De dood en de duivel
From The Art and Popular Culture Encyclopedia
Revision as of 08:16, 17 June 2024
Related e |
Featured: |
"De dood en de duivel" is a poem by ?
Full text
DE DOOD EN DE DUIVEL, OF EENE LEVERANTIE VAN 10 MILLIOEN NEDERLANDSCHE ZIELEN , met 15 procent agio. DOOR SCHWNIPNLI. birt داو . Prijs : Tien Cents. bij J. HUISMAN Jr. , Hazestraat, No. 205 , te Amsterdam. 1857. J 18 Br.5016-14 DE DOOD EN DE DUIVEL, OF eene Leverantie van 10 millioen Nederlandsche Zielen , met 15 procent agio , DOOR SCHWNIPNLI. De Duivel en zijn neef de Dood , (Twee trouwe vrinden als kameelen) Die zaten eens bij bier en brood , (Ik meen , het was op Regt-boomsloot) Te zaam een spullegie te spelen. Waarom zij speelden ? ... wel , dat ' s klaar : Zij speelden om de vrome zielen , Die , sedert het verloopen jaar , In hun begeer'ge handen vielen. Daaronder was een groot getal Van fijne zusjes , scherp als gal , En vette broed'ren in den Heere : De kampioens vol wrok en nijd , En steunpilaren in der tijd Der onvervalschte Dordtsche leere ; -- Álsmeê van Heeren uit den Haag, Die voor het Volk (doch ' t Volk ten plaag) 's Lands kromme en scheeve staat van zaken, Weer regt en eerlijk moesten maken ; Doch om een' Vorstelijken blik , Of om een lint of eere-strik Zich gladder toonden nog dan kwik. De Dood , die wel heel boos geschapen , Maar toch geen leepe vogel is , ( Tot voorbeeld hiervan strekt gewis , Hoe vaak de heeren Esculapen , Zijn' zekerste offers hem ontkapen ! ) 5 De Dood dan, hoe hij speelde en zon , Kon moeijelijk zijn' spijt verheelen , Dat Lucifer, -door valsch te spelen , Haast alle spellen van hem won. "Wat weêrgaas !" riep het bleek scharminkel : "Dat wordt me hier een mooije winkel ! Zóó raak ik glad uit heel mijn doen ! ... 'k Verlies waarachtig tien millioen !" Die gij , als speler van fatsoen , Sprak Satan ,,,aanstonds , zonder dralen , In Nederland'ren zult betalen ! Gij weet toch immers ons accoord :. Wij speelden om dát menschensoort." ,,Maar" riep de Dood en wreef zich d'ooren: „ Dat is me onmoog'lijk , tenzij dat ,,Elk Nederlander thans verloren, ,,Vier zielen te verliezen had !"... "" • ,,Ja, dat is mal , mijn waarde Dood !" Hernam zijn' hoogheid Paardepoot ; ,,Maar kom ! ik heb mij t' allen tijd Vol ijver er aan toegewijd , Om al die zijn in nood en zorgen, Zoo billijk mogelijk te borgen. Ik voerde zelfs , uit menschenmin , Eenmaal de Pandjeshuizen in ! Ik wil 't u dus gemakk'lijk maken : De tien millioenen door u kwijt ,. Betaalt ge mij van tijd tot tijd ; Terwijl ge, zoo lang onze zaken Nog niet zijn op een effen voet , Mij slechts vijftien procent voldoet. Ge ziet , ik hou niet van het villen , En scheer mijn' schuldenaars maar wat"... G De Dood stond als van spijt te rillen , En klepperde als een popelblad.... "Is dat een intrest !" dacht de Slooper : "Een Smous waar' met de helft te vreê ! Men krijgt dien waarlijk haast goedkooper , Bij meen'gen groenen Dominé ! ..." Doch , welk een' deun de Dood mogt zingen , En , ' t zij hij hoog of laag mogt springen, De Duivel hield zijn eisch zoo vast , Als Amsterdam zijn rente-last. "Allons donc!" dacht de Zeisseman : "Beramen wij maar, zonder dralen , 't Voor ons meest lucrative plan , Om iets te kunnen afbetalen. Pest , dure tijd en hongersnood , Voorafgegaan door oorlogsrampen , Ziedaar vier vrienden van den dood , Waartegen ' t moeij'lijk valt te kampen. En ' t geen de Dood besloot , gebeurde : Een oorlogsvuur , door niets gestuit, Brak plots'ling en geweldig uit ; Al wat een hart had rouwde en treurde; De menschen vielen in den strijd , Als kevers in den regentijd. Den oorlog volgden dure tijden ; Op deze hongersnood en pest , : Zoodat het scheen , ten lange lest , Of heel het menschdom uit zou snijden. De Dood ving offers bij de vleet , En Lucifer zwoer met cen eed , Dat onder alle vier de winden , Geen trouwer makker was te vinden. Aan alles komt eenmaal een end , En, toen de menschen al d'ellend' Des oorlogs hadden ondervonden , En hoe een aantal bedestonden Geen sikkepitje helpen mogt , Zoolang men zélf geen vrede zocht , Besloten zij , als brave zonen, Om , even als in vroeger tijd , Eendrachtiglijk weer zaam te wonen. Nu raakte , tot zijn' bitt're spijt , De Dood zijn menschen- oogsten kwijt ; Zij stierven niet meer als garnalen , Bij honderd' , duizenden te zaâm ; Hij beefde voor zijn goeden naam, Want, kon hij Satan niet betalen , Zoo ruim gelijk hij vroeger deed , Dan wist hij , lag ' t exploit gereed , Dat (schand' voor zijne grijze haren ! ) Hem insolvent zou doen verklaren. · Hij peinsde zich thans driekwart mal , En zweette louter bloed en gal , Door naar een' nieuwe list te zoeken , Waarmee hij ' t menschdom zou verkloeken ; Daar viel hem vader Noach in ... ,,Gevonden!" riep hij : ,,ha ! gevonden! ,,Zóó wordt eens heel het volk verslonden , ,, En krijgt de Duivel zijn gewin !" De lezer zal wel vragen , wat De Dood op eens gevonden had , Dat hem van vreugd haast deed vervellen ? Wij zullen het hem gaauw vertellen , 6 Hij vond den Jojum Sjarum uit , Die ook wel als jenever luidt , Een naam die ras , naar ' t is gebleken , De zuig'ling zelfs zou leeren spreken . Thans was het Kermis in de hel! De Dood voldeed aan zijn' verpligting Zoo opperbest en wonderwel , Dat Satan werd vervuld met stichting , En , diep ontroerd door ' s Doods talent , Deez' speech hield tot zijn Duiv❜lenbent : ""‚ Thans , vrienden ! is iets uitgevonden , Waarbij heel 't legio van zonden, Die ik eenmaal in ' t aanzijn riep , Of in der menschen harten schiep , Als rotte kool slechts zijn te noemen.... Mijn neef de Dood mag er op roemen Dat hij door zijn jenever-drank, r Een' brug gebouwd heeft van de plank Die d'aarde met de hel vereenigt ! --- Daardoor zien wij een' groote menigt' Van menschen , anders goed en braaf, Doch aan den sterken drank ten slaaf, In plaats van in het Hemelsch Eden , In ons Rijk der Verschrikking treden ! -- Heft aan lang leev' de Dood ! lang zij De Jojum Sjarum , zoo als heden , De pærel zijner heerschappij !" Ruim honderd jaren waren heen , En ' t was al vrij wat tijd geleên , Dat Satan de gewonnen zielen , Met d'intrest waren uitbetaald ; Doch 't Volk, eenmalen afgedwaald , Bleef steeds voor den jenever knielen ; 't Dronk zich zóólang er zalig aan , 7 Tot het onzalig dood kon gaan. Daar stonden eensklaps een'ge mannen Met hoofden en met harten op, Wien dat vervloekte duivels- sop Reeds al te lang stak in den krop ; Zij poogden moedig te verbannen Den drank die , Hollands eer ten schand , Een Volksramp werd voor ' t Vaderland ! Toen had dit land een peperduur, Doch vroom en vaderlijk Bestuur ; Ja , zóó vroom zelfs in nier en adʼren , Als zag men Dordts begraven vad'ren , In hen te ' s Hage weêr vergad'ren. Van dit Bestuur , als rag zoo fijn , Verwachtte men, zou ' t moog'lijk zijn , Dat het met open hart en ooren , De beê dier mannen aan zou hooren , De beê, om wering van een vocht, Waarom de Hel steeds juichen mogt ! Maar zie , dat vrome landsbestuur , (Zoo duur gekocht , ja ! peperduur ! ) Nam met een' vaderlijke ontferming , Den Jojum Sjarum in bescherming..... 't Dacht wis : men weet toch niets er van, Wat iemand overkomen kan , En 't kan geen kwaad om, in vertrouwen , Een elk, zelfs Joost, ten vrind te houën !" · Zóó , ondersteund door ' t Hoog Gezag, Zwiert , hoog in top , tot op deez' dag, De Hollandsche Jenever- vlag ! 8 De Duivel spitst niet meer zijn zinnen , Om van den Dood een spel te winnen , Want, zonder dat hij er om speelt , Ziet hij zich offers toebedeeld , In grooter aantal dan voordezen , Door pest of moord kon moog'lijk wezen .... Zijn Rijk neemt toe in bloei en magt , En ' t zou ons niets verwonderd laten , Zoo hij daarvoor aan Neêrlands staten , Eenmaal zijn' dank en hulde bragt! Gedrukt onder bescherming der Wet.