucianisme zijn opgenomen. Meer specifiek gaat het over propagandacampagnes waarmee de Partij de Chinese bevolking wil overtuigen dat een traditionele familie, of in andere woorden een huwelijk tussen een man en een deugdzame, gehoorzame vrouw, de basis vormt van een stabiele overheid (Hong-Fincher, 2018). De vrouwenbeweging in China heeft dus niet enkel de Partij als obstakel in de strijd naar gelijkheid, maar ook het traditionele waardensysteem van de maatschappij.

De combinatie van deze twee factoren creëert een unieke en gevaarlijke cocktail die het leven van vrouwen in China bepaalt. Hong-Fincher (2018) stelt zelfs dat de onderdrukking van vrouwen een fundamenteel onderdeel is van de alleenheerschappij van de Communistische Partij en haar methode om de stabiliteit van haar machtspositie te onderhouden. Volgens HongFincher ziet Xi Jinping, net als andere machthebbers in deze wereld, het “patriarchal authoritarianism as critical for the survival of the Communist Party” (Hong-Fincher, 2018, p. 55 162). Het is dan ook dit patriarchale autoritaire systeem waartegen de nieuwe generatie feministen in China zich verzet, en dat verzet vindt samen met de opkomst van het internet steeds meer online plaats.

Feministisch activisme in de cyberspace

De strijd voor gendergelijkheid speelt zich vandaag de dag steeds meer af in cyberspace dan in de publieke ruimte. Dit is niet alleen in China het geval, het is een wereldwijd fenomeen. De #MeToo-beweging is hier een recent voorbeeld van. Dit betekent echter niet dat feministisch cyberactivisme een recente ontwikkeling is, het heeft namelijk al tientallen jaren een vaste plaats in China’s cyberspace.

Het mediaplatform Feminist Voices speelde daarin een vooraanstaande rol. Feminist Voices, of 女权之声 (‘nǚquán zhī shēng’) in het Chinees, is sinds de popularisatie van sociale media in China een van de meest invloedrijke communicatieplatformen inzake feministisch activisme, met als hoofdzakelijk doel het verspreiden van artikels over huiselijk geweld, discriminatie van vrouwen op het werk, seksueel misbruik en vrouwenrechten in het algemeen (Hong-Fincher, 2018). Het werd in 2009 opgericht door Lü Pin, een toonaangevende feministische activiste en voortrekker van de Chinese vrouwenbeweging (Parkin & Feng J., 2019), hetzelfde jaar dat Sina Weibo zijn intrede deed als sociale-media-platform (HongFincher, 2018). In de eerste jaren na het ontstaan van Feminist Voices was sociale media nog niet zo wijdverbreid in de Chinese maatschappij zoals dat vandaag wel het geval is. De communicatie en informatieverspreiding gebeurde toen voornamelijk via e-mails en smsberichtjes (Parkin & Feng J., 2019), wat als gevolg had dat Feminist Voices aanvankelijk erg weinig interesse bij het grote publiek wist op te wekken (Hong-Fincher, 2018). Het maatschappelijke bewustzijn omtrent vrouwenrechten en gendergelijkheid was in die tijd over het algemeen redelijk laag in China, onder meer door het gebrek aan gemakkelijke communicatieverspreiding. Sociale media heeft daarin veel verandering teweeggebracht, wat 56 ook Lü Pin beaamt: “It’s undeniable that the proliferation of social media greatly boosted [Feminist Voices’] influence” (Lü, geciteerd in Parkin & Feng J., 2019, par. 8). Volgens HongFincher vond het doorbraakmoment van het feministische mediaplatform in augustus 2011 plaats, toen het Chinese Hooggerechtshof de hernieuwde juridische interpretatie van de Huwelijkswet bekendmaakte. Deze nieuwe interpretatie betekende namelijk een grote achteruitstelling voor de positie van de vrouw, aangezien ze voorschrijft dat elk huwelijkseigendom automatisch toebehoort aan de persoon wiens naam op het eigendomsbewijs staat, meestal de man dus. Nadat de wetswijziging werd aangekondigd, ging Feminist Voices in de tegenaanval. Het platform begon een constante stroom aan gedetailleerde kritische analyses in combinatie met foto’s, commentaren en artikels over vrouwenrechten en feministische verzetsacties te publiceren, wat uiteindelijk leidde tot een spectaculaire toename aan volgers. Waar het account van Feminist Voices in 2010 nog maar een honderdtal volgers op Weibo had, waren dat er in 2018 meer dan honderdtachtigduizend geworden (Hong-Fincher, 2018). Het platform van Lü Pin groeide zo uit tot een enorme bron aan kennis en inspiratie voor vrouwen over heel China, wat ook vooral te danken is aan het steeds verder evoluerende internet. Voor de komst van het internet was het op grote schaal verspreiden van informatie over politiek en maatschappelijk gevoelige onderwerpen bij de massa door platformen zoals Feminist Voices namelijk ondenkbaar. Het internet maakte Feminist Voices mogelijk en heeft zo bijgedragen aan een feministisch bewustzijn dat bij oudere generaties, die zonder sociale media opgroeiden, niet zo vanzelfsprekend is. Lin en Yang L. (2019) beamen dit, zij stellen dat de Chinese vrouwen van vandaag zich meer en meer bewust zijn van de feministische kwestie, en dat ze er nu niet alleen met anderen over durven praten, maar dat ze er ook echt voor willen vechten. Lin en Yang L. schrijven de opkomst van een nieuwe generatie feministische activisten, zoals Lü Pin en de Feminist Five, toe aan de explosie van sociale-media-platformen, als Weibo en WeChat. Deze platformen zijn voor de feministische beweging namelijk een 57 uitstekende dialoogtafel voor het verkennen van nieuwe ideeën en het aanknopen van connecties met gelijkgezinden.

Ook andere academici bevestigen dat de groep Chinese feministische activisten vandaag groter en vooruitstrevender is dan ooit tevoren, mede omwille van het internet en cyberactivisme. Wat in deze context echter niet mag vergeten worden is een andere ontwikkeling die het internet in China met zich meebracht: het internetcensuursysteem. Feministisch cyberactivisme heeft immers net als andere vormen van cyberactivisme te kampen met strenge controle door de overheid. De Partij kijkt voortdurend over de schouders van haar internetgebruikers mee, en aangezien feminisme vaak een politiek gevoelig onderwerp blijkt te zijn, wordt de onlinecontent van burgers die zich willen engageren voor feministische kwesties bijna altijd onderschept. Zo was dit voor Feminist Voices bijvoorbeeld het geval. In de nacht van 9 maart 2018, enkele uren na het einde van Internationale Vrouwendag, legde de Chinese regering het feministische platform volledig lam en verwijderde ze alle content die er voordien op te vinden was (Parkin & Feng J., 2019). Zowel de blog op Weibo, als het account op WeChat waren van de ene op de andere dag spoorloos verdwenen. Dit was niet de eerste keer dat het platform slachtoffer werd van censuur, maar de vorige suspensies waren allemaal tijdelijk, terwijl dit een permanente uitschakeling betekende (Feng J., 2018). De staat gaf hiervoor als beweegreden de publicatie van gevoelige en illegale informatie (HongFincher, 2018). De oprichtster Lü Pin zelf geeft in een interview, exact een jaar na de uitschakeling van Feminist Voices, een andere verklaring. Volgens Lü censureerde de overheid Feminist Voices niet omwille van een of ander artikel dat gepost werd, maar wel omdat het platform over de macht beschikte om burgers te mobiliseren en zich strategisch te organiseren in burgerbewegingen (Parkin & Feng J., 2019). Dit sluit perfect aan bij de theory of collective action potential van King et al. (2013) die in hoofdstuk 1 reeds werd aangehaald. Deze theorie stelt namelijk dat de Chinese censuur voornamelijk gericht is op het tegenhouden van de verspreiding van informatie die tot collectieve mobilisatie zou kunnen leiden. Ook andere blogs en accounts, zoals bijvoorbeeld het WeChataccount ATSH, een acroniem voor anti-sexual harassment, zijn omwille van diezelfde reden offline gehaald (Kuhn, 2018). Naast het volledig uitschakelen van accounts en websites, kent de Chinese overheid nog veel andere methodes om het cyberactivisme van feministen te onderdrukken. Twee daarvan kwamen al aan bod in hoofdstuk 2 van deze thesis, namelijk keyword blocking en content filtering, en zijn specifiek voor feministisch cyberactivisme de twee meest gebruikte censuurmethodes. In het verleden zijn ze namelijk al herhaaldelijk toegepast om onlineverzet van feministen in de kiem te smoren. Een goed voorbeeld hiervan is de censuur van het cyberactivisme voor de vrijlating van de Feminist Five in 2015. Zoals reeds eerder vermeld, kreeg de Feminist Five veel bijval op sociale media na hun arrestatie. Sociale-media-platformen stonden vol met berichten over de gebeurtenis en met steunbetuigingen voor de vijf vrouwen, zowel in binnen- en buitenland: “While global outrage spread through the hashtag #FreeTheFive on Twitter, Facebook, and Instagram – all banned in China – domestic activists posted pictures of women wearing masks with the faces of the Feminist Five and moving freely through public spaces” (Hong-Fincher, 2018, p. 33). Naast de razendsnelle verspreiding van postings met #FreeTheFive-hashtags en foto’s, deden ook petities met als eis de vrijlating van de vijf vrouwen de ronde op sociale-media-platformen (Hong-Fincher, 2018). De reactie van de overheid op dit cyberverzet volgde hetzelfde patroon dat de overheid altijd toepast bij dit soort gebeurtenissen op het internet, of onlinecrisissen zoals Han (2018) ze noemt. De overheid zette zo snel mogelijk het leger aan internetcensors in om elk ongepast bericht te censureren, zodat chaos en protest koste wat kost werden beteugeld. Dit is een belangrijk component van de methode die King et al. (2013) content filtering noemen, waarbij automatische zoekmachines en manuele opzichters het net doorkammen om bezwarende inhoud te verwijderen. Daarnaast maakte de overheid ook gebruik van keyword blocking. Als voorbeeld geeft Hong-Fincher het 59 feit dat de term feminist (女权主义者 ‘nǚquán zhǔyì zhě’) na de arrestatie van de Feminist Five opeens op de lijst met politiek gevoelige trefwoorden kwam te staan, net zoals veel andere woorden die te maken hadden met het incident. Ook de namen van de vijf feministes in combinatie met de Chinese term voor vrouwenrechten (女权 ‘nǚquán’) blokkeerde de overheid (Beach, 2015). De maatregelen die de overheid trof om deze crisis op te lossen speelden zich echter niet alleen online af. Offline ging de overheid nog een stap verder met haar censuur. Mensenrechtenadvocaten die hadden geholpen met het opzetten, verspreiden en ondertekenen van de onlinepetities werden hardhandig gearresteerd (Hong-Fincher, 2018). Ook de #MeToo-beweging viel op dezelfde manier ten prooi aan het internetcensuurregime. Toen de eerste #MeToo-berichten als een lopend vuurtje op de Chinese sociale-media-platformen begonnen rond te gaan, duurde het niet lang voor de overheid met een tegenreactie kwam. Internetcensors kregen de opdracht om zo veel mogelijk #MeToopostings van het web te verwijderen, om zo de sociale orde te behouden en chaos te voorkomen.

Ook de onlinepetities, bedoeld om een einde te maken aan het vergoelijken en verbergen van meldingen van seksueel wangedrag, waren hetzelfde lot beschoren: bijna onmiddellijk na het publiceren ervan werden ze verwijderd door internetcensors (Hong-Fincher, 2018). De volgende paragrafen lijsten de verschillende censuurmechanismen op die de Chinese overheid tot nu toe heeft toepast om de #MeToo-beweging in toom te houden. Deze uiteenzetting gebeurt aan de hand van de controlemechanismen geanalyseerd volgens King et al. (2013) en Han (2018), die in hoofdstuk 1 reeds uitvoerig aan bod kwamen.

Censuur van #MeToo

Om de censuur van de #MeToo-beweging te begrijpen, is het belangrijk om een volledig en nauwkeurig beeld te schetsen van alle censuurmaatregelen die het #MeToointernetfenomeen tot nu toe beïnvloed hebben. Om dit te doen baseer ik me op de verschillende soorten internetcontrolemechanismen vooropgesteld door Han (2018), die, zoals eerder 60 vermeld, stelt dat het Chinese censuurregime kan worden opgedeeld naargelang de verschillende functies die het uitoefent, met als eerste de preventieve functie, vervolgens de toezichthoudende functie en als laatste de functie van crisisbeheersing. Han beschouwde ook nog een vierde functie, namelijk die van propaganda, maar zoals in het begin van deze thesis uitgelegd, zijn de internetcontrolemechanismen van deze functie hier niet van belang.

Preventief.

De censuurmechanismen die onder de preventieve functie vallen, zijn bedoeld om cyberactivisme nog voor het kan uitbreken het zwijgen op te leggen (King et al., 2013). Het zijn deze preventieve censuurmechanismen die reeds voor het losbarsten van #MeToo een obstakel vormden voor de beweging, en dus aan de basis liggen van de censuur van feministisch cyberactivisme. De Great Firewall, keyword blocking en zelfcensuur zijn de drie belangrijkste preventieve methodes om feministisch cyberactivisme zoals de #MeToobeweging de kop in te drukken. Ten eerste zorgt de Great Firewall ervoor dat feministische activisten en vrouwen in het algemeen geen toegang hebben tot internationale sociale-media-platformen en informatieve websites voor het delen van ideeën, ervaringen en kennis met andere feministen in de wereld. Er bestaan dan wel Chinese equivalenten voor die platformen en websites, zoals Baidu voor Google, Youku voor YouTube, en Weibo voor Twitter, maar de media in China is niet vrij en feministische onderwerpen zoals seks en seksueel misbruik zijn taboe, dus die equivalenten zijn vaak minder volledig en weinig betrouwbaar. Inmenging door de overheid doet zich overal op het internet voor, dus het is voor feministen onmogelijk om een onafhankelijk front op te bouwen (Hong-Fincher, 2018). De Great Firewall maakt het voor vrouwen in China dus erg moeilijk om deel te nemen aan het globale feministische netwerk waar andere feministische activisten in de wereld wel veel steun, inspiratie en kracht uit kunnen putten om hun doelen te behalen.

Ten tweede heeft keyword blocking tot gevolg dat Chinese feministen niet vrijuit hun mening kunnen delen online omdat onlineberichten met cruciale woordenschat betreffende feministische kwesties worden onderschept. De informatie waarmee feministische cyberactivisten een groter bewustzijn onder het volk willen creëren, geraakt daardoor niet tot bij het grote publiek. Vervolgens blijven op die manier vooroordelen en klassieke ideeën over de positie van de vrouw in zwang, iets wat de vrouwenbeweging juist wil tegenwerken. Keyword blocking ondermijnt daarnaast ook het hele systeem waar platformen zoals Twitter en Weibo op gebaseerd zijn, namelijk de zoekfunctie via hashtags. Op Twitter kunnen internetgebruikers gemakkelijk informatie over bepaalde onderwerpen terugvinden omdat ze gegroepeerd staan onder een bepaalde hashtag. Dit is voor cyberactivisme, en vooral hashtagactivisme, van groot belang aangezien ze zo de aandacht van het grote publiek kunnen trekken, hun boodschap verspreid krijgen, een groter draagvlak creëren en uiteindelijk hopelijk ook maatschappelijke veranderingen kunnen teweegbrengen. Het cyberactivisme aan de hand van de #MeToo-hashtag is hier het perfecte voorbeeld van. In China is dit ten gevolge van keyword blocking echter niet zo simpel. Doordat politiek gevoelige woorden verboden zijn op het Chinese web, kunnen internetgebruikers de postings met informatie over die onderwerpen ook niet terugvinden. Dit was voor de Chinese #MeToo-beweging een groot probleem. Nadat de overheid zag hoe snel de #MeToo-berichten zich op de sociale-media-platformen verspreidden, kregen de internetcensors meteen de opdracht het meest cruciale trefwoord voor de beweging te blokkeren, namelijk de hashtag #MeToo 在中国 (‘zài zhōngguó’), wat ‘#MeToo in China’ betekent in het Nederlands (Ditum, 2018; Jun & Milwertz, 2018). Dit gebeurde volgens Zeng (2018) voor het eerst rond 19 januari, iets meer dan twee weken nadat de eerste #MeToo-post verschenen was.

Ten derde speelt ook nog zelfcensuur een erg grote rol in feministisch cyberactivisme. Aangezien het op het Chinese net bijna onmogelijk is om volledig anoniem te blijven, ten gevolge van de verplichte real-name-registratie bijvoorbeeld (King et al., 2013), durven weinig 62 internetgebruikersrisico’s te nemen in hun acties online. Ze vermijden taboeonderwerpen, zoals seks en seksueel misbruik, en zullen minder geneigd zijn om onlineverzet te voeren omdat ze weten dat ze hiervoor in de problemen kunnen geraken. Ook voor de #MeToo-beweging vormde dit een aanzienlijk obstakel om vrouwen te overtuigen met hun verhaal naar buiten te komen en het draagvlak van de beweging te vergroten.

Toezichthoudend.

De censuurmechanismen die tot de toezichthoudende, functie behoren, hebben voornamelijk betrekking op content filtering. De overheid past deze methode toe wanneer internetgebruikers de preventieve censuurmechanismen weten te omzeilen (King et al., 2013) en ze fungeert dus als een soort van plan B van het censuurregime. Bij het losbreken van de #MeToo-beweging op het Chinese net speelde content filtering een cruciale rol. Want ondanks de strenge preventieve censuur, die de verspreiding van de beweging bij voorbaat al probeerde te dwarsbomen, konden sommige #MeToo-berichten toch door de mazen van het net glippen, dankzij enkele inventieve oplossingen en technologische middelen van de activisten. Preventieve censuurmiddelen zijn immers ontoereikend om bijvoorbeeld foto’s en petities te censureren, aangezien het onmogelijk is om dergelijke internetinhoud op voorhand te blokkeren aan de hand van de Great Firewall of keyword blocking. Waar de preventieve mechanismen faalden om #MeToo tegen te houden, zette de Chinese overheid de toezichthoudende mechanismen in. Dit houdt in dat de regering internetcensors de opdracht gaf om manuele screenings uit te voeren en postings, foto’s en petities die in enige mate met de beweging te maken hadden van alle sociale-media-platformen te verwijderen (Hong-Fincher, 2018).

Crisisbeheersing.

De laatste censuurmethode die de overheid bij het censureren van de #MeToo-beweging toepaste, is wat Han (2018) crisisbeheersing noemt. Han stelt dat de regering beroep doet op deze methode wanneer er zich een ‘onlinecrisis’ voordoet, door Han gedefinieerd als “the discussion of any topics considered taboo, official scandals, mobilization 63 for online or offline collective action, and any viral cyber-event that the state deems to be going out of control” (Han, 2018, p. 44). De #MeToo-beweging beantwoordt volledig aan deze beschrijving. Ten eerste heeft de beweging betrekking op een onderwerp dat erg taboe is in de Chinese samenleving; ten tweede veroorzaakten de beschuldigingen jegens hooggeplaatste mannen, zoals de abt Shi Xuecheng en tv-presentator Zhu Jun, grote deining in het land; ten derde kende de beweging een enorm snelle en dus virale verspreiding op het internet; en ten vierde zette de beweging aan tot collectieve mobilisatie van vrouwen over heel China. Dat laatste verklaart meteen ook waarom de overheid #MeToo wilde neerslaan. Volgens de theory of collective action potential van King et al. (2013) heeft de CCP namelijk een hekel aan onlineactiviteit die kan uitgroeien tot collectieve actie, en doet ze dan ook al het mogelijke om dit te voorkomen. Zoals Low (2018) zegt is populariteit de judaskus van elke sociale beweging in China, en dus ook van de #MeToo-beweging. Want vanaf dat iets populair wordt, merkt de overheid het ook op en kan ze het censureren. Alles wat op een of andere manier met de #MeToo-beweging in verband stond, werd door de Chinese autoriteiten als een bedreiging beschouwd. Informatieve websites van ngo’s die strijden tegen seksuele intimidatie en chatpagina’s waar vrouwen steun bij elkaar konden zoeken, kregen met strenge censuur te maken en werden tijdelijk of permanent offline gehaald (Zeng, 2018). Hong-Fincher (2018) stelt daarom dat ook de verwijdering van het feministische mediaplatform Feminist Voices in maart 2018 voor een deel te wijten is aan de opkomst van #MeToo in dezelfde periode. Nog een voorbeeld is de opdoeking van een andere toonaangevende actor op het vlak van genderkwesties en vrouwenrechten in China, namelijk het Guangzhou Gender and Sexuality Education Center (GGSEC) in december 2018 (Feng, 2018). Gezien de opgevoerde censuur op publieke discussies over feministische kwesties sinds de opkomst van de #MeToo-beweging in China, verbaasde dit overheidsbesluit niet (Feng). Het GGSEC voerde namelijk nog in 2017 een grootschalig onderzoek uit naar seksuele intimidatie en aanranding op Chinese 64 universiteiten, en in 2018 naar ongewenste intimiteiten in de mediasector (Low, 2018). Met de theorie van Han en King et al. in het achterhoofd, is hierin de verklaring te vinden voor de overheidskeuze om het GGSEC te sluiten: in de context van de onlinecrisis die de #MeToobeweging in de ogen van de regering was, vormden platformen als Feminist Voices en organisaties als het GGSEC een te grote bedreiging voor de ‘sociale orde’ in de Chinese maatschappij en de stabiliteit van de machtspositie van de Partij. Omwille daarvan opteerde de overheid ervoor om internetcensuur tegenover feministisch cyberactivisme op te drijven.

Omzeilen van censuur: #Rijstkonijn en andere digitale achterpoortjes

De hardnekkige vooroordelen jegens feminisme in de Chinese maatschappij en het strenge internetcensuurregime van de overheid maken het voeren van feministisch activisme in China een uiterst zware opgave. Ook voor de #MeToo-beweging was dat niet anders. In de strijd tegen seksueel misbruik en geweld werden de feministische activisten van de #MeToobeweging zelfs geconfronteerd met een extra hindernis. Omdat de regering de beweging als een onlinecrisis bestempelde en ten gevolge daarvan de censuur erop intensiveerde, leek het verderzetten van het onlineverzet een onmogelijke opgave te worden. Toch betekende de verhoogde internetcensuur en het constante toezicht door de autoriteiten niet de genadeslag voor de beweging. Ondanks alle obstakels die de #MeToo-activisten te verduren kregen, bleven ze doorzetten om hun boodschap over te brengen. Evident was dit zeker niet, want om de #MeToo-beweging voort te laten leven moesten de activisten een manier vinden om het uitgebreide internetcensuurregime te omzeilen. Hiervoor vertrouwden ze op enkele inventieve tactieken waarvan ze zich dankzij hun langlopende ervaring met het censuurregime en hun kennis van technologische innovaties meester hebben gemaakt (Mistreanu, 2019). Zoals in hoofdstuk 2 van deze thesis al aan bod kwam, noemt Yang Guobin (2009) deze tactieken ook wel digital hidden transcripts, en bestaan er vier verschillende soorten van. Uit het 65 cyberactivisme van de Chinese #MeToo-beweging is af te leiden die elk van die vier soorten werd toegepast om censuur op de beweging uit de weg te gaan.

Technisch.

Ten eerste zijn er de digital hidden transcripts die technisch van aard zijn, waarbij cyberactivisten computercode gebruiken om andere computercode te breken (Yang G., 2009). Van de vele manieren waarop deze technische digital hidden transcripts tot uiting kunnen komen, zijn voor de #MeToo-beweging vooral VPN’s van groot belang gebleken. Dit is toe te schrijven aan het sterke verband tussen onlineactivisme en wat Yang Guobin transnationalization noemt. Transnationalization of transnationalisme kan gezien worden als de internationale verbondenheid van de wereld waarbij stromen van mensen, geld, goederen, culturele producten, symbolen en ideeën zich over de landsgrenzen heen verspreiden (Yang G., 2009), wat ook te zien is bij sociale bewegingen en hun cyberactivisme. Volgens Yang Guobin zorgt het transnationalisme er immers voor dat het cyberactivisme van die bewegingen zich zowel qua draagwijdte als qua actievoering intensiveert. Maar in een land waar censuur heerst, verlopen internationale communicatie en samenwerking niet altijd even eenvoudig. Daarom is een VPN hét middel bij uitstek om toch aan dat transnationalisme deel te kunnen nemen. Dankzij een VPN kunnen feministische activisten de Great Firewall ontwijken, connecties leggen met activisten en vrouwenbewegingen in andere landen, en op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen en gebeurtenissen omtrent feministische kwesties. Deze elementen zijn stuk voor stuk cruciaal geweest voor het ontkiemen van de #MeToo-beweging in China. Ook in de verdere stadia van het onlineverzet van #MeToo speelden VPN’s een belangrijke rol. Toen de overheid bepaalde trefwoorden en postings begon te blokkeren, konden #MeTooactivisten via een VPN-verbinding toch nog hun boodschap verspreiden. Zo maakten ze bijvoorbeeld gebruik van een VPN om internetinhoud die van Weibo of WeChat was verwijderd te verplaatsten naar internationale platformen zoals Twitter (Caple, 2019), waarop de #MeToo-hashtag in tegenstelling tot Weibo geen gecensureerde term is. Hoewel dit de 66 reikwijdte voor informatieverspreiding en actieve deelname van Chinese netizens wezenlijk verkleinde, was het wel een manier om de beweging levend te houden. In zijn scriptie over de perceptie van de #MeToo-beweging in China zegt Caple er het volgende over: Posts written by activists or any material not written by state-controlled media . . . are heavily censored leading activists to turn to Western news sources where they might win the attention or support of foreign governments and also reach Chinese people living abroad or those in China using a VPN. (Caple, 2019, p. 49) Naast VPN’s, gebruikten #MeToo-activisten ook nog een andere technische tactiek om de beweging te beschermen, namelijk encryptietechnologie. Encryptie betekent het coderen en daardoor beveiligen van informatie, en het is een erg waardevol middel gebleken voor cyberactivisten in China. In tegenstelling tot de andere soorten digital hidden transcripts die hieronder nog aan bod komen, dient deze tactiek niet om #MeToo-berichten verborgen te houden voor het oog van de censors, maar wel om de berichten moeilijk verwijderbaar te maken. Bij de #MeToo-beweging werd encryptie bijvoorbeeld toegepast via blockchain, een digitaal register oorspronkelijk bedoeld om transacties met cryptografisch geld zoals bitcoins te registreren en te beveiligen (Van Dale Online, 2015). Door essays en open brieven over seksuele intimidatie op te slaan op een computernetwerk met blockchain werden ze permanent onuitwisbaar en bleven ze beschermd tegen censuur (Repnikova & Zhou W., 2018). Enkele MeToo-activisten creëerden zelfs een eigen blockchainwebsite Snowflakes waarop slachtoffers van seksueel misbruik virtuele sneeuwvlokken op een landkaart kunnen plaatsen om zo op een veilige manier hun verhaal te delen (http://www.mypxh.com). Deze technieken om censuur te omzeilen zijn echter enkel weggelegd voor cyberactivisten die enige kennis hebben van computers en informatica. Evenwel bestaan er ook nog andere soorten digital hidden transcripts die minder technisch van aard zijn en waarmee andere deelnemers van de MeToo-beweging ook aan de slag konden gaan, zoals de volgende tactiek bijvoorbeeld. 67

Guerrillaoorlog online.

De tweede soort digital hidden transcripts is volgens Yang Guobin te vergelijken met een guerrillaoorlog online en is bedoeld om manuele internetcensors uit te putten totdat ze het opgeven en het bericht toch bij het grote publiek terechtkomt. In de #MeToo-beweging deed zich dit bijvoorbeeld voor bij de beschuldiging van Zhou Xiaoxuan jegens tv-presentator Zhu Jun. Toen Zhou haar essay voor het eerst online plaatste en een andere internetgebruiker het deelde op Weibo, was de post na slechts twee uur alweer verdwenen (Haynes & Chen A. H., 2018). Bovendien werd Zhou’s account en de berichten die erop stonden voor twee weken geblokkeerd (Haynes & Chen A. H., 2018). Hiermee was de strijd echter nog niet gestreden, want haar medestanders bleven Zhou’s verhaal delen op het web en vonden zo toch een manier om het bij de grote massa te krijgen (Haynes & Chen A. H., 2018). Een van die manieren was bijvoorbeeld het opslaan en vervolgens verspreiden van screenshots van haar essay, van mediaverslagen en van commentaren (Repnikova & Zhou W., 2018). Soms gingen internetgebruikers zelfs nog een stap verder en postten ze de screenshots zijdelings of ondersteboven om het filtersysteem zo nog meer in de war te brengen (Repnikova & Zhou W., 2018). De berichten en foto’s werden uiteindelijk zo veel gedeeld, dat internetcensors ze niet allemaal konden verwijderen en dat ze niet alleen nationaal maar ook internationaal nieuws werden (Hernández, 2019). Het leger internetcensors slaagde dus niet in zijn missie en de #MeToo-activisten behaalden de uiteindelijke overwinning in deze oorlog. Zelfs toen Zhu Jun in augustus 2018 een rechtszaak tegen Zhou aanspande wegens laster (Hernández, 2019), liet Zhou zich niet ontmoedigen. Dankzij de steun van de #MeToo-beweging, vond Zhou de kracht om terug te slaan en spande ze haar eigen proces tegen hem aan. Hiermee schrijft ze geschiedenis, aangezien ze een van de eerste Chinese staatsburgers is die hun vermeende dader in een rechtbank confronteren (Haynes & Chen A. H., 2018).

Linguïstische creativiteit.

De derde soort digital hidden transcripts is de linguïstische creativiteit van cyberactivisten om keyword blocking te omzeilen (Yang G., 2009). 68 Zoals eerder vermeld bestaat hierin een grote variëteit aan mogelijkheden, waaronder bijvoorbeeld het gebruiken van pinyin of homofonie. Voor cyberactivisten van de #MeToobeweging was deze methode cruciaal voor het verspreiden van hun boodschap, aangezien keyword blocking een van de meest gebruikte mechanismen voor het censureren van #MeTooberichten was. Toen de overheid de hashtag #MeToo 在中国 (#MeTooInChina) blokkeerde op het internet (Jun & Milwertz, 2018) was de beweging nog maar een kleine maand bezig aan haar opgang. De #MeToo-activisten waren echter niet van plan om het hierbij te laten en al snel doken alternatieven voor de hashtag op. Voortaan postten vrouwen hun berichten onder de hashtag #我也是 (‘wǒ yě shì’), wat een letterlijke vertaling is van ‘me too’ in het Mandarijns, en #WoYeShi, wat de fonetische transcriptie van #我也是 is (Zeng, 2018). Ook het Engels werd gebruikt om internetcensors te slim af te zijn, met bijvoorbeeld de hashtag #MeTooInChina in plaats van #MeToo 在中国 (Mistreanu, 2019). Desalniettemin duurde het niet lang voor de overheid deze hashtags ook begon te onderscheppen en de #MeToo-beweging een nieuwe oplossing voor het probleem moest verzinnen. Feministische activiste Xiao Qiqi bedacht daarom de hashtag #米兔, wat in het Chinees de uitspraak ‘mi tu’ heeft (Hong-Fincher, 2018). De letterlijke vertaling hiervan, namelijk ‘rijstkonijn’, heeft op zich niets te maken met de #MeToo-beweging maar is wel een homofoon van ‘me too’. De nieuwe hashtag leek zich daarom uit te wijzen als het perfecte medium om tegelijkertijd te ontsnappen aan censuur en toch nog steeds het publiek betrokken te houden. Feministische activisten vreesden echter een nieuwe vlaag van keyword blocking, dus Xiao kwam met het idee om simpelweg emoji’s in plaats van woorden te gebruiken (Hong-Fincher, 2018). Dit had als gevolg dat de hashtag #米 兔 vanaf dat moment gepaard ging met emoji’s van kommetjes rijst en konijnen (Zeng, 2018).

Onlineorganisatie.

De vierde soort digital hidden transcripts heeft betrekking op de onlineorganisatie van activisme. Yang Guobin (2009) stelt dat deze tactiek zowel in het openbaar als in het geheim tot uiting kan komen, maar zich wel steeds online en niet offline voordoet. De organisatie moet namelijk online gebeuren, omdat activisten die zich offline organiseren via formele instituties te veel gevaar lopen onderdrukt te worden, wat als gevolg heeft dat offlineorganisatievormen ongeschikt zijn voor het ontwijken van censuur (Yang G., 2009). In het geval van de #MeToo-beweging waren de openbare organisatiemethodes vaak kwetsbaarder voor censuur dan de geheime methodes. Dit is toe te schrijven aan het publieke karakter ervan, waardoor de overheid ze snel opmerkte en censureerde. Voorbeelden van openbare digital hidden transcripts van de #MeToo-beweging zijn de onlinepetities die door feministische activisten werden verspreid via QR-codes (Mistreanu, 2019) en de publieke websites van ngo’s. Op de websites NGOMeToo, NGOCN en Orange Umbrella bijvoorbeeld konden slachtoffers van seksueel misbruik terecht voor psychologische en juridische steun en werden onlineseminaries over seksuele intimidatie georganiseerd (Repnikova & Zhou W., 2018). Omdat deze openbare tactieken een kleine overlevingskans hadden in het Chinese censuurklimaat, schakelden #MeToo-activisten al snel over op geheime organisatiemethodes. De meest voorkomende manier waarop ze dit deden was het communiceren en organiseren via communicatieapps met end-to-end encryptie, zoals Signal (Repnikova & Zhou W., 2018). Bovendien speelde ook de horizontale organisatiestructuur van de beweging een grote rol in haar overlevingskansen. De #MeToo-beweging had namelijk geen duidelijk te onderscheiden leider of organisator die de touwtjes in handen had (Lu F., 2019), wat het voor de overheid moeilijker maakte om de beweging neer te slaan. Gewoonlijk gebruikt de overheid steeds dezelfde tactiek bij zulke situaties: ze spoort de aanzetgever verantwoordelijk voor het verzet op en bestraft hem of haar op zo’n manier dat het verzet uiteindelijk uitdooft. Bij de #MeToobeweging was dit echter niet mogelijk, waardoor de beweging meer weerstand kon bieden tegen de censuur die de overheid haar probeerde op te leggen (Haynes & Chen A. H., 2018).

Aan de ene kant bleken deze vier tactieken of digital hidden transcripts achteraf gezien vaak toch nog onvoldoende om de censuur op de #MeToo-beweging te ontwijken, en konden de feministische cyberactivisten zich nog steeds niet helemaal vrij bewegen op het Chinese web. Aan de andere kant behaalde de #MeToo-beweging ondanks de constante censuur toch enkele klinkende overwinningen en veroorzaakt ze tot op vandaag de dag nog steeds deining in de Chinese maatschappij: “Even with increasingly sophisticated, high-tech internet censorship and surveillance, feminist activists have continued to find new ways to keep the movement alive and burgeoning, both on and off the internet” (Hong-Fincher, 2018, p. 43). In het volgende hoofdstuk wordt de tegenstrijdigheid tussen deze twee verschijnselen van naderbij bekeken, om na te gaan welke impact de #MeToo-beweging uiteindelijk heeft kunnen bewerkstelligen ondanks het Chinese censuurklimaat, en wat de toekomst van de beweging is.

De #MeToo-beweging in China: het omen van verandering?

Uit de analyse van de censuur van de Chinese #MeToo-beweging en de methodes gebruikt om die censuur te ontwijken, is af te leiden dat ook hier een kat-en-muisspel plaatsvindt tussen de overheid aan de ene kant en de cyberactivisten aan de andere kant. Aangezien de beweging nog maar anderhalf jaar geleden aan haar opmars in China begonnen is, is het nog te vroeg om te besluiten wie de uiteindelijke overwinning behaalt in dit kat-en-muisspel. Toch blijkt zowel uit de mening van deskundigen en prominente feministen in China, als uit de fysiek merkbare veranderingen in de Chinese maatschappij dat het cyberactivisme van de #MeToobeweging een heuse ommekeer heeft ingezet. Ten eerste heeft China’s geestelijke en culturele klimaat inzake seksuele intimidatie en feminisme in het algemeen een enorme ontwikkeling ondergaan. De #MeToo-beweging heeft namelijk een brede maatschappelijke discussie op gang gebracht die voordien ondenkbaar was geweest in de Chinese maatschappij. Onderwerpen als seksueel wangedrag en aanranding zijn immers erg taboe waardoor mensen zich te zeer schamen om erover te praten (Lin & Yang L., 2019), maar dankzij enkele stemmen op zoek naar gerechtigheid durfden meer en meer Chinese vrouwen met hun verhaal naar buiten te komen. Ten gevolge hiervan groeide het bewustzijn omtrent seksuele intimidatie en werd duidelijk dat seksueel wangedrag en misbruik ook in China wel degelijk een probleem vormen. In de #MeToo-beweging maakte dit de eerste en meest cruciale stap richting verandering uit, aangezien er altijd eerst een breder maatschappelijk bewustzijn moet zijn voordat een probleem wordt aangepakt op hoger niveau. Lin en Yang L. (2019) beschrijven deze ontwikkeling bovendien als een vorm van ‘empowerment’ voor slachtoffers van seksueel misbruik, die in het verleden weinig kans op gerechtigheid hadden. Ze stellen namelijk dat de globale en nationale #MeToo-beweging de Chinese vrouw zowel op individueel als op collectief niveau enorm heeft vooruitgeholpen, bijvoorbeeld in het vinden van steun en innerlijke rust, maar ook in het aanvechten van “systems of power that have been otherwise seldom inclined to change” (Lin & Yang L., 2019, p. 127). De #MeToo-beweging maakte de Chinese vrouw mondig genoeg om voor zichzelf op te komen en zo tegelijkertijd institutionele en maatschappelijke verandering te eisen. De veranderingen die hieronder aan bod komen vloeien dus grotendeels voort uit deze eerste ontwikkeling. De tweede soort ommekeer sinds de opkomst van de #MeToo-beweging heeft betrekking op het strijdperk waar het allemaal begon, namelijk de universiteitswereld. De eerste reactie van universiteiten volgde al snel na het online gaan van wat als het oorspronkelijke #MeToo-bericht op Chinese sociale media wordt beschouwd, namelijk het verhaal van Luo Xixi. Toen haar sociale-media-post viraal ging, schorsten de vertegenwoordigers van de Beihang Universiteit de beschuldigde professor Chen Xiaowu onmiddellijk en stelden ze een onderzoek naar hem in (Mistreanu, 2019). In de daaropvolgende maanden ondergingen andere professoren tegen wie beschuldigingen van seksueel wangedrag waren geuit hetzelfde lot als Chen. Dit was bijvoorbeeld het geval voor professor Shen Yang aan de Shanghai Normal University in april 2018 (Lau, 2018) en professor Zhang Peng aan de Sun Yat-sen University in juli 2018 (Buckley, 2018). Maar omdat feministische activisten argumenteerden dat deze maatregelen geen oplossing op lange termijn betekenden, begonnen ze met het verspreiden van #MeToo-petities op het web. Deze onlinepetities eisten dat universiteiten in China een beleid ter preventie van seksuele intimidatie zouden invoeren, en wierpen dankzij de grote hoeveelheid handtekeningen ook wel degelijk hun vruchten af. Universiteiten die betrokken waren bij de beschuldigingen, zoals de Universiteit van Peking en de Beihang Universiteit, beloofden namelijk een dergelijk beleid op te stellen (Jun & Milwertz, 2018). De #MeToo-berichten en petities veroorzaakten in de universiteitswereld zelfs zo veel opschudding dat het Chinese ministerie van Onderwijs een officiële verklaring aflegde (Mistreanu, 2019). In deze verklaring maakte het ministerie gewag van een nultolerantie tegenover professoren die studenten onteren, en beloofde het niet alleen elke zaak die boven water kwam te onderzoeken, maar ook te zoeken naar manieren om een preventiemechanisme op universiteitscampussen te installeren (Lai, 2018).

De derde grote verandering die de #MeToo-beweging kon bewerkstelligen uitte zich in het juridische systeem. De Volksrepubliek China is namelijk al enige tijd bezig met het opstellen van een ontwerp voor het lands eerste Burgerlijk Wetboek waarin de bestaande burgerlijke rechten tegen het jaar 2020 ondergebracht en georganiseerd zullen worden (Collins, Ornstein, & Martinez, 2019). De richtdatum voor de voltooiing van het nieuwe wetboek is het jaar 2020, wat maakt dat de #MeToo-beweging haar intocht in China precies op het juiste tijdstip maakte om het ontwerp van het wetboek nog te kunnen beïnvloeden. Feministische activisten maakten dan ook van de gelegenheid gebruik om de deficiëntie van het Chinese juridische systeem inzake seksuele intimidatie aan de orde te stellen. Zoals reeds eerder vermeld in deze thesis bestaat er namelijk geen duidelijke gerechtelijke definitie voor wat seksuele intimidatie juist inhoudt en schieten huidige wetten omtrent seksueel misbruik en geweld zowel op het vlak van de wetgeving zelf als op het vlak van de uitvoering ervan enorm tekort (Hong-Fincher, 2018). Bewijs hiervoor is te vinden in het extreem lage aantal rechtszaken die sinds 2010 bij een officiële rechtbank werden ingediend: op acht jaar tijd waren dat er welgeteld 34, waarvan het merendeel niet eens door het slachtoffer zelf werden ingediend maar door de beschuldigde dader (Sheperd, Zhou J., & Wen, 2018). Lü Pin ziet deze tekortkoming op juridisch vlak als een van de belangrijkste katalysatoren van de #MeToo-beweging, ook al hadden veel vrouwen die eraan deelnamen niet per se de intentie het beleid van de overheid uit te dagen. In een interview over de nabeschouwing van de beweging zegt ze hier het volgende over:

The #MeToo movement led these victims to understand what role the Chinese government plays in placing women in a vulnerable and disadvantaged position. Some of them didn’t intend to challenge authorities, but over time they realized that they had to because the central government is the biggest agent and defender of China’s patriarchal society. (Lü, geciteerd in Parkin & Feng J., 2019, par. 10)

Hun beklag betreffende dit onrecht kreeg na meer dan een half jaar uiteindelijk gehoor toen de Chinese overheid in augustus 2018 aankondigde dat ze een bepaling over seksuele intimidatie in het Burgerlijk Wetboek zou toevoegen (Mistreanu, 2019). Die nieuwe wetsbepaling definieert seksuele intimidatie officieel als een misdrijf en voorziet een standaardprocedure voor het aanklagen van personen die misbruik maken van hun machtspositie om een ondergeschikte seksueel te intimideren (Sheperd et al., 2018). Volgens Sheperd et al. houden deze wijzigingen in dat werkgevers in de toekomst verplicht zullen zijn een stelsel van specifieke maatregelen in te richten om seksuele intimidatie op het werk te voorkomen en om op correcte wijze met meldingen van seksueel wangedrag om te gaan. Deze succesverhalen tonen dat de #MeToo-beweging enorm veel vooruitgang heeft geboekt betreffende haar doelstellingen. De vraag is echter of ze wel voldoende zijn. De impact van de beweging op het Chinese maatschappelijke en politieke klimaat is opmerkelijk, maar academici en activisten benadrukken dat er niet te vroeg mag worden gejuicht. In de commotie van het overwinningsgevoel schuilt namelijk het gevaar dat twee beperkingen in de zogezegde zege voor de #MeToo-beweging over het hoofd worden gezien. Ten eerste zijn de vorderingen die in de voorgaande paragrafen aan bod kwamen grotendeels gebaseerd op beloftes en is er van werkelijke uitvoering nog geen sprake. Deze holle beloftes zorgen ervoor dat Chinese feministische activisten net als vroeger sceptisch blijven staan tegenover de regering en haar beleid inzake feminisme (Mistreanu, 2019). Volgens Mistreanu is dit te wijten is aan het feit dat de Chinese overheid, in weerwil van wat de Partij beweert, de feministische kwestie in feite niet genegen is, en eigenlijk enkel en alleen gevoelig is voor de publieke opinie van de massa. Aangezien de #MeToo-beweging enorm veel aandacht bij het grote publiek wist op te wekken en feministische activisten al langer luidkeels oproepen tot actie, was de regering dus wel verplicht om maatregelen te treffen. Ook Lü Pin beaamt dit, zij stelt dat de Chinese overheid nooit uit zichzelf veranderingen zal doorvoeren, maar juist passief de vraag van het volk afwacht (Parkin & Feng J., 2019). Om die reden getuigen de veranderingen die de staat uiteindelijk doorvoert vaak van weinig toewijding. De aangekondigde wetswijziging in augustus 2018 heeft in realiteit bijvoorbeeld nog maar weinig opgeleverd. Feministische activisten en advocaten zagen in deze verandering daarom niet meer dan een symbolische overwinning, want in ultimo zal de Partij altijd prioriteit verlenen aan haar stabiliteit en de economische groei van het land, ook als dat schadelijk is voor de burgerrechten van haar volk (Mistreanu, 2019).

Het tweede gevaar is dat academici de interesse in de #MeToo-beweging sinds de initiële opschudding gaandeweg zien afnemen. Lü stelt dat er wel nog steeds over feminisme en seksuele intimidatie wordt gepraat online, maar dat de #MeToo-beweging duidelijk aan stootkracht verliest: “The #MeToo movement brought the public’s interest in Chinese feminism to an unprecedented peak, but the buzz is gone and the energy has been exhausted” (Lü, geciteerd in Parkin & Feng J., 2019, par. 10). Ook Lin en Yang L. (2019) zien een terugloop in de golf van collectieve mobilisatie, die aanvankelijk wel een groter draagvlak en groeiend bewustzijn wist te genereren. Ze stellen dan ook dat de impact van de beweging op korte termijn zichtbaar positief is, maar dat de langetermijneffecten nog twijfelachtig blijven. Dit is nefast voor zowel de #MeToo-beweging zelf als de feministische kwestie in het algemeen, want om daadwerkelijk positieve veranderingen voor vrouwen in China te bewerkstellingen, moet er sprake zijn van ideologische en juridische verbeteringen op de lange duur. Volgens Lin en Yang L. is het daarom gevaarlijk om dit soort concentrische mobilisatie te romantiseren, aangezien dit de kans vergroot dat feministische doelstellingen op lange termijn uit het oog worden verloren.

De dualiteit van de Chinese #MeToo-beweging, met aan de ene kant het succes dat ze wist te oogsten en aan de andere kant de voorspelling dat haar impact op lange termijn beperkt zal zijn, zet aan tot nadenken over wat deze situatie nu juist in de hand heeft gewerkt. Ongetwijfeld is de situatie te wijten aan een samenspel van verschillende factoren die elk op hun eigen manier een hindernis of juist een impuls voor de beweging waren. Eén ding is echter zeker en dat is de invloed van het Chinese internetcensuurregime. Uit de analyse van de censuurmechanismen toegepast op de #MeToo-beweging is namelijk af te leiden dat de internetcensuur van de overheid de beweging duidelijk parten heeft gespeeld. Het is immers zo dat de feministische boodschap alleen aan een breder publiek kan blijven uitgedragen worden als het internet niet al te streng wordt gecontroleerd (Hong-Fincher, 2018). De vraag is dus niet of internetcensuur nu wel of niet een hindernis vormde voor de #MeToo-beweging, maar wel tot op welke hoogte de invloed van die hindernis zich heeft uitgestrekt. Op grond van de resultaten uit mijn onderzoek naar de #MeToo-beweging, de censuur die de beweging ervaarde en de technieken die de #MeToo-activisten toepasten voor hun verzet luidt mijn conclusie dat de invloed van internetcensuur op feministisch cyberactivisme over het algemeen negatief is. Dit heeft voor het grootste deel te maken met de beperkte bewegingsvrijheid die feministische activisten in China ervaren. Allereerst zorgen de preventieve censuurmaatregelen van de overheid ervoor dat Chinese feministische activisten belemmerd zijn in hun participatie aan het transnationale feministische netwerk, waardoor het uitwisselen van ideeën en acties wordt bemoeilijkt. Ten tweede zorgen de overige censuurmaatregelen ervoor dat de reikwijdte van de boodschap die feministische activisten via het internet willen uitdragen wordt beperkt, waardoor het erg moeilijk is een breed maatschappelijk bewustzijn te genereren. Ten slotte zorgen de zware sancties die het internetcensuurregime met zich meebrengt, zoals gevangenisstraf voor het posten van ‘foute’ of ‘lasterlijke’ informatie, voor zelfcensuur onder Chinese feministen. Dit is hinderlijk voor het cyberactivisme van de beweging, want zo durven minder mensen hun steun te betuigen voor de beweging, laat staan dat ze aan het verzet deelnemen. Dit alles samen heeft als gevolg dat feministisch cyberactivisme in China niet zijn volledige potentieel kan bereiken. Elke schaduwzijde heeft echter ook een lichtzijde. Die van het internetcensuurregime bestaat erin dat censuur feministische activisten weerbaarder en inventiever maakt. Ondanks tegenspoed en onderdrukking geven Chinese feministische activisten zich nooit gewonnen. In tegendeel, ze verzinnen steeds weer nieuwe manieren om zich te verzetten tegen censuur en hun doelstellingen uiteindelijk toch te behalen. Op die manier heeft China’s strenge censuurklimaat ertoe geleidt dat feministische activisten het verzet dat ze online voeren professioneler aanpakken. Dit toont aan dat de invloed van internetcensuur ook gunstige gevolgen heeft, en dat feministische activisten met genoeg doorzettingsvermogen en vakkundigheid toch wezenlijke resultaten kunnen boeken ondanks het strenge censuurregime.

Conclusie

In deze thesis heb ik gezocht naar een antwoord op de vraag: ‘Wat is de invloed van internetcensuur op het cyberactivisme van de feministische beweging in China?’ Om hier een antwoord op te formuleren heb ik een drieledige literatuurstudie uitgevoerd, namelijk naar internetcensuur in China, naar cyberactivisme in China en ten slotte naar feministisch onlineverzet in China, met daarbij een specifieke focus op de Chinese #MeToo-beweging. Uit het eerste deel van dit drieluik is gebleken dat de overheid de laatste tientallen jaren een uitvoerig internetcensuurregime heeft opgebouwd, dat zich tot op heden zij aan zij met de evolutie van het internet en de sociale media voortdurend heeft blijven vernieuwen en uitbreiden. De methodes die de overheid gebruikt om het internet te censureren zijn dan ook talrijk in aard en aantal. De meest opvallende zijn evenwel de Great Firewall, keyword blocking, zelfcensuur en content filtering, met elk hun eigen functie in het internetcensuurregime. Mijn onderzoek naar de beweegredenen van dat regime heeft uitgewezen dat de overheid niet simpelweg elke kritische uiting jegens de Partij censureert, maar wel de uitingen die kunnen leiden tot collectieve mobilisatie. Dit maakt dat de gewone Chinees in feite weinig problemen ondervindt in zijn internetervaring, en dat het vooral sociale activistische bewegingen zijn die gehinderd worden in hun internetgebruik.

Het tweede deel van mijn onderzoek toonde aan dat censuur altijd hand in hand gaat met verzet, en dat verzet daarom een vaste waarde is in de Chinese maatschappij. Tegelijkertijd ervaren verzetsbewegingen juist door toedoen van die internetcensuur erg veel moeilijkheden, aangezien activisten steeds onder het beklemmende toezicht van de Chinese overheid staan. De ruimte voor cyberactivisme is er dus erg klein. Sinds Xi Jinping in 2012 aan de macht kwam is die ruimte nog meer ingeperkt. Dit is zeer schadelijk voor sociale bewegingen want in het huidige technologietijdperk is cyberactivisme onmisbaar om maatschappelijke of politieke veranderingen te bewerkstelligen. Het heeft namelijk een aantal intrinsieke eigenschappen die erg gunstig zijn voor het succes van sociale bewegingen. Verzet voeren via het internet is niet alleen eenvoudiger, efficiënter en veiliger, het vergroot bovendien de participatie van burgers en het zorgt voor een breder maatschappelijk draagvlak van de beweging en haar eisen. Om deze voordelen toch te kunnen benutten, hebben Chinese activisten enkele vindingrijke tactieken bedacht om de internetcensuurmechanismen van de overheid te ontwijken. Dit zijn de digital hidden transcripts, waarvan er vier verschillende soorten bestaan. Respectievelijk de technische, linguïstische, organisatorische en guerrillatactieken. Ondanks de creativiteit van deze tactieken, wijs ik erop dat deze pogingen tot omzeiling vaak niet volstaan om aan het internetcensuurregime te ontsnappen. Ten gevolge hiervan kan cyberactivisme in China doorgaans niet ten volle zijn gewenste doelstellingen behalen. Maar hoewel de Chinese overheid nog steeds de overhand heeft, is er toch een veranderende dynamiek aan de gang. Sommige vormen van cyberactivisme weten namelijk toch enig succes te oogsten, ondanks het verstikkende censuurklimaat. Dit was het geval voor de Chinese #MeToo-beweging, die het focuspunt van het derde en laatste onderzoekgedeelte van mijn thesis vormde. In het derde luik van deze studie werd de lijn van censuur en cyberactivisme doorgetrokken naar de feministische beweging. Mijn onderzoek naar de geschiedenis van feministisch verzet, zowel offline als online, heeft aangetoond dat ook deze activisten hinder ervaren van de internetcensuur die de overheid hen oplegt. De meest recente weerspiegeling hiervan is te vinden in de #MeToo-beweging, die in januari 2018 voor het eerst het daglicht zag in China. Uit een gedetailleerde studie naar het ontstaan en de verspreiding van #MeToo is immers gebleken dat de overheid de beweging niet genegen was en haar door middel van censuur probeerde neer te slaan. Dit misnoegen jegens de #MeToo-beweging, en vervolgens de onderdrukking ervan, was te wijten aan haar vermogen om collectieve mobilisatie te veroorzaken. Toch werden de #MeToo-activisten niet moedeloos en bleven ze doorzetten om hun boodschap bij de grote massa gehoor te laten vinden.

Een kritische nabeschouwing van de #MeToo-beweging en de voorlopige resultaten die ze boekte, heeft uitgewezen dat het feminisme wel terrein gewonnen heeft in het Chinese culturele en politieke landschap, maar dat het nog te pril is om zeker te zijn van de langetermijneffecten ervan. Het is daarom niet gemakkelijk te evalueren welke invloed de overheidscensuur hier nu juist op heeft uitgeoefend. Toch is uit mijn onderzoek naar de vele manieren waarop de overheid #MeToo in de kiem probeerde te smoren af te leiden dat de #MeToo-beweging door toedoen van die censuur veel schade heeft ondervonden. De censuurmaatregelen van de overheid zorgden voor een bemoeilijkte communicatie van de Chinese #MeToo-activisten met andere feministische bewegingen en een beperking in het creëren van een breder maatschappelijk bewustzijn bij het volk. Dit wijst erop dat de #MeToobeweging niet haar volledige potentieel heeft kunnen bereiken. Bovendien is het omwille van de zware sancties die verbonden zijn aan ‘lasterlijke’ online-expressie ook nog eens levensgevaarlijk voor feministen om zich online uit te drukken, laat staan online verzet te voeren. Het lijdt dus geen twijfel dat China’s internetcensuur een niet onaanzienlijke negatieve invloed op de #MeToo-beweging heeft gehad.

Desalniettemin sorteerde de internetcensuur op de Chinese #MeToo-beweging ook enkele positieve effecten. Hoewel het censuurregime niet bevorderend was voor de eindresultaten van de beweging, heeft het wel bijgedragen tot een zekere ‘professionalisering’ van feministische activisten. Het censuurregime heeft hen namelijk op veel manieren veerkrachtiger en strijdlustiger gemaakt, maar ook in hun manier van organiseren en actievoeren hebben ze door toedoen van de internetcensuur inventiever leren werken. Dit is gebleken uit mijn onderzoek naar de digital hidden transcripts die cyberactivisten tijdens de #MeToo-bewegingen hebben toegepast om censuur te ontwijken. Deze tactieken gaven blijk van uitermate veel creativiteit en doorzettingsvermogen, en toonden vooral dat Chinese feministische activisten zich weerbaar hebben leren opstellen bij elke tegenaanval die op hun weg kwam. Dit toont aan dat de overheid er nooit volledig in zal slagen om feministisch cyberactivisme neer te slaan.

De uiteindelijke conclusie is dus paradoxaler dan aanvankelijk gedacht. Het voordeel van de Chinese situatie is dat een Chinese activist weet dat hij of zij goed bezig is als zijn of haar actie gecensureerd wordt. Het ergste wat een activist namelijk kan overkomen, en dit geldt ook buiten China, is dat hij of zij niét opgemerkt wordt. De keerzijde van de medaille is natuurlijk dat wanneer in China een succesvolle actie bekendheid bij het volk ressorteert, ze ook door de overheid wordt opgemerkt en vervolgens gecensureerd. Dit maakt de Chinese situatie uniek in de wereld, want nergens is de censuur zo volkomen, en nergens noopt het de activist tot een grotere inventiviteit.

Literatuurlijst

See also




This page Van 'MeToo' naar 'Rijstkonijn': Internetcensuur en feministisch cyberactivisme in China, is © Jan-Willem Geerinck and may only be cited as per the fair use doctrine.
Personal tools