In en om de hallen van Parijs  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

Jump to: navigation, search

"Alle kazen verspreidden nu haar geuren te gelijk. Het was een disharmonie van verpestende geuren" --Le Ventre de Paris (1873) by Émile Zola, translation by Ernest Alfred Vizetelly


In de onreine omgeving van de Hallen opgevoed, kende hij den catechismus van de visch vrouwen van buiten, zette de handen in de zijde, vertoonde grootmoeder Méhudin, in woede. , Vuilik, slet, snotneus, wat geven ze voor je huid ? " allerlei vuile taal sprak hij, met een helder stem." --Le Ventre de Paris (1873) by Émile Zola, translation by Ernest Alfred Vizetelly

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

In en om de hallen van Parijs () is a Dutch translation from Le Ventre de Paris by Zola.


Full text

IN EN OM DE HALLEN VAN PARIJS. NAAR HET FRANSCH VAN EMILE ZOLA. AMSTERDAM . WILMS & Co.

HOOFDSTUK I. waren Te midden der diepe stilte en verlatenheid van den weg, die naar Parijs voerde, begaven de groenteboeren zich marktwaarts, terwijl het gelijkmatig ratelen van de wielen hunner karren , tegen de gevels der huizen, achter de nauw te onderscheiden rijen olmen door de echo weerkaatst werd . Op de brug van Neuilly een kar vol kool en een kar vol erwten, zich komen voegen bij de acht wagens met knollen en wortelen beladen , die van Nanterre kwamen ; de paarden liepen onbestuurd, de koppen omlaag op hun regelmatig, lui , sukkeldrafje, vertraagd nog door het stijgen van den weg. Boven op de vrachten groenten, op den buik uitgestrekt en bedekt door hun zwart en grijs gestreepte grofwollen mantels, sliepen de voerlieden, met de teugels in de hand. Uit de duisternis komende, ver lichtte een gaspit de spijkers van een schoen, de blauwe mouw van een kiel, de klep van een pet, even te voorschijn komend tusschen de enorme roode bundels wortelen, de witte bundels knollen, den overvloed van groen van de erwten en kolen. Den geheelen weg langs, op de naburige wegen, voor en achter, verkondigde het verwijderd brommend geluid van karren gelijksoortige stoeten, een geheelen optocht, die in de duis ternis en diepe rust van het vroege morgenuur aankwam, de in donker gehulde stad wiegende met het gerol door die voorbijtrekkende voedingsmiddelen teweeggebracht. Balthasar, het paard van juffrouw François, een te vet dier, liep aan het hoofd van den stoet. Het ging, half slapend, zachtjes met de ooren wiegend voorwaarts, toen het op de hoogte van de rue de Longchamp gekomen plotseling verschrikt wakker ZOLA, HALLEN. 1 2 > 6 wordende, recht op zijn vier pooten bleef staan. De andere dieren stieten met de koppen tegen de achterste gedeelten van de wagens en de stoet stond schokkend en stootend stil, te midden der verwenschingen van de ontwaakte voerlieden. Juffrouw François, achterover leunend tegen een plank, die voor haar groenten gesteld was ; keek, maar zag niets in het flauwe schijnsel van de kleine vierkante lantaarn aan de linkerzijde van haren wagen, die nauwelijks een der glimmende zijden van Balthasar verlichtte . , Komaan, moedertje, vooruit ! " riep een van de mannen , die op zijn knollen was gaan knielen . Het zal de een of andere dronkelap zijn .“ Zij had zich voorover gebukt en had aan de rechterzijde, bijna onder de pooten van het paard, eene zwarte massa gezien , die den weg versperde. Men overrijdt de menschen niet, " zeide zij van den wagen springende. Er lag een man , de armen wijd uitgestrekt zoolang als hij was voorover in het stof. Hij scheen buitengewoon lang en zoo mager als brandhout; het mocht een wonder heeten dat Balt hasar hem niet met een hoefslag in tweeën gehakt had. Juffrouw François dacht, dat hij dood was ; zij knielde naast hem neder, greep een van zijn handen, en bemerkte dat zij warm was. f > , Hé ! man ! " zeide zij zacht. Maar de voerlieden werden ongeduldig. De man, die op zijn groenten geknield lag, hernam met zijn schorre stem : „Leg er de zweep toch op , moeder ! . Dat zwijn heeft te veel gedronken ! Trap hem in de goot ! " De man had intusschen de oogen geopend. Hij keek juffrouw François wezenloos aan en bewoog zich niet. Zij dacht inder daad dat hij dronken was. „ Gij moet daar niet blijven liggen , gij zult overreden wor den , " zeide zij ... ,Waarheen wildet gij gaan ? " „ Ik weet het niet ... antwoordde hij, bijna fluisterend. Toen met inspanning en met een onrustigen blik : , Ik ging naar Parijs, ik ben gevallen, ik weet niet Zij zag hem nu beter, hij zag er beklagenswaardig uit, met zijn zwarte broek, zijn zwarte jas, waar de flarden bij neerhin 6 . 6 . . 3 » 7 gen en waardoor zijn beenderen duidelijk zichtbaar waren. Zijn pet van grof zwart laken , vreesachtig tot op de wenkbrauwen neergeslagen, liet twee groote wonderzachte bruine oogen , zichtbaar, in een stroef, pijnlijk gezicht. Juffrouw François vond hem werkelijk te mager voor een dronkaard. „ En waar gaat gij heen, in Parijs ? vroeg zij weer. Hij antwoordde niet terstond ; dat ondervragen hinderde hem. Hij scheen bij zich zelven te overleggen en zeide toen weifelend : „ Daar, naar de buurt van de Hallen . “ Hij was met oneindige moeite overeind gekomen en scheen zijn weg te willen vervolgen. De groenteboerin zag hoe hij wankelend een steun zocht tegen den boom van de wagen , Zijt gij moe ? " „ Ja heel moe, “ mompelde hij. Toen nam zij een driftigen toon aan en als ontevreden , duwde zij hem voorwaarts, zeggende : „ Kom, ga gauw op mijn wagen ! Gij houdt ons op,kom ! ... ik ga naar de Hallen , gij kunt meerijden . Toen hij weigerde, tilde zij hem bijna op, met haar stevige en wierp hem op de wortelen en knollen, nu boos uitroepende : Wilt gij ons nu eindelijk met rust laten ! Gij verveeltmij ... Ik zeg u immers, dat ik naar de Hallen ga ! Ga slapen, ik zal u wekken . " Zij klom weer op haar wagen, ging in schuine richting tegen de plank leunen, greep de teugels van Balthasar, die weer inslapend en met de ooren wiegend, voortsukkelde . De andere wagens volgden , de stoet ging weer langzaam haar weg in het duister, het schokkend geluid der wielen weerklonk weer tegen de doodsche gevels. De voerlieden hervatten hun slaapje onder de wollen mantels. Hij, die de groenteboerin toegeroepen had, strekte zich uit , brommende : „ Het zou een mooie grap zijn, als men alle dronkaards moest opnemen. U laat u niet van uw stuk brengen, moeder ! " De wagens rolden voort, de paarden wisten den weg en gingen met hangende koppen verder. De man, die door juffrouw François was opgenomen , lag voorover, met zijn lange beenen verloren in de hoop knollen , die het achterste gedeelte van den wagen vulde. Zijn gezicht lag midden in de wortels verzonken , armen » 4 « de bossen drongen en stapelden zich rondom hem ; met de ar men uitgestrekt, krachteloos, den enormen last groenten omvat houdende, uit vrees, dat hij door een schok ter aarde zou ge worpen worden, keek hij voor zich uit , naar de twee einde looze rijen gaspitten , die elkander geheel in de hoogte schenen te naderen en zich daar te vermengen in een gekrioel van andere lichten. Aan den gezichteinder steeg een witte damp omhoog, waardoor het slapende Parijs met al die vlammen als in lichtende wolken gehuld scheen . „ Ik kom van Nanterre en heet juffrouw François, “ zeide de groenteboerin , na een oogenblik zwijgen. „ Sedert ik mijn armen man verloren heb, ga ik iederen morgen naar de Hallen . Het is hard, dat is zeker ! ... En u ? " „ Ik heet Florent, ik kom van verre ... antwoordde de onbekende, verlegen . „ Vergeef mij ; ik ben zoo vermoeid, dat het spreken mij moeielijk valt. " Hij wilde niet praten. Toen zweeg zij, terwijl zij de teugels losser liet hangen op den rug van Balthasar, die zijn weg vervolgde als een dier, dat iederen steen kende. Florent, met de oogen op den onmetelijken lichtgloed van Parijs gericht, dacht aan hetgeen hij wenschte te verbergen. Uit Cayenne ontsnapt, waarin de Decemberdagen hem ge bracht hadden, sedert twee jaren in Hollandsch Guyna om zwervende, strijdend tusschen een woeste begeerte om terug te keeren en vrees voor de keizerlijke politie, had hij eindelijk de zoo betreurde, zoo begeerde stad voor zich. Hij zou er zich verber gen, hij zou er het vreedzame leven van voorheen leiden. De politie zou er niets van weten . Overigens zou hij daar ginds dood heeten. Hij herinnerde zich zijn aankomst te Havre, toen hij niet meer dan vijftien francs in een puntje van zijn zakdoek geknoopt vond.. Tot Rouaan kon hij de diligence nemen , van daar af, daar hem nauwelijks dertig sous over bleven , vertrok hij te voet. Maar te Vernon kocht hij voor zijn twee laatste sous brood . Sedert wist hij niet meer. Hij meende verscheidene uren in een greppel te hebben geslapen . Hij had aan een veld wachter de papieren moeten toonen, waarvan hij zich voorzien had. Dat alles woelde hem door het hoofd. Hij was van Vernon gegaan zonder eten , met woesten , wanhopenden honger, die hem dreef de bladeren te kauwen der hagen, die hij 5 voorbij ging ; hij bleef loopen , door krampen en onmacht be vangen, den buik saamgetrokken, het gezicht beneveld, de voeten als gebonden, zonder dat hij het zich bewust was, verloren in dat beeld van Parijs, ver, zeer ver, achter den horizon, dat hem wachtte, dat hem riep. Toen hij te Courbevoie aankwam , was het zeer donker. Parijs, als een stuk hemel vol sterren op een hoekje zwarte aarde neergevallen , kwam hem gestreng voor, als boos over zijn terugkomst. Toen werd hij zwaarmoedig, als verlamd daalde hij de kust af. Toen hij de brug Neuilly overging, boog hij zich over de borstwering om de Seine te zien, die haar zwarte wateren tusschen de breede oevers voortstuwde ; een rood licht, op het water volgde hem als een bloedend oog. Nu moest hij opstijgen, Parijs bereiken , daar heel boven. De weg scheen hem oneindig. De honderde mijlen, die hij had afgelegd, waren niets, dit eind weegs bracht hem tot wanhoop, nooit zou hij dien met licht gekroonden top bereiken. De vlakke weg strekte zich uit, met zijn rijen groote boomen en lage huizen , zijn breede, grijsachtige trottoirs , gevlekt door de scha duwen der takken, de donkere gaten der kruisstraten, zijn stilte , zijn schemerlicht ; alleen de gaspitten, rechts, regelma tig gerangschikt, brachten door hun korte gele vlammen leven in deze doodsche omgeving. Florent .vorderde niet meer, de weg werd voortdurend langer, schoof Parijs in den duisteren nacht achterwaarts. Het scheen hem, dat de gaspitten, met hun eenig oog, naar rechts en links liepen om den weg mede te nemen ; hij struikelde in dat gedraai ; en viel als een massa op de straatsteenen. Nu rolde hij zacht op dat leger van groen heen en weer, het scheen hem zoo week als veeren . Hij had het hoofd wat opgeheven om de lichtende wolken te zien, die grooter werden boven de zwarte daken , die hij aan den horizon raadde . Hij zou er komen , hij werd gedragen , hij behoefde zich slechts aan de trage schokken van het voertuig over te geven, en die nadering zonder vermoeienis, deed hem niet meer lijden dan door den honger. De honger was weer ontwaakt, ondraaglijk, gruwzaam . Zijn leden sliepen ; hij voelde niets dan zijn maag, wringend , als met gloeiende ijzeren tangen geknepen. De frissche geur van de groenten waarin hij bedolven lag, die doordringende geur van de wortelen, deed hem bijna bezwij 6 een 9 » men. Hij drukte uit alle macht zijn borst tegen dat dikke bed van voedsel, om zijn maag saam te persen, om zijn schreien te bedwingen . Achter hem schenen de negen andere wagens met hun stapels artisjokken , saladen , cellerie, erwten langzaam op hem aan te rollen en schenen hem in dien uitersten strijd van honger, onder ineenstorting van eetwaren te willen begraven. Er was een oponthoud, een geluid van zware stem men ; men had de grens bereikt, de tolbeambten onderzochten de wagens. Toen kwam Florent Parijs binnen , bezwijmd, de tanden op de wortels gedrukt. „ Hé man, daar boven ! " riep juffrouw François driftig. Daar hij zich niet bewoog, steeg zij op den wagen en schudde hem heen en weer. Toen ging Florent overeind zitten. Hij had geslapen , hij voelde zijn honger niet meer, hij was ver suft. De groenvrouw liet hem afstijgen, zeggende : Wilt gij mij helpen afladen ? ” „ Hij hielp haar. Een dikke man, met een wandelstok en een kastoren hoed , die een plaat op den linkeromslag van zijn jas droeg, werd boos en sloeg met zijn stok op de steenen . „ Kom, kom, wat vlugger as je blieft . Laat den wagen wat vooruit komen .... Hoeveel meter hebt gij ? Vier niet waar? Hij gaf juffrouw François een bewijsbriefje, die eenige sous uit een linnen zakje te voorschijn haalde en hij ging verder om zich boos te maken en met zijn wandelstok te slaan . De groenvrouw had Balthasar bij den teugel genomen, zij duwde hem en dreef den wagen tot hij met de wielen tegen het trottoir stond . Toen , nadat hij de achterplank had weg genomen en zij haar vier meters op het trottoir met hoopjes stroo had afgepast, verzocht zij Florent haar de groenten, bij bosjes aan te geven. Zij schikte ze ordelijk op den grond, gaf aan de koopwaren een sierlijk aanzien , stelde het loof zoo dat de hopen groenten omlijst werden met een rand van groen, maakte met bijzondere nauwkeurigheid een geheele uitstalling, die in het half duister deed denken aan goed gekozen tapijt werk. Toen Florent haar een armvol peterselie gegeven had , die hij onder in den wagen vond , vrceg zij hem nog een dienst. U zoudt mij een grooten dienst bewijzen door op mijn koop waar te passen terwijl ik den wagen ga uitspannen.... Het is hier dicht bij rue Montorgueil in de Compas d'or.” 7 Hij verzekerde haar, dat zij gerust kon gaan. De beweging had hem geen goed gedaan ; hij voelde er zijn honger door terug keeren . Hij ging tegen een hoop kool, naast de koopwaren, zitten en vond, dat hij daar goed zat , hij zou zich niet meer bewegen, hij zou wachten . Hij duizelde en kon zich zelven niet recht verklaren waar hij zich bevond. Zoodra de eerste September is aangebroken zijn de morgenstonden zeer donker. De lantaarns rondom hem, gingen zachtjes achter elkander aan , bleven stil staan in de schemering. Hij zat tegenover den ingang van een groote straat , die hij niet herkende, zij strekte zich tot zeer ver in het duister, uit . Hij onderscheidde niets dan de koopwaar, die hij bewaakte. Aan de overzijde, langs de straat, daagden nauw zichtbare ophoopingen. Midden op den weg, verspreidden groote grijsachtige profiels van karren de straat ; en van de eene zijde tot aan de andere deed een hoor baar snuiven, een rij voorgespannen dieren raden, die men niet zag. Geroep, het vallen van een stuk hout of ijzer op de steenen, het dof geluid veroorzaakt door een vracht neer geworpen groenten, het laatste stooten van een wagen tegen den rand van het trottoir , weerklonk in de nog slapende natuur als het zacht gemurmel van eenig ontzaglijk ontwaken , men de nadering in al die onrustige schaduwen gevoelde. Toen Florent het hoofd omwendde , bemerkte hij, aan den anderen kant naast zijn kool, een slapenden man , als een pak in een wollen mantel gerold, het hoofd steunend op een mand pruimen. Wat dichterbij , links, onderscheidde hij een kind, dat ongeveer tien jaar oud kon zijn , met een engelenlach op het gezichtje, ingeslapen tusschen twee bergen chichorei. Gelijkgronds langs het trottoir , was nog niets goed wakker dan de lantaarns, die aan onzichtbare armen dansten, en met een sprong over al die slaap van menschen en stapels groenten stapten , die den dag afwachtten . Reusachtige tenten aan beide zijden van de straat geplaatst, waarvan de bedeksels hem toeschenen grooter te worden, zich uit te strekken , te verliezen in blinkend stof, trokken vooral zijn aandacht. Met zijn verzwakten geest, droomde hij van een reeks, buiten gewoon groote, regelmatig gebouwde paleizen , de voorgevels waarvan 8 1 1 verlicht door duizende lichtstralen uit de eindelooze reeks vensters. Onderaan waren de uitspringende fijne pijlers, die dunne gele masten vormden , ladders van licht, die tot aan de donkere lijn der eerste daken omhoog stegen, opklommen langs de ophooping der bovenste daken, en in verband met de dwars liggende, groote geraamten van onmetelijke zalen vertoonden, waar onder het geelachig licht van gas, een dooreenmen ging van grijze, vage, slapende gedaanten zich voortsleepten . Hij wendde het hoofd af, boos omdat hij niet wist waar hij was, verontrust door dat kolossale broze visioen en toen hij de oogen ophief, zag hij de verlichte wijzerplaat van Saint Eustache, met den grijsachtigen omtrek van de kerk. Dat ver baasde hem buitengewoon . Hij was op den hoek Saint-Eustache. Juffrouw François was intusschen teruggekomen . Zij redetwistte heftig met een man , die een zak op zijn schouder droeg, en die haar wortelen tegen een sous de bos wilde betalen. „ Komaan, dat gaat immers niet, Lacaille.... Gij verkoopt ze zelf weer tegen vijf of zes sous aan de Parijzenaars, ontken het niet.... Voor twee sous kunt gij ze krijgen. “ En toen de man wegging : „ De menschen denken waarachtig, dat het van zelf groeit. Laat hij maar zoeken, wortels voor een sous, die dronkaard van een Lacaille. ... Gij zult zien, dat hij terug komt. " Dit zeide zij tot Florent. Toen ging zij naast hem zitten . , Zeg, als gij in langen tijd niet in Parijs zijt ge weest, kent gì misschien de nieuwe Hallen niet ? Die zijn eerst hoogstens vijf jaar geleden gebouwd. ... Kijk , die tent daar naast ons, is voor de bloemen en vruchten bestemd ; die verder op voor het wild en gevogelte, en achteraan de grove groenten, de boter, de kaas. ... Er zijn zes tenten aan die kant ; dan zijn er aan den anderen kant nog vier : het vleesch , de pensmarkt, de Vallei .... Die is zeer groot, maar vreeselijk koud in den winter. Men zegt, dat men eenige huizen zal afbreken om nog twee tenten te bouwen rondom de korenmarkt. Kendet gij dat alles ? „ Neen, “ antwoordde Florent, „ ik was buitenslands.... En die groote straat, daar voor ons, hoe heet die ? " Dat is een nieuwe straat, de rue du Pont Neuf, die van de . 1 9 6 Seine tot hier aan de rue Montmartre en de rue Montorgeuil loopt... Als het dag geweest was, zou zij u dadelijk bekend zijn voorgekomen. " Zij stond op ar zij een vrouw over haar knollen gebukt zag. , Goeden dag, moeder Chantenesse, “ zeide zij gemeenzaam. Florent keek in de rue Montorgeuil. Daar was hij in den nacht van vier December door politie- agenten gevat. Hij liep tegen twee uur te midden der menigte langzaam door de rue Montmartre, glimlachende om al die soldaten , die het Elyssee daar uit machtsvertoon liet heen en weer loopen, toen de soldaten in den tijd van een kwartier plotseling het trottoir met geweerschoten schoonveegden . Hij, gedrongen, gestooten , viel op den hoek van de rue de Vivienne op den grond ; ver der wist hij slechts, dat de razende menigte in doodelijken angst voor de geweerschoten over zijn lichaam liep. Toen hij niets meer hoorde, wilde hij weer opstaan. Boven op hem lag een jonge vrouw, met een rozerood hoedje op het hoofd, haar sjaal was van haar schouders gegleden en liet een fijn geplooid kantje onbedekt. Boven de borst, door het kantje, waren twee kogels ge drongen en toen hij de jonge vrouw zacht van zich af duwde om zijn beenen vrij te maken, liepen twee bloedstralen uit de wonden op zijn handen . Toen vloog hij met een sprong overeind, hij liep weg, radeloos, zonder hoed , met vochtige handen . Hij bleef tot aan den avond als een zinnelooze ronddwalen , altijd de jonge vrouw voor zich ziende, liggende over zijn beenen met haar doodsbleek gelaat, haar groote blauwe wijdopen oogen, haar pijnlijken trek om den mond, haar verbazing, dood te zijn , daar,, zoo gauw. Hij Hij was was beschroomd beschroomd; ; totoen hij dertig jaar oud was, durfde hij de vrouwen nog niet flink in de oogen te zien en deze zou zijn leven lang in zijn herinnering, in zijn hart blijven. Het was alsof hij een vrouw verloren had, die hem toebehoorde. Zonder te weten hoe, geheel ontroerd nog door de vreeselijke tooneelen van den namiddag, bevond hij zich in een wijnhuis, waar mannen dronken en spraken van barricades maken. Hij ging met hen mee, hielp hen eenige straatsteenen uitrukken en ging op de barricade zitten , afgemat van zijn langdurige tochten door de straten , zich voornemende te vechten als de soldaten kwamen. Hij had zelfs geen mes bij zich ; hij 10 11>was blootshoofd . Tegen elf uur viel hij van afmatting in slaap ; hij zag weer de twee gaten in het fijne kanten plooisel, die hem aanstaarden als twee oogen rood van bloed en tranen . Toen hij wakker werd, werd hij door vier politieagenten vastgehou den , die hem stompten en vuistslagen toebrachten . De mannen van de barricade hadden de vlucht genomen. Maar toen de politieagenten het bloed aan zijn handen opmerkten, werden zij woedend en scheelde het weinig of zij zouden hem vermoord hebben. Het was het bloed van de jonge vrouw. Vol van die herinneringen , hief Florent de oogen op naar de wijzerplaat van St. Eustache, zonder zelfs de wijzers te zien. Het was bij vieren . De Hallen waren nog in rust. Juffrouw François stond met moeder Chantemesse, over den prijs van een bos knollen te redetwisten . Florent bedacht, dat men hem bijna gefusileerd had daar, tegen den muur van St. Eustache . Een peleton po litieagenten had er vijf ongelukkigen, die op een barricade in de rue Grenéta gevat waren , gedood . De vijf lijken lagen op het trottoir, op dezelfde plaats waar hij heden stapels roode radijsjes meende te zien . Hij ont-. snapte aan de geweerschoten, onidat de agenten alleen maar degens hadden. Men bracht hem naar een naburig politie-. bureau, bij den commissaris, een met potlood beschreven kat tebelletje achterlatende : , Gevat, de handen met bloed bevlekt, zeer gevaarlijk .“. Tot aan den morgen werd hij van het eene bureau naar het andere gesleept . Het kattebelletje vergezelde hem. Men had hem de handboeien aangedaan, men bewaakte hem als een woesten gek. Op het politiebureau van de rue de la Lingerie, wilden dronken soldaten hem fusilleeren ; zij hadden de stoklantaarn al aangestoken , toen het bevel kwam, dat de gevangenen naar het hoofdbureau van politie gebracht moesten worden. Twee dagen later, zat hij gevangen in de vesting Bicêtre. Van dien dag af leed hij honger, hij had honger gehad in zijn gevangenis en de honger had hem niet meer verlaten . Er waren daar een honderd gevangenen in dien kelder, zonder lucht, de enkele brokken brood verslindende, die men hun toewierp als aan opgesloten beesten . Toen hij voor den rechter van instructie verscheen, zonder een enkele getuige, zonder verdediger, werd hij beschuldigd deel uit te maken van een geheim genootschap ; toen hij bezwoer, dat het niet waar 11 ' was 9 was, haalde de rechter het kattebelletje uit zijn dossiers te voorschijn : „ Gevat, de handen met bloed bevlekt. Zeer ge vaarlijk .“ Dat voldoende. Men veroordeelde hem tot deportatie . Na verloop van zes weken , in Januari , kwam een cipier hem op een nacht wekken, en sloot hem met een vier honderd andere gevangenen op. Een uur later vertrok deze eerste stoet met een schip naar de verbanningsplaats, met de handboeien aan , tusschen twee rijen politieagenten met geladen geweren . Zij gingen de brug d'Austerlitz over, volgden de boulevards, kwamen aan het station du Havre. Het was op een carne alsavond ; de vensters van de restaurants op den boulevard verspreidden een vroolijk licht ; op de hoogte van de rue de Viviene, op de plaats waar hij nog altijd de doode onbekende zag, wier beeltenis hij met zich omdroeg, zag Flo rent in een open rijtuig , gemaskerde vrouwen, met ontblootte schouders, en vroolijke stemmen, boos wordende omdat zij niet voorbij konden gaan , vol afschuw voor die oneindige rij galei boeyen, Van Parijs tot Havre kregen de gevangenen geen stuk brood, geen slokje water ; men had vergeten hen voor hun vertrek het gewone rantsoen te geven . Eerst zes en dertig uur later toen men hun in het ruim van le Canada had opge hoopt, kregen zij wat te eten. Neen , de honger had hem niet verlaten . Hij raadpleegde zijn geheugen, hij herinnerde zich geen uur van voldaanheid. Hij was uitgedroogd, zijn maag was ingekrompen, de beenderen staken hem door het vel . Nu vond hij Parijs terug, welgedaan , heerlijk , overvloeiende van voedingsmiddelen in den morgen schemering ; hij was er op een bed van groenten in terugge keerd, hij wentelde er in een ongekenden overvloed van eetwa ren , die hij rondom zich voelde krioelen en die hem onrustig maakte. Was die vroolijke carnavalsavond dan zeven jaar lang voortgezet ? Hij zag weer de schitterende vensters op de bou levards, de lachende vrouwen, de in overvloed badende stad, die hij in dien Januarinacht achter had gelaten, het scheen hem, dat dat alles grooter was geworden, opgelost was in die enormiteit der Hallen , waarvan hij den kolossalen adem begon te gevoelen, zwaar nog door den overvloedigen maaltijd van den vorigen dag. Moeder Chantemesse had besloten twaalf bossen knollen te 12 . | 1 1 koopen. Zij hield ze in haar boezelaar, op haar buik, dat haar breede gestalte nog ronder deed schijnen en zij bleef daar nog altijd op haar lijmerige manier staan praten . Toen zij weg was , kwam juffrouw François weer naast Florent zitten , zeggende : „ Die arme moeder Chantemesse, zij is minstens twee en zestig jaar. Toen ik nog een klein meisje was, kocht zij haar knol len al bij mijn vader. Zij staat geheel alleen op de wereld, zonder verwanten, niets dan een straatloopster, die zij opgeno men heeft en die het haar razend lastig maakt ... Nu, zij leeft zoo goed en kwaad als het gaat, zij verkoopt in het klein en verdient zoo nog een veertig sous per dag ... Ik zou niet kunnen wennen in dat drommelsche Parijs, den geheelen dag op een trottoir. Als men er tenminste nog familie had ! " En, daar Florent nauwelijks antwoordde. ,, Gij hebt familie in Parijs niet waar ? " Hij scheen haar niet te hooren. Zijn wantrouwen was terug gekeerd. Zijn hoofd was vol van politie, van agenten, die op alle hoeken der straten stonden te loeren , van vrouwen, die de geheimen aan arme drommels ontrukt, verkochten . Zij zat dicht naast hem en kwani hem toch zeer eerlijk voor met haar groot, kalm gezicht omlijst door een zwart en geel gestreepte zijden doek. Zij kon ongeveer vijf en dertig jaar oud zijn , wat gezet, frisch uitziend , door haar leven in de open lucht en haar kracht, verzacht door de teedere uitdrukking in haar zwarte oogen. Zij was voorzeker erg nieuwsgierig, maar haar nieuwsgierigheid moest uit goedheid voortspruiten. Zonder zich door Florents stilzwijgen beleedigd te achten , hernam zij : ,, Ik heb een neef te Parijs met wien het slecht is afgeloopen , hij heeft een verbintenis aangegaan ... Nu, het is maar ge lukkig als men weet waarheen men gaan zal . Uw familie zal misschien zeer verrast zijn, u te zien . Wat een vreugde als men terug komt, niet waar ? " Al sprekende had zij geen blik van hem afgewend, vol me delijden misschien over zijn buitengewone magerheid, gevoe lende dat hij een ,heer “ was onder zijn armoedige gerafelde jas, durfde zij hem geen stuk geld in de hand stoppen. Eindelijk kwam er aarzelend uit : „ Als gij intusschen iets noodig hadt ... 13 Maar hij weigerde verschrikt, trotsch , hij beweerde alles te hebben wat hij noodig had en wist waarheen hij zich zou be geven. Dit scheen haar gelukkig te maken , zij herhaalde verscheidene malen, als om zich zelve gerust te stellen over zijn lot. ,Dan behoeft u den dag slechts af te wachten . " Een zware klok boven Florents hoofd op den hoek van de overdekte fruitmarkt, begon te luiden. Het dreunend geluid begon al meer en meer de slapenden op den steenen vloer te wekken . De wagens kwamen nog altijd aan ; het geschreeuw van de voerlieden, de zweepslagen, het gekras van de steenen onder het ijzer van de wielen en de hoeven der dieren, nam toe; de wagens, om in de rij te blijven, kwamen nu nog slechts met schokken nader, verder dan het oog reikte, zich uitstrekkende , in grauwe diepten , waaruit een vaag geraas opsteeg. Langs de geheele rue du Pont- Neuf, ontlaadde men de tot in de goot gedreven karren , de op elkander gedrongen, onbeweeglijke paarden, gerangschikt als op een kermis. Florent keek met belangstelling naar een grooten be modderden wagen, vol prachtige kolen, die met groote moeite tegen het trottoir gedreven had ; de lading was nog hooger dan een daar naast geplaatste lantaarn, die haar volle licht liet vallen op de opeenstapeling van breede bladeren, die als stukken uitgetand en geplooid, donker groen fluweel af hin gen. Een zestienjarig boerinnetje, met een jakje aan blauw linnen mutsje op het hoofd, dat op den wagen geklom en tot aan de schouders tusschen de kool stond, nam ze een voor een en wierp ze toe aan een door de duisternis ver borgen persoon , beneden . Het meisje verdween, zakte, gleed nu en dan weg onder een ineenstorting ; waarna haar rozerood neusje weer tusschen het zware gebladerte te voorschijn kwam, zij lachte en de kolen begonnen weer te vliegen, tusschen het gaslicht en Florent door. Het speet hem, toen de wagen leeg was . De fgeladen stapels strekten zich nu op de straatsteenen tot aan den straatweg uit . Tusschen iederen stapel lieten de groen boeren een smal pad vrij voor den doortocht. Over het geheele trottoir , van de eene zijde tot de andere, lagen de donkere stapels groenten. Men zag in het dansende licht der lantaarns men en een men 14 9 1 slechts de ontplooiing van een pak artisjokken, het teedere groen der saladen, het koraalrood der wortelen , het dof ivoor van de knol len en die heldere kleuren dansten met het licht der lantaarns op de stapels groenten. Het trottoir was bevolkt geworden ; de menigte was ontwaakt, en liep tusschen de koopwaren, stond stil , praatte, riep. Een forsche stem in de verte riep „ Chichorei, chichorei ! " Men had de traliedeuren van de overdekte groentemarkt ont sloten ; de opkoopsters van dit paviljoen, met witte mutsen op, een doek over haar zwarte jakjes geknoopt en de rokken op gespeld om zich niet vuil te maken, deden haar dagelijkschen voorraad op, vulden twee groote draagkorven, die op den grond stonden, met haar inkoopen . Van het paviljoen tot aan den straatweg, nam het komen en gaan van de draagkorven op de roepende hoofden toe, met de ruwe woorden en het geluid van stemmen , die schor werden van het twisten over een sous. Flo rent verworiderde zich over de kalmte van de groenteboeren met hun door de zon gebruinde huid, tusschen dat levendig gekibbel in de Hallen . Achter hen, op de trotttoirs in de rue Rambuteau ver kocht men de vruchten . Er stonden lange rijen korven en lage manden, bedekt met linnen of stroo en er hing een geur van te rijpe mirabellen . Een zachte, kwijnende stem , die hij sedert lang hoorde, deed hem het hoofd omwenden. Hij zag een allerliefst vrouwtje, een brunette, op den grond zitten, zij dreef handel. , Zeg, Marcel, verkoop je ze voor honderd sous ? " De in een wollen mantel gehulde man antwoordde niet en na verloop van vijf minuten hernam de jonge vrouw : Nu, Marcel, honderd sous voor die mand daar, en vier francs voor de andere, dat maakt negen francs. Er onstond een nieuwe stilte, Wat moet ik dan geven ? " „ Wel tien francs, dat weet je wel, ik heb het je gezegd ... En Jules, wat voert hij uit Sarriette ? " De jonge vrouw begon te lachen, en haalde een handvol geld te voorschijn . , Och wat ! " hernam zij, Jules slaapt een gat in den dag... Hij beweert, dat mannen niet geschapen zijn om te werken . " Zij betaalde en nam de twee manden mee naar het vruchten paviljoen, dat geopend was. In de Hallen heerschte nog een 15 77 halfdonker, door de overdekte straten liepen menschen, terwijl de paviljoens in de verte verlaten bleven , te midden van de toenemende drukte op de trottoirs. Op den hoek der Saint Eustache openden de bakkers en wijnhuishouders hun luiken ; de winkels met hun aangestoken gaslichten staken vron lijk af tegen de donkere huizen . Florent zag aan de linkerzijde van de rue Montorgeuil een bakkerswinkel goudgeel gekleurd door het juist uit den oven gehaalde baksel en het was hem alsof hij den heerlijken geur van het warme brood rook. Het was half vijf. Juffrouw François had intusschen haar koopwaren van de hand gezet. Er bleven haar enkele bossen wortelen over, toen Lacaille weer verscheen , met zijn zak. , Welnu, krijg ik ze tegen een sou ? " zeide hij. Ik wist wel , dat gij terug zoudt komen" , antwoordde de groen tevrouw bedaard. Daar, neem het laatste zoodje. Er zijn nog zeven tien bossen , ,, Dat maakt dus zeventien sous " . „Neen, vierendertig ". Zij kwamen overeen op vijfentwintig. Juffrouw François had haast om weg te komen. Toen Lacaille zich met zijn worte len in den zak verwijderd had, zeide zij tot Florent. ... , Ziet u wel, hij heeft mij in het oog gehouden. Die oude snuffelt de geheele markt af ; hij wacht somtijds den laatsten klokslag af, om voor vier sous te koopen ... 0 ! die Parijzenaars ! dat knibbelt om een centime en verdrinkt zijn laatste geld in de wijnhuizen .“ Als juffrouw François over Parijs begon, sprak zij vol ironie en verachting ; zij beschouwde die stad als heel belachelijk en dwaas, niet waard om er een voet te zetten dan des nachts. „ Nu, kan ik weggaan “, hernam zij, weer naast Florent plaats nemende, boven op de groenten van een buurvrouw . Florent boog het hoofd . Hij had een diefstal begaan. Toen Lacaille weg was, had hij een wortel op den grond gevonden. Hij had hem opgeraapt en hield haar nu in zijn rechterhand gesloten. Achter hem verspreidden stapels cellerie en peterselie opwekkende geuren, die hem bovenmatig prikkelden . „ Ik ga weg “ , herhaalde juffrouw François. Zij stelde belang in dezen onbekende, zij voelde, dat hij leed op dat trottoir, waarop hij onbeweeglijk was blijven zitten . 2 16 was was Nogmaals bood zij hare diensten aan ; maar weer weigerde hij met bitterder trots. Hij stond zelfs op, en bleef staan om te toonen, dat hij flink was. Toen zij het hoofd omwendde, stak hij den wortel in zijn mond. Maar hij was genoodzaakt hem daar een oogenblik stil in te houden ondanks de vreeselijke begeerte om er zijn tanden in te drukken1 ; zij keek hem weer strak aan en onder vroeg hem, met belangstellende nieuwsgierigheid. Hij, om niet te spreken, antwoordde met hoofdknikken . Toen at hij lang zaam, zachtjes zijn wortel op. De groentevrouw zou juist weggaan, toen een krachtige stem naast haar, zeide : „ Dag juffrouw François. “ Het een lange, jonge man, met grove beenderen , een groot hoofd en langen baard , een fijn besneden neus en kleine heldere oogen . Hij droeg een hoed van zwart kastoor, oud en gedeukt en in een onmetelijk wijde, lichtbruine jas gehuld, waarop verschillende regenbuien breede, groenachtige streepen gemaakt hadden. Wat gebogen, beweeglijk door een zenuwachtige on rust, die hem eigen scheen te zijn, bleef hij op zijn zware, geregen schoenen staan, terwijl zijn te korte broek, zijn blauwe kousen zichtbaar liet . , Dag, meneer Claude, antwoordde de groentevrouw opgeruimd. Ik had u Maandag verwacht en daar u niet gekomen zijt, heb ik uw doek bewaard ; hij hangt aan een spijker in mijn kamer. “ „ U zijt wel goed, juffrouw François, dezer dagen zal ik mijn studie komen afmaken .... Maandag, kon ik niet ... Zijn al de bladeren nog aan uw pruimeboom ? ” „ Zeker." , Het is maar omdat ik die in een hoek van de schilderij wilde plaatsen. Hij zal zoo goed uitkomen, links naast het kippenhok. Ik heb de geheele week over gedacht. ... Wat een prachtige groenten, van morgen. Ik ben hier heel vroeg gekomen, niet twijfelend of de zon zou prachtig opgaan boven die kolen. " Hij wees met een breed gebaar langs de geheele oppervlakte der trottoirs. De groentevrouw hernam : , Nu, ik ga. Goeden dag.... Tot ziens, meneer Claude, " er 6 17 > 9 En toen zij ging, stelde zij Florent aan den jongenschilder voor. Kijk, deze heer komt uit den vreemde, naar het schijnt. Hij weet den weg niet meer in uw akelig Parijs. Misschien kunt gü hem inlichtingen geven . “ Eindelijk ging zij, blij omdat zij de twee mannen te samen liet. Claude keek Florent met belangstelling aan ; die lange gestalte, zoo mager en wankelmoedig kwam hem origineel voor. De voorstelling van juffrouw François was voldoende en met de gemeenzaamheid van een aan allerlei toevallige ont moetingen gewende flaneur, zeide hij bedaard : „ Ik ga met u mee, Waar moet gij heen ? " Florent was verlegen. Hij gaf zich niet zoo gauw over; maar van zijn komst hier af, zweefde hem een vraag op de lippen. Hij waagde haar en vroeg, met angst in de stem over mogelijke teleurstelling : Bestaat de rue Pirouette altijd nog ?” , Wel zeker " , zeide de schilder. Die straat vertegenwoordigt een inerkwaardig gedeelte van het oude Parijs ! Zij draait als een danseres en de huizen hebben buiken als zwangere vrouwen .... Ik heb er een tamelijk geslaagde eau - forte van gemaakt. Als eens bij mij komt, zal ik u de plaat laten zien . ... Moet u daar naar toe ? " Florent, verlicht, opgevroolijkt door het bericht dat de rue Pirouette nog bestond , verzekerde van neen, hij behoefde nergens naar toe. Zijn wantrouwen was door Claudes aan houden , met dubbele kracht ontwaakt. , Dat doet er niet toe, " zeide deze, laat ons toch naar de rue Pirouette gaan. Des avonds vooral maakt zij een eigen aardigen indruk ! . . . Kom het is dicht bij.“ Hij moest volgen . Zij liepen als goede kameraden naast elkaar , over de manden en groenten heenstappende. Op de trottoirs van de rue Rambuteau lagen reusachtige hoopen bloemkool met verwonderlijke regelmatigheid, als kogels op elkander gestapeld. De blanke, fijne harten der kolen, ontloken als buiten gewoon groote, witte rozen tusschen de groote, groene bladeren, de stapels schenen bruidsbouquetten in kolossale jardinieres naast elkander geschikt. Claude was vol bewondering stil blijven staan . Toen zij de rue - Pirouette voor zich hadden, wees en ver ZOLA , Hallen . 2 u 72 . 18 ren klaarde hij ieder huis. Een enkele gaslantaarn brandde in een hoek. De dicht op elkander gedrongen huizen staken hun afdaken vooruit als de buiken van zwangere vrouwen, “ zooals de schilder het uitdrukte, hun achterwaarts gebogen gevelmu steunden tegen elkander. Drie of vier, daaren tegen , achter in een donker gedeelte, schenen op het punt om op hûn neus te vallen . De gaslantaarn wierp haar licht op een , zeer helder, pas met mortel bestreken huis, dat met zijn uiterlijk als een oude, alle veerkracht verloren hebbende vrouw, geheel gepoederd en beschilderd was als een jonge deern. De overige rij huizen strekte zich vol bochten uit, en verloor zich in het duister, vol scheuren , groenachtig verweerd door den regen, met een mengeling van kleuren en houding die Claude deed lachen van genot. Florent was op den hoek van de rue Mondétour tegenover het voorlaatste huis aan de linkerzijde blijven staan . De drie verdiepingen , met hun vensters zonder zonneblinden , hun kleine, netjes neergelaten gordijnen, vertoonden geen teeken van leven ; boven op de gordijnen van het kleine dakvenster, zag men het schijnsel van een licht . De winkel, onder het afdak scheen hem een buitengewone aandoening te veroorzaken . Zij werd geopend. Het was een handel in toebereide groenten ; achter in den winkel schitterden groote koperen pannen ; op de toonbank waren spinazie- en chichorei- pasteien in ronde en puntige vormen op schotels geschikt, aan de achterzijde afge sneden, met kleine schopjes, waarvan men alleen de nagemaakt zilveren hechten zag . Dat gezicht deed Florent van verbazing als vastgenageld staan ; hij herkende waarschijnlijk de winkel niet ; hij las den naam van den koopman ,Godeboeuf" op een rood naamplaatje en bleef ontsteld . Met de armen langs het lijf, beschouwde hij de spinazie - pasteien , hij zag er uit als een man aan wien een vreeselijk ongeluk is overkomen . Het dakvenster was intusschen geopend, een klein oud vrouwtje keek er uit naar de lucht, toen naar de Hallen, in de verte. Kijk ! Juffrouw Saget is vroeg op, “ zeide Claude, die naar boven keek. Toen voegde hij er tot zijn metgezel bij. „ Er heeft een tante van mij in dat huis gewoond. Het is een waar doolhof ... 0 ! er komt beweging bij de Méhudins; er brandt licht op de tweede verdieping. “ 19 Florent was op het punt hem te ondervragen , maar hij joeg hem angst aan met zijn groote verschoten jas, hij volgde hem, zonder een woord te spreken , terwijl de andere hem van de Méhudins vertelde. Het waren vischvrouwen ; de oudste was een pracht van een vrouw ; de kleine , die zoetwatervisch verkocht, geleek een maagd van Murillo, tusschen haar karpers en palingen en boos wordende, beweerde hij ten slotte , dat Murillo schilderde als een kwajongen. Toen plotseling midden op de straat stil staande : , Welnu, waar gaat gij nu eigenlijk naar toe ? " „ Nergens nu, “ zeide Florent diep ter peer geslagen. „ Waar heen gij wilt. “ Toen zij de rue Pirouette uitgingen, werd Claude geroepen , door iemand die achter in de gelagkamer van het wijnhuis stond , dat op den hoek van de straat gebouwd was . Claude trad het wijnhuis binnen , Florent met zich voerende . De blinden waren nog maar aan een kant geopend. Het gas brandde nog in de half donkere gelagkamer ; een vergeten vaatdoek, spellen kaarten van den vorigen avond slingerden op de tafeltjes en de frissche lucht, die door de wijdgeopende deur binnen stroomde , verdreef langzamerhand den warmen , benauwden wijngeur. De patroon , mijnheer Lebigre, bediende de klanten in zijn hemdsmouwen, zijn ringbaard nog geheel verward, zijn dik, regelmatig gezicht nog bleek van slaap. Mannen stonden bij groepjes voor de toonbank, drinkende, hoestende en spuwende, de oogen gezwollen , zich geheel wakker makende met witten wijn en brandewijn. Florent herkende Lacaille, wiens zak nu overliep van groenten. Hij dronk zijn derde glas met een ka meraad, die uitvoerig vertelde hoe hij kooper van een mand appe ien was geworden . Toen hij zijn glas leeg had, ging hij in een nog donker kabinetje achter in de gelagkamer met mijnheer Lebigre zitten praten . Wat wilt u gebruiken ? " vroeg Claude aan Florent. Binnen komende had hij den man , die hem geroepen had , de hand gedrukt. Het was een flinke, knappe jonge man, van hoogstens twee-en - twintig jaar, netjes geschoren , en een opgeruimd gezicht onder zijn grooten met krijt bestreken hoed hij droeg een lederen kraag waaraan een riem bevestigd was, die over zijn blauwlinnen werkpij sloot . 7 20 Claude noemde hem Alexander, klopte hem op den schouder en vroeg, wanneer zij naar Charentonneau zouden gaan. Zij spraken toen over een grooten tocht, die zij samen in een schuitje op de Marne gemaakt hadden . Des avonds hadden zij een konijn gegeten. „ Nu, wat wilt gij gebruiken ? " herhaalde Claude. Florent keek zeer verlegen naar de toonbank. Op den hoek stonden groote ketels met punch en wijn, op de rosachtig blauwe vlammetjes van gastoestellen te warmen. Hij zeide eindelijk , dat hij gaarne iets warms zou gebruiken . Mijnheer Lebigre diende drie glazen punch. Naast de ketels stonden in een mandje kleine gesmeerde broodjes, die men juist dam pend had binnen gebracht. Maar de anderen namen er geen , Florent dronk zijn glas punch en voelde het vocht in zijn . ledige maag vallen , als een straal gesmolten lood. Alexander betaalde. Een goede kerel die Alexander,” zeide Claude toen zij zich weer met hun beiden op het trottoir van de rue Rambuteau bevonden. Hij is alleraardigst om een uitstapje mee te maken, sterke toeren als hij kan doen.... dan, is hij prachtig gebouwd, de schelm ; ik heb hem naakt gezien, en als hij voor mij wilde poseeren, in de open lucht .... Als gij lust hebt, zullen wij een kijkje gaan nemen in de Hallen . Florent volgde hem, hij liet zich leiden. Een heldere lichtglans boven de huizen van de rue Rambuteau, verkondigde het aanbreken van den dag. Het gedruisch van duizende stemmen in de Hallen was duidelijker hoorbaar ; nu en dan verbrak het luiden van een klok, in een der paviljoens, dat gonzend en stijgend geweld . Zij traden een der overdekte straten, tusschen het paviljoen voor visch en dat voor gevogelte binnen. Florent hief de oogen op, naar het hooge gewelf, waarvan het inwendige houtwerk helder afstak tegen het zwarte kantwerk van gegoten ijzer. Toen hij in de groote middenstraat kwam , scheen het hem alsof hij in een vreemde stad was, met haar verschillende wijken, haar voorsteden, haar omliggende dorpen, haar wandel plaatsen en straten, haar pleinen en kruiswegen, door de een of andere buitensporige gril , op een regenachtigen dag geheel overdekt. Het halfduister, dat in de openingen onder het dakwerk nu eens 21 meer en heerschte, vermenigvuldigde het bosch van pijlers, verbreedde tot in het oneindige de fijne bogen , het lofwerk der galerijen , het latwerk van de zonneblinden ; boven de stad, tot in de kleinste hoekjes verhief zich een wasdom , een monsterachtige ontluiking en bloei van metaal, waarvan de twijgen , die als draden omhoog stegen , de takken , die zich in duizende bochten wrongen en om elkander slingerden, een wereld bedekten , licht en fijn als het gebladerte van eeuwenoud, hoog opgaand hout gewas. Enkele wijken waren nog in rust, door rasterwerk afgesloten. De paviljoens van boter en gevogelte stonden als kleine, van traliewerk voorziene winkeltjes, op een rij, terwijl de verlaten straatjes er zich onder de rijen gaspitten langs uitstrekten . Het paviljoen voor zeevisch was geopend ; vrouwen liepen over de witte steenen, waarop manden en vergeten doeken schaduw plekken maakten. Bij de groenten , bij de bloemen en bij de vruchten, ging het steeds levendiger toe. De stad ontwaakte al meer, van de volkrijke wijk waar de kolen sedert vier uur in den morgen werden opgestapeld, tot aan de vadsige, rijke buurt waarin de kapoenen en faisanten eerst tegen acht uur voor de huizen werden opgehangen . In de groote overdekte straten echter, stroomde de menigte samen . Aan beide zijden langs het trottoir bevonden zich daar nog de groenteboeren , de kleine landbouwers, uit de omstreken van Parijs gekomen om hun oogst van den vorigen avond, stapels groenten, manden met vruchten uit te stallen . Tusschen het onophoudelijk komen en gaan der menigte, kwamen rijtuigen onder de gewelven , het hoefgeklep van hun paarden intoomende. Twee van deze rijtuigen , die naast elkander stonden , versperden den weg. Florent, die voorbij wilde gaan, was genoodzaakt om tegen een der buitengewoon groote, grijsachtige zakken te leunen , die er uitzagen als steenkolenzakken , en waarvan de zware last de wagenas deed buigen, de natte natte zakken zakken,, verspreid den den frisschen geur van zeewier; een enkele was aan een punt gescheurd en er kwam een hoop, groote, zwarte mosselen uit te voorschijn. Zij werden nu telkens genoodzaakt stil te staan. De visch kwam aan, de eene vrachtwagen volgde op de andere, zij dreven de hooge houten bakken vol visch voort, die de spoortreinen, vol geladen uit den Oceaan, aanvoeren. Om 22 zich voor den meer en meer toenemenden stroom van vracht wagens vol visch te vrijwaren , begaven zij zich tusschen de wielen der karren met boter, eieren en kaas, groote gele wagens, met vier paarden bespannen , en waaraan gekleurde lantaarns hingen ; sjouwerlieden namen de kisten met eieren , de manden met kaas en boter van den wagen om ze in het paviljoen te brengen , waar daartoe aangestelde ambtenaren , bij het gaslicht de noodige aanteekeningen maakten. Claude was opgetogen over dit leven en bedrijf; hij bleef bij een lichteffect, bij een groep blauwkielen , bij de ontlading van een rijtuig in verrukking stil staan . Eindelijk vonden zij een doorgang. Nog altijd de groote straat volgende, wan delden zij in een heerlijken geur, die hen scheen te volgen . Zij waren op de markt der afgesneden bloemen . Links en rechts zaten vrouwen op den grond met vierkante manden voor zich , vol bossen rozen , vioolen, dahlias, madeliefjes. De bou quetten vertoonden zich in het altijd zachte morgenlicht als donkere bloed vlekken en vloeiden zachtkens weg tot mat zilvergrijs. Naast een der manden, vormde een aangestoken kaars, daar, in die donkere omgeving, een vroolijke muziek van kleuren , de heldere kleurschakeering der madeliefjes, het bloed rood van de dahlias, de blauwachtige tint der viooltjes, de levendige kleuren van de rozen . Niets liefelijker noch opwek kender dan die teedere geuren op een trottoir ontmoet, wan neer men zoo pas ontkomen is aan den onaangenamen geur van visch en aan den walglijken reuk van boter en kaas. Claude en Florent keerden op hun schreden terug, bleven slenteren tusschen de bloemen . Zij bleven nieuwsgierig stil staan voor een vrouw, die varen en pakken wijngaard bladeren verkocht, netjes tot gelijke bosjes samen gebonden . Toen gingen zij in een bijna verlaten , overdekt straatje, waar hun voetstappen klonken als in het ruim van een kerk . Zij vonden er een heel klein ezeltje, voor een wagentje niet grooter dan een kruiwagen, en dat zoodra het hun zag zoo hard en aan houdend begon te balken , dat de daken boven de Fallen er van trilden . Paarden hinnikten tot antwoord; men hoorde getrappel, gedruisch in de verte, dat hoorbaarder werd, voorbijging, wegstierf. Intusschen vertoonden zich , onder het gaslicht de wijdge opende winkels der der commissionnairs, commissionnairs, in de rue Berger, 23 tegenover hen , er was daar een ophooping van manden en vruchten, tusschen de drie vuile muren , vol met potlood geschreven , bereke ningen. Toen zij daar waren , zagen zij een net gekleede dame, op haar gemak in een hoekje van een fiacre gedoken, verloren tusschen de opeenhooping van rijtuigen . , Dat is asschepoester, die zonder pantoffel naar huis gaat, “ zeide Claude glimlachend . Zij wandelden al pratend terug onder de Hallen . Claude, met de handen in de zakken, vertelde van zijn groote liefde voor dien overvloed van voedingsmiddelen, die iederen morgen in het hartje van Parijs neerdaalt. Hij slenterde geheele nachten op de straat, droomende van kolos sale stillevens, van buitengewone schilderijen. Hij was er zelfs een begonnen, hij had zijn vriend Marjolin en die straatloopster Cadine laten poseeren ; maar het was moeielijk, het was al te mooi, die drommelsche groenten en vruchten en visch en vleesch ! Florent luisterde, uitgehongerd , naar die artistieke geestdrift. Waarschijnlijk dacht Claude er op datzelfde oogen blik zelfs niet aan , dat die mooie dingen eetbaar waren. Hij had ze lief om hun kleuren. Plotseling zweeg hij, haalde met een hem eigen beweging het lange roode ceintuur, dat hij droeg wat vaster aan en zeide met een fijn lachje : , Dan ontbijt ik hier, met de oogen tenminste, dat is altijd nog beter dan niets. Somtijds, als ik den vorigen dag vergat te dineeren, bezorg ik mij zelve den volgenden dag bier een indigestie, met het kijken naar de aankomst van al die goede dingen . Op die dagen voel ik nog grooter liefde voor mijn groenten ... Neen, maar weet gij wat ergerlijk is en onrecht vaardig, dat die schooiers van bourgeois dat alles opeten .“ Bij vertelde van een souper waarop een vriend hem op een goeden dag getrakteerd had ; zij hadden oesters, visch en wild braad gehad . Maar Baratte bestond niet meer ; de geheele poppekraam van de oude markt des Innocents was nu begraven, men had er nu de Hallen, den kolossus van gegoten ijzer, de nieuwe zoo origineele stad . De onnoozelen mochten zeggen wat zij wilden, dit was het ware. Florent wist niet meer of hij de schilderachtige streek of de goede maaltijden van Baratte veroordeelde. Toen voer Claude hevig uit tegen het roman tisme ; hij verkoos die stapels kool boven die vodden uit de middeleeuwen . Ten laatste maakte hij zichzelven een verwijt 24 van nu van zijn eau -forte de rue Pirouette, alsof dat een zwakheid was. Men moest de oude kombuizen omver halen en moderne gebouwen er voor in de plaats stellen . „ Kijk ,“ zeide hij, stilstaande, , kijk eens naar den hoek van dat trottoir . Is dat geen schilderij, dat natuurlijker zou zijn dan hun ziekelijke schilderstukken. “ Heel de overdekte straat langs verkochten vrouwen koffie en soep . Op den hoek van het trottoir had zich een wijden kring van lief hebbers gevormd rondom een koopvrouw van koolsoep. De vertinde blikken emmer vol bouillon dampte op het lage komfoor, waarvan de gaatjes een bleek schijnsel van gloeiend houtskool in het rond wierpen. De met een houten lepel gewapende vrouw, nam dunne sneedjes brood uit een met een doek versierd mandje en doopte ze in de soep, die zij in gele kommetjes schepte. Er waren daar zeer nette koop lieden, groenteboeren in kielen , vuile sjouwerlieden met jassen , vet van de voedingsmiddelen , die ze op hun schouders gedragen hadden , arme in lompen gekleede drommels, alle hongerigen van de Hallen , etende, zich brandende, de kinnen wat achter waarts houdende om zich niet te bemorsen. De schilder knipte verrukt met de oogen en zocht een gezichtspunt, om een goed kijkje op het schouwspel te krijgen . Maar die drommelsche koolsoep verspreidde een vreeselijken geur. Florent wendde het hoofd af, ontroerd door die volle kommen, die in stilte met een schuinschen blik als wantrouwende dieren , verorberd wer den . Toen de vrouw eenige nieuw aangekomenen bediende, werd Claude zelf aangedaan door den sterken damp van een lepel vol soep, die hem juist onder den neus kwam. Hij haalde zijn gordel vaster aan, glimlachend, ontstemd ; toen wandelde hij verder en op het glas punch doelende , dat Alexander hun gegeven had, zeide hij zachtjes tot Florent : „ Het is grappig, hebt gij wel eens opgemerkt? ... Men vindt altijd iemand , die uw drinken , nooit iemand die uw eten betaalt. “ De zon steeg hooger aan den hemel. Aan het einde van de rue de la Casonnerie waren de huizen op den boulevard Sebastapol nog geheel in duister gehuld en boven de lijn platte leien daken vormde het gewelf boven de groote overdekte straat een halve- maan van licht, tegen het bleeke blauw. 6 25 Claude boog zich nu en dan over zekere gemetselde, van tralie werk voorziene openingen , die juist boven het trottoir uitkwamen en waaronder zich kelders bevonden waarin kleine gaspitten een weinig licht verspreidden, daarna keek hij zoekend naar boven tusschen de hooge pijlers, naar de blauwachtige daken langs den rand van licht. Eindelijk bleef hij nog stilstaan, de oogen op een der smalle ijzeren ladders gericht, die twee ver diepingen van het dakwerk verbonden en den doorgang mogelijk maakten. Florent vroeg hem wat hij daar boven zag. Waar zit die drommelsche Marjolin toch , “ zeide de schilder, zonder te antwoorden. „ Als hij den nacht niet bij het gevogelte in de kelders heeft doorgebracht, moet hij in de een of andere dakgoot zijn . . Ik heb hem noodig voor een studie. “ Hij vertelde toen dat zijn vriend Marjolin op een morgen , door koopvrouwen in een hoop kool gevonden was en dat hij hier vrij opgroeide. Toen men hem naar school wilde zenden, werd hij ziek en was men genoodzaakt hem naar de Hallen terug te brengen . Hij kende ze tot in de kleinste hoekjes, had ze lief als een zoon zijn moeder, leefde met de behendigheid van een eekhoorn, in dat bosch van gegoten ijzer. Hij en die straatloopster Cadine, die op een avond door moeder Chantemesse op den hoek van de voormalige markt des Innocents gevonden was, vormden een mooi paar. Hij was prachtig, dat uilskuiken, met zijn gebruinde huid, met een rosachtig dons bezet ; zij, het meisje, mager en slim, had een alleraardigst snoetje, onder haar verwarde bos zwarte krulharen. Al pratend , versnelde Claude den pas Hij bracht zijn vriend paar den hoek der Saint- Eustache. Deze liet zich , bij de afritplaats van de omnibus, doodelijk vermoeid op een bank neervallen. De lucht was verfrisschend. Achter in de rue Rambuteau, marmerden rozeroode schijnsels den melkkleurigen hemel, die hooger door groote grijze hou doorsneden werd . De morgenstond verspreidde zulke liefelijke geuren, dat het Florent een oogenblik toescheen alsof hij zich op den een of anderen heuvel, op het land bevond. Claude toonde hem intusschen de specerijenmarkt. Het was alsof op de steenen langs de pensmarkt, velden thijm , lavendel, knoflook, sjalotten waren aangelegd ; de kooplieden hadden ? wear ven 26 2 bovendien rondom de platanen voor het trottoir , hooge takken laurier gehangen, die trofëen van groen vormden. De laurier geur was de overheerschende . De verlichte wijzerplaat van den kerktoren Saint- Eustache verbleekte , stierf weg als een door het daglicht verrast nacht licht. In de naburige wijnhuizen werden de gaslichten een voor een uitgedraaid , als in het licht verdwijnende sterren . Florent zag hoe de groote Hallen uit het halfduister verrezen en hare paleizen tot in het oneindige in het daglicht uitstrekten. Zij schenen reusachtiger nog, met haar overvloed van masten , die de eindelooze daken droegen . Haar verschillende regelmatig gebouwde deelen verhieven zich in de lucht en toen al de lichten daar binnen waren uitgedoofd en zij in de opkomende zon baadden, met haar gelijkvormig , vierkant, schenen zij een moderne, bovenmatig groote machine, eenig stoom werktuig, een verwarmingstoestel bestemd voor de spijsvertering van een geheel volk , een reusachtige metalen buik , afgesloten , omklonken, gemaakt van hout, glas en gietijzer, sierlijk en machtig als een motor haar natuurlijk werk verrichtende door het warmen der verwarmingstoestellen , het duizelingwekkend, overweldigend in beweging brengen der wielen . Claude was vol enthousiasme op de bank gaan staan . Hij noodzaakte zijn metgezel om het rijzen der zon boven de groenten te bewonderen. Het was een zee. Zij strekte zich tusschen de twee groepen paviljoens uit van den hoek der Saint - Eustache tot aan de rue des Halles . En aan beide zijden, in de twee kruiswegen, nam den vloed nog toe, de groenten overstroomden het plaveisel. Langzaam steeg de zon, het zachtgrijze daglicht verleende aan het geheele tafereel de zachte tinten van een aquarel. Die tot hooge golven opgezweepte hoopen , die vloed van groen , die als de laatste herfstregens een uitweg scheen te zoeken in den lager liggenden straatweg, vormde heerlijke sym fonieën van kleuren , teeder violet, zacht getint rozerood, bleek groen , alle bleeke tinten, die den hemel bij het opgaan der zon changeant zijde doet schijnen ; en naarmate de morgen gloed als stralen van vlammen in de rue Rambuteau scheen, werden de groenten levendiger van kleur, kwamen zij meer en meer uit het blauwachtig duister van den grond te voor . schijn . 27 De salade , het dunsel, de cichorei, de latuw vet nog van de mestaarde , openden haar glansende harten ; de pak ken spinazie, de stapels zuring, de bouquetten artisjokken ; de ophoopingen van snijboonen en erwten, de met een stroohalm saamgebonden bossen peterselie zongen een geheele gamma van groen , van het zacht groen der peulvruchten tot het donker groen der bladeren ; een lang aangehouden gamma, die lang zaam wegstierf tot het bleekgroen van de selderie en bossen prei . Maar de hoogere tonen werden altijd gevormd door de levendige plekken der wortels, de heldere vlekken der knollen , in overvloedige hoeveelheid over de geheele markt gestrooid , haar met hun twee kleuren bont vervend. Bij het kruispunt van de rue des Halles, lagen de koolen tot bergen opgestapeld , reusachtige witte koolen , rond en hard als kogels van wit metaal ; savooische koolen met geplooide dekbladen, veel over eenkomst vertoonende met bronzen ronde bekkens, roode koolen door de morgenzon in prachtig getinte planten veranderd, wijnranken met streepen van purper en karmijn . Aan de andere zijde, bij het kruispunt van Saint-Eustache, was de ingang naar de rue Rambuteau versperd door een barricade van pompoenen, in twee rijen gelegd . Het doorschijnend bruinrood vernis van de uien , het bloedrood van de tomaten, het bleekgeel van een stapel komkommers, het donkerviolet van een tros melanzaan appels, vertoonde zich hier en daar ; terwijl de zwarte ramenas sen als rouwlakens uitgespreid nog eenige donkere plekken vormden tusschen dit sidderend ontwaken. Claude klapte bij dit schouwspel in de handen . Hij vond , die drommelsche groenten “ onweerstaanbaar, dwaas , heerlijk . Hij hield vol, dat zij niet dood waren , zij waren den vorigen dag uitgerukt en wachtten de zon van den volgenden morgen om hem op het plaveisel der Hallen vaarwel te zeggen. Hij zag ze leven , haar bladeren openen , alsof zij nog warm en wel met haar wortels in de mestaarde stonden . Hij zeide, dat hij daar de zware ademhaling van alle moestuinen uit den omtrek hoorde. Intusschen bewogen zich tallooze koopers op de smalle paden tusschen de stapels groenten . Witte mutsen, zwarte kleedjes, blauwe kielen verdrongen elkander, terwijl het gegons van duizende stemmen omhoog steeg. De groote manden van de dragers vormden een dichte rij boven de hoofden . De koop 28 6 7 vrouwen, de straatventers, de fruithandelaars kochten , haastten zich. Er waren soldaten en nonnetjes rondom de stapels kool ; terwijl de collegie koks buitenkansjes afwachten. Men ontlaadde pog altijd ; wagens wierpen hun vracht ter aarde, als een vracht steenen, den eenen stapel bij den anderen voegende, waardoor nu het tegenovergestelde trottoir in beslag was genomen. En achter uit de rue du Pont- Neuf kwamen nieuwe reeksen wagens , altijd door. „ Het is heerlijk mooi, mompelde Claude in extase. Florent leed. Het scheen hem als was hij in een bovenmenschelijke verzoeking gebracht hij wilde niet meer zien , hij keek naar Saint Eustache, die als in sepia gewasschen tegen het blauw van den hemel afstak, met zijn versiersels, zijn breede boogvormige ven sters, zijn klokketoren , zijn leien daken. Hij richtte den blik naar het donker verschiet van de rue Montorgueil , waarin gekleurde uithangborden schitterden , naar het daar zichtbaar gedeelte van de rue Montmartre, waarin de balcons met gouden letters prijkten . En toen hij de oogen weer op het kruispunt richtte, zag hij weer andere uithangborden , van drogisten en apothekers, grutterswaren en gedroogde groenten , waarop groote roode of zwarte letters op een verkleurden achtergrond geschilderd waren . De hoekhuizen, met smalle vensters, werden zichtbaar en vertoon den voor den ingang van de breede, nieuwe rue du Pont-Neuf eenige gele en mooie geveltjes van het oude Parijs. Op den hoek van de rue Rambuteau , stonden voor de ledige vitrines van de groote modemagazijnen, goedgekleede winkelbedienden , in hun overhemd met hun wijde broeken en helder witte man chetten, de goederen uit te stallen. Verderop, stelde la maison Guillot, met het strenge uiterlijk achter haar groote ruiten, op keurige wijze, pakken goudgele biscuits en schotels vol taartjes ten toon . Alle winkels waren nu geopend . Werklieden in witte kielen , het gereedschap onder den arm, liepen haastig over de straat. Claude stond nog altijd op zijn bank . Hij rekte den nek uit om tot achter in de straten te kunnen zien. Plotseling zag hij tusschen de menigte, waarop hij neer zag een blondgelokt hoofd , gevolgd door een klein , verward krulkopje. Hé Marjolin !' hé Cadine !" riep hij. En daar het geluid van zijn stem in het gedruisch verloren ging, sprong hij op van een kazerne, 29 den grond en liep hard weg. Toen bedenkende, dat hij Florent vergat ; sprong haij terug en zeide haastig : „ U weet het dus, achter in de blindloopende straat rue des Bourdonnais Mijn naam staat op de deur, Claude Lantier ... Kom de eau - forte van de rue Pirouette eens zien . “ Hij verdween. Hij kende Florents naam zelfs niet, maar verliet hem zooals hij hem gevonden had, op den rand van een trottoir, nadat hij hem zijn artistieke genietingen had leeren kennen. Florent was alleen. Eerst deed die eenzaamheid hem wel dadig aan. Sedert juffrouw François hem op den weg Neuilly had opgenomen, gevoelde hij zich zoo krachteloos en lijdend, dat hij geen nauwkeurig besef had van het hem omringende. Eindelijk was hij vrij, hij wilde die ondraaglijke droom van reusachtige voedingsmiddelen, die hem zonder ophouden volgde, van zich afschudden . Maar zijn hoofd bleef ledig, hij vond slechts een onnoembaar angstig gevoel in zich. In het nu volle daglicht zou men hem kunnen zien, hij beschouwde zijn armzalige plunje. Toen knoopte hij zijn jas dicht, sloeg het stof van zijn broek, probeerde zich wat op te knappen daar het hem toescheen, dat die lompen verrieden waar hij vandaan kwam. Hij zat midden op de bank, naast arme drommels, ongelukkige zwervelingen, die daar de zon afwachtten . De nachten in de Hallen zijn zacht voor de vagebonden. Twee politie- agenten, nog in nacht- tenu, met de kapotjas en képi liepen naast elkander met de handen op den rug, het trottoir op en neer ; zoo dikwijls zij voorbij de bank gingen, wierpen zij een blik op het wild, dat zij daar in den neus kregen. Toen werd hij door vrees bevangen . Hij had een woeste begeerte om op te staan en het op een loopen te zetten. Maar hij durfde niet, hij wist niet op welke manier hij zich zou verwijderen. En die telkens herhaalde blikken van de politie- agenten, dat langzaam, koud onderzoek, was hem een marteling. Eindelijk verliet hij de bank, en zich bedwin gende, om niet zoo gauw mogelijk beenen te maken , verwij derde hij zich voetje voor voetje, de schouders samendrukkende, met heimelijken angst de ruwe handen van de politie- agenten te voelen, die hem van achteren in den nek grepen , Een enkele gedachte, één behoefte, bezielde hem slechts, 30 weg te gaan van de Hallen . Hij zou wachten , nogmaals zoeken, later als het terrein veilig was. De drie straten die het kruis. punt vormden, de rue Montmartre, de rue Montorgueil, de rue Turbigo joegen hem nieuwen angst aan ; zij waren vol rijtuigen van allerlei soort ; de trottoirs waren met groenten bedekt. Toen ging hij rechtuit, tot aan de rue Pierre- Lescat, waarin de aardappelenmarkt hem den doorgang onmogelijk scheen te maken. Hij achtte het beter de rue Rambuteau te volgen . Maar op den boulevard Sebastopol , stuitte hij tegen zulk een versperring van rijtuigen, handwagens en karren , dat hij terugkeerde om de rue Saint - Denis in te gaan . Daar was hij weer tusschen de groenten. Aan beide kanten hadden de rondtrekkende kooplieden hunne uitstallingen neergezet, door middel van planken op hooge manden, en de overstrooming van kool, wortelen, knollen begon op nieuw. De Hallen liepen buiten hun oevers. Hij trachtte aan dien vloed , die hem in zijn vlucht vervolgde, te ontkomen ; dus beproefde hij de rue de Casonnerie, de rue Berger, de square des Innocents, de rue de la Terronnerie, de rue des Halles. Maar hij bleef ontmoe digd, onthutst staan , geen kans ziende zich te bevrijden uit dien monsterachtigen kring gewassen , die ten laatste voor zijn oogen begonnen te draaien en met hun fijne struiken zijn beenen vasthielden . In de verte, tot aan de rue Rivoli , tot aan het plein van l'Hôtel de Ville, verloren zich de eindelooze rijen wielen en voorgespannen dieren in den chaos van koop waren, die men vervoerde ; groote wagens droegen de partijen vruchten voor een geheele wijk , karren, die onder de last kraakten , gingen naar de buitenwijken. In de rue du Pont Neuf verdwaalde hij geheel, hij struikelde er over een opeen hooping van handwagens, groenteverkoopers maakten er hun rollende uitstallingen in orde. Onder hen, bemerkte hij Lacaille, die de rue St Honoré in ging, een kar met wortelen en bloem kool voortduwende. Hij volgde hem, in de hoop, dat hij hem zou helpen om uit dit gedrang te komen . Ofschoon het droog was, was de straat modderig geworden ; hoopen staarten van artisjokken, bladeren en loof maakten den weg gevaarlijk. Hij gleed telkens uit. Bij de rue Vauvilliers verloor hij La caille uit het gezicht. Aan den kant van de Halle- au- Blé waren de hoeken van straten door een barricade van handwagens en weer 31 karren versperd. Hij gaf den strijd op, hij was weer door de Hallen gevangen genomen, de vloed bracht er hem terug. Hij ging langzaam door en bevond zich op den hoek Saint- Eustache. Nu hoorde hij het aanhoudend gedruisch , dat uit de Hallen kwam . Parijs maakte het eten gereed voor zijn tweemillioen inwoners. Het was alsof een krachtig , uit alle macht kloppend orgaan , het zich in het middenpunt bevindend levensbloed in al de aderen dreef. Geweld van kolossale kaken, rumoer, dat voort kwam uit approviandeering, beginnende met de zweepslagen van de talrijke opkoopers, die zich naar de verschillende wijken begeven , tot aan de voortsloffende arme vrouwen , die met een mandje vol salade langs de huizen gaan. Hij sloeg een overdekte straat, aan de linkerzijde in, tusschen een groep van vier paviljoens, waarvan hij des nachts de groote, stille schaduw gezien had. Daar hoopte hij een schuilplaats te vinden . Maar nu heerschte er leven als in de andere. Hij liep door tot aan het einde van de straat, lange , smalle vrachtwagens kwamen aanrollen en vulden de markt de la Vallée met kooien vol levend gevogelte, en vierkante, diepe manden waarin dood 'gevogelte geschikt was . Op het tegenovergestelde trottoir was men bezig van andere vrachtwagens geslachte kalveren te ont laden , in hun geheele lengte op den rug uitgestrekt, in manden, waaruit niets dan de vier, wijd uit elkander liggende, bloedende pooten te voorschijn kwamen. Ook waren er geheele schapen, deelen van koeien, schenkels, schouders . Slagers met witte voorschoten, voorzagen het vleesch van een merk, vervoerden het, wogen het en hingen het aan haken in de openbare ver koopplaats ; terwijl hij, door de ijzeren afsluithekken, naar deze rijen levenlooze lichamen keek, de bloedroode koeien en schapen, de blanke kalveren door het vet en de spieren geel gevlekt, de huid opengesneden. begaf hij zich naar de pensmarkt, tusschen de koppen en pooten van de bleeke kalveren lagen de inge wanden der dieren netjes in kistjes geschikt, de hersens op platte mandjes gelegd, de bloedende levers, de paarsachtige nieren . Voor een lange, tweewielige wagen met een tent van zeildoek bespannen, bleef hij staan , er lagen helften van var kens op ladders vastgemaakt, boven een bed van stroo ; door de aan de achterzijde open gelaten wagens zag men als in ver 32 lichte kapellen , in tabernakels, verlicht door den rooden gloed van dat ordelijk geschikte naakte vleesch ; op het bed van stroo stonden bovendien blikken emmers, vol varkensbloed . Toen werd Florent door een woeste begeerte overmeesterd, de muffe geuren van de slagerij, de sterke lucht van de pensmarkt maakten hem ellendig. Hij ging uit de overdekte straat, liever wilde hij nogmaals op het trottoir van de Pont- Neuf terugkeeren. Benauwd als hij was, deed de koele morgenlucht hem huiveren, hij klappertandde en was bang, dat hij daar op den grond zou ineenzinken . Hij zocht, maar vond geen enkele bank ; hij zou er zijn gaan slapen al moest hij ook door politie agenten gewekt worden . Door een duizeling bevangen , ging hij met gesloten oogen en suizing in de ooren tegen een boom leunen. De rauwe wortel, dien hij bijna zonder kauwen ver slonden had, deed zijn maag ineen krimpen, het glas punch had hem dronken gemaakt. Hij was dronken van ellende, van afgematheid, van honger. In zijn borst voelde hij pijn alsof er met een gloeiend ijzer in gebrand werd, nu en dan drukte hij er met zijn beide handen op, als wilde hij zoodoende een gat stoppen , waaruit hij al zijn levenssappen meende te voelen wegvloeien . Het trottoir golfde voor zijn oogen ; zijn lijden was zoo ondraaglijk , dat hij nogmaals beproefde te loopen om het minder te voelen. Hij ging voorwaarts en kwam tusschen de groenten. Hij verdwaalde er in. Hij sloeg een smal paadje in, ging in een ander, moest op zijn schreden terug keeren, vergistte zich, stond midden in het groen. Enkele stapels zoo hoog, dat de menschen tusschen twee van pakken en bossen gebouwde muren liepen. De hoofden staken er even boven uit, men zag de witte of zwarte vlekken van mutsen of petten en de groote heen en weer bewegende draagkorven kwamen boven die bladeren uit, als teenen bootjes op een meer van mos. Florent ontmoette duizenderlei hinderpalen, dragers , die de lasten opnamen, kooplieden , die met luide stem redetwistten ; hij gleed uit op het dikke bed van koolstronken en afval, die den weg bedekte, hij dreigde in den machtigen geur der ver trapte bladeren te stikken . Toen , wezenloos, stond hij stil , hij gaf zich over de duwen van den een, de vloeken ander, hij was niets dan een levenloos waren . aan van een meer 33 ding, gedreven en voortgestuwd in die wassende zee. Een gevoel van diepe moedeloosheid maakte zich van hem meester. Hij zou in staat zijn geweest om te bedelen . Zijn dwaze trots van den afgeloopen nacht ergerde hem . Als hij de aalmoes van juffrouw François had aangenomen, wanneer hij niet zoo dom bang geweest was voor Claude, zou hij nu niet tusschen de koolen naar adem staan hijgen. Vooral betreurde hij het feit, dat hij den schilder niet naar de rue Pirouette onder vraagd had. Nu was hij alleen, hij kon als een hond ор de straat sterven. Nogmaals hief hij de oogen op, naar de Hallen. Zij schitterden in de zon . Een breede straal wierp haar schijnsel achter in de overdekte straat en omgaf de paviljoens met een galerij van licht en op de uitgestrekte daken, scheen een von kenregen neer te dalen . Het groote netwerk van gegoten ijzer, ging verloren, verduisterde, was niets meer dan een somber profiel tegen den vlammenden gloed van de opgaande zon , Boven, scheen zij op een der glasruiten, een straal van licht rolde tot aan de goten, langs de schuine, zinken afdaken . Toen schenen de Hallen een drukke stad, badend in vliegend stofgoud . Begonnen met het snorken van de groenteboeren onder hun wollen mantels en het dof geluid van hun voort rollende wagens. Nu waren alle afsluithekken in de stad geopend , in de straten klonk een overstelpend gedruisch, in de paviljoens was het één gonzen ; men zou het de algemeene ontluiking hebben kunnen noemen van de geluiden, die Florent sedert vier uur in den morgen in het duister hoorde aangroeien en zwellen . Rechts, links, aan alle kanten, brachten de stemmen van de uitroepers schelle tonen, tusschen de basgeluiden van de menigte. Visch , boter, gevogelte, vleesch . Klokkentonen onderbraken het gegons voor de markten , die geopend werden. Rondom hem schitterde de zon op de groenten . De teedere aquarelle -tinten van den mor gen waren verdwenen . De wijdgeopende harten der kropsalade schroeiden, de gamma van groen schitterde in prachtige schakeering, de wortels waren bloedrood, de knollen werden gloeiend wit in dien zegepralenden gloed. Aan zijn linkerzijde, stapelden zich nog de koolen als witte kogels. Hij richtte de oogen op de verte en zag nog altijd vrachtwagens uit de rue Turbigo aankomen. De zee bleef wassen. Hij had haar gevoeld ZOLA, Hallen . 3 34 7 > . 6 aan zijn enkels, toen aan zijn buik ; zij dreigde nu tot boven zijn hoofd te gaan. Verblind , verzonken, met suizerde ooren , de maag als saamgeperst door alles wat hij gezien had, nog altijd nieuwen voorraad , zonder ophouden vermoedende, greep een waanzinnige angst hem aan , dat hij hier van honger zou moeten sterven, in het met spijzen overladen Parijs, te midden van dit schitterend ontwaken der Hallen. Dikke tranen rolden langs zijn wangen . Hij was in een breedere laan gekomen. Twee vrouwen, een klein oudje en een groote magere, gingen hem al pratend voorbij en richtten de schreden naar de paviljoens. , Komt u nu inkoopen doen, juffrouw Saget ? ' vroeg de groote magere. ,,Och ! juffrouw Lecoeur, als men het inkoopen mag noemen... U begrijpt, een vrouw alleen . Ik leef van bijna niets. Ik had graag een bloemkooltje gehad, maar alles is zoo duur ... Hoe veel kost de boter van daag ! " Vier en dertig sous Ik heb heele beste, als u eens wilt komen zien .. „ Ja, ja, ik weet niet, ik heb nog een beetje vet . Florent spande zijn laatste krachten in om de vrouwen te volgen . Hij herinnerde zich, dat hij den naam van het kleine vrouwtje door Claude had hooren noemen, toen zij in de rue Pirouette waren ; hij nam zich voor haar te ondervragen, als zij de lange magere verlaten had. , En hoe gaat het met nichtje ? “ vroeg juffrouw Saget „ O, Sarriette doet precies wat er in haar hoofd komt“ , ant woordde juffrouw Lecoeur, bitter. , Zij heeft zich willen vestigen. Nu dat gaat mij niet aan . Als de mannen haar uitgekleed hebben , zal ik haar geen stuk brood geven . “ „ U waart zoo goed voor haar. . Zij moest wat trachten te verdienen ; de vruchten zijn voordeelig van 't jaar. . . En uw zwager ? " ,, O ! die... Juffrouw Lecoeur drukte de lippen stijf op elkaar en scheen er zich niet verder over te willen uitlaten. , Altijd hetzelfde, niet waar ? " vervolgde juffrouw Saget. Het > Uw > u n 35 is een beste. .. Men heeft mij verteld, dat hij zijn geld verteert op een wijze. „ Weet men dat hij zijn geld verteert ! " riep juffrouw Lecoeur onbeschaamd. „ Hij is een gluiper ; een vrek, een man, weet u juffrouw , die mij liever zou laten omkomen dan mij honderd scus leenen . . . Hij weet zeer goed, dat de boter, zoomin als de kaas en eieren dit jaar iets noemenswaard opbrengen. Hij verkoopt zooveel gevogelte, als hij maar wil. .. Welnu, geen enkele maal, neen geen enkele maal, heeft hij mij zijn hulp aangeboden. Ik zou toch te trotsch zijn om iets van hem aan te nemen, begrijpt u, maar het zou mij pleizier gedaan hebben. " ,Kijk , daar is uw zwager, " hernam juffrouw Saget, fluisterend . De twee vrouwen keerden zich om en keken naar iemand , die den weg overstak om in de groote overdekte straat te gaan . „ Ik heb haast“ , mompelde juffrouw Lecoeur, er is niemand in mijn winkel om op te passen . Bovendien, ik wil hem niet toespreken " . Florent had werktuiglijk, het hoofd omgewend. Hij zag een vierkant mannetje, met een opgeruimd gezicht en grijze, kort geknipte haren , die onder ieder zijner armen een vette gans droeg, waarvan de afhangende kop tegen zijn dijen sloeg. En plotseling maakte hij een gebaar van vreugde ; hij liep zijn vermoeienis vergetende, dien man na. Bij hem gekomen, zeide hij, hem op den schouder kloppende : ,, Gavard ! " De andere hief het hoofd op en keek met een verbaasd ge zicht naar die lange, donkere figuur, die hij niet meer herkende . Toen, eensklaps, riep hij in de uiterste verbazing. „ Jij ! jy ! Wat, ben jij daar !“ Hij liet bijna de ganzen vallen en kon niet tot bedaren komen. Maar, toen hij zijn schoonzuster en juffrouw Saget op merkte, die nieuwsgierig naar die ontmoeting keken, liep hij voort, zeggende : , Laat ons hier niet blijven staan . . . . Er zijn hier twee tongen en vier oogen te veel. “ Onder de overdekte straat begonnen zij te praten. Florent vertelde, dat hij in de rue Pirouette geweest was. Gavard vond . 6 36 dat allergrappigst ; hij lachte hartelijk en vertelde hem, dat zijn broeder Quenu verhuisd was en zijn spekslagerij heropend had in de rue Rambuteau, tegenover de Hallen . Toen hij hoorde dat Florent den geheelen morgen met Claude Lantier gewandeld had, vermaakte hij zich buitengewoon over dit feit , het was een rare snaak en toevalligerwijze een neef van juffrouw Quenu. Hij zou intusschen Florent naar de spekslagerij geleiden. Maar, toen hij hoorde, dat hij met valsche papieren in Frankrijk was teruggekomen, stelde hij zich zoo ge heimzinnig ernstig aan, als maar mogelijk was. Hij wilde vijf passen voor hem uit loopen om geen attentie te verwekken . Na het paviljoen voor het gevogelte voorbij te zijn gegaan, waar hij zijn twee ganzen aan een haak van zijn stalletje be vestigde, stak hij, altijd gevolgd door Florent, de rue Rambuteau over. Daar, op het midden van den weg gekomen, wees hij hem met een knipoogje een mooien grooten spekslagerswinkel aan. De zon schoot haar stralen schuins in de rue Rambuteau en bescheen de voorgevels, in welker midden de ingang van de rue Pirouette een donkere opening maakte. Het groote vierkant van de Saint - Eustache was geheel verguld in het zonnestof. Midden in de drukte naderde van het kruispunt, een leger straatvegers op een rij, regelmatig hun bezems han teerende ; terwijl vuilnismannen het vuil met een hooivork in de karren gooiden , die om de twintig passen stil stonden en daarbij een leven veroorzaakten als brekend vaatwerk. Maar Florent had slechts oogen voor den grooten spekslagerswinkel, die schit terde in het zonlicht. Zij besloeg bijna den geheelen hoek van de rue Pirouette een lust om te zien . Vroolijk en frisch staken de heldere kleuren tegen het blanke marmer af. Het uit hangbord, waarop de naam Quenu-Gradelle in gouden letters prijkte, tusschen een omlijsting van takken en bladeren, op een lichten achtergrond, was zorgvuldig bewerkt en met glas bedekt . De twee voorste paneelen van den winkel, eveneens geschilderd en onder glas, vertoonden kleine dikke Amors, die tusschen koppen, varkenskarbonaden en guirlandes saucijzen speelden ; en die stillevens, omgeven door langwerpige en ronde versiersels hadden zulke teere tinten, dat het rauwe vleesch er de zachte en was 37 rozeroode kleur van confituren door aannam. In die aardige omlijsting, verrees de uitstalling. Zij was daargesteld op een bed van fijn geknipt blauw papier; keurig geschikte varen en bladeren veranderden hier en daar zekere schotels in bouquetten in een lijst van groen gevat. Hier was een overvloed van goede zaken , smeltende zaken, vette zaken. Eerst, geheel onderaan , tegen het glas, stond een rij potten met varkengehakt, vermengd met potjes mosterd. De hammetjes kwamen daarboven en zagen er smakelijk uit met hun door een groenen pompon versierd handvatsel. Dan volgden de groote schotels ; de Straatsburger gerookte tongen, rood en glimmend, afstekend tegen de saucijzen en varkenspooten ; de bloedworst, donker en ineengerold als goedige slangen ; de beuling, twee aan twee gestapeld , barstend van gezondheid ; de verschillende worsten in hun zilveren bekleedsel; de warme pasteitjes, met kleine vlaggetjes, waarop hun prijs stond, de groote hammen , de zware stukken kalfs- en varkensvleesch met gelei zoo doorschijnend als kandij. Er stonden ook groote schalen waarin zeer fijn gehakt vleesch in gestolten vet rustte. Tusschen de borden en schotels, op het bed van geknipt blauw papier, lagen potjes bouillon , geconserveerde truffels, terrines met ganzenleverpastei , blikjes tonijn en sardines . Een bakje weeke een ander bakje gevuld met gestoofde slakken in peterselie- saus waren achteloos op de beide hoeken geplaatst. Eindelijk hingen geheel in de hoogte aan een sierlijk uitge tande staat, colliers van saucyzen, worsten , cervelaat, netjes gerangschikt, als koorden en eikels van kostbare draperieën ; terwijl daarachter franjes van darmen een achtergrond van wit, vleezig kantwerk vormden. Dan, op de laatste trede van dit altaar voor de maag, midden in de franje van darmen, tusschen twee purperroode bouquetten lischbloemen werd het altaar gekroond door een vierkant met schelpen versierd aquarium , waarin twee goudvischjes voortdurend rondzwommen . Florent trilde van aandoening ; hij zag een vrouw, op den drempel van de deur voor den winkel staan . Zij vermeerderde nog dit aanzien van welvaart en vertoonde een beeld van blakende gezondheid tusschen al die vette aantrekkelijkheden. Het was een mooie vrouw, zij besloeg de geheele breedte van de deur, toch was ze niet te dik, ondanks haar breed figuur in kaas en 38 de volle rijpheid van haar dertig jaren . Zij was pas opgestaan en toch was baar glanzig haar, geplakt en glimmend als vernis, reeds netjes in kleine platte bandeaux langs haar slapen gelegd. Dat gaf haar een hoogst zindelijk voorkomen . Haar huid was doorschijnend blank, fijn en zacht getint zooals dat gewoonlijk het geval is bij menschen die tusschen vet en rauw vleesch leven. Zij zag er ernstig uit, of liever zeer kalm, zeer bedaard, alleen haar oogen lachten als zij zich vroolijk maakte, de mond bleef gesloten . Haar gesteven linnen halsboordje, haar witte mouwen, die tot aan haar ellebogen reikten , haar lang wit boezelaar, dat tot over de punten van haar schoenen afhing, lieten maar gedeelten van haar zwart cachimiren japon zichtbaar, de ronde schouders, den vollen boezem waarover het corset sterk gespannen was . In de zonneschijn badende, een blauwe gloed op de haren , de huid rozerood , de mouwen en het boezelaar schitterend wit, knipte zij zelfs niet met de oogleden , zij nam dood bedaard haar bad van morgenlucht, met een tevreden uitdrukking in de oogen naar den overvloed in de Hallen ziende . Zij zag er hoogst fatsoenlijk uit . Dat is de vrouw van uw broeder, uw schoonzuster Lisa, zeide Gavard tot Florent. " Hij had haar met een hoofdknikje gegroet . Toen ging hij behoedzaam achter het huis om de gang in , steeds alle moge lijke voorzorgen nemende, zelfs niet toestaande dat Florent den winkel binnenging, die toch leeg was. Hij vond het klaarblij kelijk heel prettig in een avontuur betrokken te zijn, dat hij voor gevaarlijk hield. Wacht", zeide hij , ik zal gaan zien of uw broeder alleen is , als ik in mijn handen klap, kunt gij binnenkomen. “ Hij opende een deur, achter in de gang. Maar toen Florent de stem van zijn broeder achter die deur hoorde, vloog hij naar binnen. Quenu, die zielsveel van hem hield , viel hem om den hals. Zij omhelsden elkander als kinderen . „ Och, sapperloot, och ! ben je daar, " stotterde Quenu , wie had dat ooit kunnen denken !.... Ik dacht dat je dood waart, ik zei het gisteren nog tegen Lisa : „ Die arme Florent..... " Hij zweeg, en het hoofd naar den winkel keerende, riep hij : 6 39 > ? Lisa ! kom toch Lisa ! ... " Toen, zich tot een klein meisje wendende, dat angstig in een hoekje was gekropen. „ Pauline, ga gauw je moeder roepen. “ Maar het kind bewoog zich niet. Het was een mooi meisje, vijf jaar oud, met een dik rond gezichtje, dat sprekend geleek op de mooie spekslagersvrouw. Zij hield een groote gele kat in haar armen en drukte het dier zoo stevig in haar kleine hand jes , alsof zij bang was dat die slecht gekleede heer het haar ontstelen zou. Lisa kwam langzaam aangeloopen . Hier is Florent, hier is mijn broer " , herhaalde Quen u . , Zij noemde hem „mijnheer,“ was heel vriendelijk en bekeek hem, kalm van het hoofd tot de voeten, zonder van eenige opaangename verrassing blijk te geven. Alleen haar lippen trok zij even samen, toen zij bleef staan om naar de omhel zingen van haar man te kijken, waarover zij ten slotte glim lachte . Deze scheen eindelijk wat te bedaren en toen zag hij eerst hoe arm en ellendig Florent er uitzag. „ Ach ! beste kerel, “ zeide hij, je bent er daar ginds niet mooier op geworden. ... Ik,, daarentegen ben nog dikker, dan voorheen . Hij was inderdaad dik, te dik voor zijn dertig jaren . Het vet puilde uit zijn hemd , zijn voorschoot, zijn helder wit lin nen , waarin hij als een buitengewoon groote pop gewikkeld was. Zijn geschoren wat lang gezicht, had op den langen duur eenige overeenkomst gekregen met de snuit van de varkens, dat vleesch , waarin zijn handen den geheelen dag omwoelden . Florent herkende hem nauwelijks. Hij was en keek beurtelings naar zijn broeder, naar de mooie Lisa en de kleine Pauline. Zij straalden van gezondheid , zagen er heerlijk , vierkant, krachtig uit , en keken hem aan met de verwondering van zeer dikke lieden, die een vage onrust gevoelen tegenover een mager mensch. Zelfs de kat, die bijna uit zijn vel barstte van dikte, keek hem met zijn ronde, gele oogen wantrouwend aan . „ Je ontbijt straks met ons , niet waar ? " vroeg Quenu. „ Wij eten vroeg, om tien uur. “ Er stroomde een sterke etenslucht naar binnen. Florent dacht 65 . van gaan zitten 40 aan zijn vreeselijken nacht, zijn aankomst op de groenten, zijn bezwijming midden in de Hallen, die voortdurende overstelping van voedsel, waaruit hij pas ontsnapt was. Toen zeide hij bijna fluisterend, en met een weemoedigen glimlach. „ Neen, ik heb honger, weet je. “ HOOFDSTUK II. Florent was juist te Parijs in de rechten gaan studeeren, toen zijn moeder stierf. Zij woonde te le Vigan, in le Gard. Zij was voor den tweeden keer getrouwd met een Normandiër, Quenu geheeten , die door een sous- prefect in het Zuiden ge bracht en vergeten was. Hij was klerk op de sous- prefectuur gebleven, daar hij het land bekoorlijk, den wijn goed en de vrouwen lief vond . Drie jaar na zijn huwelijk stierf hij, ten gevolge van een slechte spijsvertering en liet zijn vrouw als eenige erfenis, een dikken jongen na, die sprekend op hem ge leek. De moeder had al groote moeite om de college- gelden voor Florent, haar zoon , uit haar eerste huwelijk te betalen . Zij beleefde veel pleizier aan hem ; hij was zachtaardig, werkte met ijver, behaalde de eerste prijzen. Op hem was al haar liefde, al haar hoop gevestigd . Misschien had zij in dien bleeken , tengeren knaap, haar eersten man lief, een van die provincialen zoo zacht en goed, die haar zoo onuitsprekelijk had lief gehad. Of wel misschien had Quenu, wiens opgeruimd humeur haar eerst verleid had, zich al te welgedaan, te zelfgenoegzaam ge toond, te zeker dat de grootste genoegens bij zijn eigen ik te vinden waren. Zij was vast overtuigd, dat haar jongstgeborene, hij die door de zuidelijke familiën nog maar al te dikwijls opgeofferd wordt, nooit iets goeds zou doen ; zij vergenoegde zich met hem bij een oude juffrouw in de buurt op school te sturen, waar hij niet veel meer leerde dan guitestreken. De twee broeders groeiden ver van elkaar op. 42 Toen Florent te Vigan kwam, was zijn moeder begraven. Zij had gewild , dat men tot het laatste oogenblik haar ziekte voor hem zou verzwijgen, om hem niet in zijn studie te hin deren . Hij vond den kleinen Quenu, die toen twaalf jaar oud was, alleen, bitter schreiende, midden in de keuken op een tafel gezeten. Een buurman , die uitdrager was, vertelde hem, de laatste levensdagen van zijn ongelukkige moeder. Haar geld middelen waren geheel uitgeput, zij had zich overwerkt, opdat haar zoon in de rechten zou kunnen studeeren . Bij een kleinen handel in garen en band , die weinig opbracht, had zij nog allerlei ander werk ter hand genomen, dat haar tot laat in den nacht bezig hield. Het idée fixe, dat zij eenmaal haar Florent als advocaat gevestigd zou zien , had haar hardvochtig, gierig, onmeedoogend voor zich zelve en anderen gemaakt. De kleine Quenu liep met gaten in zijn broek, kielen met uitge rafelde mouwen, hij bediende zich nooit aan tafel maar wachtte totdat zijn moeder hem een stukje brood speed. Voor zich zelve nam zij bijna doorzichtige sneedjes en deze levenswijze had haar doen bezwijken, met de oneindige wanhoop in het hart, dat haar taak onafgedaan bleef. Dit verhaal maakte een diepen indruk ор het karakter van Florent. Hij schreide heete tranen . Toen nam hij zijn broeder in zijn armen, drukte hem vast aan zijn borst en zoende hem als wilde hij hem de liefde, die hem om zijnentwil onthouden was, terug geven. Hij keek naar zijn armoedige, versleten schoenen, zijn mouwen met gaten , zijn vuile handen, al die ellende van een verlaten kind . Hij zeide hem, dat hij hem mee zou nemen , dat hij bij hem ge lukkig zou zijn . Den volgenden dag, toen hij onderzocht hoe de zaken stonden, vreesde hij, dat zelfs het noodige geld ont. brak om naar Parijs terug te keeren . Tot geen prijs wilde hij te Vigan blijven. Hij verkocht den kleinen handel in garen en band , waardoor hij in staat was de schulden van zijne moeder te betalen , die ofschoon zeer ernstig als het geldzaken betrof, zich toch langzamerhand tot schuldenmaken had laten verleiden . Daar hem niets overbleef, bood de buurman, de uitdrager, hem vijf honderd francs voor de meubelen en het linnen van de overledene. Hij deed een goede zaak. De jonge man bedankte hem met tranen in de oogen. Bij stak zijn broeder in een nieuw pak kleeren en vertrok nog denzelfden avond naar Parijs. > 43 > Daar gekomen , kon er geen sprake meer zijn van het volgen der colleges voor zijn aanstaand examen in de rechten . Florent hing voorloopig zijn eerzucht aan den kapstok. Hij vond eenige lessen , vestigde zich met Quenu in de rue Royer- Collard , op den hoek van de rue St. Jacques in een groote kamer, waarin hij twee ijzeren ledikanten , een kast, een tafel en vier stoelen liet plaatsen . Van nu af had hij een kind . Zijn vader schap behaagde hem. In de eerste tijden, wanneer hij ' s avonds thuis kwam, trachtte hij den knaap les te geven ; maar deze luisterde zelden ; hij was weinig ontwikkeld, weigerde snikkend te leeren en dacht met verlangen terug aan den tijd , toen zijn moeder hem vrij liet straatslenteren . Verslagen, staakte Florent de lessen , hij troostte hem en beloofde hem onbepaalde vrijheid. Om zijn zwakheid te verontschuldigen, zeide hij tot zich zelven , dat hij de knaap niet tot zich had genomen om hem onaan genaam te zijn. Zijn gedrachtslijn was, het kind in vreugde te zien opgroeien . Hij had het afgodisch lief, genoot als het vroolijk wils , smaakte er een oneindig genot in het welvarend bij zich te voelen , zonder eenig begrip van zorgen . Florent bleef mager zijn zwarte, verstelde jassen en zijn gelaatskleur werd tanig, onder de wreede plagerijen waaraan hij bij het onderricht bloot stond . Quenu werd een klein, dik ventje, een beetje dom , nauwelijks kunnende lezen en schrijven ; maar zoo onverstoor baar opgeruimd , dat hij de groote, sombere kamer in de rue Royer- Collard licht en vroolijk maakte. De jaren gingen intusschen voorbij. Florent, die van zijn moeder zelfopoffering geërfd had , hield Quenu bij zich als een groot, lui meisje. Hij vermeed hem zelfs de geringste lasten op den hals te schuiven ; hij deed boodschappen, zorgde voor het huishouden en voor de keuken. Dat, beweerde hij, gaf hem een aangename afleiding. Gewoonlijk was hij droefgeestig, meenende, dat hij slecht was ; wanneer hij des avonds thuis kwam in zijn armzalige plunje, het hoofd op de borst gezonken door de plagerijen van vreemde kinderen, werd hij verteederd door de omhelzing van dien dikken , grooten jongen, die hij op den vloer van de kamer met den tol vond spelen . Quenu lachte om de onhan digheid waarmede zijn broeder pannekoeken bakte en den ernst 1 in29 44 > waarmede hij de bouillon afschuimde. Wanneer de lamp uit was en hij te bed lag, werd Florent meermalen weer bedroefd. Hij peinsde op middelen om zijn studies in de rechten te her vatten en bedacht, hoe hij over zijn tijd zou beschikken op een wijze, die het mogelijk maakte de colleges te volgen. Het ge lukte en hij was volmaakt tevreden . Maar een aanval van koorts, die hem acht dagen aan zijn kamer kluisterde, maakte zulk een gat in hun budget en verontrustte hem zoo zeer, dat hij alle hoop om zijn studiën te voltooien voor goed opgaf. Zijn kind werd groot. Hij werd onderwijzer op een kostschool in de rue l'Estrapade, op een salaris van achttien honderd francs. Het was een fortuin . Door zuinigheid wist hij geld ter zijde te leggen om Quenu een bestaan te bezorgen . Toen de jongen achttien jaar was, behandelde hij hem nog als een meisje, dat een uitzet moest hebben . Gedurende de kortstondige ziekte van zijn broeder, had Quenu ook nagedacht. Op een morgen verklaarde hij, dat hij wilde werken, dat hij groot genoeg was om zijn kost te ver dienen. Florent was diep getroffen. Tegenover hen, aan de overzijde van de straat , woonde een horlogemaker op een kamer, waarin het kind den geheelen dag zien kon , de man zat daar voor het raam over een tafeltje gebogen , fijne dingen hantee rende en ze geduldig door een loup bekijkende. Het trok hem aan, hij beweerde, dat hij lust had om het horlogemaken te leeren . Maar na verloop van veertien dagen, werd hij onrustig, hij schreide als een jongen van tien jaar, zeide dat hij niet wijs kon worden uit „ al die gekke dingen die in een horloge gaan“ . Nu wilde hij liever slotenmaker worden. Ook dat verveelde hem. Binnen twee jaren beproefde hij meer dan tien ambachten. Florent vond, dat hij gelijk had, dat men geen vak moest voort zetten, waarin men tegenzin had. Maar het mooie plan van Quenu, die den kost wilde verdienen, was alte kostbaar voor hethuishou den van de twee jongelieden . Sedert hij de ateliers afliep, waren er telkens nieuwe onkosten voor kleeren , voor buitenshuis ge bruikte maaltijden , of borreltjes voor de kameraden. De achttien honderd francs van Florent waren niet meer toereikend. Hij had er twee lessen bij genomen , die hij ' s avonds gaf. Acht jaren lang droeg hij dezelfde overjas. De twee broeders hadden een vriend gekregen. Het huis kwam aan een kant in de rue 45 Saint- Jaques uit, daar werd een groote „ rôtisserie ” 1) gehouden door een braaf man, Gavard geheeten, wiens vrouw, te midden der vette geuren, stierf aan een borstkwaal. Wanneer Florent te laat thuis kwam om een stukje vleesch te braden, kocht hij daar voor twaalf sous een stuk gans of eend. Dat waren echte smulpartijen. Gavard begon belang te stellen in den grooten mageren jongen man , hij kende zijn geschiedenis, hij lokte Quenu . En spoedig verliet deze de rôtisserie niet meer . Zoodra zijn broeder vertrokken was, ging hij naar beneden en zocht een plaatsje achter in de keuken, verrukt over de vier reusachtige braadspitten, die met zacht geraas voor de hooge heldere vlammen wentelden . De breede koperen schoorsteenranden glommen, het gevogelte dampte, het vet zong in de braadpan, de braadspitten begonnen ten laatste een praatje te maken , Quenu vriendelijke woordjes toe te spreken , terwijl hij met een langen houten lepel gewa pend, vol toewijding de goudgele buiken van de vette eenden en ganzen bedroop. Hij bleef daar uren lang, vuurrood van den vuurgloed, een beetje verstompt en droomerig de dikke, bradende dieren toelachen en hij kwam niet eerder tot bezinning dan wanneer ze van het braadspit genomen werden. Het gevogelte werd in schotels gelegd, de spitten kwamen dampend uit de buiken, uit de opening van den nek en van het achterste gedeelte van den vogel liep de jus en verspreidde een sterke braadlucht door de keuken. Dan volgde het kind de operatie met de oogen, het klapte in de handen , sprak tot de vogels, zeide, dat ze heerlijk waren, dat men ze op zou eten en dat de katten niets zouden krijgen dan de beentjes. Hij sprong van blijdschap als Gavard hem een boterham gaf, die hij een poosje in de pan had laten braden. Daar vatte Quenu zeker zijn liefde voor het koken op. Later, na allerlei ambachten beproefd te hebben, kwam hij altijd weer terug tot de dieren, die men aan het spit braadt, de jus, die noodzaakt zich de vingers af te likken . Eerst vreesde hij zijn broeder onaangenaam te zijn , die weinig at en over lekkernijen sprak met de minachting van een onwetend man . Maar toen 1 ) Verkoopplaats van gebraden vleesch en gevogelte. 46 hij zag, dat Florent luisterde, wanneer hij hem den een of anderen zeer gecompliceerden schotel verklaarde, bekende hij hem zijn neiging en spoedig trad hij in dienst in een groote restauratie. Van toen af was het bestaan van de broeders geregeld. Zij bleven op de kamer in de rue Royer - Collard wonen , waar zij elkander des favonds terugvonden : de eene met een gezicht verhelderd door zijn fornuizen, de andere met een gezicht ver slagen door de ellende van zijn armzalig leeraarsbestaan . Florent hield zijn versleten jas aan en verdiepte zich in het huiswerk van zijn leerlingen , terwijl Quenu , zijn voorschoot, zijn wit bujs en zijn witte muts droeg en voor de kachel draaide, zich ver makende met de een of andere lekkernij in den oven te braden. Somtijds keken zij elkander lachend aan over deze tegenstrijdig. heid, de eene geheel in het wit, de andere geheel in het zwart. Het ruime vertrek scheen halt bedroefd, half blij, met dien rouw en die vroolijkheid . Nooit bestond er een tegenstrijdiger huis houden, dat tevens zoo eendrachtig was . De oudste kon vrij mager worden, verteerd door het hartstochtelijk karakter van zijn vader ; de jongste kon vrij dik worden als een waardig zoon van den Normandiër, zij hadden elkander lief in hun gemeen schappelijke moeder, in die vrouw, die enkel liefde was. Zij hadden nog een bloedverwant in Parijs, een broeder van hun moeder, zekeren Gradelle, die spekslager was en in de rue Pirouette bij de Hallen woonde. Het was een gierigaard, een onbeschaamde kerel, die hen als hongerlijders ontving, toen zij zich voor den eersten keer bij hem vertoonden . Zij gingen er zelden weer heen. Toen de man jarig was, bracht Quenu hem een bouquet en kreeg er tien sous voor. Florent, die ziekelijk trotsch was, leed duizend smarten als Gradelle zijn versleten jas bekeek met het wantrouwend uiter lijk van een vrek, die vreest, dat men hem een maal eten of eenig geld zal vragen . Eens was hij zoo naief om bij zijn oom een briefje van honderd francs te wisselen. De oom zag de jongens, zooals hij ze noemde, met minder vrees komen. Maar hier bleef het bij. Die jaren gingen voor Florent als een lange, zoete droom voorbij. Hij smaakte al de bittere genietingen der toewijding. 47 Te huis ondervond en gaf hij slechts liefde. Daar buiten onder de vernederingen van zijn leerlingen, de stooten, die hij in de drukte op de trottoirs opliep, voelde hij zich slecht worden . Zijn gedoode eerzucht maakte hem bitter. Het duurde maanden lang, voordat hij zich boog en het lijden van een leelijk, middelmatig en arm man gelaten droeg. Aan de booze verleiding willende ontsnappen , wierp hij zich in de armen van ideale goedheid , hij schepte zich een schuil plaats van rechtvaardigheid en absolute waarheid. Toen werd hij republikein ; hij wijdde zich aan de politiek zooals wan hopende meisjes in een klooster gaan. Geen republiek vindende ernstig en bedaard genoeg, om zijn smarten te doen insluime . ren, schiep hij er zich zelf een . De boeken mishaagden hem, al dat beschreven papier, waarin hij leefde, deed hem denken aan de benauwde school, de gekauwde balletjes papier van de kwajongens, de kwelling der lange onvruchtbare uren . Bovendien, de boeken brachten hem slechts in opstand, dreven hem tot hoogmoed en hij voelde behoefte aan verge telheid en vrede. Zich in slaap wiegen, inslapen , droomen , dat hij volmaakt gelukkig was, dat de wereld het zou worden, de republikeinsche veste opbouwen, waarin hij zou wenschen te leven , dat was zijn vreugde, het telkens weer opgenomen werk van zijn vrije Hij las niet meer, dan voor het onderricht strikt noodig De rue Saint Jaques opgaande, liep hij tot aan de uiter ste boulevards, maakte dikwijls verre wandelingen, kwam door de barrière d'Italie terug en den geheelen weg over, de oogen op le quartier Mouffetard, aan zijn voeten gericht, ontwierp hij zedelijke maatregelen , maatschappelijke wetten, die deze lijdende stad in een stad van gelukzaligheid zouden veranderen. Toen de Decemberdagen Parijs met bloed bezoedelden , was hij diep getroffen , hij liep de vergaderingen af om wraak over dat vergoten bloed in te roepen door de verbroedering der repu blikeinen de geheele wereld . Hij werd een van die dwepende redenaars, die de revolutie prediken als een nieuwen godsdienst van liefde en zaligheid. De Decemberdagen ont rukten hem aan die alomvattende liefde. Hij was weerloos . Hij liet zich vangen als een lam en werd behandeld als een wolf. uren. was. van 48 . man Toen hij ontwaakte uit zijn vermaningen over broederschap, stierf hij bijna van honger op de koude vloersteenen in een gevangenis van Bicêtre. Quenu , die toen twee en twintig jaar was, werd doodelijk angstig, toen zijn broeder niet thuis kwam. Den volgenden dag ging hij zoeken, op het kerkhof Mont-Martre onder de dooden van den boulevard, die men onder stroo naast elkander had gelegd, de hoofden kwamen boven het stroo uit, afgrijse lijk ! Het hart zonk hem in de schoenen, de tranen verdui sterden zijn oogen, hij moest tot tweemaal toe de lange rij dooden langs gaan. Eindelijk , na ruim acht dagen, hoorde hij op de prefectuur van politie , dat zijn broeder gevangen ge nomen was. Toen hij dringend verzocht hem te mogen bezoe ken, dreigde men hem eveneens te arresteeren . Toen snelde hij naar zijn oom Gradelle, in zijn oog, een van gewicht, hij hoopte hem over te halen Florent te redden . Maar Gradelle werd boos, beweerde, dat men goed gedaan had, dat die groote domoor zich niet bij die ge meene republikeinen had moeten indringen ; hij voegde er zelfs bij, dat het slecht met Florent moest afloopen, dat het op zijn gezicht te lezen stond. Quenu vergoot heete tranen. Hij stond daar, buiten zich zelven van smart. De oom, wat be schaamd, gevoelde, dat hij iets voor den armen jongen moest doen en bood hem aan bij hem te komen. Hij wist, dat hij een goeden kok was en had een helper noodig. Quenu zag er zoo tegen op om alleen in de groote kamer van de rue Royer Collard terug te keeren, dat hij het aanbod aannam. Hij sliep reeds dienzelfden avond bij zijn oom , op de bovenste verdieping in een donker hok waar hij zich nauwelijks uit kon strekken. Toch schreide hij er minder dan hij tegenover het ledige bed van zijn broeder gedaan zou hebben . Eindelijk slaagde hij er in Florent te bezoeken. Maar toen hij van Bicêtre terug kwam, moest hij naar bed ; een koorts hield hem gedurende drie weken in stompzinnige lusteloosheid . Het was zijn eerste en eenige ziekte. Gradelle wenschte zijn republikeinschen neef naar den duivel. Toen hij op een morgen hoorde, dat hij naar Cayenne vertrokken was, klopte hij Quenu op de handen, om hem te wekken en vertelde hem het nieuwtje botweg, dit lokte zulk een crisis uit, dat de jonge man den 49 volgenden dag overeind was. Zijn smart smolt weg in zijn laatste tranen. Een maand later lachte hij en werd dan boos, omdat hij, gelachen had! ; toen kreeg zijn opgeruimde aard de overhand en hij lachte zonder dat hij het wist. Hij leerde de spekslagerij en vond er nog grooter genot dan in de keuken. Maar oom Gradelle zeide hem, dat hij zijn braad en kookkunst niet moest verleeren, dat een spekslager, die tevens een goed kok was hoogst zeldzaam was, dat het een geluk was, dat hij, voordat hij bij hem kwam , in een restauratie geweest was. Hij maakte trouwens een nuttig gebruik van zijn talenten ; liet hem diners voor de stadgenooten klaar maken, en belastte hem in het bijzonder met het roosteren en het braden van varkenskarbonnaden met ragout. Daar de jonge man hem werkelijk groote diensten bewees, hield hij, op zijn manier, van hem ; als hij erg in zijn nopjes was, kneep hij hem zelfs in de armen. Hij had het weinigje huisraad uit de rue Royer Collard verkocht en bewaarde het geld , een goede veertig francs, opdat, zooals hij zeide, die grappenmaker van een Quenu het niet uit het venster zou gooien. Ten slotte gaf bij hem toch iedere maand zes francs zakgeld. Quenu, ofschoon kort gehouden, somtijds ruw bejegend, was volmaakt gelukkig. Hij hield er van om aan den leiband te loopen. Florent had hem te veel als een lui meisje opgevoed. Bovendien had hij bij oom Gradelle een vriendin gevonden. Toen deze zijn vrouw verloor, was hij genoodzaakt geweest een winkel juffrouw te nemen. Hij koos er een , die er welvarend, sma kelijk uitzag, wetende, dat dit de klanten aantrekt en het ge braden vleesch eer aandoet. Hij kende in de rue Cuvier, bij de Jardin des Plantes, een weduwe wier man postdirecteur was geweest te Plassans, een sous-prefectuur in het Zuiden. Deze dame, die van een klein pensioen leefde, had uit die stad een dik, mooi kind meegebracht, dat zij als haar eigen dochter behandelde. Lisa verzorgde haar op een kalme manier, met een gelijkmatig, wat ernstig humeur en zag er als zij lachte werkelijk mooi uit. Haar grootste aantrekkelijkheid bestond in haar buitengewoon lieven en zeldzamen glimlach. Dan was haar blik een liefkoozing, haar gewone ernst verleende aan dien plotselingen, verleidelijken lach een onschatbare waarde. De oude dame zeide dikwijls, dat een lachje van Lisa de macht ZOLA, Hallen . ? 50 had haar naar de hel te voeren. Toen zij stierf, liet zij haar aan genomen dochter alles na wat zij bezat, ongeveer tienduizend francs. Lisa bleef acht dagen alleen in de woning in de rue Cuvier en daar kwam Gradelle haar bezoeken . Hij had haar dikwijls gezien , als zij met haar meesteres een bezoek bracht in de rue Pirouette ; maar met de begrafenis, kwam zij hem zoo mooi, zoo flink gebouwd voor, dat hij mee naar het kerk hof ging. Terwijl men de doodkist liet zakken , bedacht hij, dat zij uitstekend geschikt zou zijn voor zijn spekslagerij. Hij overlegde bij zich zelven, dat hij haar dertig francs per maand, boven kost en inwoning zou aanbieden . Toen hij haar zijn voorstel deed, vroeg zij vier-en- twintig uur om zich te be denken . Toen Toen kwam zij op een morgen, met een klein pakje in de hand, en haar tienduizend francs in haar corsage ver borgen. Een inaand later was zij meesteres in het huis, Gradelle, Quenu tot zelfs over de kleinste braadpannen , Quenu vooral, zou zich de vingers voor haar hebben laten afhakken. Als zij glimlachte, bleef hij haar, zelf lachend van genot, aanstaren . Lisa, die de oudste dochter was van Macquart te Plassans had haar vader nog. Zij beweerde, dat hij in den vreemde en schreef hem nooit. Somtijds liet zij zich ontvallen , dat haar moeder bij haar leven hard werkte en dat zij haar aard had en inderdaad zij betoonde zich zeer ijverig. Maar zij voegde er bij, dat de goede vrouw zich vast scheen te heb ben voorgenomen zich dood te werken voor baar huishouden. Ook sprak zij heel verstandig en op een allerliefste manier, die Quenu in verrukking bracht, over de plichten van den man en die van de vrouw en hij beweerde, dat hij het volkomen met haar eens was. Lisa's denkbeelden waren, dat iedereen moet werken om te kunnen eten, dat iedereen voor zijn eigen wel zijn behoort te zorgen ; dat men kwaad doet als men luiheid aanmoedigt ; kortom , dat, wanneer er ongelukkigen zijn het meestal voortkomt uit leeglooperij. Hiermede veroordeelde . zij klaar en duidelijk de dronkenschap, de bekende straatslijperij van den ouden Macquart. Zonder dat zij het wist, was zij een echte Macquart, zij was alleen een ordelijke, verstandige Macquart, logisch, met haar behoeften aan welvaart, had zij begrepen, dat de beste manier, om kalm en rustig te leven, was zich zelve een bed van aardsch geluk te bereiden. Zij besteedde al haar was 51 zorgen, al haar denken aan dat zachte leger. Toen zij nauwelijks zes jaar oud was, bleef zij zonder tegenspraak een geheelen day rustig op haar stoeltje zitten, onder voorwaarde, dat zij des avonds een koekje voor belooning zou krijgen . Bij den spekslager Gradelle zette Lisa haar kalm, regel matig bestaan voort, alleen verhelderd door haar schoonen glimlach. Zij had het aanbod van den goeden man niet onbe. dacht aangenomen ; zij wist, dat zij in hem een soort van eer bewaker zou vinden en begreep misschien, met de slimheid van een gelukzoekster, dat zij in de Pirouettestraat de rustige toekomst zou vinden , die zij zich droomde, een leven van ge zonde genietingen, werk zonder vermoeienis, waarvan ieder uur de belooning zou aanbrengen. Zij verzorgde haar winkel even kalm als zij de weduwe van den postdirecteur verzorgd had. Weldra waren de heldere boezelaars van Lisa spreek woordelijk in de buurt, Oom Gradelle was zoo tevreden met het mooie meisje, dat hij dikwijls onder het stoppen van saucijzen , tot Quenu zeide : Als ik geen zestig jaar was, waarachtig ik zou nog zoo gek zijn om met haar te trouwen . . . Zoo'n vrouw is goud waard in den handel, mijn jongen .“ Quenu meesmuilde. Maar toen op zekeren dag een buurman hem beschuldigde, dat hij verliefd was op Lisa, lachte hij smakelijk. Het hinderde hem volstrekt niet. Zij waren goede vrienden . Des avonds gingen zij te gelijk naar boven, om naar bed te gaan . Lisa had naast de donkere kast waarin de jonge man zich uitstrekte, een klein kamertje, dat zij een vriende lijk aanzien had gegeven door het aan alle kanten met netel doeksche gordijnen te versieren . Zij stonden nog een oogen blik op het portaal te praten met hun kandelaar in de hand en staken intussehen den sleutel in het slot, dan sloten zij hun deur met den vriendschappelijken groet. , Goeden nacht, juffrouw Lisa" . , Goeden nacht, mijnheer Quenu “ . Quenu lag al te bed, als hij Lisa nog bezig hoorde met haar klein huishoudentje in orde te brengen . Het houten be schot was zoo dun, dat hij haar minste bewegingen kon volgen . Hij dacht : ,, nu schuift ze haar gordijnen dicht" . Wat zou zij voor haar kastje uitvoeren ? Daar gaat zij 52 zitten ,> om haar schoenen uit te doen. Neen maar, zij blaast haar kaars al uit. Wij gaan slapen. En als hij haar bed hoorde kraken , mompelde hij lachend. Verduiveld ! juffrouw Lisa is niet licht. “ Dat denkbeeld maakte hem vroolijk ; ten slotte sliep hij in, denkende aan de hammen en de zult, die hij den volgenden dag klaar moest maken. Dat duurde een jaar, zonder een blos van Lisa, zonder eenige schroomvalligheid van Quenu. Wanneer er veel werk was, zoodat het meisje mede in de keuken moest helpen, ontmoetten hun handen elkander, midden in het gehakt. Somtijds hielp zij hem, zij hield met haar mollige handen de darmen vast, die hij volstopte met gehakt vleesch en spek. Of wel zij proefden samen het rauwe vleesch van de saucysen om te onderzoeken of het behoorlijk gekruid was. Zij gaf raad, kende recepten uit het Zuiden, die hij met goed gevolg ten uitvoer bracht. Dikwijls voelde hij haar achter zich , dan keek zij over zijn schouder in de pannen en stond zij zoo dicht bij hem, dat hij haar krachtige adem haling in zijn nek voelde. Zij gaf hem een lepel, een schotel aan. Het vuur kleurde hun beiden vuurrood. Hij zou voor niets ter wereld hebben opgehouden met het keeren van het vette gebraad, dat op het fornuis stond ; terwijl zij, heel ernstig over het gaar of niet gaar stond te redetwisten . Des namiddags, als er geen volk meer in den winkel kwam, zaten zij uren lang kalm te redeneeren. Zij zat achter haar toonbank, wat achterover geleund, langzaam en bedaard te breien . Hij ging op een hakblok zitten met slingerende beenen , terwijl hij met de hielen tegen het eikenhouten blok trommelde. Zij konden uitstekend met elkander overweg en spraken over alles, gewoonlijk over het koken, over oom Gradelle of over de buren. Soms deed zij hem vertelseltjes als aan een kind ; zij kende er heel mooie, wonderbare legen den , vol lammeren en engeltjes, die zij op zangerigen toon en heel ernstig ten beste gaf. Als er dan een klant binnen kwam , liet zij zich gemakshalve den pot met reuzel, of het schaaltje met slakken door den jongen man aangeven. Om elf uur gingen zij evenals den vorigen avond, langzaam naar boven en weer sloten zij hun deur met een kalm : Goeden nacht, juffrouw Lisa. “ , Goeden nacht, mijnheer Quenu. " 9 9 53 men Op een morgen werd oom Gradelle, terwijl hij bezig was een gelantine te bereiden door een aanval van beroerte getroffen. Hij viel met zijn neus in het gehakt. Lisa verloor geen oogen blik haar kalmte. Men moest den doode niet in de keuken laten , zij liet hem achter in een kamertje brengen, waarin hij gewoon was te slapen , daarna bedacht zij, dat men de loop jongens wijs moest maken, dat oom op zijn bed gestorven was, het zou anders walging kunnen wekken in de buurt en men zou de klandizie verliezen. Quenu hielp den doode vervoeren, versuft, verbaasd omdat hij geen tranen vond. Later schreide hij met Lisa samen. Hij en zijn broeder Florent waren eenige erfgenamen. Volgens de loopende geruchten in de buurt had de oude Gradelle een aanzienlijk fortuin . De waarheid was, dat men geen kroon aan klinkende munt vond. Lisa was ongerust. Quenu zag haar nadenkend voor zich uitstaren en dikwijls overal rondzoeken, alsof zij wat verloren had. Eindelijk be weerde zij, dat er groote schoonmaak gehouden moest worden, men babbelde over den plotselingen dood, het was noodig, dat een groote zindelijkheid vertoonde. Op een namiddag, nadat zij twee uren in de kelder had doorgebracht, waarin zij zelve de pekelvaten schoon maakte ; kwam zij naar boven met iets in haar boezelaar, Quenu hakte varkenslever. Zij wachtte, totdat hij gedaan had en sprak intusschen over onverschillige dingen. Maar haar oogen schitterden met buitengewonen gloed, zij lachte haar mooien glimlach, toen zij eindelijk zeide, dat zij hem verlangde te spreken . Zij liep met moeite de trap op, dat wat in haar boezelaar was en het bijna vaneen scheurde, bemoeielijkte haar gang. Op de derde verdieping gekomen , was zij buiten adem, zij zocht een steun tegen de leuning van de ' trap. Quenu volgde haar zonder een woord te spreken, in de grootste verbazing, tot in haar kamertje. Het was voor het eerst, dat zij hem uitnoodigde daar binnen te komen. Zij sloot de deur en de punten van haar boezelaar loslatende, die zij niet langer tusschen haar stijve vingers kon houden, liet zij een regen van goud en zilvergeld op haar bed neerdalen. Zij had onder in een pekelvat den schat van oom Gradelle gevonden . De hoop geld maakte een grooten kuil in het keurige, zachte bed van het jonge meisje. De vreugde van Lisa en Quenu was bespiegelend ; zij gingen op den rand van het bed zitten, Lisa 54 aan het hoofdeneind , Quenu aan het voeteneinde en met het geld in het midden, telden zij het op de dekens om geen leven te maken . Er waren veertigduizend francs aan goud , drieduizend francs aan zilver en in een blikken doos twee-en veertigduizend francs aan baokpapier. Zij hadden twee volle uren noodig om zich van dit alles te overtuigen . Quenu's handen beefden een beetje. Lisa deed het meeste werk. Zij legden de stapeltjes goud op het hoofdkussen en lieten het zilver in den kuil op de deken. Toen zij tot de voor hun buitengewoon groote som van vyf- en- tachtigduizend francs waren gekomen, begonnen zij te overleggen . Alsof het de natuurlijkste zaak was, beraadslaagden zij over de toekomst, over hun huwelijk , ofschoon er nooit sprake van liefde tusschen en geweest was. Dat geld scheen hun tongen los te maken. Zij waren wat achteruit geschoven en leunden nu tegen den muur achter het ledikant, onder de witte neteldoeksche gordijnen en toen al babbelende hun in het zilver woelende handen elkander ontmoetten, gaven zij zich aan elkander De schemering verrastte hen daar. Toen eerst bloosde Lisa, dat ze daar zoo naast dien jongen man zat. Zij hadden het bed omver gevoeld , de lakens hingen er bij neer, het goud op het hoofdkussen, dat hen scheidde, vormde kuilen , alsof er hoofden in gerold hadden, warm van hartstocht. Zij stonden verlegen op, met de beschaamde gezichten van twee gelieven , die een eersten misslag begaan hebben. Het ortredderde bed, met al dat goud, beschuldigde hen van een verboden genot, dat zij gesmaakt hadden, achter de gesloten deur. Het was hun eerste val. Lisa, die haar kleeren weer in orde bracht, alsof zij het kwaad gedaan had , ging haar tien duizend francs halen. Quenu wilde, dat zij ze bij de vijf- en tachtigduizend francs van oom voegde ; hij mengde de twee sommen lachend dooreen , zeggende : dat het geld ook moest trouwen en men kwam overeen dat Lisa, „ den spaarpot" in haar kast zou bewaren. Toen zij naar kast weer gesloten en het bed in orde gebracht had, gingen zij rustig naar beneden. Zij over. waren man en vrouw. Het huwelijk had de daaropvolgende maand plaats. De buren vonden het natuurlijk, zeer naar behooren . Men kende vaag de geschiedenis van den schat, de eerlijkheid van Lisa was de 55 2 6 oorzaak van loftuitingen zonder einde ; als zij gewild had, zou zij de vondst voor Quenu hebben kunnen verzwijgen en alles voor zich zelve behouden ; want niemand wist er van ; maar zij was te eerlijk geweest om zoo iets te doen. Zij ver diende wel , dat Quenu met haar trouwde . Die Quenu was een geluksvogel, hij was niet mooi en hij vond een mooie vrouw, die een fortuin voor hem opgraafde. De bewondering was zoo groot, dat men eindigde met te fluisteren , dat Lisa wel dwaas was met te doen wat zij deed . “ Lisa glimlachte als men tegen over haar in bedekte termen over die zaken sprak. Zij en haar man leefden als te voren in goede verstandhouding, in geluk kigen vrede. Zij hielp hem , ontmoette zijn handen in het ge hakte vleesch, boog zich over zijn schouder om in de pannen te zien en alleen het groote vuur in de keuken dreef hun het bloed naar het hoofd . Lisa intusschen was een verstandige vrouw, die spoedig be greep, dat het dwaas zou zijn om de vijf- en - tachtigduizend francs in de kast te laten rusten. Quenu zou ze graag weer in het pekelvat geborgen hebben in afwachting er nog eens zooveel te verdienen ; dan zouden zij te Sureines , een plaats die hun beiden aanstond, van hun renten zijn gaan leven. Maar zij had andere plannen . De rue Pirouette kwetste haar denk beelden over zindelijkheid, haar behoefte aan lucht, licht en krachtige gezondheid. De winkel waarin oom Gradelle langzaam aan zijn geld ver zameld had, was een soort van pijpenlade, een van die onaanzien lijke spekslagerijen uit de oude wijken , waarvan de uitgesleten vloersteenen den sterken geur van vleesch behouden, hoe men ze ook boent ; de jonge vrouw droomde zich een van die mooie, moderne winkels, rijk als een salon , met heldere spiegelruiten , die glinsteren op het trottoir van een breede straat. Het was niet de kleingeestige lust om de dame te spelen achter een toonbank ; ze had een duidelijk begrip van de noodzakelijke luxe in den modernen handel. Toen zij den eersten keer bij Quenu met haar voorstel voor den dag kwam, om te verhuizen en een gedeelte van hun geld te besteden om een winkel te versieren , schrikte hij. Zij haalde glimlachend de schouders op. Eens toen het al donker en de spekslagerij gesloten was, hoorden de echtgenocten twee burgervrouwen, voor hun deur, met elkander praten . 56 „Nu,” zeide de eene vrouw tot de andere, „ ik koop niet meer bij hun , ik zou geen stuk worst van hun lusten, dank je wel... Er is een doode in hun keuken geweest . Quenu schreide er om. Die historie van een doode in hun keuken deed de rondte. Ten slotte bloosde hij, wanneer zijn klanten zijn koopwaren wat al te nabij beroken ; hij zelf be gon met zijn vrouw over verhuizen te spreken. Zonder iets te zeggen, was zij naar een nieuwe winkel gaan omzien en zij vond er een, die prachtig gelegen was, in de rue Rambutteau. De hoofdingang naar de Hallen, die juist daarover was, zouden het aantal klanten verdrievoudigen, het huis aan de vier hoeken van Parijs bekend maken. Quenu liet zich tot buitensporige uitgaven overhalen ;; hij besteedde meer dan dertigduizend francs aan marmer, spiegels en verguldsel. Lisa bracht uren bij de werklieden door en gaf haar aan wijzingen tot in de kleinste bijzonderheden. Toen zij zich eindelijk in haar winkel vestigde, kwam men in optocht bij hen koopen, alleen om den winkel te zien . De muren waren geheel van marmer ; aan het plafond was een onmetelijk groote spiegel in een groote, rijk versierde, vergulde lijst, uit het midden waarvan een vierarmige kroonkandelaar afhing, achter de toonbank, aan de linkerzijde en aan den achtermuur waren andere spiegels tusschen de platen van marmer aangebracht, die een zee van lichtschijnsels verspreidden , deuren, die tot andere zalen toegang schenen te verleenen tot in het oneindige en allen gevuld schenen met tentoongestelde vleeschsoorten. De toonbank aan de rechterzijde, die zeer groot was, vond men vooral prachtig bewerkt ; ruiten van rozerood marmer vormden er gelijkmatige vakken. De vloer was van afwisselend witte en rozeroode steenen, omgeven met een griekschen rand van donkerrood. De buurt was trotsch op haar spekslagerij, niemand dacht er meer aan over de keuken van de rue Pirouette te spreken, waarin iemand gestorven was. Een maand lang bleven de buren op het trottoir stilstaan om tusschen de cervelaatworsten en franjes van darmen, naar Lisa te zien . Men verbaasde zich evenzeer over haar blank en zacht rozerood gezichtje als over het wit en rozerood marmer. Zij scheen de ziel, het leven, het beeld van gezondheid en kracht in de spekslagerij; men noemde haar algemeen de mooie 57 9 Lisa. Aan de rechterzijde van den winkel was de eetzaal, een zeer zindelijk vertrek, met een buffet, een tafel en stoelen van licht eikenhout. De mat, die op den vloer lag, het lichtgele behangsel, het eikenhout geschilderd wasdoek gaven aan het vertrek een al te koud voorkomen , alleen een glimmend koperen hanglamp bracht eenige vroolijkheid aan met haar groote abat jour van porceleinen transparenten, wijd uitloopend boven de tafel. Een deur van de eetzaal kwam in de ruime vierkante keuken uit en daarachter was een klein overdekt plaatsje, dat dienst deed als bergplaats voor schotels, vaten , en gereedschappen, die niet gebruikt werden ; links naast de pomp stonden de verlepte potten met bloemen van de uitstalling verder te verkwijnen, rondom de zinkput waarin men het vuile water gooide . De zaken gingen uitmuntend . Quenu die geschrikt was van de groote uitgaven , voelde bijna eerbied voor zijne vronw, die volgens hem een kranig kopje " had. Na vijf jaren hadden zij ongeveer tachtigduizend francs tegen goede renten uitgezet. Lisa verklaarde, dat zij niet eerzuchtig waren , dat zij er niet van hielden te gauw te potten ; anders zou zij haar man ,hon derden en duizenden hebben laten verdienen door hem in het groot handel te laten drijven in varkens . Zij waren nog jong en hadden nog tijd voor zich ; bovendien zij hielden niet van onzindelijk werk, zij wilden op hun gemak werken , zonder zorgen en als lieden , die van een goed leven houden. „ Daar heb je “ , voegde Lisa er in haar openhartige buien bij, een neef van mij in Parijs Ik ontmoet hem nooit, de twee families leven in oneenigheid. Hij heeft den naam van Saccard 1 ) aangenomen om zekere dingen te doen ver geten .. Nu maar, die neef, zegt men, verdientmillioenen Maar dat is geen leven, dat heeft rust noch duur, hij drijft woekerhandel in paden en wegen. Het is immers onmogelijk , dat zoo'n man rustig eet. Wij weten ten minste wat wij eten , wij hebben dat geharrewar niet. Men moet het geld alleen lief hebben, omdat men het noodig heeft in het leven. Men heeft het graag goed , dat is natuurlijk . Maar geld verdienen alleen om het te verdienen , zich meer last dan pleizier op den hals halen, op mijn woord, ik ging nog liever leeg zitten .... 1 ) Zie Zola, Jacht op fortuin . 58 Bovendien, ik zou die millioenen van mijn neef wel eens willen zien . Ik geloof zoo maar niet aan millioenen. Ik heb hem onlangs eens ontmoet, hij zat in een rijtuig, en zag er tanig en gluiperig uit. Een man, die zooveel geld verdient, ziet er niet zoo tanig uit. Nu, dat moet hij weten .... Wij voor ons verdienen liever honderd sous, om dan ook van die honderd sous te genieten . " Het gezin genoot werkelijk. Zij hadden reeds in hun eerste huwelijksjaar een dochtertje gekregen en met hun drieën waren ze een lust om te zien . Men leefde op goeden voet, gelukkig, zonder zich al te veel te vermoeien , zooals Lisa het wenschte. Alles wat oorzaak tot oneenigheden zou kunnen geven, had zij zorgvuldig vermeden . In kalmte en voorspoed gingen de dagen, te midden der vettige geuren , voorbij . De woning vertegenwoordigde een hoekje van beredeneerd geluk, een gemakkelijk ingerichte etensbak , waarin de moeder, de vader en het kind zich vet mestten . Alleen Quenu was soms bedroefd, als hij aan zijn arme Florent dacht. Tot 1856 kreeg hij nu en dan brieven van hem. Toen hielden de persoonlijke berichten op ; in een courant las hij, dat drie gedeporteerden van het eiland du Diable hadden willen ontvluchten en dat zij verdronken waren, voordat zij de kust bereikten. Op de prefectuur van politie kon men hem geen nauwkeurige inlichtingen geven ; men ver onderstelde, dat zijn broeder dood was. Toch behield hij nog eenige hoop, maar de maanden gingen voorbij. Florent, die in Hollandsch Guyana rondzwierf, wachtte zich wel te schrijven, hij hoopte altijd nog eenmaal in Frankrijk terug te keeren. Quenu betreurde hem, ten slotte als een doode, dien men geen laatst vaarwel heeft kunnen zeggen . Lisa kende Florent niet ; zoo dikwils hij haar deelgenoote maakte van zijn leed, vond zij woorden van troost ; zij liet hem voor de zooveelste maal van zijn jeugd vertellen, van de groote kamer in de rue Royer Collard, de zes- en- dertig ambachten, die hij begonnen was, de lekkernijen, die hij in den oven bakte, geheel in het wit gekleed, terwijl Florent geheel in het zwart gestoken was. Zij luisterde bedaard en allervriendelijkst naar hem . Te midden dier met overleg gekweekte en tot rijpheid ge komen levensgenietingen, kwam Florent op een mooien Septem bermorgen, in huis vallen , juist toen Lisa haar ochtendluchtbad 59 nam en » toen Quenu, de oogen nog zwaar van slaap, lui de vingers in het gestolde vet van den vorigen dag, stopte . De spekslagerij stond op stelten . Gavard wilde, dat men den banneling“ zooals hij hem wat opgeblazen noenıde, verborg. Lisa bleeker en ernstiger dan gewoonlijk , liet hem eindelijk naar boven gaan, waar zij hem op de vijfde verdieping de kamer van haar winkeljuffrouw gaf. Quenu had brood en ham gesneden, maar Florent kon nauwelijks eten ; hij werd duizelig en misselijk en was genoodzaakt naar bed te gaan , een hevige ijlende koorts, een begin van hersenziekte, die gelukkig, ofschoon met moeite, overwonnen werd, hield hem vijf dagen gekluisterd. Toen hij tot zich zelven kwam, zag hij Lisa voor zijn bed zitten, zachtjes met een lepeltje in een kopje roerende . Hij wilde haar bedanken , maar zij zeide hem, dat hij zich nu stil moest houden, later zouden zij praten . Drie dagen later was de zieke weer op de been . Kort daarna kwam Quenu op een ochtend bij hem boven zeggende ; dat Lisa hem in haar kamer op de eerste verdieping verwachtte . Zij hadden daar een klein kamertje, drie grootere kamers en een kabinetje. Eerst moest men een groote kamer door, waarin eenige stoelen het eenige ameublement uitmaakten , dan kwam men in een klein salon, waarin de onder witte hoezen verbor gen meubelen, vredig in het halfduister van de altijd gesloten zonneblinden stonden , opdat het helder daglicht het lichtblauwe rips niet zou doen verkleuren, dan bereikte men de slaapkamer, het eenige vertrek, dat bewoond werd en dat zeer gemakkelijk wasinge richt. Het bed vooral was zonderling met zijn vier matrassen , zijn vier hoofdkussens, zijn zware dekens, zijn donzen dekbed , zijn tot slapen uitnoodigende weekheid in de vochtige warmte van de alkoof. De spiegelkast, de toilettafel, het nachttafeltje met een gehaakt kleedje, de stoelen met kanten antimacassars be dekt, gaven de kamer een degelijk , burgerlijk, net aanzien. Tegen den muur, aan beide zijden van den schoorsteen, waarop met landschapjes beschilderde vazen en een vergulde pendule prijkten , Gutenberg in peinzende houding, met de hand op een boek steunende, voorstellende, hingen de portretten van Quenu en Lisa in olieverf in ovale, overladen versierde lijst. Quenu glimlachte ; Lisa zag er deftig uit ; beiden in het zwart, met gladde, fijnbestreken gezichten en erg geflatteerd. Een tapijt, 60 waarop gecompliceerde medaillons zich vermengden met sterren , bedekte den vloer. Voor het bed lag een van die mollige kleedjes, vervaardigd van lange gekrulde wollen draden, een geduldwerkje van de spekslagersvrouw zelve, in haar winkel gebreid . Een zonderling effect in die omgeving van nieuwe meubelen maakte een groote secretaire, vierkant en laag, die men opnieuw had laten politoeren zonder dat men daardoor de barsten in het marmeren blad, noch de diepe krassen in het mahoniehout, dat zwart van ouderdom was, had kunnen be dekken . Lisa was er opgesteld geweest dit meubel, dat oom Gradelle veertig jaar gebruikt had, te behouden ; zij zeide, dat het hun geluk zou aanbrengen. In waarheid was er een on verbreekbaar slot, een gevangenisslot op en het was zoo zwaar, dat men het niet van zijn plaats kon krijgen . Toen Quenu en Florent binnen kwamen , schreef Lisa, die voor het neergeslagen blad van de secretaire zat , zij zette groote, duidelijke cijfers op een papier en gaf een teeken, dat men haar niet zou storen . De twee mannen gingen zitten. Florent keek verbaasd in het rond, naar de twee portretten, de pendule, en het bed. , Ziezoo,” zeide Lisa eindelijk na bedaard een bladzijde vol berekeningen te hebben nagezien. , Luister eens..... Wij hebben u nog rekening en verantwoording te doen, beste Florent." Het was voor den eersten keer, dat zij hem zoo noemde. Zij nam het blad met berekeningen en vervolgde : „ Uw oom Gradelle is gestorven zonder een testament na te laten ; jy waart, jij en je broe der, de twee eenige erfgenamen ... Nu, moeten wij je, je deel geven. " Maar ik verlang niets, “ riep Florent uit, ik wil niets hebben ! “ Quenu scheen niets van de plannen van zijn vrouw te weten. Hij was wat bleek geworden en keek haar boos aan . Waarlijk , hij hield veel van zijn broeder ; maar men behoefde hem de erfenis van oom Gradelle zoo maar niet toe te gooien . Later had men kunnen zien. „ Ik weet wel, beste Florent, dat je niet zijt teruggekomen om van ons te eischen wat je toekomt ; maar zaken zijn zaken ; het is veel beter om ze zoo gauw mogelijk te regelen. “ De spaarpenningen van je oom beliepen een bedrag van vijf-en tachtig - duizend francs. Ik heb dus twee- en- veertig- duizend francs op uw rekening gesteld, kijk maar. " 6 61 Zij toonde hem het bedrag op het blad papier. ,Het is ongelukkig niet zoo gemakkelijk om den winkel, het materiaal, de koopwaren , de klanten te schatten . Ik kan dat slechts te naastenbij berekenen ; maar ik geloof alles zoo goed mogelijk gedaan te hebben ..... Ik ben tot een bedrag van vijftienduizend, driehonderd en tien francs gekomen , dat voor uw deel dus zevenduizend zeshonderd- vijf -en - vijftig francs zou zijn en in het geheel vijftigduizend eenhonderd -vijf -en - vijftig francs ..... Gij wilt het wel eens narekenen nietwaar ? " Zij had met een duidelijke stem de cijfers genoemd en reikte hem het blad papier, dat hij moest aannemen. „ Maar, " riep Quenu, „ de spekslagerij van den oude was nooit vijftienduizend francs waard ! Ik zou er geen tienduizend voor gegeven hebben. " Zijn vrouw maakte hem wanhopend ; zoover drijft men de eerlijkheid niet. Sprak Florent over de spekslagerij ? Trouwens, hij wilde niets hebben, hij had het gezegd. , De spekslagerswinkel was vijftienduizend -driehonderd -en -tien francs waard, “ herhaalde Lisa bedaard.... Je begrijpt, beste Florent, het is onnoodig die zaken voor den notaris te laten in orde maken . Wij moeten deelen , nu gij als uit den dood zijt opge staan ..... Sedert uw komst, heb ik aan dit alles gedacht en toen gij ziek te bed laagt daar boven , trachtte ik dezen inventaris zoo goed en zoo kwaad als het ging op te stellen .... Kijk, alles is er uitvoerig in beschreven, ik heb onze oude boeken nage snuffeld en ' mijn geheugen geraadpleegd. Lees het eens hardop, dan zal ik u alles verklaren , wat gij verlangt te weten . Florent glimlachte ten slotte. Die gemakkelijke en als natuurlijke eerlijkheid, bewoog hem. Hij legde het blad papier op de schoot van de jonge vrouw en haar hand vattende, zeide hij : „ Lieve Lisa, ik ben recht blij, dat je goede zaken maakt, maar ik wil je geld niet hebben . De erfenis is voor jou en voor mijn broer, die oom tot aan zijn dood hebt opgepast.... Ik heb niets noodig, ik zou je in je handel niet willen bemoeielijken ." Zij drong aan , werd zelfs boos, terwijl Quenu zonder iets te zeggen , op zijn nagels zat te bijten. Neen maar ! " hernam Florent lachend, als oom Gradelle u hoorde, zou hij in staat zijn u het geld te komen afnemen . Hij was niets op mij gesteld, die oom. " 62 ons „ O hemel neen, hij hield niets van je , “ mompelde Quenu , die zich niet langer bedwingen kon . Maar Lisa hield nog vol. Zij zeide, dat zij geen geld in haar secretaire wilde hebben , dat haar niet toekwam , dat zij niet meer rustig zou kunnen leven . Toen bood Florent gekscherend aan zijn geld in de spekslagerij te steken . Trouwens, hij weigerde hun hulp niet, hij zou zeker niet dadelijk werk vinden, en dan hij zag er niet toonbaar uit, hij moest noodzakelijk nieuwe kleeren hebben . Waarachtig ! " riep Quenu uit, „ je slaapt bij ons, je eet bij en wij geven je wat je noodig hebt . Dat is een uitge maakte zaak ... Je weet wel, dat wij je niet aan je lot zullen overlaten, voor den drommel ! " Hij was erg aangedaan en schaamde zich zelfs, dat hij bang was geweest een groote som in eens te geven. Hij begon grappen te maken, zeide tot zijn broeder, dat hij zich belastte met de zorg om hem dik te maken . Lisa vouwde intusschen het pa pier met berekeningen op en lag het in een lade van de secretaire. , Gij hebt ongelijk ," zeide zij, als tot besluit. „ Ik heb ge daan, wat ik moest doen, nu echter zal het zijn zooals gij het verlangt ... Weet je, ik bad er geen vredemee. Onaangename gedachten hinderen mij te veel. “ Toen spraken zij over andere dingen. Er moest een ver klaring gevonden worden voor Florents tegenwoordigheid, om te vermijden, dat de politie argwaan kreeg. Hij vertelde hun, dat hij in Frankrijk was teruggekeerd, dank zij de papieren een armen drommel, die te Suriname, in zijn armen , aan de gele koorts gestorven was. Door een zonderling toeval heette deze jonge man ook Florent. Florent Laquerrière had niemand in Parijs achter gelaten dan een nicht, wier dood mien hem in Amerika bericht had ; niets was gemakkelijker, dan zijn rol te spelen. Lisa bood zich aan om voor de nicht te fingeeren . Men kwam overeen, dat men een historie zou vertellen van een neef, die tengevolge van ongelukkige onder nemingen uit den vreemde terug had moeten keeren en, die nu door de Quenu- Gradelles, zooals men het gezin in de buurt noemde, liefderijk was opgenomen, totdat hij een betrekking vond. Toen alles geregeld was, wilde Quenu zijn broeder het huis laten zien ; hij schonk hem zelfs het bezichtigen van het kleinste tabouretje niet. van 63 9 In de groote kamer, waarin alleen maar stoelen stonden , deed Lisa een deur open en liet hem een klein kamertje zien , zeggende : dat de winkeljuffrouw daar zou slapen en dat hij zijn kamer op de vijfde verdieping zou houden . Dien avond was Florent geheel in nieuwe kleeren gestoken . Hij had weer een zwarte jas en broek genomen, ondanks de raadgevingen van Quenu , die vond , dat die kleur somber stemde . Men verborg hem niet langer, Lisa vertelde aan ieder, die het hooren wilde, de geschiedenis van den neef. Hij leefde in de spekslagerij, zat soms op een stoel in de keuken te peinzen en kwam weer in den winkel tegen het marmer leunen . Aan tafel overlaadde Quenu hem met eten , werd boos als hij weinig at en de helft van het vleesch liet liggen , waarmede men zijn bord vulde. Lisa had weer haar langzame, koele manieren aan genomen , zij nam zijn gezelschap voor lief, zelfs des morgens als hij hinderlijk was in de zaak ; zij vergat zijn bestaan, totdat zij hem soms zoo in het zwart plotseling voor zich ziende, even opschrikte en op haar eigenaardige manier glimlachte om hem niet te kwetsen . De belangeloosheid van dien mageren man had haar getroffen ; zij had een soort van eerbied, vermengd met onwillekeurigen angst voor hem. Florent voelde slechts groote genegenheid rondom zich. Als het tijd was om naar bed te gaan, ging hij, wat moe van zijn in ledigheid doorgebrachten dag, te gelijk met twee knechts uit de spekslagerij, die op een dakkamertje naast het zijne sliepen, naar boven . De leerjongen , Léon, was nauwelijks vijftien jaar oud ; hij was een tenger kind met een heel zacht uiterlijk , dat de afsnijdsels van ham en de vergeten worsten stal; hij verborg ze onder zijn hoofdkussen en at ze ' s nachts zonder brood, op. Meermalen, meende Florent, dat Léon tegen één uur in den nacht iemand te soupeeren kreeg, hij hoorde fluisterende stem men, het geluid van kauwen, frommelen van papier en een ge paarlden lach, een meisjeslach ,, die aan een triller op de flageolet deed denken, in de diepe stilte van den nacht. De andere jongen , August Landois, kwam uit Troyes ; hij was opgeblazen, met te groot hoofd en al kaal ofschoon eerst achttien jaar oud. Toen zij voor het eerst samen naar boven gingen, vertelde hij op een langwijlige, beschroomde manier zijn ge een 64 een en schiedenis aan Florent. Hij was eigenlijk te Parijs gekomen met het doel om zich in het vak te volmaken en dan terug te keeren om in Troyes een spekslagerswinkel te openen , waar hij dan met zijn nichtje, Augustine Landois, zou trouwen. Zij hadden denzelfden peet gehad en droegen denzelfden voor naam. Maar hij was eerzuchtig geworden , zijn ideaal was nu zich te Parijs te vestigen met de erfenis van zijn moeder, die hij bij een notaris gedeponeerd had , voordat hij la Champagne verliet. Toen zij op de vijfde verdieping waren,, hield Auguste Florent nog even staande om hem te zeggen hoe goed mevrouw Quenu was. Zij had Augustine Landois laten komen, om winkeldochter te vervangen, die niet goed oppastte. Hij was nu op de hoogte van zijn vak ; zij moest den handel verder leeren. Binnen een jaar of anderhalf jaar zouden ze trouwen een spekslagerij openen in een volkrijke buurt van Parijs. Zij maakten nog geen haast met trouwen, omdat het varkensvleesch, dat jaar zoo weinig waard was. Verder vertelde hij nog, dat zij zich, bij gelegenheid van een feest te Saint- Quen hadden laten photographeeren. Toen ging hij mee in het kamertje, verlangend de photographie terug te zien, die zij niet van den schoorsteen had willen nemen, opdat de neef van juffrouw Quenu een mooie kamer zou hebben . Hij bleef daar een oogenblik toeven , bleek in het geelachtig licht van zijn kaars, keek hij het vertrek rond, dat nog vol herinneringen aan het jonge meisje was, hij ging bij het bed staan en vroeg of Florent daar goed sliep. Zij, Augustine, sliep nu beneden , dat was beter voor haar, die dakkamertjes waren zoo koud in den winter. Eindelijk liet hij Florent alleen met het bed en tegenover de photo graphie. Auguste een bleeke Quenu ; Augustine een halfvolwassen Lisa. Florent, de vriend van de winkeljongens, verwend door zijn broeder, geduld door Lisa, begon zich vreeselijk te vervelen. Hij had getracht lessen te krijgen , maar het was hem niet gelukt. Bovendien kwam hij niet in de buurt daar scholen waren , uit vrees, dat men hem zou herkennen. Lisa zeide , dat hij goed zou doen met zich tot de handelshuizen te wenden , hij kon daar de correspondentie voeren en ander schryfwerk doen. Telkens kwam zij op dit denkbeeld terug, en ten slotte was 65 , bood zij aan een plaats voor hem te zoeken. Het begon haar langzamerhand te vervelen hem altijd om zich heen te hebben , niets uitvoerende en met zich zelf verlegen . Eerst was het slechts een natuurlijke afkeer van lieden , die niets uitvoeren, zonder dat het nog in haar opkwam er hem een verwijt van te maken, dat zij hem den kost gaven. Zij zeide : „ Ik zou niet zoo den geheelen dag kunnen luieren . Het eten moet je ' s avonds niet smaken . . . Je moet wat te doen hebben, weet je . " Gavard van zijn kant, zocht een betrekking voor Florent . Maar hij zocht op een buitengewone, allergeheimzinnigste manier. Hij zou graag een belangwekkend beroep hebben gevonden of althans een beroep, dat een bittere ironie was, zooals dat voor een banneling “ behoorde. Gavard was een man van oppositie. Hij was ruim vijftig jaar oud en beroemde er zich op, dat hij al aan vier gouvernementen de waarheid had gezegd . Charles X, de priesters, de edelen, al dat gespuis , dat hij er uitgegooid had en waarover hij nog minachtend de schouders ophaalde ; Louis Philippe was een domoor, met zijn bourgeois en hij vertelde de geschiedenis van de wollen kousen waarin de roi citoyen zijn geld bewaarde ; wat de republiek van 48 betreft, dat was een gekke streek geweest, de werk lieden hadden hem bedrogen ; maar hij bekende niet meer, dat hij den Tweeden December met vreugde begroet bad , omdat hij nu, Napoleon III als zijn persoonlijken vijand beschouwde, een gemeenen kerel, die zich opsloot met Morny en de anderen om braspartijen te houden . Over dit onderwerp was hij nooit uitge praat ; hij vertelde fluisterend, dat er alle avonden vrouwen naar de Tuileriën gebracht werden, in dicht gesloten rijtuigen en dat hij, hij die op dit zelfde oogenblik tot u sprak, op een nacht van het plein du Caroussel den woesten dronkemansboel had kunnen hoo ren. Gavard stelde zich ten doel het, het gouvernement zoo on aangenaam mogelijk te maken . Hij speelde het leelijke poetsen , waarover hij maanden lang in stilte lachte. Ten eerste stemde hij voor den kandidaat, die het den minister in het wetgevend lichaam lastig zou maken. Dan bestal hij, zoo mogelijk de staatskas, bracht de politie op een verkeerd spoor, hitste de ontevredenen op, deed alle moeite om een oproer uit te lokken, Bovendien maakte hij de menschen wijs, dat het gespuis van ZOLA, Hallen . 5 66 de Tuileriën hem kende en voor hem beefde en dat de eene helft van die schurken naar de galeien verwezen moest worden en de andere helft geguillotineerd „ zoodra de bom losbarstte“ . Al zijn babbelachtige en heftige politiek bestond in een soort van opsnoeverij, het verzinnen van onmogelijke vertel seltjes door dezelfde behoefte aan beweging en flauwe aardig heden, die een parijzer winkelier drijft om op den dag van barricadeeren zijn blinden te openen om naar de dooden te zien . Zoodra Florent dan ook uit Cayenne was teruggekeerd , kreeg hij lust om een afschuwelijke grap uit te halen, bedacht hij op welke, buitengewoon slimme manier, hij den keizer, het ministerie , de politie, tot aan den laatsten rustbewaarder voor het lapje zou kunnen houden. In zijn houding tegenover Florent legde hij de geheim zinnigheid van een verboden genot. Hij gaf hem knipoogjes, sprak Auisterend om hem de eenvoudigste dingen te vertellen, drukte zijn hand op de vertrouwelijke manier van broeders-vrijmet selaars. Eindelijk, had hij toch een avontuur, hij had een kameraad, die werkelijk gecomprometteerd was ; hij kon zon der al te groote leugens te vertellen , spreken over de gevaren, waaraan hij bloot stond. Hij gevoelde ongetwijfeld een zekeren angst, tegenover dien jongen man, die van de galeien kwam en wiens magerheid getuigde van bitter lijden ; maar die heerlijke angst deed hem, in zijn eigen oogen, grooter schijnen , gaf hem de overtuiging, dat hij een verbazend groote daad deed, door met een van de gevaarlijkste menschen als een vriend om te gaan. Florent werd een heilige ; hij bezwoer slechts in naam van Florent ; hij noemde Florent als hij zelf geen redenen wist te vinden en zeide, dat hij de regeering nu eens voor goed ten onder zou brengen. Eenige maanden na den , Coup d'Etat"“ had Gavard zijn vrouw verloren. Hij hielde de „ rotisserie“ tot 1856 , toen begon het gerucht de rondte te doen , dat hij aanzienlijke sommen verdiend had, door zich te associeeren met zijn buurman een kruidenier, die belast met de levering van gedroogde groenten voor het leger in het Oosten . De waarheid was, dat hij na zijn , rôtisserie “ verkocht te hebben een jaar lang van zijn renten leefde. Maar hij sprak niet graag over den oorsprong van zin fortuin1 ; dat hinderde was 67 zeer hem, belette hem om duidelijk zijn oordeel uit te spreken over den oorlog in de Krim, die hij een avontuurlijke expéditie noemde, „ alleen begonnen en ten uitvoergebracht om den troon te bevestigen en zekere zakken te vullen . " Na verloop van een jaar, verveelde hij zich doodelijk op zijn vrij- gezellenkamer. Daar hij bijna dagelijks Quenu- Gradelle bezocht, ging hij wat meer in hun buurt, in de rue Cossonnerie wonen. Daar brachten de Hallen met hun drukte en buitensporige babbelpraatjes hem in verzoeking, hij besloot een plaats te huren in het paviljoen voor gevogelte, alleen om afleiding te hebben, om zijn eentonig bestaan, door het gesnater van de markt, op te vroolijken . Van nu af, leefde hij in eindelooze babbelpartijen, op de hoogte van alle ergerniswekkende dingen uit de buurt de ooren suizend van dat voortdurend geschreeuw rondom hem. Hij smaakte duizende, prikkelende, stille genoegens, hij was in zijn element en leefde er in met den wellust van een karper, die in het water zwemt als de zon er op schijnt. Florent kwam hem nu en dan in zijn winkel bezoeken. De namiddagen waren nog warm. Langs de smalle laantjes zaten de vrouwen vogels te plukken . Zonnestralen speelden onder de hooge tenten , de veeren vlogen als dansende sneeuwvlokken onder de vingers, in het gouden zonnestof. Geroep, aanbiedingen en vriendelijke uitnoodigingen volgden Florent. Een mooie eend koopen, mijnheer ! ... Kom eens bij mij kijken. . . . Ik heb mooie vette kippetjes. . . Meneer, meneer, koop een paar duiven . Hij wendde zich verlegen, half doof van het geschreeuw af. De vrouwen bleven doorplukken terwijl zij hem aan elkander betwistten, dotten zacht dons vlogen rond, omringden hem als rookwolken, warmer en zwaarder nog door den sterken geur van het gevogelte . Eindelijk in het midden van de laan , bij de pompen vond hij Gavard , met de armen over het borst stuk van zijn blauw schort gevouwen voor zijn winkel heen en weer loopende . Daar regeerde Gavard met het uiterlijk van minzaam vorst tusschen een groep van tien of twaalf vrouwen. Hij was de eenige man op de markt en had zulk een lange tong, dat hij, na moeielijkheden gemaakt te hebben, met de vijf of zes meisjes, die hij achtereenvolgens nam om zijn winkel te houden , besloten had om zelf zijn waren te ver koopen , naïef bewerende, dat die nesten den geheelen dag een 68 aan babbelden en niets uitvoerden. Daar er toch iemand moest zijn , die zijn plaats vervulde, als hij er niet was, nam hij Marjolin, die na alle mogelijke vakken in de Hallen beproefd te hebben , weer straatslenterde . Meermalen bleef Florent een uur lang bij Gavard , verbaasd over zijn voortdurend gebabbel, zijn breede schouders en de gemakkelijkheid, waarmede hij met de vrouwen en meisjes omging, de eene tot zwijgen brengende, met een andere twistende , die zich tien winkels verder bevond, een derde een klant ontrukkende, alleen meer geweld makende dan de honderd en zooveel praatzieke buurvrouwen , wier getier de zinken platen van het paviljoen deden trillen. De geheele familie van den koopman in gevogelte, bestond uiteen schoonzuster en een nicht . Toen zijn vrouw stierf, betoonde haar oudste zuster, juffrouw Lecoeur, die sedert een jaar weduwe was, zich overdreven bedroefd, en ging bijna iederen avond den ongelukkigen echtgenoot troosten. Zij scheen, in dien tijd, het plan te koesteren , hem te behagen en de nog warme plaats van de overledene in te nemen. Maar Gavard verfoeide magere vrouwen ; hij zeide, dat hij het akelig vond om beenderen te voelen, hij haalde ook uitsluitend zeer dikke honden en katten aan en smaakte een innige voldoening als hij die ronde door voedde ruggen streelde. Juffrouw Lecoeur, gekwetst, woe dend toen zij bemerkte, dat de spaarduiten van den , rôtisseur" haar neus voorbij gingen, vatte een doodelijken haat tegen hem op. Haar zwager was de vijand, over wien zij nooit was uitge praat. Toen zij zag, dat hij zich op twee passen afstand van het paviljoen, waarin zij haar boter, kaas en eieren verkocht, in de Hallen vestigde, beschuldigde zij hem, dat hij dit deed om haar te plagen en ongeluk aan te brengen. “ Van toen af beklaagde zij zich , werd nog taniger, raakte zoo in de war, dat zij werkelijk ten slotte haar klanten verloor en slechte zaken deed. Zij had langen tijd de dochter van een harer zusters, bij zich gehad, een boerin, die haar het kind zond en er niet meer naar omkeek. Het kind groeide in de Hallen op. Daar haar familie - naam Sarriette was, noemde men haar wel dra Sarriette. Toen zij zestien jaar oud was , was Sarriette zulk een mooi bij de handje, dat de heeren kaas kwamen koopen , alleen om haar te zien. Zij was niet op heeren gesteld, zij was. populair met haar bleek gezicht en bruine oogen, die schit 69 en meneer terden als kolen. Zij koos een drager, een jongen van Ménil montant, die boodschappen voor haar tante deed . Toen zijzich op twintigjarigen leeftijd als fruitvrouw vestigde met eenig geld, waarvan men de herkomst nooit kende, begon haar minnaar zijn handen te verzorgen, droeg altijd schoone kielen een fluweelen pet en kwam alleen in den namiddag, op pantoffels, in de Hallen. Zij bewoonden tezamen de derde ver dieping van een groot huis, waar in de gelijkvloersche verdieping een café van verdacht allooi gehouden werd. Sarriette's on dankbaarheid maakte juffrouw Lecoeur bitter, zij overlaadde haar met een vloed van scheldwoorden . Zij werden voorgoed boos op elkander, de tante was woedend, de nicht verzon met Jules histories, die hij in het boterpaviljoen ging rondvertellen . Gavard vond Sarriette grappig ; hij behandelde haar toegeeflijk, als hij haar ontmoette, tikte hij haar op de poezele, zachte wangen. Op een namiddag, toen Florent vermoeid door de vruchte looze tochten , die hij had gemaakt om een betrekking te vinden , in den spekslagerswinkel zat, kwam Marjolin binnen. Die dikke, ronde jongen was de beschermeling van Lisa. Zij zeide, dat hij niet kwaad maar alleen wat dom was, zoo sterk als een paard, en heel belangwekkend, bovendien, omdat zijn vader even als zijn moeder onbekend waren. Zij had hem de betrekking bij Gavard bezorgd . Lisa was in het kantoortje en maakte zich driftig over de bemodderde schoenen van Florent, waardoor de witte marmeren vloer vuil werd ; zij was al twee maal opgestaan om zaagsel in de winkel te strooien. Marjolin ziende, glimlachte zij : Mijnheer Gavard heeft mij gestuurd om u te vragen ... Hij zweeg eensklaps, keek in het rond en vervolgde toen fluisterend. , Hij heeft mij opgedragen te wachten, als u niet alleen waart en u het volgende te zeggen, dat hij mij uit het hoofd heeft laten leeren : „ vraag hen of er geen gevaar is en of ik hun spreken kan over het bewuste. “ Zeg aan mijnheer Gavard, dat wij hem verwachten, ant woordde Lisa, gewoon aan de geheimzinnige manieren van den poelier. " Maar Marjolin ging niet weg hij bleef de mooie spekslagers - u 6 70 » vrouw vol bewondering met een gluiperig, onderworpen gezicht aanstaren . Als getroffen door die sprakelooze aanbidding, her nam zij : Bevalt het je bij mijnheer Gavard ? Hij is een goed mensch, je moet zorgen, dat hij tevreden over je is . " „ Ja, juffrouw Lisa " . Maar je bent niet verstandig, gisteren heb ik je nog op de daken van de Hallen gezien ; dan ga je met allerlei gemeene jongens en meiden' om. Je bent nu een man, en behoort aan je toekomst te denken" . „ Ja, juffrouw Lisa. “ Zij moest een dame bedienen , die een pond varkenscoteletten kwam halen en ging uit het kantoortje voor het hakblok achter in den , winkel staan . Daar sneed zij met een scherp mes drie coteletten uit een stuk varkensvleesch en een breed hakmes in haar stevige vuist nemende, gaf zij er drie flinke slagen op. Bij iederen slag wipte haar zwart merinos kleedje, van achteren omhoog ; terwijl de baleinen van haar corset zich afteekenden in het strak gespannen lijf. Zij zag er met haar vastgesloten lippen, en heldere oogen zeer ernstig uit, toen zij de coteletten opnam en langzaam op de hand woog. Toen de dame vertrokken was en zij Marjolin opmerkte, die verrukt naar dat stevige, flinke kloppen was blijven kijken. Wat! sta je daar nog“ . riep zij uit. Hij wilde den winkel uitgaan, maar zij weerbield hem , Hoor eens “ , zeide zij, „ pas op dat ik je niet meer met die vuilik van een Cadine zie. . . ' Zeg niet, dat het niet waar is . Van morgen was je nog met haar op de pensmarkt, om naar het schoonmaken van de schapenkoppen te kijken ... Ik kan mij niet begrijpen, hoe een knappe jonge man als jij, be hagen kan scheppen in dat schepsel, die sprinkhaan... Kom, ga nu aan mijnheer Gavard zeggen , dat er niemand hier is en hij dus dadelijk kan komen" . Marjolin ging verlegen, met een wanhopend gezicht, zonder te antwoorden weg : De mooie Lisa bleef achter haar toonbank haar hoofd naar de Hallen gewend, staan en Florent bewonderde haar in stilte, verbaasd over haar schoonheid. Tot nu toe had hij haar niet aandachtig bekeken, hij had er den slag niet van vrouwen aan te zien. Zij 11 2 71 weer om kwam boven het vleesch op de toonbank uit,voorhaar stonden in wit porseleinen schotels, aangesneden worsten, tongen en stukken ge kookt varkensvleesch, een varkenskop in gelei , een geopend blikje sardines, waarin men de olie zag drijven, vervolgens rechts en links op de planken zult en hoofdkaas, een gekookte ham bleek rood, een Yorksche ham bloedrood onder den breeden rand vet. Voorts stonden er nog in ronde en ovale schalen, gesneden tongeworst, getruffeerde gelantine, ragout van wilde zwijnenkop; terwijl, dicht onder haar bereik, ganzenleverpastei , hazenpastei en gelardeerde kalfslever stond . Daar Gavard nog niet kwam, begon zij het gesneden spek te schikken op de kleine marmeren etagère, die aan het einde van de toonbank stond ; zij zette den pot met reuzel en den pot met gebraden vet naast elkaar, maakte de . twee gewichtschalen schoon , onderzocht het vleesch, dat op het komfoor stond te stoven en zwijgende wendde zij het hoofd en begon weer in de Hallen te kijken . De dampen van het vleesch stegen omhoog, de geur der truffels hield haar als ' t ware in haar kalme bedaardheid gevangen . Zij zag er dien dag buitengewoon frisch uit, haar blinkend witte mouwen en boezelaar was een voortzetting van de helderheid der schotels, op haar gevulden hals en zacht gekleurde wangen herleefden de zachte tinten van de hammen en de bleeke doorschijnende kleur van het vet. Naarmate Florent haar beschouwde, werd hij meer bedeesd , verontrust door die goedgevormde breede schouders, zoodat hij eindigde met haar tersluiks, in de spiegels te bekijken . Haar rug, haar gelaat, weerspiegelde er in, zelfs in het plafond vond hij haar terug, met het hoofd omlaag, haar stijfgevlochten chignon, haar langs de slapen geplakte bandeaux, Het was een geheele menigte Lisa's, met de breede schouders, de machtige ronding der armen, de gewelfde borst, zoo vast in het corset geregen , dat men geen oogenblik aan week vleesch zou denken . Hij schonk vooral zijn aandacht aan een van haar profiels, dat hij in een spiegel naast zich , tusschen twee helften van varkens zag. Rondom hingen langs het marmer en de spiegels aan groote ijzeren haken , varkens en zijden spek en het profiel van Lisa, met haar krachtig voorkomen, haar ron dingen , haar gewelfde borst vormde het beeld van een vetge meste koningin, tusschen dat spek en dat rauwe vleesch . Toen boog de mooie spekslagersvrouw zich over het aquarium in de 72 uitstalling, waarin de twee goudvisschen voortdurend rondzwom men en glimlachte er vriendelijk tegen . Gavard kwam binnen. Hij ging met een gewichtig gezicht Quenu uit de keuken halen . Toen hij schuin op een klein marmeren tafeltje had plaats genomen, Florent op zijn stoel latende, Lisa achter haar toonbank en Quenu tegen de helft van een varken geleund , vertelde hij eindelijk , dat hij een be trekking had gevonden voor Florent, men zou er schik in hebben en de regeering zou aardig beetgenomen zijn. Maar hij zweeg plotseling, toen hij juffrouw Saget zag binnenkomen, die de deur van den winkel had opengeduwd, nadat zij van den weg het pratende gezelschap bij Quenu-Gra delle ontdekt had. Het oude vrouwtje, met haar verkleurde japon, vergezeld van de eeuwige zwarte hengselmand, die zij aan den arm droeg, een zwart strooien hoed zonder keelbanden op haar hoofd, waaronder haar bleek gezicht gluiperig te voorschijn kwam, groette de mannen met een lichte hoofd buiging en glim lachte onaangenaam tegen Lisa. Zij was een kennis, die al sedert veertig jaren in de rue Pirouette woonde en zeker van een kleine rente leefde, waarvan zij echter nooit sprak. Eens evenwel , had zii Cherbourg als haar geboorteplaats genoemd, meer kon men nooit te weten komen. Zij sprak altijd over anderen , vertelde alles tot zelfs het aantal hemden, dat zij in de maand lieten wasschen, ging zelfs zoover in haar behoefte om in het leven van haar buren door te dringen, dat zij zich niet ontzag aan de deuren te luisteren en brieven te openen , Van de rue Saint-Denis tot aan de rue Jean Jacques Rousseau en de rue Saint- Honoré tot de rue Mauconseil, werd haar tong gevreesd . Den geheelen dag liep zij met haar ledige mand onder voorwensel boodschappen te doen, niets koopende , nieuw tjes aan den man brengende, zich op de hoogte houdende van de geringste gebeurtenissen en zoo doende een komplete ge schiedenis van de huizen , de verdiepingen en de lieden uit de buurt in haar hoofd bergende. Quenu had haar altijd beschul digd van het ruchtbaar maken van den dood van oon Gradelle op het gehaktbord en droeg haar van dien tijd af een bitteren haat toe. Zij was trouwens goed op de hoogte van alles wat oom Gradelle en de Quenu's betrof ; zij beschreef hen uitvoerig, kende hen „ op een prik. “ Maar sedert een dag of veertien, 73 9 was zij de kluts kwijt, de komst van Florent bracht haar in de war, zij brandde letterlijk van nieuwsgierigheid . Als er eenige onverwachte misrekening voor haar plaats had, was zij buiten zichzelve. Zij zou er op hebben kunnen zweren , dat zij dien grooten lummel meer gezien had. Zij bleef voor de toonbank en bekeek de schotels een voor een, met haar piepende stem zeggende : Men weet niet meer wat men eten zal . Ik ben des middags letterlijk in zak en asch over mijn eten..... Ik heb bijna nergens trek in . Hebt u nog in broodkruim gewikkelde coteletten , juffrouw Quenu ? " Zonder het antwoord af te wachten tilde zij het deksel van een schotel met saucijzen en worsten. Het komfoor was koud, er was niets meer dan een klein stukje worst over. ,, Kijk eens aan den anderen kant, juffrouw Saget, " zeide de spekslagersvrouw. Ik geloof dat er nog een cotelette is . " „ Neen, dat lijkt mij niet, “ mompelde de oude, die niettemin haar neus onder het tweede deksel stak. ' , Ik had er wel trek in , maar een cotelette is wat zwaar, tegen den nacht..... Ik zou liever iets hebben, dat geheel gereed is . Zij had zich naar de zijde gewend waar Florent zat, zij keek hem aan, keek vervolgens naar Gavard, die met zijn vingers op de marmeren tafel trommelde en door een glimlach noodigde zij hem uit hun gesprek voort te zetten . Waarom neemt u niet een stukje gezouten vleesch? " vroeg Lisa . Een stukje gezouten vleesch, ja, dat kon wel "....... Zij nam de vork van wit metaal, die op den rand van den schotel lag en pikte, langzaam in ieder stukje vleesch, dat er op lag, tikte op de beenderen om te oordeelen of ze dik waren , keerde het vleesch om en om en herhaalde, terwijl zij het zacht roode vleesch onderzocht : „ Neen, neen dat lijkt mij niet . “ Neem dan een tongetje, een stukje varkenskop, een sneedje gelardeerde kalfslever ,“ zeide de spekslagersvrouw geduldig. Maar juffrouw Saget schudde haar hoofd. Zij bleef nog een oogenblik met een af keerigen blik naar de schotels kijken toen zij bemerkte, dat men vast besloten was zwijgen en zij dus niets te weten kon komen, ging zij weg, zeggende : en om te 74 zes „ Neen, weet u, ik had graag een cotelette gehad maar de eenige, die u nog over hebt, is mij te vet..... Een andermaal dus maar...... Lisa boog zich tusschen het darmnet in de uitstalling om haar na te zien. Zij zag haar den weg oversteken en de vruch tenmarkt opgaan. ,, Dat oude wijf !" bromde Gavard . Toen ze nu alleen waren , vertelde hij welke betrekking hij voor Florent gevonden had. Het was een heele historie ; een van zijn vrienden, mijnheer Verlaque, inspecteur van de vischmarkt, was zoo ziek, dat hij zich genoodzaakt zag zijn ontslag te nemen. Des morgens van dezen zelfden dag had de arme man tot hem gezegd, dat hij heel blij zou zijn , als hij een plaatsvervanger kon vinden , om, als hij beter werd , de betrekking weer zelf te kunnen aanvaarden. Gij moet weten, voegde Gavard er bij, Verlaque zal geen maanden meer leven. Florent zal de betrekking behouden . Het is een mooie positie... En wij spelen de politie een poets ! De betrekking wordt door de prefectuur begeven. Jongens! wat zal dat grappig zijn , als Florent het geld van die galeien-verzor gers opstrijkt.“ Hij lachte van pleizier , dat was eerst een grap . , Ik wil die betrekking niet hebben , " zeide Florent kortweg. „ Ik heb mij heilig voorgenomen, niets van het keizerrijk aan te nemen. Liever stierf ik van honger dan bij de prefectuur te gaan. Het is onmogelijk Gavard ! " Gavard was een beetje uit het veld geslagen. Quenu had de oogen neergeslagen. Maar Lisa had zich omgewend en keek Florent met opgezet gelaat, en hijgenden boezem strak aan. Zij wilde spreken , toen Sarriette binnen kwam . Er ontstond een nieuwe stilte . „ Och hemel ! " riep Sarriette met haar lieven lach , „ ik had bijna vergeten spek te koopen .... Juffrouw Quenu snijd mij twaalf reepjes spek, als ' t u belieft, maar heel dun om leeuwerikken te lardeeren..... Jules heeft trek in leeuwerikken .... Kijk, daar is oom, gaat het u goed ? " Zij vulde den winkel met haar zwierende rokken, glimlachte tegen al de aanwezigen en zag er uit als melk en bloed, met я 力 75 9 » 6 haar door den wind ontredderd kapsel. Gavard had haar handen gevat en zij, met haar onbeschaamdheid vroeg : , Ik wed, dat u het over mij had , toen ik binnen kwam. Wat zei u van mij oom ? " Lisa riep haar : „ Kijk, is het zoo dun genoeg ?"" Zij sneed op een plank, voor haar, zeer dunne repen . Toen wikkelde zij ze in een stuk papier en vroeg : Ook nog iets anders ? " , Och ja, nu ik toch hier ben, " zeide Sarriette, „ geef mij een pond reuzel.... Ik ben dol op gebakken aardappelen, ik kan best mijn maal doen met twee sous gebakken aardappelen en een bos radijs .... Ja, een pond reuzel , juffrouw Quenu. “ De spekslagersvrouw had een stuk stevig papier op een weegschaal gelegd . Zij schepte met een houten spaan reuzel uit den pot, die op de stellaadje stond, en vermeerderde, langzaam den vet. hoop, die wat uitliep. Toen de schaal zakte , nam zij het pa pier en draaide het handig tot een zak. Dat is vier-en-twintig sous, “ zeide zij „ en zes sous spek, maakt dus dertig sous... Hebt u anders niets noodig ? " Sarriette zeide van neen . Zij betaalde en keek voortdurend lachend naar de mannen, haar grijze rok was omgeslagen, haar rooden doekje slecht vastgemaakt, liet een gedeelte van haar blanke hals ontbloot. Voordat zij weg ging, plaatste zij zich dreigend voor Gavard, herhalende : „ Kom, wilt u mij nu eens zeggen, waar u het over had, toen ik binnen kwam ? Ik heb u zien lachen ; toen ik op straat was.... (), gij huichelaar. Goed hoor, dan houd ik niet meer van u . " Zij ging den winkel uit en stak op een drafje de straat over. Juffrouw Saget heeft haar hier gestuurd, “ zeide Lisa droog. Toen zwegen allen . Gavard was geheel uit het veld geslagen door het slecht onthaal, dat zijn voorstel aan Florent onder vond. De spekslagerin was de eerste, die de stilte verbrak, door op vriendschappelijken toon te zeggen : „Gij doet verkeerd, Florent, met die betrekking van inspec teur van de vischmarkt te weigeren.... Gij weet hoe moeielijk het is een betrekking te vinden en kunt in uw positie niet zoo kieschkeurig zijn ." 76 . om 力 , Ik heb mijn redenen gezegd, " antwoordde hij. Zij haalde haar schouders op. „ Kom, kom, dat is maar malligheid.... Ik begrijp heel goed, dat gij tegen het gouvernement zijt. Maar dat is geen reden een kostwinning te verwerpen , dat zou al te gek zijn .... Bovendien, de keizer is zoo slecht niet, mijn waarde. Ik kan mij voorstellen , wat gij geleden hebt, maar wist hij, dat gij be schimmeld brood en bedorven vleesch te eten kreeg ? Hij kan niet voor alles zorgen, die man.... Gij ziet, dat hij ons en an deren niet belemmerde in zaken.... Je bent niet rechtvaardig, neen, in het geheel niet rechtvaardig. " Gavard werd hoe langer hoe meer verlegen. Hij kon dien lof den keizer in zijn tegenwoordigheid toegezwaaid, niet toestaan. „ O, neen, juffrouw Quenu, “ mompelde hij, „ u gaat te ver. Het is canaille.... " „ Ou, " viel Lisa zich opwindend in, „ u zult niet tevreden zijn , voor dat u alles wat u bezit kwijt zijt, en u zelf ten onder gebracht hebt, met die dwaasheid. Laten wij maar niet over politiek spreken , want dan zou ik boos worden .... Er is hier alleen sprake van Florent, niet waar ? Welnu, ik zeg, dat hij de betrekking van inspecteur, bepaald moet aannemen. Vindt je ' t ook niet Quenu ? " Quenu zweeg als een mof en was lang niet ingenomen met die plotselinge vraag van zijn vrouw. „ Het is een goede betrekking, " zeide hij, ontwijkend, en toen er weer een pijnlijke stilte volgde, hernam Florent : „ Ik verzoek u niet langer over die zaak te spreken. Mijn besluit is genomen, ik zal wachten. “ „ Gij zult wachten ! " riep Lisa, haar geduld verliezende. Er waren twee roode plekken op haar wangen gekomen. Rechtop, met haar breede heupen en haar wit boezelaar voor de toonbank staande, moest zij zich bedwingen om geen booze woorden te laten ontsnappen . Gelukkig kwam er iemand binnen, die haar opwinding tot bedaren bracht.. Het was juffrouw Lecoeur. Wilt u mij een geassorteerd schoteltje, van een half pond geven ? " vroeg zij. Eerst veinsde zij haar zwager niet te zien ; toen groette zij hem met een hoofdknikje. Zij bekeek de drie mannen van ។ 5 77 7 ។ het hoofd tot de voeten, ongetwijfeld hopende hun geheim te raden, aan de wijze waarop zij wachtten, totdat zij vertrokken zou zijn . Zij voelde, dat zij hun hinderde en dit maakte haar nog scherper, nog bitterder, in haar flodderrokken , haar lange armen, mager als spinnekopspooten en haar gevouwen handen, die zij onder haar boezelaar hield . Toen zij even hoestte, vroeg Gavard , wat verlegen door de drukkende stilte. Ben je ver kouden ? " Zij antwoordde kortaf, yneen " . Het strakgespannen vel op haar beenderig gezicht vertoonde steenroode plekken, haar oogleden waren paarsch gevlamd , zoodat zij het uiterlijk had van een leverzieke, in een bitter afgunstige bui . Zij wendde zich naar de toonbank, volgde elk gebaar van Lisa , die haar be diende, met den wantrouwenden blik van een klant, die over tuigd is , dat men haar zal bedriegen. Geen cervelaatworst" , zeide zij, „ daar houd ik niet van “ . Lisa had een scherp mes genomen en sneed dunne plakjes worst.. Toen sneed zij van de gerookte en van de gekookte ham, keurig netjes, wat voorovergebogen de oogen op het mes gericht. Haar poezele handen, die het vleesch zachtjes aanroerden , werden aan de gebogen vingerleden eenigszins vettig. Zij haalde een schotel te voorschijn en vroeg : , Wilt u er ook gelardeerde kalfslever bij hebben ? " Juffrouw Lecoeur scheen hier lang over te moeten denken , voordat zij het aannam. Nu sneed de spekslagersvrouw kalfs- . lever en hazenpastei uit een terrine en legde elk schijfje op een stuk papier, dat op de weegschaal gereed lag. „ U geeft mij geen gevulden kop“ merkte juffrouw Lecoeur, op een onaangenamen toon aan. Lisa gaf haar het verlangde, maar de boterboerin werd veel eischend. Zij verlangde twee schijven galantine ; daar hield zij van. Lisa, die al ongeduldig haar mes heen en weer zwaaide, kon vrij zeggen , dat de galantine getruffeerd was en dat ze die alleen op de geassorteerde schotels van drie francs het pond kon doen , de andere bleef de schotels nasnuffelen, zoekende wat zij nog meer zou eischen. Toen de gesorteerde schotel ge wogen was, moest de spekslagersvrouw er nog gelei en inge legde augurkjes bij doen. De gelei, die den vorm van een koek had, trilde onder haar van toorn bevende handen en zij stortte 78 & met den azijn, toen zij twee groote augurken uit den pot achter den smooroven kreeg. ,, Dat is vijfentwintig sous, niet waar ? " zeide juffrouw Lecoeur, zonder zich te baasten . Zij zag heel goed, dat Lisa boos was en dat was juist naar haar zin , langzaam haalde zij de sous te voorschijn , die verloren waren onder den hoop specie in haar diepen zak. Toen keek zij ter sluiks naar Gavard , genietende van de pijnlijke stilte , die haar tegenwoordigheid veroorzaakte, besloot zij nog niet weg te gaan omdat men zeker geheimen voor haar had . " Eindelijk stopte de spekslagersvrouw haar haar pakje in de handen en was zij genoodzaakt den winkel te verlaten. Toen zij zich ver wijderde, sloeg zij nog een onderzoekenden blik rondom zich, maar zeide niets . Dat is er al weer een , die ons door juffrouw Saget gestuurd is , " zeide Lisa toen zij weg was. „ Zou dat oude, gemeene wijf de geheele Hallen hier laten defileeren om te weten wat wij zeg gen ...... en wat een oolijkerts ! Heb je ooit gehoord, dat men des avonds om vijf uur coteletten en geassorteerde schoteltjes gaat koopen ! Zij zouden zich liever een indigestie eten dan niet weten ..... Nu maar als Saget er mij nog een durft te sturen , zult gij eens zien hoe ik haar ontvang ; al was het mijn eigen zuster, ik zou haar de deur uitgooien . “ De drie mannen zwegen tegenover Lisa's woordenvloed, Ga vard had een steun gezocht tegen de koperen leuning van de uitstallingskast ; hij kroop in zijn schulp en liet een van de geslepen kristallen versiersels draaien, dat van een geelkoperen ringetje was losgeraakt. Ik had de zaak als een grap beschouwd, “ zeide hij. Wat ? " vroeg Lisa nog opgewonden. , De betrekking van inspecteur van de vischmarkt. “ Zij hief de handen omhoog, keek Florent nog eenmaal aan , zette zich op het bankje achter de toonbank en zeide geen woord meer. Gavard gaf een uitvoerige verklaring van zijn denkbeeld, het leukste van de zaak was, dat de regeering per slot van rekening moest betalen . En vriendschappelijk voegde hij er bij: „ Mijn waarde, die schurken hebben je bijna van honger laten sterven, nietwaar ? Welnu, nu moet je je door hen laten voeden....... 79 Dat is eerst een sterk stukje, dat mij dadelijk toelachte. “ Florent glimlachte en zeide altijd nog neen . Quenu, om zijn vrouw genoegen te doen, beproefde goeden raad te geven. Maar Lisa scheen niet meer te luisteren ; zij keek sedert eenige oogenblikken aandachtig naar de Hallen. Plotseling stond zij op, uitroepende : , Aha ! nu sturen ze la Normande. Des te beter. La Normande zal voor al de anderen boeten. " Een groote brunette stiet de winkeldeur open. Het was de mooie vischvrouw Méhudin , bijgenaamd la Normande. Zij was een drieste schoone, heel blank en fijn van huid en bijna zoo dik als Lisa, maar haar oogopslag was onbeschaamder, haar buste levendiger. Zij kwam vrijpostig binnen stappen , met haar gouden ketting afhangend op haar boezelaar, haar haren naar de mode gekapt, een strik onder de kin, een kanten strik , die haar tot een der grootste coquettes van de Hallen maakte. Zij droeg een flauwen geur van visch met zich en op een van haar handen , bij de pink, vormde een haringschub een moesje van paarlemoer. De twee vrouwen, die hetzelfde huis in de rue Pirouette bewoond hadden, waren intieme vriendinnen, nauwer nog verbonden door een zekere ijverzucht, die haar dwong zich voortdurend met elkander bezig te houden. Men zeide in de buurt , de mooie Normande, " zooals men zeide , de mooie Lisa " Daardoor ontstonden vergelijkingen , die haar dwong om ieder haar roem van schoonheid te handhaven. De spekslagersvrouw kon van haar winkel in het paviljoen, tegenover haar, de visch vrouw zien , tusschen haar zalmen en tarbot. Zij bespiedden elkander wederkeerig . Lisa wrong zich nog stijver in haar corsetten , de mooie Normande deed ringen aan haar vingers en strikken op haar schouders. Wanneer zij elkander ontmoetten, waren zij heel vriendelijk , overbeleefd, terwijl zij elkander steelswijze opnamen om gebreken te zoeken. Zij deden het voorkomen, alsof zij elkander gaarne van dienst waren en veel van elkaar hielden. Zeg, je maakt immers morgenavond bloedworst“ vroeg la Normande, met haar lachend gelaat. Lisa bleef koud. De toorn , die zelden bij haar boven kwam , was van langen duur en onverzettelijk. „ Ja, “ zeide zij droog, bijna toonloos. 9 80 , Je moet weten, ik ben dol op bloedworst, als zij zoo van het vuur komt.... Ik zal er van komen halen. “ Zij gaf zich rekenschap van de slechte ontvangst van haar mededingster. Florent scheen haar belangstelling op te wekken, zij keek hem terdege aan ; daarna, niet willende vertrekken zonder iets te zeggen, zonder het laatste woord te hebben, had zij de onvoorzichtigheid er bij te voegen : , Gisteren heb ik ook bloedworst bij je gekocht, maar die was niet heel frisch meer. “ „ Niet frisch meer ! " herhaalde de spekslagersvrouw doodsbleek en met bevende lippen. Zij zou zich nog ingehouden hebben , opdat la Normande niet zou denken, dat zij jaloersch was, van haar kanten strik, maar men bespionneerde haar niet alleen, men kwam haar ook beleedigen, dat was al te erg, zij boog zich voorover en met de vuisten op de toonbank leunende, zeide zij met een eenigszins heesche stem : „ Zeg, toen ik, verleden week, die twee tongen bij je kocht, je weet wel, heb ik toen in bijzijn van iedereen gezegd, dat zij verrot waren ? " „ Verrot! mijn tongen verrot ! ..... " riep de visch vrouw , vuur rood van woede. Zij bleven een oogenblik buiten adem, sprakeloos, ijzingwek kend over het vleesch , naar elkander staren. Haar vriendschap vlood henen ; één woord was voldoende geweest om de scherpe tanden achter den glimlach te voorschijn te brengen. „ Je bent een onbeschoft schepsel, " zeide de mooie Normande, ik, zet hier nooit een voet meer ! “ , Kom, kom, " zeide de mooie Lisa. , Iedereen weet, wat jij bent. " De vischvrouw ging weg onder het uiten van een scheldnaam, die Lisa deed beven van ergernis. Dit tooneel was zoo spoedig afgespeeld, dat de drie verbijsterde mannen geen tijd hadden gehad om tusschen beiden te komen. Lisa herstelde zich spoedig en hervatte het gesprek, zonder een enkele toespeling op hetgeen was voorgevallen, toen de winkeldochter Augustine van haar boodschappen terug keerde. Daarna zeide zij heimelijk tot Gavard, dat hij mijnheer Verlaque nog geen antwoord moest geven ; wanneer hij haar hoogstens twee dagen tijd gaf, zou zij haar zwager tot andere gedachten brengen. Quenu keerde naar de keuken terug. Toen Gavard, > 6 81 een die door Florent vergezeld werd, met hem bij Lebigre binnen ging om een glas vermouth te drinken , wees hij hem drie vrouwen in de overdekte straat, tusschen de vischmarkt en de vogelenmarkt. „ Zij zijn aan ' t kwaadspreken ? " mompelde hij met nijdigen blik. De Hallen werden ontruimd en juffrouw Saget, juffrouw Lecoeur en la Sarriette stonden daar werkelijk bij het trottoir . De oude vrijster was druk aan ' t redeneeren. „ Zooals ik u zeide, juffrouw Lecoeur, uw zwager zit altijd in hun winkel........ U hebt hem gezien , niet waar ? " „ Ja, met eigen oogen gezien ! hij zat dwars op een tafel, alsof hij thuis was . " , Ik heb niets geen kwaad gehoord, " zeide Sarriette, ,ik begrijp niet, waarom gij u zoo opwindt. " Juffrouw Saget haalde haar schouders op. „ Och kom, jij laat je nog blinddoeken , kindlief .... “ hernam zij ...... weet je dan niet waarom de Quenus, Gavard zoo aan halen ? ....... Ik wed, dat hij alles wat hij bezit, aan de kleine Pauline zal nalaten . " „ Denk je dat ! " riep juffrouw Lecoeur, bleek van woede. Toen hernam zij op klagenden toon, alsof zij een zwaren slag ondergaan gehad. Ik sta geheel alleen, er is niemand, die mij verdedigen kan , die man moet maar weten wat hij doet..... U hebt het gehoord, zijn nicht neemt het voor hem op. Zij heeft vergeten , wat zij mij gekost heeft en zou mij aan handen en voeten gebonden overleveren . " , Wel neen tante, " zeide Sarriette, , u schold mij altijd voor al wat leelijk was. Zij verzoenden zich onmiddellijk en kusten elkander. De nicht beloofde, dat ze haar tante niet meer plagen zou, de tante be zwoer bij al wat haar heilig was, dat zij Sarriette als haar eigen dochter beschouwde. Toen gaf juffrouw Saget haar raad gevingen over de wijze, waarop zij zich moesten gedragen ; ten einde Gavard te noodzaken zijn goed niet te verspillen. Men kwam overeen, dat de familie Quenu - Gradelle niet veel bij zonders was en dat men hen in het oog zou houden. „ Ik weet niet wat ze daar bekonkelen , zeide de oude vrijster „ maar er is een luchtje aan .... " ZOLA, Hallen . 6 > 6 » 6 $ 6 82 > ។ Wat denkt jelui van dien neef van juffrouw Quenu. “ De drie vrouwen gingen dichter bij elkander staan en spraken heel zacht , Weet jelui nog wel, " hernam juffrouw Lecoeur, dat „ wij hem op een ochtend, met kapotte schoeneu en morsige kleeren gezien hebben en met een gezicht als een dief die pas een boevenstreek begaan heeft..... Ik ben bang voor dien kerel. " , Neen, hij is mager, maar leelijk is hij niet, “ mompelde Sarriette. Juffrouw Saget peinsde, toen dacht zij hardop. ,, Ik ben al veertien dagen aan ' t denken, en breek er mij het hoofd over..... mijnheer Gavard kent hem zeker... Ik moet hem meer gezien hebben ..... ik herinner mij niet..... Zij stond nog te bedenken, toen la Normande als een stormwind kwam aanvliegen . Zij kwam van de spekslagerij. , Wat een lomperd dat beest van een juffrouw Quenu ! " riep zij, , dat durft te zeggen, dat mijn visch verrot is ! Maar ik heb haar haar vet gegeven ! ..... Een mooie boel daar, met hun zwijnerijen !" „ Maar wat had u dan gezegd ? " vroeg de oude in hevige gemoedsbeweging, verrukt toen zij hoorde, dat de twee vrouwen getwist hadden. , Ik ! wel niets ! niet zie zooveel ! ..... Ik was heel beleefd binnen gekomen om haar te waarschuwen, dat ik morgen avond bloedworst zou komen halen en toen is zij mij gaan uitmaken .... Die vervloekte huichelaarster, met haar schijn van fatsoenlijk heid ! Ze zal er meer voor boeten als zij denkt ! " De drie vrouwen gevoelden, dat la Normande, de waarheid niet sprak ; maar dat belette haar niet het vuurtje met een vloed van leelijke woorden aan te stoken . Zij keerden zich met uitdagende gezichten naar de rue Rambuteau, bedachten leugens over de onzindelijkheid van de keuken bij Quenu, werkelijk vindingrijk in beschuldigingen. Wanneer juffrouw Quenu menschenvleesch verkocht had, zou de uitbars ting van hun toorn niet dreigender hebben kunnen zijn . De visch vrouw moest tot driemaal toe het gebeurde herhalen . „ En wat zeide de neef ? " vroeg juffrouw Saget ondeugend. , De neef ! " hernam la Normande op scherpen toon , , geloof jy aan een neef ! Een oude lief, die groote onnoozele bloed ! " waren 83 om hem De drie handlangsters genoten . De geheele buurt geloofde aan Lisa's fatsoenlijkheid , Laat haar loopen, zoo'n fijne beschuit ? ik zou haar wel eens in haar ware gedaante willen zien, met haar deugd ! .. Zij heeft een veel te groote zijs van een man, geen horendrager te maken . " Juffrouw Saget knikte, als wilde zij zeggen, dat zij wel ge neigd was er ook zoo over te denken. Zij hernam op zachten toon : Te meer omdat die neef zoo uit de lucht is komen vallen en dat vertelseltje van de Quenus omtrent hem erg twijfelachtig is . " „ Och kom ! hij is de minnaar van de dikke ! " bevestigde de visch vrouw weer. „ De een of andere deugniet of straatslijper, dien zij opgenomen heeft. Dat kan men wel zien. “ , Magere mannen zijn altijd hartstochtelijk , " verklaarde Sar riette met een air van gewicht . Zij heeft hem van top tot teen in nieuwe kleeren gestoken, hij zal haar aardig wat kosten, " merkte juffrouw Lecoeur op. „ Ja, ja, daar kon je wel eens gelijk in hebben, “ mompelde de oude vrijster. „ Nu, wij zullen zien Toen besloten zij, dat zij zich op de hoogte zouden houden van hetgeen er in „ dat krot “ van Quenu- Gradella voorviel. De hotervrouw zeide, dat zij de oogen van haar zwager zou openen voor de familiën, die hij bezocht. La Normande was intusschen wat bedaard ; goedhartig als zij inderdaad was, ging zij weg onte vreden, omdat zij er te veel van gezegd had. Toen zij ver trokken was, zeide juffrouw Lecoeur geniepig : , Ik ben er zeker van dat la Normande brutaal geweest is, dat is haar gewoonte Zij moest maar zwijgen over uit de lucht gevallen neven, zij, die een kind in haar vischwinkel heeft gevonden. Zij keken elkander alle drie lachend aan en toen juffrouw Lecoeur zich op haar beurt verwijderd had ; hernam Sarriette : Tante moest zich niet met die soort van zaken bemoeien, ze wordt er mager van. Zij sloeg mij als de mannen mij maar aankeken. Nu, zij kan vrij zoeken, zij zal geen zuigeling onder haar matras vinden, die tante van mij ." Juffrouw Saget lachte nogmaals en toen zij alleen naar de rue. Pirouette terugkeerde, dacht zij, dat die drie beesten " . . 6 84 het touw niet waard waren om er haar aan op te hangen. Daarenboven, men zou haar hebben kunnen zien , het zou heel dom zijn om kwade vrienden te worden met de Quenus-Gra delles, die per slot van rekening, toch rijk en gezien waren . Zij maakte een omweg, naar de rue Torbigo, om een bezoek te brengen in de bakkerij van Taboureau, de mooiste bakkerij uit de buurt. Juffrouw Taboureau , die een intieme vriendin van Lisa was, was in alle dingen een onbetwistbare autoriteit. Wanneer men zeide, juffrouw Taboureau heeft dit gezegd, of juffrouw Taboureau heeft dat gezegd, dan behoefde men slechts te buigen . Onder voorwendsel, te komen vernemen hoe laat de oven dien dag verwarmd was, daar zij een schotel peren wilde brengen , zeide de oude vrijster allerlei goeds van de spekslagersvrouw, zij overtrof zich zelve in loftuitingen over haar zindelijkheid en haar uitmuntende bloedworst. Toen te vreden over dat zedelijk alibi, verrukt, dat zij had meegeholpen om den woedenden strijd, dien zij voorzag aan te wakkeren, zonder met iemand in onmin te zijn gekomen , ging zij naar huis, honderdmaal het beeld van den neef van juffrouw Quenu voor haar geest halende. Dienzelfden dag, des avonds, na het eten, ging Florent uit om een poosje, onder een van de overdekte straten in de Hal len te wandelen. Er hing een zware mist, de gaspitten vorm den gele tranen in het somber grijs der ledige paviljoens. Voor de eerste maal sedert zijn komst bij de Quenus voelde Florent zich ongelukkig, hij gaf zich rekenschap van de onbehoorlijke manier waarmede hij, de magere, weinig wereldwijze, tusschen die nette omgeving was komen rollen ; hij gevoelde, dat hij de Quenus tot last was, een binnengesmokkelde neef, met een weinig behoorlijk uiterlijk. Die overdenkingen maakten hem bedroefd, niet dat hij bij Lisa of bij zijn broeder de minste hardvochtigheid had opgemerkt, hun goedheid zelfs hinderde hem ; hij beschuldigde zich van gebrek aan kieschheid omdat hij zijn intrek bij hen had genomen. Hij wist niet meer hoe te handelen . De gedachte aan het in den winkel gevoerde ge sprek, stemde hem onaangenaam . Hij was als overweldigd door dien geur van vleesch in den winkel, hij gevoelde zich tot een meegaande lafhartigheid afdalen . Misschien had hij ongelijk met die betrekking van inspecteur, welke men hem 85 meer aanbood, af te slaan . Die gedachte bracht hem in grooten tweestrijd ; hij moest zich wakker schudden om een duidelijk begrip te krijgen van wat plicht en geweten hem voorschreef. Maar er stak een koude, vochtige wind op en blies onder de overdekte straat. Hij vond eenige kalmte, eenige zekerheid terug, toen hij genoodzaakt was zijn jas dicht te knoopen. De wind ontnam aan zijn kleeren de laffe geuren uit de spekslagerij, die hem ontzenuwden . Toen hij naar huis terugkeerde, ontmoette hij Claude Lan tier. De schilder in zijn groenachtige jas gestoken, sprak op doffen , gramstorigen toon. Hij voer uit tegen het schilderen, dat een hondenbaantje was, bezwoer, dat hij nooit een penseel zou aanraken . Des middags had hij een studiekop ver scheurd, dien hij maakte naar die straatmeid van een Cadine. Hij leed aan die vlagen van artistieke onmacht, tegenover de krach tige, van leven tintelende werken, die hij zich droomde. Dan was alles hem onverschillig, hij liep somber langs de straten en wachtte op den volgenden dag als op een opwekking ten leven . Hij beweerde gewoonlijk, dat hij zich ' s morgens opge wekt en ' s avonds vreeselijk ongelukkig gevoelde ; ieder zijner dagen was een lang wanhopend pogen. Florent had moeite om in hem den zorgeloozen wandelaar te herkennen, dien hij den eersten nacht in de Hallen ontmoet had. Zij hadden elkander nog een enkele maal in de spekslagerij ontmoet. Claude, die de geschiedenis van den gedeporteerde kende, had hem de hand gedrukt, zeggende, dat hij een dappere kerel was. Hij kwam echter zelden bij de Quenus. „ Ben je altijd nog bij mijn tante ? " zeide Claude. ,,Ik be . grijp niet, hoe je het kunt uithouden in die keuken, het stinkt daar ; als ik er één uur ben, heb ik voor drie dagen genoeg. Het was dom, dat ik er van morgen naar toe ben gegaan ; dat heeft mijn studiekop doen mislukken . " En na eenige passen zwijgend te hebben afgelegd, hernam hij : „ Die goede lui maken mij benauwd met hun welvarend uiterlijk. Ik had er over gedacht hun portretten te maken, maar die ronde gezichten waarin geen beentje is , heb ik nooit kunnen teekenen . Tante Lisa zou zoo dwaas niet zijn om haar pannen kapot te trappen . Eigenlijk was het ook dom van mij den Kop van Cadine te vernielen ! 86 een en O Nu, ik goed nadenk, was de teekening nog zoo kwaad niet. " Toen spraken zij over tante Lisa. Claude zeide, dat zijn moeder de spekslagersvrouw al sedert lang niet meer bezocht. Hij gaf te verstaan, dat deze zich schaamde, omdat haar zuster met werkman getrouwd was ; daarbij hield zij in het algemeen niet van ongelukkige lieden. Wat hem zelven be trof, een braaf man had het in zijn hoofd gekregen hem naar het college te sturen, verleid door de ezels en vrouwen , die hij reeds op zijn tiende jaar teekende ; de goede man was gestorven had hem duizend francs rente nagelaten, juist genoeg om niet van honger te sterven. , Hoe het ook zij, " vervolgde hij , ik zou liever handwerks man geweest zijn . . . Meubelmaker bijvoorbeeld ; dat zijn ge lukkige menschen. Zij hebben een tafel te maken , niet waar ? Zij maken haar en gaan naar bed met het gelukkige denk beeld hun tafel afgemaakt te hebben, volkomen voldaan. Ik slaap slecht des nachts. Al die vervloekte studien, die ik niet af kan maken, woelen mij door het hoofd. Ik heb nooit gedaan, nooit, nooit ....... " Zijn stem brak bijna in snikken. Toen trachtte hij te lachen. Hij vlcektu, zacht vuile woorden, wentelde zich in modder, met de naar verkoeling zoekende woede, van een teeder fijnbe snaard gemoed, van iemand, die aan zich zelven twijfelt en in bezoedeling verlichting zoekt. Hij ein digde met zich over een der tralievenstertjes te buigen boven de kelders van de Hallen, waarin het gas eeuwig brandt. Daar, in die diepten , wees hij Florent, op Marjolin en Cadine, die daar rustig soupeerden op een steen de ijzeren kooien met gevogelte. De deug nieten hadden een middeltje op hun eigen hand om zich in de kelders te verstoppen en er te blijven, nadat de hekken gesloten waren. Wat een natuurkind, wat een prachtig natuurkind ! " her haalde Claude met afgunstige bewondering van Marjolin spre kende. Als men bedenkt, dat zoo'n redeloos schepsel geluk kig is .... Wanneer zij gedaan hebben met eten, zullen zij te samen in een van die groote manden vol veeren gaan slapen. Dat is ten minste, leven ! voor 12 87 van den Op mijn woord, gij hebt gelijk, dat gij in de spekslagerij blijft ; misschien zal het u dik maken. “ Hij vertrok plotseling. Florent ging naar zijn zolderkamertje, onthutst door die zenuwachtige onrust, die zijn eigen wankel moedigheid weer had doen ontwaken. Den volgenden dag bracht hij den ochtend niet in den spekslagerswinkel door ; hij maakte een groote wandeling langs de kaden . Onder het ontbijt werd hij getroffen door de buitengewone zachtaardigheid van Lisa. Zij sprak weer over de betrekking van inspecteur van de vischmarkt, als over een zaak, die wel het overdenken waard was, zonder echter te veel aan te dringen . Hij luisterde, met het volle bord eten voor zich, ondanks zich zelven onder den invloed van de overgroote zindelijkheid in de eetzaal ; de mat was zoo zacht onder zijn voeten ; de glimmende koperen lamp, het zacht gele behangsel en het licht eikenhout van de meubelen gaven hem een gevoel van fatsoenlijke welvaart, die waarheid en schijn voor hem verwarden. Toch had hij nog de kracht om te weigeren en zijne redenen hiertoe tete herhalen, terwijl hij zich bewust was slechten smaak , dien hij aan den dag legde, door in zulk een omgeving, over zijn denkbeelden uit te wijden. Lisa maakte zich niet boos integendeel zij glimlachte, met haar mooien glimlach, die hem in verlegenheid bracht, meer nog dan haar prikkelbaarheid van den vorigen dag . Bij het mid dageten sprak men over niets dan over het zouten van vleesch voor den winter, die het geheele personeel van de spekslagerij handen vol werk zou geven . De avonden begonnen koud te worden . Zoodra het eten ge. daan was, ging men in de keuken, daar was het heel warm. Zij was zoo ruim , dat er gemakkelijk verscheidene personen in konden zijn, zonder dat men de bedienden hinderde, die rondom een vierkante tafel , die in het midden stond, bezig waren. De muren van het met gas verlichte vertrek, waren tot op manshoogte bedekt met tichels van delftsch aardewerk. Links stond het groote forpuis van gegoten ijzer, met drie gater, waar drie wijde pannen, hun roetzwarte bodems ver borgen , aan het einde gaf een kleine stookoven onder een schoorsteen gelegenheid tot het rooken van vleesch en bo ven het fornuis, hooger nog dan de schuimspanen , de lepels , 88 waren de vorken met lange stelen, in een rij genummerde laden waren de benoodigdheden , de broodkruimels om het vleesch te bestrooien, de specerijen, kruidnagelen, nootmuscaat en peper in potjes op een rij gezet. Rechts stond een buiten gewoon groot hakblok van eikenhout vol naden en kloven, tegen den muur, terwijl verscheidene toestellen aan het blok bevestigd , een injectiepomp, een stopmachine, de handvatsels, het geheimzinnig en verontrustend denkbeeld van eenige helsche kokerij verwekten . Rondom, langs de muren planken, potten , terrines, emmers, schotels, tinnen gereedschap pen opgestapeld, een batterij van diepe braadpannen, trech ters met wijde halzen, messenrekken, reeksen lardeerprie men en vleeschpennen , een wereld van in vet gedrenkte zaken . Ondanks de buitengewone zindelijkheid vertoonden zich vet randen, het zijpelde tusschen de tichels van Delftsch aarde werk , vlekte op de roode steenen van den vloer, gaf aan het gegoten ijzer van het fornuis een grijsachtigen weerschijn, bruineerde de randen van het groote hakbord, dat glom als vernist eikenhout. En te midden van die druppel voor druppel verzamelde rettigheid, van die voortdurende dampen, die uit de drie pannen omhoog stegen, was er van den vloer tot aan het plafond geen spijker, die niet droop van vet. De Quenu - Gradelles fabriceerden alles bij zich aan huis . Zij lieten zelden iets van buiten komen dan de terrines van bekende fabrikanten, de bussen geconserveerde visch en vleesch, sardines, de verschillende kazen en de slakken. Van September af begon men dan ook al met de gedurende den zomer ge. ledigde kelder te vullen . Zelts nadat de winkel gesloten was, bleef men nog aan het werk. Quenu, bijgestaan, door Auguste en Léon pakte de worsten in , bereidde de hammen, smolt reuzel, zoutte zijden spek , vet en mager en maakte spek gereed om te lardeeren . Het gerammel van pannen en het hakken deed een leven als een oordeel ontstaan, terwijl de kooklucht het geheele huis door trok . Dit alles vond plaats zonder dat de loopende zaken, de handel in versch vleesch, lever en hazenpasteien, galantines, saucijsen en bloedworst er in het minst onder leed . Dien avond tegen elf uur moest Quenu die twee potten reuzel te vuur gezet had, zich met de bloedworst bezig houden. . 89 Auguste hielp hem. Lisa en Augustine zaten aan een hoek van de tafel linnengoed te verstellen ; terwijl tegenover haar aan de andere zijde van de tafel Florent zat, het gelaat naar den oven gewend, hij glimlachte tegen de kleine Pauline, die op zijn voeten geklommen, wilde, dat hij haar in de hoogte liet springen “ . Achter hen , hakte Léon langzaam en regelmatig vleesch voor worst en saucijzen, op het eikenhouten blok. Auguste ging eerst twee groote kannen vol varkensbloed van de plaats halen. Hij slachtte, nam het bloed en ingewanden van de dieren en liet aan de jongens van de broeiplaats de zorg over om des namiddags, het varkensvleesch kant en klaar rond te brengen. Quenu beweerde, dat Auguste slachtte, als geen tweede slagersknecht in Parijs. Auguste had werkelijk een uit muntend oordeel over de qualiteit van het bloed ; wanneer hij zeide , de bloedworst zal goed zijn “, dan was ze ook goed. , Hoe is het, zullen wij goede bloedworst hebben “ , vroeg Lisa. Hij zette zijn twee kannen neer en antwoordde langzaam : „ Ik denk het wel, juffrouw Quenu, ja ik denk het wel ... Ik zie dat aan de manier waarop het bloed vloeit . Wanneer ik er een mes in steek en het bloed er zachtjes afloopt, is dat geen goed teeken , het is een bewijs van arm bloed..." Maar, viel Quenu in , het hangt er ook van af, hoe men het mes er in steekt . Er verscheen een glimlach op het bleeke gezicht van Auguste. Neen, neen, " antwoordde bij, , ik stop er het mes altijd vier vingers diep in , dat is de maat... Maar, ziet u, het beste is nog als het bloed stroomt en ik het al kloppende in de emmer opvang ; dan moet het van een goede warmte , en zoo dik als goeden room zijn ." Augustine liet haar naald rusten en keek Auguste aan . Haar rood gezicht, omlijst door kastanjebruine haren , kreeg een uit drukking van diepe aandacht. Trouwens Lisa en zelfs de kleine Pauline luisterde met belangstelling. „ Ik klop, ik klop, ik klop, niet waar ? " vervolgde de jongen , met zijn hand in het ledig slaande, alsof hij room klopte ; welnu, als ik nu mijn hand terug trek en haar bekijk , moet zij vettig zijn door het bloed en wel zno, dat de roode handschoen overal dezelfde tint heeft . . . Is dat het geval, dan kan men gerust zeggen. „ De bloedworst zal goed zijn. ” 7 . 90 ។ Hij bleef zoo een oogenblik met de hand in de hoogte, in een vriendelijke, bereidwillige houding staan ; die hand, die in de emmers met bloed leefde, kwam zachtrood , met levendig ge kleurde nagels, onder de witte mouw uit . Quenu had ten tee ken van instemming met het hoofd geknikt. Er ontstond eenige stilte , Léon hakte nog altijd, Pauline, die nadenkend was blijven staan , klom weer op de voeten van haar neef en riep met haar helder stemmetje : „ Toe neef, vertel eens van dien meneer, die door de wilde beesten werd opgegeten . " Het varkensbloed had zonder twijfel het denkbeeld van de mijnheer, die door de wilde beesten werd opgegeten “ , in het hoofdje van de kleine meid doen ontstaan . Florent begreep haar niet en vroeg welke mijnheer ? Lisa begon te lachen. , Zij wil dat vertelsel hooren van dien ongelukkige, je weet wel, die historie , die je op een avond aan Gavard verteld hebt. Zij zal het gehoord hebben. " Florent was heel ernstig geworden. De kleine ging de dikke gele kat halen en zette haar op de kniëen van den neef bewerende dat Mouton ook wilde luisteren naar het verhaal. Maar Monton sprong op tafel en bleef daar den rug gekromd, naar dien mageren man staren, die sedert veertien dagen een voortdurend onderwerp van diepe overdenkingen voor haar scheen te zijn. Pauline werd intusschen driftig, zij trappelde van ongeduld, de geschiedenis moest verteld worden. Daar zij werkelijk on uitstaanbaar was, zeide Lisa tot Florent. „ Vertel haar dan wat zij vraagt, dan laat zij ons met rust. “ Florent zweeg nog eenige oogenblikken, hij had het hoofd gebogen . Toen hief hij het langzaam op en keek naar de twee naaiende vrouwen, naar Quenu en Auguste, die de pan voor de bloedworst gereed maakten. Het gas brandde rustig, het fornuis verspreidde een zachte warmte, al het vet in de keuken glom van overvoldaanheid . Toen nam hij de kleine Pauline op zijn knie en met een droevig lachje richtte hij zich tot het kind : „ Daar was eens een arme man. Men zond hem ver, zeer ver naar gene zijde van de zee..... Op het schip, dat hem weg-. voerde waren vierhonderd galeiboeven, waaronder hij moest leven. Hij moest vijf weken onder die bandieten blijven, even » 力 91 man 片 als zij in zeildoek gekleed, met hen uit één bak etende . On gedierte kwelde hem op vreeselijke wijze, onuitstaanbare hitte maakte hem krachteloos. De kombuis, de bakkerij, de machine gaven zulk een hitte tusschendeks, dat tien galeihoeven stierven . Overdag mochten zij bij troepen van vijftig op het dek komen, om zeelucht in te ademen en daar men bang voor hen was, had men twee kanonnen op hun looppad gericht. De arme was heel blij, als de beurt aan hem kwam, om naar boven te gaan, het verschrikkelijke zweeten , bedaarde dan een weinig. Hij kon niet meer eten, hij was erg ziek . Des nachts, als men hem de boeien weer had aangelegd en de storm hem tusschen zijn buren heen en weer slingerde, werd hij zeer moedeloos, hij schreide, gelukkig zonder dat iemand het zag . ” Pauline luisterde, met wijdgeopende oogen haar handjes in geestvervoering gevouwen : „ Maar ", zeide zij, dat is niet de geschiedenis van den man, die door de dieren werd opgegeten..... Dat is een ander ver telseltje , niet waar neef ? " Wacht maar, " antwoordde Florent zacht, dat komt ook, die geschiedenis..... Ik vertel je het verhaal van het begin af. “ „ O ! dat is goed, “ mompelde het kind, heel tevreden. Maar zij bleef toch nadenkend, zichtbaar in den geest bezig met een groote moeielijkheid, die zij geen kans zag op te lossen . Eindelijk kwam het er uit : Wat had die arme man dan toch gedaan, dat men hem wegstuurde en in een schip bracht. “ Lisa en Augustine glimlachten. Het verstandige kind bracht haar in verrukking en Lisa, zonder rechtstreeks te antwoorden, profiteerde van de omstandigheid om een lesje in de moraal te geven ; Pauline was diep getroffen ; toen zij beweerde, dat men ondeugende kinderen ook in het schip stopte . „ Dan “, oordeelde Pauline , was het ook heel goed als die arme man, van wien neef vertelt, 's nachts schreide." Lisa boog zich weer over haar naaiwerk. Quen u had niets gehoord. Hij had juist eenige schijfjes uien gesneden en in de pan gedaan, die nu op het vuur piepende geluidjes voort brachten als krekels, die door de warmte bevangen zijn. Het rook smakelijk . Toen Quenu zijn grooten houten lepel in de pan stak, werd het gepiep sterker, en verspreidde de door 6 > 92 mes men man dringende geur van gebakken uien zich door de keuken. Auguste schikte stukjes vet spek in een schotel en het hak van Léon bewoog sneller op en neer en kraste nu en dan langs het hakbord om het gehakte vleesch bij elkander te schuiven. Toen men was aangekomen“ , vervolgde Florent, , bracht den naar een eiland, het Duivels - eiland genoemd. Hij was daar met andere kameraden, die men eveneens uit het land verjaagd had en allen waren ze zeer ongelukkig. Eerst moesten zij hard werken als galeiboeven. De gendarme, die de wacht bij hen hield, telde hen vier keer per dag, om zeker te zijn , dat niemand ontbrak . Later liet men hun vrij om te doen wat zij wilden ; alleen des nachts sloot men hen op in een groote houten loods, waar zij in hangmatten sliepen. Na een jaar liepen zij blootsvoets en waren hunne kleeren zoo verscheurd, dat het naakte lichaam op verscheidene plaatsen zichtbaar was. Zij hadden zich hutten gemaakt van boomstammen, om zich te beschutten tegen de in dat land alles ver zengende zon ; maar de hutten beveiligden hen niet tegen de muskieten , die hen des nachts met beten en bulten bedekten. Velen stierven ; de anderen werden zoo geel, mager en verwaar loosd met hun groote baarden , dat hetal te bedroevend was. ... " , Auguste geef mij het vet eens aan " , riep Quenu. En toen hij den schotel had, liet hij het spek langzaam in de pan glijden en roerde hij het door het bloed . Het vet smolt, zwaarder dampen stegen van het fornuis omhoog. Wat gaf men hun te eten ? " vroeg Pauline, die een en al aandacht was. Men gaf hun rijst vol wurmen en bedorven vleesch , ” ant woordde Florent, wiens stem dof klonk. „ Men moest eerst de wur: men uit de rijst halen ; als men het vleesch zeer gaar braadde was het nog naar binnen te krijgen , maar gekookt, stonk het zoo, dat menigeen er buikpijn van kreeg. “ , Ik zou nog liever droog brood eten, " zei het kind na eenig nadenken. Léon , die gedaan had met hakken, bracht het vleesch voor de saucysen in een schotel op tafel. Mouton, die met de oogen op Florent gericht, was blijven zitten, alsof de geschiedenis haar tenzeerste verbaasde, moest 93 en een beetje op zijde gaan en deed dat zeer onwillig. Zij kroop brommend in elkaar, met den neus boven het vleesch voor de saucysen, Lisa scheen intusschen haar verwondering noch haar walging langer te kunnen verbergen ; de rijst met wurmen en het bedorven vleesch schenen haar bijna ongeloofelijke onrein heden alleronteerendst voor hem, die zoo iets had gege ten. Op haar mooi, koud gelaat, in het zwellen van haar hals, zag men een onwillekeurigen afkeer van dien man, die zich met zulke vuile dingen gevoed had. „ Neen, het was er geen lustoord, " hernam hij ; de kleine Pauline vergetende en de oogen droomerig op de dampende pan gericht. Iedere dag nieuwe kwellingen, nieuwe verne. deringen , schending van alle rechtvaardigheid, verachting voor alle menschlievendheid, die de gevangenen tot wanhoop bracht en hen langzaam van ziekelijken wrok verteerde. Men leefde als dieren , de zweep was eeuwig dreigend boven de schouders van de ongelukkigen opgeheven. Die rampzaligen wilden den mensch in onsdooden.... Zoo iets kan men nooit vergeten, neen het is onmogelijk. Dat lijden zal eenmaal om wraak roeper . Zijn stem was langzamerhand fluisterend geworden , en de reepjes spek, die lustig in de pan sisten , maakte haar nog onhoorbaarder. Maar Lisa hoorde haar en schrikte door de uitdrukking van onverzoenbaren haat, die plotseling op zijn gelaat te lezen stond. Zij oordeelde, dat hij een huichelaar was, hij, die zich zoo zachtmoedig kon voordoen. De bijna toonlooze stem Florent had Pauline nog meer opgewonden, zij schoof rusteloos rusteloos heen en weer op de knie van haar neef en mompelde in verrukking over dat boeiend verhaal. En de man, de man ? ” Fiorent keek haar aan en scheen zich te herinneren, hij glimlachte droevig, toen hij vervolgde : niet tevreden op het eiland. Hij peinsde voortdurend over middelen om te ontvluchten , de zee over te steken, om de kust te bereiken, waarvan men bij helder weer de witte lijn aan den horizon kon zien. Maar dat was niet gemakkelijk, er zou een vlot gemaakt moeten worden en daar er reeds gevangenen ontvlucht waren, had men al de boomen van » De man was 94 was op het eiland omgehakt , opdat de anderen geen hout zouden hebben . Het van boomen beroofde eiland, zoo naakt, zoo on vruchtbaar een nog gevaarlijker, nog ijselijker verblijf plaats geworden . Toen kwam de man en twee van zijn kame raden op het denkbeeld om de boomstammen te gebruiken waarvan zij hun hutten gemaakt hadden en op een avond ver trokken zij op een paar tronken , die zij met dorre takken hadden verbonden . De wind dreef hen naar de kust. Tegen het aanbreken van den dag, stiet hun vlot met zulk een kracht op een zandbank, dat de losgeraakte boomtronken door de golven werden meegevoerd. De drie ongelukkigen waren op het punt in het zand om te komen , zij zakten er tot aan hun middel in , een zelfs verdween tot aan de kin in het zand en moest er door de twee andere uitgetrokken worden. Eindelijk bereikten zij een rots, waarop nauwelijks plaats genoeg was om te gaan zitten . Toen de dag aanbrak, zagen zij de kust, een reeks grijze klippen , die een groot gedeelte van den horizon afsloten . Twee van hen, die zwemmen konden, besloten den tocht naar die rotststeilte te wagen. Liever wilden zij gevaar loopen onmiddellijk te verdrinken dan langzaam van honger te sterven op hun klip. Zij beloofden hun metgezel, hem te zullen halen als zij het land bereikt en een vaartuig bemachtigd hadden. “ „ O ja, nu weet ik het, " riep de kleine Pauline van pret in de handjes klappende. „ Het is toch de geschiedenis van den man , die door de beesten werd opgegeten .“ , Zij bereikten de kust“ , vervolgde Florent ; , maar zij was onbewoond, vier dagen gingen voorbij, voordat zij een vaartuig vonden. ... Toen zij op de klip terugkwamen, zagen zij hun metgezel op den rug uitgestrekt, de voeten en handen verslon den , het gelaat afgeknaagd, den buik krioelende van krabben , de zijden opengescheurd alsof een heftige trilling door dit half verslonden en nog versche doode lichaam gevaren was. " Een kreet van afgrijzen ontsnapte aan Lisa's en Augustines lippen . Léon, die de darmen voor de bloedworst klaar maakte, trok een vies gezicht. Quenu staakte den arbeid even , om naar Auguste te zien, die bijna misselijk werd, alleen Pauline lachte. Die buik krioelende van krabben maakte zulk een zonderlinge > 95 tegenstelling in deze keuken, vermengde de geuren van spek en uien met verdachte luchtjes. Geef mij het bloed eens aan ? " riep Quenu, die trouwens het verhaal niet volgde. Auguste bracht de twee bakken en langzaam met dunne, roode straaltjes, goot hij het bloed in de pan, terwijl Quenu snel in het kooksel , dat dik werd, roerde. Toen de bakken leeg waren , nam de laatste uit de laatjes boven het fornuis allerlei spece rijen , die hij er bijvoegde, vooral peper werd niet vergeten. „ Zij lieten hem daar, niet waar ? " vroeg Lisa , en keerden zonder gevaren terug ? " Toen zij terugkeerden , " antwoordde Florent, „ draaide de wind, zij werden in volle zee gedreven . Een golf sloeg een riem weg en het water drong bij elke windvlaag met zooveel kracht in de schuit, dat zij de handen vol werk hadden om haar leeg te scheppen . Zoo werden zij in het gezicht der kusten heen en weer geslingerd , weggevoerd door een windvlaag, door den vloed terug gedreven , zonder eenig voedsel. Dat duurde drie dagen " . „ Drie dagen ! " riep de spekslagersvrouw verbaasd, drie dagen zonder eten " . „ Ja, drie dagen zonder eten . Toen de oostenwind hen ein delijk naar land dreef, was een van de beide mannen zoo ver zwakt, dat hij uitgeput op het zand neerviel, des avonds stierf hij. Zijn metgezel had vruchteloos beproefd hem op boom bladeren te laten kauwen " . Augustine lachte even, maar toen , verlegen omdat zij gelachen had, niet willende, dat men haar voor gevoelloos hield, stamelde zij: „ Neen, neen, daarom lach ik niet. Het is om Mouton . Kijk die Mouton eens, juffrouw ". Lisa lachte op haar beurt. Mouton, die voortdurend den schotel met saucijsen vleesch onder den neus had , walgde waarschijnlijk ten laatste van al dat vleesch. Zij was opge staan en krabde met haar poot op de tafel , alsof zij den schotel bedekken wilde, haastig als katten gewoonlijk doen, als ze hun vuil bedekken . Toen ging zij met haar rug naar den schotel gekeerd liggen en rekte zich uit met kalf gesloten oogen, den kop uitgestrekt om zich te laten streelen . Men begon Mouton's goede hoedanigheden hemelhoog te verheffen , en 2 . . 96 dat poes na zeide, dat zij nooit snoepte en men gerust het vleesch onder haar bereik kon laten . Pauline vertelde zeer verlegen het eten haar handjes aflikte zonder haar te bijten. Maar Lisa stelde weer de vraag, of het mogelijk was om drie dagen zonder eten te blijven ? Neen “ zeide zij, „ dat geloof ik niet. Bovendien, er is nog nooit iemand drie dagen zonder eten gebleven . Als men zegt , die of die sterft van honger “ , is dat bij wijze van spreken. Men eet altijd iets . . . Of het moesten ongelukkigen zijn, door iedereen verlaten, verloren schepsels. Zij had op haar lippen om te zeggen, „ avonturiers“ maar zij bedwong zich en keek naar Florent. De minachtend op getrokken lippen en trotsche blik zeiden echter duidelijk genoeg, dat alleen schooiers zoo ongemanierd vasten. Een man, die in staat was, om drie dagen zonder eten te blijven, was voor haar een hoogst gevaarlijk wezen . Want fatsoenlijke lieden geraken nooit in zulk een positie“ . Florent had het nu vreeselijk warm. Het fornuis, tegenover hem, waarin Léon juist eenige scheppen steenkolen had gedaan, snorde dat het een aard had. Auguste, die belast was met de zorg voor de pannen met reuzel, wischte zich voortdurend met zijn mouw,, het zweet van het gelaat. Quenu wachtte totdat het bloed goed vermengd was, er heerschte een slaperigmakende etenslucht, een lucht zwaar van overdaad. Toen de man zijn kameraad in het zand begraven had " , hernam Florent langzaam, „ ging hij alleen verder. In Hollandsch Guyana, waar hij zich bevond, zijn uitgestrekte wouden, door sneden met rivieren en moerassen. De man liep acht dagen , zonder een bewoonbaar stukje grond te ontmoeten. Aan alle kanten voelde hij den dood, die hem wachtte. Ofschoon zijn maag dikwijls van honger ineenkromp, durfde hij niet te bijten in de schoone vruchten, die aan de boomen hingen ; hij was bang voor die schitterende bessen, vol knobbels, die vergif bevatten. Dagen lang liep hij onder zware bladergewelven, zonder een hoekje van den hemel te zien , te midden van een groenachtig, halfduister vol vreeselijk gedierte. Groote vogels vlogen boven zijn hoofd, met luidruchtig vleugelgeklep en akelige kreten, die aan het gereutel van stervenden deden den 97 een uren ken ; apen sprongen , allerlei dieren doorkruisten bet dichtbe groeide kreupelhout voor hem, deden de takken buigen en lieten een regen van bladeren neervallen, als door een storm afgerukt, maar vooral de slangen deden het bloed in zijn aderen stollen , als hij den voet op den beweeglijken grond van droge bladeren zette en hij de dunne koppen tusschen de monsterachtige in eenstrengeling van boomstronken zag te voorschijn komen. En kele gedeelten, de donkere vochtige hoeken, krioelden van allerlei kruipend gedierte, zwart, geel, gestreept, gevlamd, naast en op elkaar als doode grassen ; die plotseling ontwaken en vluchten . Toen stond hij stil en zocht steun voor zijn voeten , die hoe langer hoe dieper in den weeken grond zakten ; lang bleef hij daar, vol angst voor boa's, die hij op de lichtere plekken ontdekte, met opgerolden staart, den kop recht in de hoogte, als een groote, goud gevlekte boomstronk . Des nachts sliep hij in de boomen terwijl het kleinste geritsel hem deed ontwaken, hij meende duizende slangen in de duisternis te hooren kruipen . Het gebladerte was zoo dicht en zwaar, dat hij er onder dreigde te smoren ; er heerschte in die duisternis een benauwende, vochtige hitte, verpestende dampen, vermengd met den sterken geur van hout en stinkende bloemen stegen omhoog. Toen hij eindelijk uit dat oneindige woud verlost was, toen hij na mijlen ver afgelegd te hebben eindelijk weer lucht zag, stond de man voor breede rivieren , die hem den weg versperden, hij volgde den loop der rivieren, angstig de grijze koppen van kaaimannen bewakende, de drijvende grassen met den blik doorborende en overzwemmende als hij een veilige plaats meende te hebben gevonden . Van daar begonnen de bosschen weer. Dan weer kwam hij op uitgestrekte vlakten, met een dichten plantengroei bedekt en hier en daar blauw gekleurd door den klaren spiegel van een klein meertje. Toen maakte de man een grooten omweg, hij durfde niet dan met de grootste omzichtigheid verder te gaan, daar het weinig scheelde of hij had den dood gevonden, begraven onder een van die lachende vlakten, die hij onder zijn voeten voelde wegschuiven. Het reusachtige gras, gevoed door de op hooping van mest, bedekte verpeste moerassen, diepten van weeke modder, en onder die lakens van groen, die zich uit ZOLA, Hallen . 7 98 > strekken tot zoo ver het oog reikt, bevinden zich slechts kleine stroken vaste grond, die men moet kennen, wil men niet voor eeuwig verdwijnen. Op een avond was de man er tot zijn buik ingezakt. Bij elke poging, die hij aanwendde om er uit te komen, scheen de modder hooger te stijgen . Twee uren lang hield hij zich onbeweeglijk, toen eindelijk de maan opkwam, kon hij geluk. kig nog een boomtak grijpen , die boven zijn hoofd hing . Den dag waarop hij eindelijk een woning bereikte, met de handen en voeten vol bloedende schrammen en opgezet door insekten beten , zag hij er zoo erbarmelijk, zoo uitgehongerd uit, dat men bang voor hem was . Men wierp hem van verre eenig voedsel toe, terwijl de meesten met een geweer hun deur bewaakten . “ Florent zweeg, zijn stem stokte, hij staarde droomerig voor zich uit . Het was alsof hij in zich zelven sprak. De kleine Pauline, die slaperig werd, liet haar hoofdje tegen zijn borst rusten, alle moeite doende om haar verbaasde oogjes open te houden . En Quenu maakte zich driftig. „ Maar stommerik ! " riep hij tegen Léon, kan je dan nog geen darm vasthouden...... Je staat mij aan te gapen ... Je moet niet naar mij zien, maar naar den darm ..... Daar, zoo moet je doen , beweeg je nu niet meer. “ Léon hield met de rechterhand een lang eind darm omhoog, waarin aan het uiteinde een zeer wijde trechter geplaatst was en met de linkerhand rolde hij, naarmate de spekslager de trechter met lepels vol vulde, de bloedworst in een metalen uitdamppan. Het kooksel stroomde zwart en dampend in de zwellende darm, die zwaar in zachte bochten neerviel. Toen Quenu de pan van het vuur nam , verschenen zij beiden, hij en Léon, het kind met zijn mager profiel, hij met zijn breed gezicht in den rooden gloed van het kolen vuur, die hun bleeke gezichten en hun witte kleeren rozerood verfde. Lisa en Augustine volgden de operatie met belangstelling, vooral Lisa, die op haar beurt Léon beknorde, omdat hij den darm te stijf tusschen de vingers gekneld hield, dat, zeide zij de bloedworst een leelijke vorm gaf. Toen de bloedworst ge stopt was, liet Quenu haar zachtjes in een pan kokend water glijden , hij scheen te herademen , de worst behoefde nu alleen nog maar te koken . 99 > „ En de man, de man ? " mompelde Pauline, die haar oogjes weer geopend had , verbaasd omdat zij niet meer hoorde spreken . Florent wiegde haar op zijn knieën 'en rekte nog zijn ver haal, op dreunerigen toon als een slaapliedje. De man, " zeide hij, ,, bereikte een groote stad . Men hield hem terstond voor een ontvluchten galeiboef, en hij bleef verschei dene maanden gevangen Toen men hem los liet, ondernam hij allerlei ambachten hield boek, leerde aan kinderen lezen ; eens zelfs trad hij als sjouwerman in dienst De man hoopte altijd eenmaal in zijn land terug te komen. Hij had het noodige geld bijeen gespaard, toen hij de gele koorts kreeg. Men meende, dat hij sterven ging en had zijn kleede ren al verdeeld , toen hij herstelde , vond hij zelfs geen hemd meer Nu was hij genoodzaakt om van voren af aan te beginnen. De man was zeer ziek, maar hij was bang om daar te sterven Eindelijk was hij in staat om te vertrekken , de man kwam terug De stem was hoe langer hoe zwakker geworden , zij stierf weg in een trilling van de lippen . De kleine Pauline sliep, het slot van de geschiedenis had haar doen inslapen, haar huofdje rustte tegen den schouder van den neef. Hij hield haar met zijn arm omvat en wiegde haar nog, werktuigelijk zachtjes op zijn knieëen . Men lette niet meer op hem en hij bleef daar, roerloos, met het slapende kind. Nu kwam de grootste toer, zooals Quenu beweerde. Hij nam de bloedworst uit de pan. Om het barsten of ineenstrengelen de einden te voorkomen , nam hij ze met een stok op en bracht ze naar de plaats, waar ze snel moest opdrogen . Léon hielp hem, hij ondersteunde de te lange einden. Die guirlan des van bloedworst, zoo dampend door de keuken gedragen , maakten de lucht nog zwaarder. Auguste, die zijn oog nog over de reuzel liet gaan , had, de deksels de pannen genomen , waarin het vet hard kookte en onophoude lijk scherpe dampen liet ontsnappen . De vetlucht was al ge durende den ganschen avond omhoog gestegen ; nu duisterde zij het gaslicht, stroomde overal heen, vulde het vertrek, deed de door den gloed roodgekleurde witte kleeren van Quenu en zijn twee knechts als in mist verschijnen . Lisa van eens van ver 100 > om en Augustine waren opgestaan . Allen bijgden alsof zij te veel gegeten hadden . Augustine droeg de slapende Pauline naar boven. Quenu , die er op gesteld was, zelf de keuken te sluiten , stuurde Auguste en Léon naar bed , zeggende, dat hij zelf de bloed worst binnen zou halen . De leerjongen ging met een vuurrood gezicht ; hij had bijna een meter gloeiend heete bloedworst onder zijn hemd verborgen. De Quenus en Florent, nu alleen gebleven , zwegen. Lisa stond een stuk warme bloedworst te eten , die zij voorzichtig afbeet, om haar mooie lippen niet te branden, het zwarte stuk verdween langzamerhand in al dat rozerood. „ Nu, " zeide zij, la Normande deed verkeerd met zoo onbeleefd te zijn .... De bloedworst is lekker vandaag. Er werd aan de gangdeur geklopt. Gavard kwam binnen. Hij bleef elken avond tot twaalf uur bij Lebigre. Nu kwam hij een bepaald antwoord, ten opzichte van de betrekking als inspecteur van de vischmarkt. „ Gij begrijpt,“ verklaarde hij, „ mijnheer Verlaque kan niet langer wachten, hij is te ziek.... Florent moet een besluit nemen . Ik heb beloofd morgenvroeg antwoord te zullen brengen. " Wel Florent neemt de betrekking aan, " antwoordde Lisa bedaard in haar bloedworst bijtende. Florent, die door een zonderlinge loomheid bevangen, nog altijd op zijn stoel zat, trachtte te vergeefs op te staan en te protesteeren . „ Neen, neen , " hernam de spekslagersvrouw, „het is uitgemaakt. Kom, beste Florent, je hebt al te veel geleden. Men siddert als men hoort, wat jij zooeven verteldet. Het wordt tijd, dat je een ordelijk leven gaat lijden . Je bent van goede familie, je hebt een goede opvoeding genoten, het komt niet te pas om als een doeniet langs de straten te loopen.... Op uw leeftijd moet men die kinderachtigheden achterwege laten ... Je hebt dwaze dingen gedaan, goed, men zal ze vergeten , men zal ze u vergeven. Gij zult in uw stand, in den fatsoenlijken burgerstand terug keeren, kortom gij zult leven zooals het behoort. Florent luisterde, met verbazing, hij vond geen woord . Zij had ongetwijfeld gelijk. Zij had zoo'n gezond oordeel, zij was zoo bedaard, dat zij geen kwade bedoelingen kon hebben . Hij, de magere, met zijn donker, sluw gezicht, moest slecht zijn 101 en berispelijke dingen verlangen. Hij wist niet meer, waarom hij zoo lang weerstand had geboden. Zij vervolgde, met een vloed van woorden, hem beknorrende als een kleinen jongen, die kwaad gedaan heeft en dien men met de zwarte man bedreigt. Zij gedroeg zich zeer moederlijk en vond zeer overtuigende redenen, en als laatste betoog : „ Doe het om onzentwil, Florent. Wij hebben een zekere positie in de buurt, die ons noodzaakt ons voor veel in acht te nemen... Ik ben bang, dat men ons bebabbelt. Die betrekking zal alles in het reine brengen, gij zult een positie hebben, ons zelfs eer aandoen .” Zij sprak op vleienden toon . Florent was loom, de etenslucht, die in de keuken hing , had hem zoo doordrongen, dat hij zich overvoldaan gevoelde , de vooridurende digestie, waarin hij sedert veertien dagen leefde, verslapte zijn geestkracht. Hij was zeer gevoelig voor de duizende prikkelingen van de hem om ringende welvaart, zijn geheele wezen ging langzamerhand op in die weeke, eentonige burgermansomgeving. Zijn verbit tering, zijn wil smolt weg in dit benauwde vertrek ; op dit nachtelijk uur, hij gevoelde zich zoo ontzenuwd door dien kal men avond, door de geuren van bloedworst en reuzel, door die dikke, op zijn knieën in slaap gevallen Pauline, dat hij zich zelven op het verlangen betrapte, meer dergelijke avonden door te brengen , vele avonden , die hem dikker zouden maken. Maar vooral Mcuton deed hem besluiten . Mouton sliep rustig, den buik vooruit, een poot op zijn neus, den staart tegen zijn zijde gedrukt als om dienst te doen voor donzen bed; hij zag er zoo gelukkig uit , dat Florent hem ziende, mompelde : , Neen ! het is ook eigenlijk al te dwaas... Ik neem het aan . Zeg dat ik de betrekking aanneem Gavard. " Lisa stak het laatste stukje bloedworst in haar mond en veegde langzaam haar vingers af aan een punt van haar boe zelaar. Zij wilde de kaars voor haar zwager aansteken, terwijl Gavard en Quenu hem gelukwenschten met zijn besluit. Er moest toch ook eigenlijk een eind aan komen ; die gevaarlijke toeren in de politiek brengen geen brood. En zij, met de aangestoken kaars in de hand, keek Florent aan, met zelfvoldoening op haar gelaat, zou mooi als dat van een tot offerdier bestemde koe. HOOFDSTUK IIJ . Drie dagen later hadden de noodige formaliteiten plaats ge had, de prefectuur nam op verzoek van mijnheer Verlaque bijna blindelings Florent aan, onder den eenvoudigen titel van plaats vervanger, Gavard was er bovendien op gesteld geweest hem te vergezellen. Toen hij zich weer alleen met Florent ; op het trottoir bevond, stiet hij hem, lachend en met spottende oog knipjes, in de zijde, zonder iets te zeggen . De politie -agenten , die hij op de quai de l'Horloge ontmoette, kwamen hem zeker heel belachelijk voor ; want hij scheen de grootste moeite te hebben om hen niet in het gezicht uit te lachen. Reeds den volgenden dag begon mijnheer Verlaque den nieuwen inspecteur op de hoogte van de werkzaamheden te brengen. Hij moest hem, gedurende eenige ochtenden , tot leidsman verstrekken in den woeligen kring van menschen, die hij zou moeten bewaken . De arme Verlaque, zooals Gavard hem noemde, was een bleek , hoestend mannetje, gewikkeld in . flanel, zijden doeken, cache- nez, dat in de plassen en vochtig heid van de vischmarkt rondliep , met de magere beentjes van een ziekelijk kind . Den eersten morgen, toen Florent om zeven uur kwam ; was hij verbluft en liep hem het hoofd om. Rondom de negen banken van de afslagers liepen al ventsters , terwijl de beambten met hun registers aankwamen en de agenten van de expediteurs, met lederen tasschen op zij, bij de verkooptafels op omverge worpen stoelen zittende, de ontvangsten afwachtten . Men ont laadde en ontpakte de visch, in de ruimte tusschen de banken en op de trottoirs Waar het oog zich wendde, zag men een > 103 opeenhooping van korven , een voortdurend aankomen van kisten en manden, stapels zakken vol mosselen waaruit water zijpelde. De verseurs, dit zijn de ambtenaren in de Hallen, bestemd om de visch , voor den verkoop in partijtjes te verdeelen stapten haastig over de stapels, rukten het hooi van de korven , ledigden ze, gooiden ze weg, en met een enkele handbeweging verdeelden zij de partij tjes op de langwerpige manden , niet verzuimende ze op het voor deeligst te laten uitkomen. Toen de manden uitgestald waren, was het Florent alsof daar op dien trottoir een school visch veronge lukt was nog ademend, en het rozerood paarlemoer, het bloedrood koraal, de melkkleur van paarlen, alle tinten van de zee tentoon spreidende. Door elkander, aan het toeval overgelaten , had het zeewier, waarin het geheimzinnig leven van de groote wateren rust, van alles opgeleverd ; kabeljauwen , schollen , heilbot, grover soort visschen , vuilgrijs met witachtige vlekken , de zeealen , die groote matblauwe slangen met kleine oogen en zoo glibbe rig, dat zij zelfs na hun dood, nog schijnen te kruipen, breede roggen , met blanke buiken omzoomd met zachtroode vinnen, wier prachtige ruggen met de uitstekende geledingen van de ruggegraat, de kleur vertoonen van vermiljoen met strepen als florentijnsch brons, veelkleurig als vergiftige bloemen ; de afschuwelijke zeehonden, met hun ronde koppen en wijdge opende bekken als chineesche afgodsbeelden , hun korte vleer muisvlerken, logge monsters , die met hun geblaf de schatten der onderzeesche grotten bewaken. Dan kwamen de fijne vischsoorten in afzonderlijke platte manden : de zalmen, van gepolijst zilver , waarvan iedere schub, een schrab van de ets - naald in blinkend metaal geleek ; de zeebarbeelen met grover schubben ; de groote tarbotten, fijn en blank als gestremde melk ; de tonijnen glanzig als zwart lederen zakken ; de ronde zeebaarzen, met wijdgeopende bekken , die deden denken aan een te groote ziel , in den doodstrijd uitgebraakt. En aller zijds wemelde het van paren blanke tongen, zandaal klein en hard als afknipsels van tin ; gekromde haringen stelden allen op hun kleedjes van zilverstof de bloedende wonden hunner kieuwen tentoon ; de vette zeehanen waren met een tintje kar mijn gekleurd, terwijl de makreelen op den rug groenachtig bruingestreept van terzijde de tinten van paarlemoer vertoonden, de roode zeebarbeel met blanke buiken, de koppen in het 104 midden der vischbennen gerangschikt waarvan de schitterende staarten , zonderling bloeiende planten schenen, paarlwit en vermiljoenrood gestreept . Verder waren er gestreepte zeebar beelen, manden met schelvisch melkblauw als opaal, manden met spiering, kleine heldere mandjes, die een sterken reuk verspreidden. De rozeroode en grijze garnalen in groote korven lieten in die zachte tinten, de bijna onzichtbare stipjes git van hun duizende oogen glanzen ; de stekelige zeekreeften, de zwart gestreepte hummers leefden nog en sleepten zich op hun ge broken, krakende pooten voort. Florent hoorde de verklaringen van mijnheer Verlaque maar half. Een breede zonnestraal viel door het groote glazen dak de overdekte straat op al die door de golven gewasschen en verbleekte kostbare kleurenl ; de vleeschkleur der schelpdieren, het opaalblauw van de schelvisschen, het paarlemoer van de makreelen , het goud van de zeebarbeelen , de zilveren kleedjes van de haringen, de groote stukken zilverwerk van de zalmen , als de kleuren van een regenboog ineensmeltend . Het was alsof een waternimf haar juweelkistje hier had uitgestort, on gehoord, zonderlinge parures, een overstrooming, een ophooping van colliers , monsterachtige armbanden , reusachtige broches, uitheemsche sieraden voor onbekende doeleinden . Op de ruggen van de roggen en de zeehonden waren groote donkere, paars achtige en groene steenen in zwart metaal gevat ; en de dunne staafjes van de zandalen, de staarten en zwemvliezen der spie ring schenen fijne kleinooden. Een frissche lucht, een zeelucht, bitter en zout, die hij her kende, steeg Florent naar het gelaat; hij dacht aan de kusten van Guyana, aan zijn overtocht. Het was hem, alsof daar een baai was, waaruit het water is weggevloeid, het zeewier dampt in de zon ; de naakte rotsen drogen op en het kiezelzand wasemt een sterken geur van visch uit. De visch rondom hem, was zeer verschen verspreidde een sterke lucht, dien eenigszins scherpen, prikkelenden geur, die den eetlust bederft. Mijnheer Verlaque hoestte. De vochtigheid hinderde hem, hij wikkelde zich dieper in zijn chache -nez. „ Nu, zullen wij naar de zoetwatervisch gaan, " zeide hij. Naast het vruchtenpaviljoen, het dichtst bij de rue Rambuteau is de openbare verkoopplaats, omringd door twee cirkelvormige 105 vijvers, in vakken verdeeld door ijzeren tralies . Uit koperen kranen, in den vorm van zwanenhalzen, vallen dunne stralen water, in ieder vak, waarin kreeften krioelen, beweegbare waterspiegels gevormd door de zwartachtige ruggen van kar pers, in en uit elkander kronkelende alen, losse strikken vormen . Mijnheer Verlaque werd door een hardnekkige hoestbui over vallen. De vochtigheid was killer ; er steeg een laffe lucht onhoog als die welke uit een stilstaand water oprijst. De aankomst uit Duitschland , van kreeften in kisten en man. den, was dien morgen zeer groot ; ook de blanke Hollandsche en Engelsche vischsoorten overstroomden de markt. Men ontpakte de karpers uit den Rijn, zoo mooi met hun rossige kleur, en wier metaalachtige schubben in vakken gescheiden en gebronsd, op émail gelijken ; de groote ijzergrijze snoeken , woeste roovers der wateren, hun verslindende bekken vooruitstekende ; de don kere, prachtige zeelt, als groen en grijs gevlekt rood koper. Tusschen die glanzig donkere tinten kwamen de bennen met grondel en baars, de partijen forellen , de hoopen gewone blei , de platte in het net gevangen visschen, levendig uit, met hun staalblauwe ruggen langzaam wegtintend in de doorschijnende, teederblanke buiken . De kleine rivierbarbeelen , wit als sneeuw, vormden echter den lichttoon in dit kolossale stilleven . Zakken vol jonge karpers werden zachtjes in de vijvers geledigd ; de karpers spartelden, bleven een oogenblik onbeweeglijk op den buik liggen , zwommen weg, verloren zich. De manden met aal werden omgekeerd en vielen als een enkele knoop van slan gen in de afdeeling van den vijver ; terwijl de palingen, zoo dik als kinderarm , den kop ophieven en zelf onder water gleden, lenig als slangen , die zich in een kreupelbosch verber gen. En in de teenen met zoutwater doortrokken manden, lagen de visschen, die sedert den morgen zieltoogden, te midden van het geschreeuw der afslagers langzaam te sterven ; zij openden stuiptrekkend de bekken, als trachtten zij de vochtige lucht in te drinken en om de drie minuten werd dat happen naar lucht door een onmatig gegaap afgewisseld. Mijnheer Verlaque had Florent intusschen naar de banken van de vischmarkt gevoerd. Hij wandelde daar met hem rond en gaf hem uitvoerige inlichtingen. In het paviljoen , rondom de negen bureaux was een overgroote menigte verzameld, die een 106 een van aan iedere zijde een golvende massa hoofden vormde, beheerscht door de ambtenaren, die op hooge krukken gezeten in de koop mansboeken schreven. „ Zijn al die ambtenaren zaakgelastigden ?” vroeg Florent : Toen voerde mijnheer Verlaque, hem langs het trottoir naar de omsloten ruimte van een van de afslagersbanken . Hij toonde hem de afdeelingen en het personeel van het groote geelhouten kantoor van vischlucht doortrokken en bezoedeld door de vuile manden . Geheel bovenaau , in een aan alle kanten van glas voorzien hokje , noteerde bediende den ontvan ger de cijfers van het gebodene. Lager op hooge stoelen, voor smalle lessenaars, zaten de twee vrouwen , die de verkooplijsten voor den zaakgelastigde hielden . De afslagersbank is dubbel, aan ieder einde van de steenen tafel , die zich voor het bureau uitstrekt, plaatste een afslager de korven, de partijen en de enkele groote stukken en zette ze in ; terwijl de verkoopster boven hem, met de pen in de hand de toekenning afwachtte. Toen wees hij Florent buiten de afgesloten ruimte een geel houten hokje daartegenover, waarin de kashoudster zat, een oude forsche vrouw, die stapels sous en vijf-francsstukken ordende. , Er zijn twee contrôles, “ zeide hij: , die van de prefectuur van de Seine en die van de prefectuur van politie. Deze laat ste, die de zaakgelastigden benoemt, behoudt zich het recht voor hen te bewaken. De stedelijke administratie daarentegen, woont de overeenkomsten bij en zorgt voor de belasting ." Hij bleef met zijn eentonig, zwak stemmetje voortpraten en vertelde uitvoerig de oneenigheid , die tusschen de twee prefec turen bestond, Florent luisterde afgetrokken . Hij keek naar de verkoopster, die tegenover hem op een der hooge stoelen zat. Het was een groot meisje, een brunette, van omstreeks dertig jaar, met groote donkere oogen en een zeer fatsoenlijk uiterlijk, zij schreef met rechte vingers als een jonge dame, die onderwijs genoten heeft. Maar zijn aandacht werd afgeleid door het geschreeuw van den afslager, die een prachtigen tarbot tekoop aanbood. , Er is dertig francs geboden ..... dertig francs, dertig francs ! “ Hij herhaalde dit cijfer in allerlei tonen, een zonderlinge gamma, vol onverwachte overgangen . Het was een gebocheld mannetje, met een scheef gezicht, verwarde haren en een groot ? 107 bond schort met een borstlap voor het lijf gebonden. Met uit gestrekten arm, heftig met vuurschietende oogen , vervolgde hij: „ Een- en- dertig ! ... twee- en dertig ... drie- en - dertig ! ... drie -en dertig, vijftig !..... " Hij schepte adem , keerde den kort naar alle zijden, schoof haar verder op de steenen tafel, terwijl de visch vrouwen zich bukten en de tarbot met de vingertoppen betastte . Toen met vernieuwde woede begon hij weer, een cijfer uit de hand van elken ophieder overnemende, de geringste teekens opvangende, opgeheven vingers, het optrekken van wenkbrauwen , vooruit steken van lippen, oogknipjes en dat zoo vlug, zoo kort, dat Florent, die hem niet kon volgen, beteuterd was, toen de ge bochelde , op gerekten toon als een voorzanger, die de laatste woorden van een vers uithaalt , vervolgde : „ Twee-en - veertig ! twee- en - veertig ! ... voor twee- en - veertig francs de tarbot ! " De mooie Normande had het laatste bod gedaan . Florent herkende haar, tusschen de rij vischvrouwen , die tegen de ijzeren roeden , rondom de afgesloten ruimte, leunden . Het een koude morgen. Men zag daar een rij schouderman tels, een uitstalling van groote witte boezelaars , ronde buiken , boezems en breede schouders. De hooggekapte, gekrulde haren, de blanke, fijne teint van de mooie Normandische met haar kanten strik kwamen voordeelig uit tusschen de ongekamde, met een zijden doek bedekte, hoofden , de roode neuzen, de groote monden , de als oude potten verweerde gezichten. Zij herkende eveneens den neef van juffrouw Quenu, het verbaasde haar zoozeer hem daar te zien, dat zij op het punt was er haar buren naar te vragen . Het tumult was zoo toegenomen , dat mijnheer Verlaque van verdere verklaringen afzag. Op de straat kondigden mannen de komst van andere visch aan, met langgerekte kreten, alsof zij uit een reusachtige spreekbuis voortkwamen ; een vooral, die huilde ; „ mosselen ! mosselen ! “ op zulk een rauwen toon, dat de daken der Hallen trilden . Zakken vol mosselen werden in de manden geledigd, andere gooide men op een hoop. Manden werden rondgedragen , rog, schol, makreel, zeeaal, zalm , aan gevoerd en weggebracht, te midden van het overstelpend ge druisch van stemmen en het dringen der visch vrouwen , die de was 108 ijzeren afsluitroeden onder haar gewicht deden kraken. De af slager, de gebochelde, sloeg met zijn magere armen in de lucht, stak opgewonden de kaken vooruit. Ten laatste, aangevuurd door de risten cijfers, die hij als een batterij liet losbranden, de mond scheef getrokken en wapperende haren, ging hij op een voetbankje staan en kwam er niets meer uit zijn droge keel dan een onverstaanbaar geluid. De beambte van den ge meentekashouder, boven aan, een oud mannetje was zoo in een astrakan kraag gemoffeld , dat er niets dan zijn neus onder zijn zwart fluweelen pet te voorschijn kwam ; de groote brunette, op haar hoogen houten stoel, schreef rustig voort, geen spier van haar kalm gelaat bewoog, ondanks het geschreeuw van den gebochelde, dat langs haar rokken omhoog steeg. „ Die Logre is onbetaalbaar, " mompelde mijnheer Verlaque glimlachend . Hij is de beste afslager van de geheele markt ... Hij zou een paar schoenzolen voor een paar tongen verkoopen. “ Hij keerde met Florent in het paviljoen terug. Toen zij weer voorbij den afslag van zoetwatervisch gingen, waar het kalmer toeging, zeide hij hem, dat die verkoop dalende was, dat de riviervisscherij in Frankrijk hard achteruit ging. Een bleek, leelijk ventje, de afslager, wees, zonder een enkel gebaar en met een eentonige stem de partijen aal en kreeften toe ; terwijl de tellers met netten aan korte stokken in de vijvers vischten. Het geweld, rondom de verkoopplaatsen, werd zoo mogelijk nog grooter. Mijnheer Verlaque vervulde zijn rol van onder richtgever vol toewijding, hij baande zich een weg met de ellebogen en voerde zijn opvolger tot in het dichtste gedrang. De groote opkoopsters zaten daar rustig de mooie koopen af te wachten en belastten de dragers met tonijn, tarbot en zalm . Op den grond zaten de straatventsters manden haring en schol letjes te verdeelen, die zij gezamenlijk gekocht hadden. Er waren ook burgers, eenige renteniers uit de verafgelegen wij ken, die reeds om vier uur in den morgen gekomen waren om een verschen visch te koopen en die ten slotte aan een groote partij bleven hangen, die hun veertig of vijftig francs kostte en dien zij dan gedurende den geheelen dag onder hun kennissen zochten kwijt te raken. Plotseling ontstond er een vreeselijk gedrang. Een visch vrouw, die het te benauwd kreeg, bevrijdde zich, met opgehe 109 2 1 ven vuisten, de leelijkste scheldwoorden uitbrakende. Daarna stond men als een muur opeengedrukt en Florent, die bijna stikte, verklaarde, dat hij genoeg gezien , dat hij begrepen had. Toen mijnheer Verlaque hem behulpzaam was om uit het gedrang te komen , stonden zij eensklaps tegenover de mooie Normande. Zij bleef met haar aanmatigende houding, vlak voor hun staan en vroeg : , Is het bepaald , meneer Verlaque, gaat u ons verlaten ? " „ Ja, ja, " antwoordde het mannetje. „ Ik ga mijn rust nemen , buiten , te Clenach. Het schijnt, dat de vischlucht mij kwaad doet..... , Kijk, hier is mijn opvolger . Hij had zich omgewend om Florent aan te wijzen . De mooie Normande was verbluft en toen Florent zich verwijderde, meende hij haar met een gesmoorden lach tot haar buurvrouwen te hooren mompelen. „ Nu, dan zullen wij pret hebben. “ De visch vrouwen begonnen haar waren uit te stallen. Boven alle marmeren banken werden de kranen opengezet. Het was een geweld alsof het stortregende, een stroom van rechtneerval lende en opspringende waterstralen, en van de schuinafloopende banken liepen dikke droppels en vielen neer met een zacht ge murmel als van een beekje, spattend in de lanen waar kleine beekjes gevormd werden, van enkele diepten meren maakten en dan weer in duizende takken voortstroomden, de helling afdaal den naar de rue Rambuteau . Een vochtige damp steeg omhoog, een stortregen, die de frissche lucht, die bitterzoute zeelucht Florent in het gelaat dreef ; terwijl hij in de eerste uitgestalde visschen , het rozerood paarlemoer, het bloedroode koraal, de melkkleurige paarlen, alle tinten , alle schakeeringen van den Oceaan terugvond. Die eerste morgen bracht hem in groote verlegenheid. Het speet hem, dat hij had toegegeven aan het verlangen van Lisa. Zoodra hij den volgenden dag aan den verslappenden invloed, door de vetlucht in de keuken teweeggebracht, ontsnapt was, had hij zichzelven van laf heid beschuldigd, zoo heftig, dat hij moeite had zijn tranen te bedwingen. Maar hij durfde niet op zijn gegeven woord terug te komen, hij was een beetje bang voor Lisa ; haar opgetrokken lippen en het stil verwijt, dat op haar mooi gezicht te lezen stond, bleef hem niet onopgemerkt. 110 > Hij vond haar een te ernstige, te zelfgenoegzame vrouw, om te weerstreven . Gavard deed hem gelukkig een denkbeeld aan de hand, waarin hij troost vond. Den avond van denzelfden dag, waarop mijnheer Verlaque hem op de vischmarkt had rond geleid , nam hij hen onder vier oogen en verklaarde hij, met veel geheimzinnigheid, dat die arme drommel,“ niet gelukkig was. Toen, na eenige hatelijkheden aan het adres van de regeering, die haar ambtenaren doodde, zonder hun zooveel te verzekeren , dat zij genoeg hadden om niet van honger te sterven , gaf hij hem ten slotte te verstaan , dat het zeer liefdadig zou zijn als hij een gedeelte van zijn salaris aan den ouden inspec teur afstond . Florent begroette dit denkbeeld met vreugde. Het was niet meer dan billijk, hij beschouwde zich als den voor loopigen plaatsvervanger van Verlaque ; bovendien, bij had niets noodig, daar hij bij zijn broeder kost en inwoning genoot Gavard voegde er bij, dat een vijftig francs van de honderd vijftig, die hij maandelijks ontving hem heel mooi toescheen en fluisterend voegde hij er bij, dat het niet lang zou duren , want de ongelukkige was een borstlijder in den hoogsten graad. Men kwam overeen dat Florent de vrouw zou bezoeken teneinde zich met haar te verstaan om zoodoende den man niet te kwetsen . Die goede daad verlichtte hem, nu vatte hij de betrekking met toewijding op, hij bleef in zijn rol, het was zijn leven. De vogelkoopman moest hem echter plechtig beloven , dat hij er met niemand over spreken zou . Daar deze ook een beetje bang voor Lisa was , bewaarde hij, hoogstverdienstelijk zijn geheim. Toen beerschte er volkomen tevredenheid in de spekslagerij. De mooie Lisa was heel vriendelijk tegenover haar zwager ; zij stuurde hem vroeg naar bed, opdat hij vroeg zou kunnen op staan , zij hield zijn eten goed warm, schaamde zich , nu hij een gegallonneerde pet droeg, niet meer om op straat met hem te spreken . Quenu , die verrukt was over die goede verstandhou ding, was nooit zoo welgemoed tusschen zijn broer en zijn vrouw aan tafel gaan zitten . Men zat dikwijls om negen uur nog aan tafel, terwijl Augustine in den winkel oppastte. De rustige spijsvertering werd gerekt, met praatjes uit de buurt en positieve meeningen van een spekslagersvrouw over de politiek. Florent moest zeggen hoe het met den verkoop op de vischmarkt , gegaan was. Hij wendde langzamerhand aan dit vreedzaam , 111 geregeld bestaan ; aan de lichtgele eetzaal zoo netjes en bur gerlijk koud, dat hij op den drempel reeds zijn geestkracht voelde verslappen .. De goede zorgen van Lisa deden hem als in een dopzen bed verzinken . Maar Gavard oordeelde het huiselijk leven bij de Quenu's te geestdoodend. Hij vergaf Lisa haar liefde voor den keizer, omdat men , zoo beweerde hij, nooit met vrouwen over politiek moest spreken en omdat de spekslagersvrouw, in elk geval een zeer fatsoenlijke vrouw was, die er slag van had haar zaak te doen bloeien. Toen Florent tot inspecteur van de vischmarkt benoemd was, maakte hij hem uithuizig ; hij nain hem urenlang mede en zeide, dat, nu hij een betrekking had , hij ook een vrijgezellenleventje moest lijden . Mijnheer Lebigre hield een prachtig, weelderig en modern ingericht koffiehuis, aan de rechterzijde van de rue Pirouette, hoek rue Rambuteau, geflankeerd door vier kleine Noorweeg sche pijnboomen in greenhouten bakken , het geheel was een waardig tegenhanger van de groote spekslagerij Quenu -Gradelle. Door de klare spiegelruiten zag men in de zaal, beschilderd met guirlandes van bladeren, wijngaardranken en trossen , op een zachtgroenen achtergrond . Groote witte en zwarte steenen vormden den vloer. Achter in de zaal was de ingang naar den kelder, onder de achter roode draperiën verborgen wentel trap, die naar de billardzaal op de eerste verdieping voerde. Maar het buffet aan de rechterzijde, was vooral prachtig met zijn weerschijn van gepolijst zilverwerk. Het zinkenblad en de hooge bewerkte omlijsting, boven het doorloopend voetstuk van wit en rood marmer, omgaf het met een golving, een doek van metaal, als een altaar met borduursels versierd . Aan het eene einde stonden de porseleinen ketels voor den warmen wijn en punch door koperen ringen omgeven op een gaskomfoor ; aan het andere einde, viel uit een zeer hooge, rijkgebeeldhouwde marmeren fontein onophoudelijk een waterstraal in een kom ; zoo gelijkmatig, dat hij onbeweeglijk scheen en in het midden van de drie zinken vakken was een waterton om glazen te spoelen , waarvoor aangebroken flesschen met hun groene halzen op een rij stonden. Het leger glazen stond in lange rijen aan beide kanten : de kleine glaasjes voor brandewijn, de dikke drinkbekers, de platte glazen voor vruchten , de absintglaasjes, 112 } de bierglazen , de groote glazen op voet, allen onderste boven en de schitterende omgeving weerkaatsende. Links stond een gebeeldhouwde vaas op een voetstuk ; terwijl aan den rechter kant een gelijksoortige vaas een waaier van kleine lepeltjes droeg. Gewoonlijk troonde mijnheer Lebigre op een roodlederen tabouret achter zijn toonbank. Hij had de likeuren in ge slepen kristallen karaffen, bij de hand staan en hij leunde met zijn ronden rug tegen een spiegel zoo groot, dat hij het geheele paneel besloeg en waarvoor in het midden , twee glazen bladen waren aangebracht al weer belast met kelken, con fituur en andere flesschen . Op het eene blad, de flesschen met vruchten , kersen, pruimen, perziken, terwijl aan de andere zijde ; pakjes biscuits en fleschjes met allerlei heldere kleuren , die aan onbekende liqueuren , aan extracten van heerlijke bloemen deden denken, helder tegen de donkere flesschen met vruchten afstaken . Het was alsof al die flesschen in de lucht hingen, glanzend en vonken schietend, in het klare spiegelglas. Mijnheer Lebigre had om aan zijn établissement het aanzien een café te geven , tegenover de toonbank, twee kleine met zink bedekte tafeltjes en vier stoelen geplaatst. Een gaskroon met vijf pitten en met matglazen balons hing van het plafond . Verder was er achter in de zaal een particulier kabinetje, een door een schot van den winkel gescheiden kamertje, een raam van matglas, dat in de rue Pirouette uit kwam, deed een schijn van daglicht in het kamertje doordrin gen ; des avonds, brandde er een gaspit boven twee marmer geschilderde tafeltjes. Daar vereenigde Gavard zich elken avond na het eten met zijn politieke vrienden. Zij waren daar thuis, hadden den patroon gewend hun plaats daar te reserveeren. Wanneer de laatst aangekomene de glazen deur in het schot achter zich ge sloten had, voelden zij zich zoo veilig, dat zij ronduit over de groote opruiming “ spraken. Geen andere bezoeker zou durven binnengaan. Den eersten dag gaf Gavard Florent eenige inlichtingen omtrent mijnheer Lebigre. Het was een goede kerel, die som tijds met hen zijn koffie kwam gebruiken : men geneerde zich niet voor hem, omdat hij eens gezegd had, dat hij in 48 had van er 113 meegevochten. Overigens scheen hij wat stompzinnig, hij sprak weinig. Al de heeren waren gewoon hem in het voorbijgaan de hand te drukken, voordat zij zich in het kabinetje begaven. Meestal, zat er een blond vrouwtje bij hem, achter de toonbank , een buffetjuffrouw , die hij in dienst genomen had , naast den kellner met het witte voorschoot, die voor de tafeltjes en het billard zorgde. Zij heette Rose en was zeer zachtzinnig, zeer onder worpen. Gavard vertelde met een knipoogje aan Florent, dat zij die onderwerping tegenover den patroon wel wat ver dreef. De heeren lieten zich overigens door Rose bedienen, die met haar tevreden, nederig uiterlijk onder de heftige woordenwis selingen uit en in liep. Den dag waarop de vogelkoopman hem aan zijn vrienden voor stelde, vonden zij, toen zij het kamertje binnen traden , alleen een vijftigjarig heertje, met een nadenkend zacht gezicht, een twijfelachtigen hoed en een groote kastanjebruine overjas. Met zijn kin op een ivoren knop van een dikken stok rustende, tegenover een vol glas bier, was zijn mond zoo verloren in zijn zwaren baard, dat hij een levenloos beeld zonder lippen scheen . , Hoe gaat het Robine ? " vroeg Gavard. Robine gaf hem een handdruk en antwoordde niet, terwijl zijn oogen bij dien zwijgenden groet een nog zachter uitdrukking aannamen ;; toen drukte hij zijn kin weer op den knop van den wandelstok en keek over zijn glas bier Florent aan. Deze had Gavard plechtig laten beloven zijn geschiedenis niet te vertellen, om gevaarlijke onbescheidenheden te beletten ; het mishaagde hem niet, toen hij in de voorzichtige houding van dezen heer met zijn zwaren baard eenig wantrouwen meende te zien. Maar hij bedroog zich , Robine sprak nooit meer. Hij kwam altijd het eerst, met klokslag van achten ging hij op hetzelfde plaatsje zitten , zonder zijn wandelstok los te laten zijn hoed af te zetten, noch zijn overjas uit te doen . Hij bleef daar tot middernacht naar de anderen luisteren, onophoudelijk den spreker aanstarende, alsof hij met de oogen hoorde. Toen Florent, Gavard later omtrent Robine ondervroeg, maakte deze een grooten ophef over diens verstand, zonder duidelijke bewijzen te kunnen aanvoeren, hij beweerde, dat hij een van de meest gevreesde tegenstanders van het gouvernement was. Hij woonde in de rue Saint- Denis, waar nog nooit iemand tot hem was doorgedrongen, de koop. ZOLA, Hallen . 8 114 was. > man in gevogelte echter vertelde, dat hij er een keer geweest De gladgewreven vloeren waren met loopers van groen zeildoek belegd, er waren bekleede meubelen en een albasten pendule. Mevrouw Robine, die hij met een oogopslag meende gezien te hebben, scheen een zeer gedistingueerde, oude dame te zijn, met lange krullen langs de slapen, maar zeker durfde hij het niet beweren. Men wist niet, waarom de familie in zulk een drukke winkelstraat was komen wonen, want de man deed niets hoegenaamd, bracht zijn dagen, men wist niet waar mede, door, leefde van onbekende middelen en verscheen iederen avond, als iemand, die vermoeid is en verlangt naar een ge dachtenwisseling in de hooge politiek. Wel, hebt u die troonrede gelezen ? ' vroeg Gavard een krant van de tafel opnemende. Robine haalde zijn schouders op. Juist werd de glazen deur met geweld geopend en een geboehelde trad binnen. Het was Logre de afslager van de vischmarkt, met gewasschen handen, netjes gekleed, een roode cache- nez om den hals, waarvan een slip op zijn bochel afhing . „ Aha ! daar is Logre, " hernam Gavard. Hij zal ons zeggen , wat hij van de troonrede denkt. Maar Logre was woedend . Het scheelde weinig of hij rukte de koperen kram uit den muur toen hij zijn hoed en cache- nez er aan ophing. Hij ging driftig zitten , sloeg met zijn vuist op tafel, gooide de krant op zij en zeide : „ Denkt gij, dat ik hun vervloekte leugens lees ? " Toen barstte hij uit : „ Heeft men ooit zulke patroons gezien, die de lui zoo voor den gek durven houden ! ik heb twee volle uren op mijn sa laris moeten wachten. Wij waren met ons tienen in het kan toor. Maar ja wel, wachten jullie maar, kindertjes“ ... Mijnheer Manoury kwam eindelijk per rijtuig , zeker van de een of andere lichtekooi. Die zaakgelastigden stelenen leiden een mooi leventje....... Ten overvloede betaalt hij mij alles in zilvergeld uit, dat zwijn ! " Robine toonde door een kleine beweging, dat hij Logres partij koos in den twist. De gebochelde vond plotseling een slachtoffer. , Rose, Rose ! " riep hij zijn hoofd buiten de deur van het kamertje stekende. Toen de jonge vrouw bevend voor hem stond, riep hij : 115 , Kom, je hoeft mij zoo niet aan te gapen ! .... Je ziet, dat ik binnen kom en brengt mij mijn mazagran niet ! " Gavard bestelde nog twee mazagrans. Rose haastte zich om de heeren te bedienen, onder den gestrengen blik van Logre, die de glazen en de schoteltjes met suiker scheen te bestu deeren . Hij dronk een slokje en werd wat kalmer. , Die Charvet, " zeide hij na een oogenblik, , moet er ook genoeg van krijgen .... Hij wacht buiten op Clémence. " Maar Charvet kwam juist binnen, gevolgd door Clémence. Hij was een groote, magere, zorgvuldig geschoren jonge man , met een langen neus en dunne lippen, en woonde in de rue Vavin, achter het Luxembourg. Hij noemde zich privaat- docent. In de politiek was hij hebertist. Met zijn lange, naar binnen ge kralde, haren , de zeer laag omgeslagen revers van zijn versle ten jas, speelde hij gewoonlijk de conventioneele, en gebruikte daarbij een stroom van bittere woorden zoo doorspekt met ge leerde uitdrukkingen, en uit de hoogte, dat hij gewoonlijk zijn tegenstanders schaakmat zette. Gavard was er zonder dat hij het wilde bekennen , bang voor ; wanneer Charvet er niet bij was, verklaarde hij, dat de man werkelijk te ver ging . Robine stemde alles toe, met zijn oogknipjes. Alleen Logre durfde Charvet soms het hoofd bieden , wanneer er sprake was van arbeidsloon . Maar Charvet bleef de oppermachtige van de groep, daar hij de meeste autoriteit bezat en het geleerdst was. Sedert tien jaren leefde hij met Clémence als man en vrouw, volgens vooraf bepaalde, aan beide zijden strikt nagekomen overeenkomsten. Florent, die de jonge vrouw met eenige ver bazing aankeek, herinnerde zich eindelijk waar hij haar vroeger gezien had ; zij was niemand anders dan de groote brunette , die op de vischmarkt voor den lessenaar zat te schrijven , met rechte vingers als een dame. Rose volgde de twee nieuw-aangekomenen op de hielen ; zij zette zonder iets te zeggen een glas bier neer voor Charvet en een blaadje voor Clémence, die kalm haar grogje begon klaar te maken, zij deed heet water op de citroenschijfjes, die zij met haar lepeltje aan stukjes wreef, voegde er suiker bij en goot er rum op, nadat zij in een klein glaasje de gewenschte hoeveel heid had afgemeten. Toen stelde Gavard Florent voor aan de heeren, en in het bijzonder aan Charvet. Hij gaf hen allen uit 116 6 voor geleerde, hoogst bekwame lieden, die elkander zouden begrijpen . Maar men zou bijna gelooven, dat hij al de een of andere onbescheidenheid begaan had want alle wisselden hand. drukken met Florent op een eigenaardige, hartelijke wijze, als broeders -vrijmetselaren. Zelfs Charvet was bijna beminnelijk ; men vermeed echter eenige toespeling te maken. , Heeft Manoury u ook in klinkende munt betaald ? " vroeg Logre aan Clémence. Zij antwoordde bevestigend en haalde eenige rolletjes franc stukken en twee - francstukken uit haar zak. Charvet keek haar aan en volgde de rolletjes, die zij na den inhoud onderzocht te hebben, een voor een weer in haar zak stopte, met de oogen. „ Wij moeten nog afrekenen, " zeide hij fluisterend. , Zeker, van avond, “ mompelde zij. „ Maar, wij zullen zoowat pari staan ; ik heb vier keer met jou ontbeten, nietwaar ? maar verleden week heb ik je vijf - francs geleend. " Florent, die niet onbescheiden wilde zijn, wendde verbaasd zijn hoofd om. Toen Florence het laatste rolletje had laten ver dwijnen , dronk zij een slokje grog, ging tegen de glazen deur leunen en luisterde bedaard naar de mannen, die over politiek spraken. Gavard had de krant weer ter hand genomen en las op een toon , dien hij trachtte grappig te doen zijn, stukken uit de troonrede , die des morgens, bij de opening van de Kamers was uitgesproken. Toen kreeg Charvet vrij spel, over deze officieële phrazen, hij liet er geen stuk van heel. Een zinsnede vooral, vermaakte hun buitengewoon. „ Wij vertrouwen, mijne heeren, dat gesteund door uwe voorlichting en de conservatieve gevoelens van onze landgenooten, wij meer en meer de algemeene welvaart zullen bevorderen. “ Logre was gaan staan om die phrase voor te dragen ; hij bootste uitmuntend de lijmerige neusstem van den keizer na. „ Zij is prachtig, die welvaart van hem ; " zeide Charvet. „ De menschen sterven van honger. " ,, De handel is gedrukt, “ bevestigde Gavard. En dan , wat beteekent dat, een heer , steunende op de voor lichting ? " hernam Clémence, die een woordenzifster was. Zelfs Robine liet een lachje uit zijn baard ontsnappen. De gesprekken werden levendiger. De wetgevende macht kwam er lang niet zonder kleerscheuren af. Logre bleef even heftig , > 117 Florent vond in hem den flinken afslager van het paviljoen op de rischmarkt terug, met de vooruitstekende kaken, de banden , die de woorden in het ledig schenen te gooien, de heftige, blaffende manier van spreken ; hij sprak gewoorlijk over politiek op dezelfde dollemansmanier als waarop hij een paar tongen inzette. Charvet werd kalmer, in den walm van pijpen en gas licht, waarmede het kamertje zich langzamerhand vulde ; zijn stem klonk kort en hard als een hakmes, terwijl Robine zachtjes met de kin op den knop van den stok het hoofd wiegelde. Na een woord dat Gavard uitte, kwam men op de vrouwen. De vrouw is de gelijke van den man,, verklaarde Charvet kortaf en dientengevolge moet zij hem niet in den weg staan. Het huwelijk is een associatie..... Alles gelijk verdeeld , nietwaar Clémence ? " „ Dat is duidelijk," antwoordde de jonge vrouw achterover leunend, in de lucht starend. Maar Florent zag den groenteman Lacaille en Alexander, den vriend van Claude Lantier binnenkomen . Die twee mannen waren langen tijd aan een afzonderlijk tafeltje in het kamertje gebleven ; zij behoorden niet tot denzelfden stand als de andere heeren . Maar de politiek was een middel tot toenadering, men schoof de stoelen bij elkander, zij maakten deel van het gezelschap uit. Charvet, in wiens oogen zij het volk vertegenwoordigden, was vol ijver om hun tot leermeester te verstrekken , terwijl Gavard den winkelier zonder vooroordeelen speelde door met hen te klinken. Alexander vertoonde de gulhartige vroolijkheid van een kolossus, het gelukkig gezicht van een groot kind . Lacaille, bitter, al wat grijzend en elken avond doodmoe van zijn eeuwige tochten door de straten van Parijs, keek soms met wangunst naar de burgerlijke welvarenheid, de goede schoenen en de dikke overjas van Robine. Zij lieten zich allen een borreltje brengen en het gesprek werd drukker en heftiger voortgezet, nu het gezelschap voltallig was, Dien avond zag Florent, door de halfgeopende deur van het schot, juffrouw Saget voor de toonbank staan. Zij had een. flesch onder haar boezelaar te voorschijn gehaald en keek naar Rose, die de flesch met brandewijn vulde. Daarna verdween de flesch weer onder het boezelaar en bleef juffrouw daget in het helder licht en den weerschiju van het glinsterend buffet 118 voor de toonbank staan praten, tegenover den spiegel, waarvoor de karaffen en flesschenrijen venetiaansche lantaarns schenen. Des avonds schitterde het in licht badende café in al zijn glans. De oude vrijster, met haar zwarte japon , vormde een zwarte vlek als een insect, te midden van dat schelle licht. Florent, die zag, dat zij trachtte Rose aan het spreken te krijgen, be greep, dat zij hem door de halfgeopende deur gezien had. Sedert hij zijn betrekking in de Hallen waarnam , ontmoette hij haar telkens, in de overdekte straten , meestal in gezelschap van juffrouw Lecoeur en la Sarriette, hem alle drie heimelijk bespiedende, hoogst verwonderd naar het scheen over zijn nieuwe positie als inspecteur. Rose liet zeker niet veel los , want juffrouw Saget bleef nog draaien en scheen mijnheer Lebigre te willen naderen, die met een bezoeker aan een der tafeltjes, piket zat te spelen. Ten slotte was zij ter sluiks tegen het schot gaan leunen , toen Gavard haar opmerkte. Hij ver foeide haar. „ Doe de deur toch dicht, Florent, “ zeide hij driftig, „ men is hier geen oogenblik vrij." Bij het heengaan omstreeks middernacht, wisselde Lacaille eenige woorden met Lebigre . Deze, liet zonder dat iemand het zag vier vijffrancstukken in zijn hand glijden , terwijl hij fluisterde : , Zie je, dat is twee- en- twintig francs voor morgen. De per soon, die leent, wil niet voor minder.... Vergeet ook niet, dat gij drie dagen van den wagen schuldig zijt, je zult alles moeten betalen . “ Mijnheer Lebigre wenschte de heeren goeden nacht. Hij ging lekker slapen, zeide hij en daarbij gaapte hij en toonde zijn groote tanden , terwijl Rose hem met haar onderdanigen blik aankeek. Hij stiet haar aan en beval haar het licht in het kabinetje te gaan uitdraaien. Op het trottoir struikelde Gavard, hij viel bijna, jolig ge stemd als hij was, zeide hij : „ Voor den drommel, ik heb niet op voorlichtingen gesteund ! " Die zet werd allergrappigst gevonden en men scheidde. Florent ging meermalen terug, hij wende aan dat matglazen kamertje, de zwijgende Robine, de opgewondenheid van Logre, den koelen haat van Charvet. Als hij des avonds thuis kwam, » 119 > ging hij niet dadelijk naar bed . Hij hield van zijn zolderka mertje, die jonge meisjeskamer, waarin Augustine allerlei prullen had achtergelaten, aardige, onbeduidende dingen, die daar nog gebleven waren. Op den schoorsteen lagen nog enkele haar spelden, verguld kartonnen doosjes met knoopen en pastilles , uitgeknipte prentjes, leege pomade potjes , die een geur van jasmijn verspreidden ; in de lade van de tafel, een gewone wit houten tafel, was garen , naalden , een gebedenboekje naast een beduimeld exemplaar van de „ Droomuitlegger ; “ een zomer japonnetje wit met gele moesjes, hing vergeten aan een spijker, terwijl op een plank, die voor toilettafel diende, een flesch bandoline, die daar was omgevallen , een groote vlek had ach tergelaten. De slaapkamer van een vrouw zou Florent treurig gestemd hebben maar dit kamertje, van het kleine ijzeren ledikant en de twee matten stoelen tot aan het verkleurde behang, sprak slechts van onschuld , van meisjesachtige naiveteit. De rein heid van die gordijnen , de kinderlijkheid, die uit die vergulde doosjes en dien droomuitlegger sprak, de onhandige coquetteriën waarvan de vlekken op de muren het bewijs droegen, stemden hem gelukkig, het verfrischte hem, tooverde hem jeugdige illusiën voor den geest. Hij zou gewenscht hebben Augustine niet te ken nen , met haar dikke kastanjebruine lokken , om te kunnen gelooven, dat hij op de kamer van een zuster was, een braaf meisje, dat tot in de geringste kleinigheden haar natuurlijke. vrouwelijke, bevalligheid deed blijken. Ook was het een genot voor hem, des avonds het venster van zijn zolder kamertje te gaan leunen . Dat venster vormde in het dak een smal balcon, door een hooge ijzeren leuning omgeven , waarop Augustine een granaatappelboompje verzorgde. Sedert de nachten koud werden , zette Florent het boompje in de kamer bij zijn bed. Hij bleef eenigen tijd voor het venster met volle teugen de frissche lucht inademen, die van de Seine over de huizen van de rue Rivoli steeg. De grijze daken der Hallen waren nauwelijks te onderscheiden, het schenen kalme meren , waarin de vluchtige afstraling van een vensterglas de zilverachtige kleur van een golf aannam. In de verte vlekten de daken van de vleeschhal als hoopjes schaduw tegen den horizon . Hij genoot van het groote stuk hemel, dat hij voor zich had, van de onmetelijke ontwikkeling der voor 7 120 een van Hallen , die hem te midden der opeengedrongen straten van Parijs, den indruk gaven van zeeoever, met de doode wateren een baai, nauwelijks beroerd door de uit de verte aanrollende golven. Hij verdiepte zich daar in droo merijen, zag elken avond een nieuwe kust. Droevig en ge lukkig te gelijk, doorleefde bij nog eens de acht jaren van wanhoop, die hij buiten Frankrijk had doorgebracht. Eindelijk sloot hij, rillend het venster. Wanneer hij dan voor den schoor steen staande zijn half hempje afdeed, maakte de phothographie van Auguste en Augustine hem verlegen ; zij keken hem, hand in hand, met hun bleeken glimlach aan, terwijl hij zich ont kleedde. De eerste weken, die Florent in het paviljoen voor de zeevisch doorbracht, waren zeer moeielijk. De Méhudins betoonden zich zoo openlijk vijandig tegenover hem, dat de geheele markt tegen hem opstond. De mooie Normande wilde zich op de mooie Lisa wreken en de neef werd het als in den schoot geworpen slachtoffer,. De Méhudins waren van Rouen afkomstig. Moeder Louise vertelde nog menigmaal, hoe zij met wat aal in een mand te Parijs was gekomen. Zij bleef bij den vischhandel en trouwde er een beambte van het oktrooi, die stierf, haar twee dochtertjes nalatende. Zij was het eigenlijk , die in vroeger jaren, door haar breede heupen en haar frisch uiterlijk ; den bijnaam kreeg van de mooie Normande, " waarvan haar dochter erfgenaam werd. Nu was zij zwaar en log, zij droeg haar vijf- -n -zestig jaar als een matrone, die door de vochtige zeevisch een schorre stem en een getaande huid heeft gekregen , het zittende leven had haar vreeselijk dik gemaakt, haar figuur was breed en zwaar, haar gemoed zoo ontwikkeld, dat zij het hoofd naar achteren droeg door den overvloed van omhoog gedreven vet. Nooit had zij afstand willen doen van haar ouderwetsche kleeding ; zij droeg haar gestreepten rok, haar gelen omslagdoek, de onder de kin toegeknoopte hoofddoek der klassieke visch vrouwen , had een hooge stem , korte gebaren, de handen in de zij, en kende den geheelen vischvrouwen catechismus, die als snelvlietend water van haar lippen stroomde. De marché des „ Innocents" werd nog altijd door haar betreurd, dan sprak zij over de rechten der voormalige vischvrouwen, mengde er allerlei histories onder van met inspecteurs van politie gewisselde 17 ? 121 vuistslagen, vertelseltjes van bezoeken aan het hof, tijdens de regeering van Charles X en Louis- Philippe, waarbij zij in zijde was en een groot bouquet bloemen in de hand droeg. Moeder Méhudin, zooals zij genoemd werd, was langen tijd banier draagster geweest van de broederschap de la Vierge te Saint Leu. Bij gelegenheid van de processies in de kerk, droeg zij een japon en een muts van tulle, met wit satijnen linten, dap hield zij met haar dikke vingers, den vergulden stok van het rijk met franje versierde vaandel, waarop een Moeder Gods geborduurd was, heel hoog. Volgens de praatjes in de buurt, had moeder Méhudin een aardigen spaarpot. De massief gouden versiersels waarmede zij op feestdagen haar hals , armen en taille belaadde, waren er het eenige bewijs voor . Later, konden haar twee dochters niet met elkander overweg . De jongste, Claire, beklaagde zich over de brutaliteiten van Louise, en beweerde op haar kalme manier , dat zij er voor bedankte de meid van haar zuster te zijn. Daar het zeker op vechten zou zijn uitgeloopen, scheidde de moeder de meisjes. Zij stond haar bank met zeevisch aan Louise af. Claire, die begon te hoesten door den sterken reuk van rog en haring, nam de bank met zoetwatervisch voor haar rekening. En ofschoon de moeder zich heilig voorgenomen had zich aan de zaken te onttrekken, liep zij van de eene bank naar de andere, bemoeide zich met den verkoop en maakte het haar dochters lastig door haar ruwe onbeschaamdheden. Claire was een zonderling schepseltje, zeer zachtzinnig en toch twistziek, zij volgde, zooals men zeide altijd haar eigen zin. Ondanks haar peinzend meisjesgezicht, was zij stijfhoofdig, en bezat zij een geest van onafhankelijkheid, die haar dreef geheel op zich zelve tele ven , den eenen dag kon zij strikt recht vaardig, den anderen weerspannig onrechtvaardig zijn . Zij bracht, bij haar bank staande, soms de geheele markt in oproer, dreef de prijzen op of liet ze dalen , zonder dat men begreep waarom. Als zij naar de dertig liep , zou haar teer lichaam , haar fijne huid, altijd weer verfrischt door het water in de vijvers, haar klein gezichtje, haar lenig figuurtje, gevulder worden , die edele vormen verliezen als een heilige jonkvrouw, die te veel in de Hallen verkeert ; maar op twee- en-twintig jarigen leeftijd, was zij nog geen Murillo tusschen haar karpers en 122 en alen , zooals Claude Lantier zeide, een Murillo met loshangende haren dikwijls, met grove schoenen slecht gemaakte japonnen, die haar kleedden als een plank . Zij was niet coquet en toonde zich vol verachting voor Louise met haar linten en-strik ken, die haar op haar beurt bespotte over haar scheefdichtge knoopte doekjes. Men vertelde, dat de zoon van een rijk win kelier uit de buurt, van spijt was weggeloopen omdat hij geen goed woord van haar kon krijgen. Louise, de mooie Normande, betoonde zich liefderijker. Haar huwelijk met een beambte van de korenmarkt werd verijdeld , toen de arme jongen den nek brak door den val van een zak meel. Dat verhinderde echter niet, dat zij zeven maanden later een dik kind ter wereld bracht . In de omgeving van de Mé hudins werd de mooie Normande als weduwe beschouwd . De oude vischvrouw zeide dikwijls „ als mijn schoonzoon nog leefde" ...... De Méhudins vertegenwoordigden een macht. Toen mijnheer Verlaque Florent op de hoogte van zijn nieuwe betrekking gebracht had, eindigde hij met hem aan te bevelen, enkele koopvrouwen wat te ontzien, wilde hij zijn bestaan niet onhoudbaar maken ; hij dreef de sympathie zelfs zoo ver, dat hij hem in de kleine geheimen van het vak onderwees, de noodige toegevendheid, de schijnbare gestrengheid, de geschen ken die hij kon aannemen. Een inspecteur is tegelijk com missaris van politie en vrederechter, hij waakt over de goede orde op de markt ; legt de geschillen bij die tusschen kooper en verkooper ontstaan . Florent, die een zwak karakter had, zette zich schrap, streefde het doel voorbij, zoo dikwijls hij zijn gezag moest doen gelden en bovendien had hij den trek van verbittering door zijn lijden ontstaan, zijn somber uiterlijk van paria tegen zich . De mooie Normande had gezworen, dat hij zijn betrekking geen veertien dagen zou houden, haar eenig doel was hem in een twist te lokken. „ Denkt die dikzak van een Lisa bij geval , dat wij op haar kliekjes gesteld zijn " ! ....... zeide zij op een morgen tot juffrouw Lecoeur. „ Wij hebben beter smaak dan zij. Hij is monsterachtig, die kerel van haar ! " Als de afslag was afgeloopen en Florent zijn inspectietocht door de lange, van water stroomende paden begon , zag hij zeer 123 goed hoe de mooie Normande hem onbeschaamd lachend , met de oogen volgde. Haar bank, op de tweede rij, links, naast de banken van zoetwatervisch stond juist tegenover de rue Ram buteau. Zij keerde zich om, hield haar oogen niet van haar slachtoffer afgewend, bespotte hem met haar buurvrouwen. Als hij dan langzaam, met gebogen hoofd voorbijkwam , stelde zij zich uitgelaten vroolijk aan , sloeg op de visch, zette haar kraan wijd open, totdat het pad geheel onder water stond . Maar, op een morgen kwam het tot een uitbarsting. Toen Florent, dien dag voorbij de bank van de mooie Normande ging, rook hij een ondragelijken stank. Er lag daar, op de marmeren bank een prachtige aangesneden zalm , zijn bleek rozerood vleesch tentoonspreidende, tarbotten wit als room , zeeaal, doorstoken met de zwarte naald , die dient om de parten aan te toonen ; tongen , zeebaars, barbeel, een uitstalling van versche visch en tusschen die visschen met nog heldere oogen en bloedroode kieuwen, lag een groote rog, roodachtig, met donkere vlekken , prachtig door zijn vreemde tinten ; de groote rog was verrot, de staart viel af, de zwembeenderen staken door de ruwe huid . „ Je moet dien rog weggooien , “ zeide Florent naderbij komend. " De mooie Normande grinnikte . Hij sloeg de oogen op en zag haar voor zich staan , leunend tegen een lantaarnpaal met twee gaspitten , die de vier hoeken van iedere bank verlichtten . Zij scheen hem zeer groot, alsof zij op een verhevenheid was gaan staan , om haar voeten tegen de vochtigheid te beveiligen Mooier nog dan gewoonlijk, met krulletjes gekapt, het hoofd , wat gluiperig gebogen , de handen wat te rood afstekend tegen haar helder wit boezelaar, drukte zij haar lippen stijf op elkaar. Nooit had hij haar zooveel sieraden zien aan hebben. Zij droeg lange oorbellen, een halsketting, een broche, een menigte ringen aan twee vingers van de linker- en aan een van de rechterhand. Daar zij hem zonder tegenspraak ter sluiks bleef aanzien, hernam hij: , Hoort gij, laat dien rog weggooien. “ Maar hij had moeder Méhudin niet gezien, die in een hoekje op een stoel zat. Zij stond op, de punten van haar doek als horens op haar hoofd en met haar vuisten op de marmeren bank leunend zeide zij brutaal. 124 >, Zeg ! waarom moet zij dien rog weggooien ! ... U zult hem haar toch zeker niet vergoeden ! " Toen begreep Florent. De andere koopvrouwen gichelden. Hij voelde, dat een enkel woord een opstand rondom hem zou doen losbarsten. Hij bedwong zich, haalde zelf den emmer voor het afval, die onder de bank stond te voorschijn , en gooide er den rog in . Moeder Méhudin zette haar vuisten al in haar zijden, maar de mooie Normande, die geen woord geuit had, liet weer een boosaardig lachje hooren en Florent ging, met een gestreng uiterlijk verder, veinzende niets te hooren van het gejouw , dat hem achtervolgde. Iederen dag werd er wat nieuws bedacht. De inspecteur liep de paden door steeds op zijn hoede, als in een vijandig land. Hij ving spatten van de sponzen op, struikelde bijna over het afval, dat men voor zijn voeten gooide, kreeg duwen van de mandendraagsters. Eens zelfs, toen twee koopvrouwen twistten en hij was toegesneld om een vechtpartij te voorkomen, moest hij bukken om een regen van platvisch te ontgaan, die bijna vlak in zijn gezicht terecht kwamen en nu over zijn hoofd vloog ; er werd hartelijk gelachen , hij geloofde altijd, dat de twee visch vrouwen handlangsters van de Méhudins waren . Zijn voor malig bestaan van armzalig onderwijzer wapende hem met enge lengeduld ; terwijl toorn zich van hem meester maakte en zijn hart bloedde van vernedering wist hij zich meesterlijk te beheerschen. Maar nooit waren de jongens in de rue l'Estrapade zoo wreedaardig , zoo verbitterd geweest als die zwaargebouwde vrouwen , wier buiken en borsten schudden van overmatige pret, wanneer hij zich in een strik liet vangen . De roode gezichten keken hem brutaal aan . In de gemeene stembuigingen, de zware heupen, de opgezette halzen , het wiegen der dijen , de handbewegingen voelde hij een vloed van beleedigingen aan zijn adres. Gavard gevoelde zich tusschen die onbeschaamde, van vischlucht doortrokken rokken volkomen op zijn gemak, altijd klaar deze of gene die wat dicht bij hem kwam een klap op het achterste te geven. Florent echter, die altijd eenigszins verlegen was in het bijzijn van vrouwer , voelde zich langzamerhand als verloren in een nachtmerrie van meisjes met monsterachtige bekoorlijk . heden, die hem in een angstwekkenden kring gevat hielden, 125 met haar heesche stemmen en haar dikke strijdvaardige armen. Toch had hij onder die ongetemde vrouwenschaar, een vrien din . Claire verklaarde ronduit, dat de nieuwe inspecteur een braaf mensch was. Wanneer hij tusschen de ruwe woorden van haar buurvrouwen doorging, lachte zij hem vriendelijk toe. Zij stond daar, met haar lokken blond haar in den nek en op de slapen, de japon scheef dicht gehaakt, achter haar bank. Meermalen ook zag hij haar met de handen in haar vijvers woelen, de waterkommen voor haar visschen verfrisschende, er behagen in scheppende om de kleine koperen dolfijnen open te draaien, die waterstralen uit hun bek lieten loopen. Dat stroo mende water verleende haar de bevalligheid van een baadster aan den rand van een bron, wier kleeren nog maar half vast gemaakt zijn. Op een morgen, vooral, was zij allerliefst . Zij riep den inspec . teur om hem een dikken paling te laten zien , die op den afslag de bewondering van de geheele vischmarkt had opgewekt. Zij opende het ijzeren rasterwerk, dat zij voorzichtigheidshalve boven het bassin , waarin de paling scheen te slapen , geslo ten had. „ Wacht even , dan zult u eens wat zien . " Zij stak zachtjes haar arm in het water, die arm was wat mager, maar door de fijne huid schemerde het zacht blauw der aderen. Toen de paling werd aangeroerd, kronkelde hij zich in allerlei bochten, vulde hij de kleine waterkom met zijn kronkelingen en zoodra hij weer rustig was, vond Claire er genoegen in hem met haar vingertoppen te beroeren. Wat een groote ! " meende Florent te moeten zeggen. heb nog zelden zoo'n mooie gezien !“ Toen vertelde zij hem, dat zij in ' t begin bang voor palin gen was ; maar nu wist zij hoe zij de hand moest dicht knijpen , zoodat zij er niet meer uitgleden , zij greep een kleinere paling, die zich aan beide kanten rondom haar gesloten vuist kron kelde. Dat deed haar lachen. Zij wierp hem weer in het water, greep een andere, roerde met haar handen in de water kom, zoodat de geheele hoop zwarte slangen in beweging kwam. Zij bleef toen nog wat praten over den verkoop in de Hallen. De kooplui van buiten, die met hun manden op den grond in de overdekte straat post vatten, deden haar veel nadeel. я „ Ik 126 Haar bloote arm, droop van het frissche water, groote drop pels vielen van iedere vinger. „ Wacht !" zeide zij plotseling, „ik zal u mijn karpers ook eens laten zien . “ Zij deed een derde traliewerk open en haalde met beide handen een karper te voorschijn, die zieltogend met den staart sloeg. Toen nam zij een kleineren ; die kon zij met een hand vasthouden , toen het dier bij het benauwd ademhalen den bek opende, stak zij er voor de grap haar vinger in. „ Hij bijt niet, “ zeide zij met haar zachten glimlach , „ ze zijn niet boosaardig..... Net als de kreeften , daar ben ik ook niet bang voor. Zij had haar arm weer in het water gedompeld, en haalde uit een afdeeling vol gewemel, een kreeft, die haar pink tusschen zijn scharen klemde . Zij schudde hem een oogenblik, maar de kreeft kneep haar zeker te sterk , want zij werd vuurrood en brak hem in een aanval van drift den poot af, zonder dat de glimlach van haar gelaat verdween. , Die snoeken zou ik niet zoo goed vertrouwen, “ zeide zij, om haar aandoening te verbergen, die zouden mijn vinger af snijden als een mes, " en zij wees op de snoeken, die naar hun grootte gerangschikt op buitengewoon helder gewasschen plan ken lagen, naast bronskleurige zeelt en stapeltjes grondel. Haar handen waren nu vet van de karpers ; zij hield ze nog vochtig van de vijvers boven de natte visschen van de uitstalling. Zij was als omhuld door een geur van vischeieren, een van die geuren, die opstijgen uit het riet en de waterplassen, wanneer de eieren de buiken van de visschen half bezwijmd in den zon neschijn, doen splijten . Zij veegde baar handen af aan haar boezelaar, altijd nog glimlachend, met haar rustig uiterlijk van een groot meisje wier bloed gestold is in het voortdurend koude mingenot der rivieren. Die sympathie van Claire, gaf Florent eenigen troost. Zij haalde voor haar moeder de schouders op en zeide, dat haar zuster niet veel bijzonders was. De onrechtvaardigheden van de marktvrouwen tegenover den inspecteur maakten haar over dreven boos, intusschen werd de stryd dagelijks voort gezet. Florent dacht er aan de betrekking op te geven en er zeker geen vier- en- twintig uur meer gebleven zijn, als > zou 127 ។ hij niet gevreesd had laf te schijnen in de oogen van Lisa. Wat zou zij zeggen en denken ! Zij moest noodzakelijk op de hoogte zijn van den strijd tus schen de visch vrouwen en haar inspecteur, waarvan de Hallen vol waren en die bij elken nieuwen twist met eindelooze op- en aanmerkingen in de buurt besproken werd . „ Nu, “ zeide zij dikwijls, des avonds na het eten, , ik zou haar wel tot rede weten te brengen. Altemaal vrouwen, die ik met geen vinger zou willen aanraken, canaille, sletten ! Die Normande is nog de ergste van allen .... Ik zou haar van de markt jagen . Er is nog gezag, hoor je Florent, jij hebt ongelijk met je denkbeelden. Neem krach tige maatregelen, dan zullen zij wel rustig zijn .“ De laatste strijd was beslissend. Op een morgen kwam de meid van juffrouw Taboureau, de bakkerin, op de vischmarkt om een tarbot te koopen. De mooie Normande, die haar al een poosje om haar bank had zien draaien, begon haar te lokken, „ Kom eens bij mij zien , ik zal het goed met u maken ..... Wilt u een paar tongen, een mooie tarbot ? " Toen zij eindelijk naderbij was gekomen en met een knorrig gezicht, zooals de klanten dat zetten, om minder te betalen, een tarbot bekeek, vervolgde de visch vrouw : , Weeg mij die eens ! " De dienstbode, een meisje uit Auvergne, woog de tarbot op haar hand, opende de kieuwen, altijd met haar vies gezicht , zonder iets te zeggen, toen als spijtig : „ Nu, hoeveel vraag je ? " „ Vijftien francs ,“ antwoordde de vischyrouw. Toen legde de andere snel de visch weer op de bank en scheen weg te willen loopen, maar de mooie Normande hield haar terug . „ Nu, zeg maar wat zij u waard is . “ „ Neen, neen, daar is geen bieden op. “ ,, Nu, wat dacht u dan ? " „ Ik wil je acht francs geven . Moeder Méhudin, die uit een dutje scheen te ontwaken , liet een onaangenamen lach hooren. „ De menschen schenen te denken, dat zij de visch gestolen hadden . Acht francs, zoo'n 9 я 128 prachtige tarbot ! we zullen er je van nacht een thuis sturen om je wat op te frisschen, beste meid. De mooie Normande wendde beleedigd het hoofd om. Maar het dienstmeisje kwam tweemaal terug, bood negen francs, ging tot tien francs en toen zij nu werkelijk wilde weggaan, riep de visch vrouw . „ Nu kom, geef op je geld. Het meisje ging voor de bank vertrouwelijk staan praten met moeder Méhudin . Juffrouw Taboureau was zoo veeleischend Zij kreeg van avond menschen ten eten , een notaris met zijn vrouw. De juffrouw was van zeer goede familie, zij zelf, of schoon bakkerin, had een goede opvoeding genoten . „ Maak ze goed schoon, asjeblieft ," viel zij zich zelve in de rede. De mooie Normande had de tarbot schoon gemaakt en het afval in den emmer gegooid. Zij veegde met een punt van haar boezelaar onder de kieu wen, om eenige zandkorrels weg te nemen. Toen, zelf de visch in de mand van het dienstmeisje leggende : „ Ziedaar, meisje je zult er eer mee inleggen . " Maar er was nog geen kwartier verloopen of het dienst meisje kwam vuurrood aangeloopen, zij had geschreid , en beefde van drift. Zij gooide de tarbot op de marmeren bank, wees op een diepe snede, die het vleesch tot op de graat openlegde en een vloed van door snikken afgebroken woorden ontvlood aan haar lippen. „ Juffrouw Taboureau wil haar niet hebben. Zij zegt, dat zij haar zoo niet voor kan zetten en schold mij voor een domoor , die zich door iedereen laat bestelen . .... U ziet wel hoe be schadigd ze is . Ik heb haar niet omgekeerd, ik vertrouwde u. Geef mij mijn tien francs terug. “ Men behoort toe te zien, als men iets koopt, “ zeide de mooie Normande bedaard. En toen de andere haar stem verhief, stond moeder Mé hudin op Wil je ons wel eens met rust laten ? Wij nemen geen visch terug, die bij een ander geslingerd heeft. Wie weet waar je haar hebt laten vallen, dat zij zoo gehavend is. “ „lk ! ik ! " Zij stikte in haar woorden en toen in tranen uitbarstende. 129 6 „ Jullie zijt dieveggen, ja, dieveggen ! Juffrouw Taboureau heeft groot gelijk .“ Toen werd het verschrikkelijk . Moeder en dochter kwamen met gebalde vuisten, woedend op haar af. Het verschrikte meisje gevangen tusschen die ruwe en die krijschende stem, die haar als een bal langs de ooren suisten, snikte nog erger. „ Zij mocht willen, dat ze zoo frisch was als die tarbot, zij zou eerst nog vermaakt moeten worden voordat zij opgediend kon worden. Een heele visch voor tien franes wel allemachtig, nu nog mooier ! „ Die oorbellen van je kosten vrij wat meer ! Daar kom je ook niet voor niets aan. Waarachtig, zij staat op uitkijk, op den hoek van de rue Montmartre. “ Florent, die door een bewaker van de markt gehaald was ; kwam juist toen de twist op het hevigst was. Het geheele paviljoen was letterlijk in opstand . De koopvrouwen, die onderling vreese lijk jaloersch zijn wanneer er sprake is vau verkoopen, al is het ook een haring van twee sous, trekken terstond partij voor elkander tegenover de klanten . Zij schreeuwden ! , De bakkerin komt ook op geen eerlijke manier aan haar duiten, “ zij trap pelden, hitste de Méhudins op als honden, enkelen zelfs ver lieten haar banken en gingen tegenover het meisje staan als wilden zij haar aanvliegen, het arme kind was verloren, ver zonken, radeloos onder dien vloed van scheldwoorden. , Geef de juffrouw haar tien francs terug" , zeide Florent ge streng nadat hij zich op de hoogte van de zaak gesteld had. Maar moeder Méhudin was toegeschoten. „ Wacht, meisje, ik zal je.... daar ! zoo geef ik je de tien francs terug .“ En met alle kracht gooide zij de tarbot naar het hoofd van het arme meisje dat de visch midden in haar gezicht kreeg. Het bloed sprong haar uit den neus, de tarbot viel op den grond, waar zij in stukken viel met een doffen slag als een natte vaatdoek. Die brutaliteit bracht Florent buiten zich zelven van drift. De mooie Normande ging verschrikt achteruit, toen hij uitriep : „ Ik ontzeg je voor acht dagen je standplaats ! Je permissie wordt ingetrokken, begrepen ! “ En toen men achter hem jouwde, keerde hij zich om met ZOLA , Hallen . 9 130 zulk een dreigend gezicht, dat de getemde visch vrouwen de on schuld speeldeu . Toen de Mèhudins de tien francs hadden terug gegeven , gebood hij haar den verkoop onmiddellijk te staken . De oude vrouw stikte bijna van woede. De dochter was doodsbleek geworden . Zij, de mooie Normande, weggejaagd ! Claire met haar kalme stem, zeide, dat het welgedaan was, iets dat des avonds in de rue Pirouette, een hevigen twist ten gevolge had . Toen de Méhudins na acht dagen haar plaats weer in wamen , waren zij stijf, kort, inwendig ziedend van toorn , de rust en orde was overigens in het paviljoen teruggekeerd. Van dien dag af echter, smeedde de mooie Normande een plan van vreeselijke wraak. Zij gevoelde, dat Lisa niet vreemd was aan het gebeurde, den dag na den slag had zij haar ont moet, met zulk een trotsch uiterlijk, dat zij zich plechtig voor nam haar dien triomf duur te laten betalen . Zij hield in de eenzame hoekjes van de Hallen langdurige samensprekingen met juffrouw Saget, juffrouw Lecoeur en Sarriette maar als zij die oneindige babbelarijen over het onzedelijk gedrag van Lisa met den neef en over de haren, die men in de worst van de Quenus vond, moede was, kon zij niet verder gaan en toch was dat niet voldoende om lucht te geven aan haar boosheid. Zij zocht iets boosaardigs, iets dat haar mededingster tot in het diepst van haar ziel zou treffen . Haar kind groeide vrij als een vogeltje tusschen de visschen op. Van zijn derde jaar af, zat de knaap op een lap goed midden in de visch . Hij sliep broederlijk naast de groote tongen , werd wakker tusschen makreelen en schel visch. De jongen was zoo van vischlucht doortrokken , dat men zou gelooven, dat hij uit een visch geboren was. Wanneer hij zich onbespied wist, bestond zijn grootste pret in het bouwen van muren en huizen van haringen, hij speelde ook soldaatje, op de marmeren bank, dan plaatste hij grondels op rijen tegenover elkaar, hij duwde ze, sloeg ze de kop af, bootste met de lippen de trompet en de trommel na en gooide ze ten slotte op een hoop, bewerende, dat zij nu dood waren. Later ging hij bij tante Claire bedelen om de blazen van kar pers en snoeken, die hij op den grond uit elkander liet springen, dat was een pret. Toen hij zeven jaar was, liep bij overal rond, 131 kroop onder de banken , tusschen de met zink beslagen kisten, was de lieveling van alle vischvrouwen . Wanneer zij hem iets lieten zien , dat hij erg mooi vond, vouwde hij de handen en riep in verrukking, , ( ) dat is voor Muche ! " En hij behield den naam van Muche. Muche hier en Muche daar. Allen riepen zij hem, men kon hem overal vinden, in de kantoren van den afslag, in de stapels manden, tusschen de emmers afval. Hij was daar als een kleine barbeel, blank en dartel in het water rondspartelend ; want stroomend water was zijn lust en leven. Hij kroop in de plassen , liet het water van de banken op zijn hoofdje stroomen. Dikwijls zette hij stilletjes een kraan open , zoo heerlijk vond hij dien waterval . Maar vooral bij de fon teinen , boven de trap, die naar de kelders leidde, kwam zijn moeder hem ' s avonds halen ; dan nam zij hem druipnat mee, met blauwe handjes en water in de schoenen ja, zelfs in zijn zakken . Toen Muche zeven jaar was, was hij zoo mooi als een engel en zoo ruw als een polderjongen . Hij had donkerbruine kroes haren , zachte blauwe oogen, een mooi mondje, dat vloekte en woorden sprak zoo grof, dat zij een politieagent in de keel zouden blijven steken . In de onreine omgeving van de Hallen opgevoed, kende hij den catechismus van de visch vrouwen van buiten, zette de handen in de zijde, vertoonde grootmoeder Méhudin, in woede. , Vuilik, slet, snotneus, wat geven ze voor je huid ? " allerlei vuile taal sprak hij, met een helder stem· metje als een koorknaap. Hij verontreinigde op alle moge . lijke manieren zijn heerlijke kindsheid. De visch vrouwen lachten, dat haar de tranen uit de oogen liepen. Hij hierdoor aangemoedigd, sprak geen twee woorden meer zonder er een G.dv..d ... , tusschen te lasschen. Maar hij bleef met dat al allerliefst, onschuldig uitte hij die vuile woorden, de frissche lucht en sterke geuren op de vischmarkt hielden hem gezond en hij zeide zijn rozehoedje van onzede lijke woorden met een gezichtje, alsof hij zijn gebeden uitsprak. De winter kwam ; Muche was dat jaar kouwelijk. Toen het koud begon te worden, werd hij plotseling erg nieuwsgierig naar het kantoor van den inspecteur. Florents kantoortje was in den linkerhoek van het paviljoen , aan den kant van de rue Rambuteau. > 2 132 en en Er stond een tafel, een schrijftafel, een leuningstoel, twee stoelen een kachel. Maar vooral die kachel trok Muche aan. Florent hield veel van kinderen. Toen hij den knaap, kletsnat, door de ruiten zag gluren, liet hij hem binnen komen. Het eerste onderhoud, dat hij met Muche had , wekte ten hoogste zijn verbazing op. Hij was voor de kachel gaan zitten en zeide heel kalm : „ Ik zal mijn pooten roosteren, begrijp je ? ..... Het is ver d ... d koud buiten . “ Toen liet hij een welluidenden lach hooren en voegde er bij: Tante Claire ziet er van morgen zoo koud uit alsof zij bevroren is .... Zeg, meneer, is het waar, dat u ' s nachts haar voeten gaat warmen ? " Florent was onthutst, hij begon een zonderling belang in den knaap te stellen . De mooie Normande bleef nog altijd stijf, zij liet echter haar kind naar hem toe gaan , zonder een woord te zeggen . Toen meende hij het recht te hebben hem te ontvangen, hij liet hem des middags bij zich komen, meer meer geleid door het denkbeeld er een braaf kind van te maken . Het was hem, alsof zijn broeder Quenu weer klein geworden was en zij zich nog met hen beiden in de groote kamer in de rue Collard woonden. Zijn behoefte aan toewijding deed hem altijd wenschen, om in gezelschap van een jong schepsel te leven , dat niet grooter zou worden, dat hij altijd zou onderrichten , in wiens onschuld hij de menschheid lief zou hebben. Een paar dagen later reeds bracht hij een A. B.- boekje Muche verrukte hem door zijn vlug begrip . Hij leerde zijn letters met den eigenaardigen verbeeldingsgloed van een Parijzer straatjongen. Hij vond die prentjes, het alphabet voorstellende, allervermakelijkst. Trouwens het kantoortje werd hem een heerlijke verblijfplaats, de kachel bleef zijn grootste aantrekkingskracht, een voorwerp van oneindig genot. Eerstens liet hij er aardappelen en kastanjes in braden, maar dat vond hij eigenlijk laf, daarom stal hij grondelvisch van zijn tante Claire, die hij een voor een aan een eind touw voor het vuur roosterde,, hij at ze met smaak , zonder brood, op. Eens zelfs bracht hij een karper mee ; maar die wilde maar niet gaar worden, hij verpestte het kantoor zoodanig, dat men deuren en vensters moest open zetten . Toen de lucht van die kokerij al mee. 133 te sterk werd, gooide Florent de visch op straat. Meestal lachte hij er om. Na twee maanden begon Muche al vrij vloeiend te lezen en zijn schrijfboeken zagen er netjes uit. Des avonds was de deugniet niet uitgepraat over zijn vriend Florent. Vriend Florent had boomen geteekend en menschen in hutten.. De goede vriend had zoo'n gebaar gemaakt, zeg gende, dat de menschen beter zouden zijn, als zij allen konden lezen. Dit duurde 200 zoo lang tot dat de Normande allerlei intieme bijzonderheden wist van den man , dien zij in het ver derf wilde storten . Zij sloot Muche eens op, opdat hij niet naar den inspecteur zou gaan, maar hij schreide zoo bitter, dat zij hem den vol genden dag weer vrij liet. Ondanks haar forschen lichaamsbouw en haar onbeschaamd uiterlijk, was zij zeer zwak. Wanneer het kind thuiskomende, vertelde, dat hij het zoo heerlijk warm gehad had en zij hem met droge kleeren terug kreeg, voelde zij zich onwillekeurig dankbaar gestemd, deed het denkbeeld hem zoo veilig en warm te weten, haar weldadig aan. Toen hij haar later uit een stuk krant voorlas, dat om een moot zeeaal gewikkeld was, was zij werkelijk aangedaan. Langzamerhand begon zij, zonder dat zij er zich over uit liet, te denken, dat Florent toch misschien zoo kwaad niet was ; zij kreeg eerbied voor zijn kennis, vermengd met toenemende nieuwsgierigheid om hem nader te leeren kennen. Toen, plotseling, zocht zij een voorwendsel, zij maak te zich zelve wijs, dat zij wraak nam ; zij moest heel vriendelijk voor den neef zijn , hem van Lisa vervreemden, dat zou aardig zijn. , Spreekt je vriend Florent wel eens over mij ", vroeg zij op een ochtend, onder het aankleeden aan Muche. , Wel neen" , zei het kind, , wij maken pret “. Nu je moet hem zeggen , dat ik niet boos meer ben en dat ik hem bedank, omdat hij je leert lezen " . Van dien dag af kreeg het kind elken dag een nieuwe bood schap mee. Hij ging van zijn moeder naar den inspecteur en van den inspecteur naar zijn moeder, belast met vriendelijke woor den, vragen en antwoorden, die hij overbracht zonder er bij te denken ; men zou hem de vreeselijkste dingen kunnen laten zeggen. Maar de mooie Normande wilde niet verlegen schijnen ; 134 zij kwam op een dag zelf en zette zich terwijl Muche zijn schrijfles nam op den tweeden stoel, bij hem neer. Zij was heel vriendelijk en zacht, Florent was minder op zijn gemak dan zij. Er werd alleen over het kind gesproken. Daar hij de vrees opperde, dat de lessen niet in bet kantoor zouden kunnen worden voortgezet, stelde zij hem voor des avonds bij haar te komen. Toen sprak zij over het geld, maar hij kreeg een kleur en verklaarde, dat hij niet zou komen, als daar ooit sprake van was. Zij nam zich voor hem met geschenken, met mooie visch schadeloos te stellen. De vrede was gesloten. De mooie Normande nam zelfs Flo rent onder haar bescherming. De inspecteur werd in genade aangenomen, de vischvrouwen vonden hem ondanks zijn on aangename oogen, beter dan mijnheer Verlaque. Moeder Mé hudin alleen, haalde haar schouders op ; zij kon , den mageren slungel" , zooals zij hem minachtend noemde, niet zetten. Op een morgen toen Florent met een glimlach op het gezicht voor de vijvers van Claire bleef staan , liet het meisje plotseling een paling los, die zij in de hand hield en keerde hem met een vuurrood gelaat, driftig haar rug toe. Hij was zoo verbaasd, dat hij er met de Normande over sprak. „ Och laat haar loopen, ze is mal “ , zeide deze ... , Ze is altijd Jantje contrarie, zij doet dat alleen om mij te plagen“ . Zij zegevierde, coquetter dan ooit, met buitengewoon gecom pliceerde kapsels, stond zij achter haar bank. Als zij de mooie Lisa tegenkwam, gaf zij haar haar minachtenden blik terug en lachte haar zelfs in het gezicht uit . De zekerheid, dat zij de spekslagersvrouw tot wanhoop zou brengen door haar den neef afhandig te maken, deed haar hartelijk lachen , een hartelijken lach, die haar dikke, blanke hals deed trillen . Nu kwam zij op het denkbeeld om Muche heel netjes aan te kleeden met een schotsch kieltje en een fluweelen baret. Tot nu toe had Muche altijd in een zeer slordige blouse ge. loopen, ongelukkig wilde het toeval, dat Muche zich juist weer bijzonder voelde aangetrokken door de fonteinen . Het ijs was verdwenen , het weer werd zacht, hij liet het schotsche kieltje een bad nemen, door het water uit de kleine kraan van zijn ellebogen naar zijn handjes te laten loopen, dat noemde hij „ gootje spelen " . Zijn moeder verraste hem in gezelschap van 135 twee andere kinderen en zag in de fluweelen baret , vol water twee vischjes zwemmen, die hij van tante Claire gekaapt had, Florent leefde nu al acht maanden in de Hallen als in een half slapenden toestand. Na zijn zeven jaren van bitter lijden voelde hij zich , door zijn geregeld bestaan zoo kalm, dat hij nauwe lijks voelde, dat hij leefde. Zijn dagen gingen gedachteloos, eentonig voor hem voorbij, telkens was hij verbaasd, als hij zich iederen morgen op denzelfden leuningstoel , in hetzelfde kleine kantoortje terug vond . Het kamertje met de eenvoudige meu belen, klein als een hut beviel hem . Hij trok er zich in terug ver van de wereld, tusschen het voortdurend brommend geluid uit de Hallen , dat hem deed denken aan een groote zee, die hem aan alle kanten omringde en van de wereld afzonderde . Langzamerhand echter begon een onrustig gevoel zich van hem meester te maken ; hij was ontevreden, beschuldigde zich zelven van gebreken , waaraan hij geen naam wist te geven , kwam in opstand tegen dat lustelooze, dat hem al meer en meer be gon neer te drukken. De stinkende lucht van bedorven visch walgde hem, er greep langzamerhand eene geheele omkeering in hem plaats, een verveling, die eindigde in groote overspan ning van zenuwen. De eene dag geleek als twee druppels water op den anderen , hij leefde in dezelfde drukte, in dezelfde geuren. Des morgens, verdoofde hem het gedruisch , dat uit de publieke verkoop plaatsen omhoog steeg als verwijderd klokgelui en dikwijls, wanneer de vrachten laat aankwamen , duurden die verkoopingen lang. Dan bleef hij tot twaalf uur in het paviljoen, telkens gestoord door twisten en oneenigheden, waarbij hij zich beij verde strikt rechtvaardig te zijn. Er gingen soms uren voorbij voordat hij de een of andere gebeurtenis, die de geheele markt in opstand bracht, in het reine gebracht had. Hij wandelde tusschen de drukten en het gejoel van de verkooping, volgde langzaam de paden, stond nu en dan stil bij de visch vrouwen , wier banken tot aan de rue Rambuteau stonden . Zij hadden groote roode stapels garnalen, manden met gekookte kreef . ten , terwijl de levende kreeften op het marmer lagen te sterven . Daar zag hij heeren met hooge hoeden en zwarte handschoenen handelen en tenslotte een gekookte kreeft in een krant ge 136 wikkeld, in den zak van hun overjas meenemen . Wat verder, voor de verplaatsbare tafel, waarop de gewone soorten visch verkocht werden, herkende hij vrouwen uit de buurt, die ge woonlijk op denzelfden tijd, blootshoofds aankwamen. Somtijds, volgde hij belangstellend de bewegingen van een goed gekleede dame, die haar kanten langs de natte steenen liet sleepen en gevolgd werd door een dienstmeisje met een lang wit boezelaar voor ; hij vergezelde zulk een dame gewoonlijk op een afstand en zag hoe zij nu en dan met teekenen van afschuw de schou ders ophaalde. Die chaos van manden, lederen zakken , korven , de door de natte paden ritselende rokken, hielden hem bezig , totdat het tijd was om het tweede ontbijt te gaan gebruiken. Het stroomende water, de frissche lucht verdreef die onaangename geuren van de schelpvisschen en gezouten visch, en deed hem goed. Hij eindigde altijd zijn inspectietocht bij de gezouten visch, de kisten vol haring, de sardines, de stokvisch, dit alles deed hem denken aan de toebereidselen voor een groote reis . In den namiddag werd het stiller in de Hallen. Dan sloot hij zich op in zijn kantoor, hield zijn boeken bij, bracht er zijn aangenaamste uren door. Wanneer hij naar huis gaande de vischmarkt weer over ging, vond hij haar bijna verlaten. Het dringen, duwen en geschreeuw had opgehouden ; de vischvrou wen zaten achter haar banken te breien en een enkele achter geblevene huisvrouw draaide nog rond, met den peinzenden blik en vastgesloten lippen van vrouwen, die tot op een sou den prijs van haar middagmaal berekenen. Het begon donker te worden, men hoorde een beweging van heen en weer geschoven kisten, de visch werd voor den nacht op bedden van ijs ter ruste gelegd. Na nog bij het sluiten van de hekken tegen woordig te zijn geweest, voerde hij de vischlucht in zijn kleeren , in zijn baard, tot in zijn haren met zich mede. In de eerste maanden had hij niet zooveel last van dien doordringenden geur. De winter was streng ; de ijzelveran derde de paden in spiegels, de ijspegels vormden witte kant werken de marmeren tafels en aan de fonteinen . Men plaatste des morgens kleine komforen met vuur onder de kranen om een straal water te bekomen. De bevroren visschen, met kromgetrokken staarten waren glansloos en hard, als ongepo lijst metaal. Maar, wanneer de dooi inviel en mist en regen om 137 7 ze schering en inslag was, dan werden de visschen weeker, natter ; een lucht van bedorven vleesch vermengde zich met den onaan genamen geur, die uit de modder in de naburige straten opsteeg. In de warmere maanden werd de stank erger, was de lucht bezwaard door kwalijk riekende dampen ; men opende de bovenramen , groote linnen zonneschermen hingen onder den brandenden hemel, een vuurregen daalde op de Hallen , maakte warm als een gloeiende oven en geen windje kwam den stank van verrotte visch verfrisschen. De verkoopbanken dampten. Dan leed Florent onder de ophooping van voedsel waarin hij leefde. De walging door de spekslagerij gewekt, keerde ondraaglijker nog, terug. Zijn zwakke maag kwam in opstand , wanneer hij voorbij die banken met zeevisch kwam , die door de warmte lagen te bederven. Zij voedden hem met haar sterken geur en benauwden hem, alsof hij zijn maag had overladen . Wan neer hij zich in zijn kantoor opsloot, volgden de walgingwek kende geuren hem, drongen zij door het slechtvoegende hout van deuren en vensters . Op sombere dagen werd het niet licht in het kleine kamertje, hij was daar dan als in het schemer donker te midden van een stinkenden poel. Dikwijls gevoelde hij zich zoo onrustig zenuwachtig, dat hij behoefte had om te loopen, dan da alde hij, langs de lange trap, die zich in het midden opende in de kelders en daar, in die besloten lucht in het licht van enkele gaspitten , vond hij de frischheid van zuiver water terug. Hij stond stil voor den grooten vijver, waarin de levende visschen bewaard werden, luisterde naar het onafgebroken lied de vier water stralen , die uit de, in het midden van den vijver, staande vaas nedervielen en onder het gesloten rasterwerk een watervlak vormden. Die onderaardsche bron, die in het duister murme lende stroom , stemde hem kalmer. Ook de heerlijke zonsonder gangen, die het fijne kantwerk der Hallen donker deden uit komen tegen den rooden gloed van den hemel, behaagden hem ; het dalend licht, het vliegend stof der laatste stralen , drong door alle openingen der zonneblinden ; het scheen alsof zich op een verlicht transparent de omtrekken der dunne pijlers, de sierlijke bochten der afdaken , de meetkunstige figuren der da ken afteekenden. Hij staarde met verrukking naar die van 7 138 op phosphorescérand velijn en in Oost Indischen inkt gewas schen, buitengewoon groote schets, droomde zich weer een kolossale machine, met haar wielen, haar hefboomen , haar slingers, ten halve gezien in het donkerrood van de onder den stoomketel brandende kolen . Het lichtspel veranderde telkens het aanzien van de Hallen, van het blauwachtig morgenlicht en de donkere schaduwen van den middag , tot aan den gloed van de ondergaande zon, weg vloeiend in het aschgrauw der schemering . Maar op warme avonden , wanneer de kwalijkriekende geuren omhoog stegen en de groote, gele , stralen met een huivering doorvoeren , overviel hem weer dat gevoel van walging, zijn droom werd zoo ver ward, dat hij in reusachtige dampbaden, in stinkende kuipen van een paarden viller , waarin bedorven vet van een geheel volk lag te vergaan, waande te zijn. Ook de ruwe omgeving, waarin zelfs de woorden en gebaren een afschuwelijke lucht, schenen te hebben aangenomen, deed hem lijden. Toch bleef hij goedaardig, liet hij zich niet af schrikken. Bij de vrouwen voelde hij zich weinig op zijn gemak ; alleen tegenover juffrouw François, die hij teruggezien had, was hij ongedwongen. Zij betoonde zich zoo blij , nu zij wist, dat hij een betrekking had, gelukkig en zonder zorg was , zooals zij het uitdrukte, dat het hem werkelijk aandeed. Lisa, de Norman dische en de anderen brachten hem door haar lachen van streek. Aan haar zou hij alles kunnen vertellen . Zij lachte niet om te spotten, zij lachte als een vrouw, die zich verheugt in de vreugde van anderen. Daarbij, was zij dapper, zij had een moeielijke kostwinning des winters, wanneer het vroor ; en in regentijden was het nog erger . Florent zag haar op sommige ochtenden, door stortregens, door aanhoudende kille regenbuien aankomen. De wielen van het rijtuig waren tot aan de naven in de modder gezakt. Balthasar was tot aan zijn buik bespat en hem beklaagde zij ; vol medelijden veegde zij hem met oude boezelaars schoon . „ Die dieren zijn zoo teer, " zeide zij: zij krijgen buikpijn een kleinigheid.... Ach, mijn arme, oude Balthasar, het regende zoo hard, toen wij over de brug de Neuilly gingen , dat ik dacht, dat wij in de Seine waren gezakt, " Balthasar werd op stal gezet, zij bleef in den stortregen om haar groenten 6 van 139 om te verkoopen . De straat veranderde in een modderpoel. De kool, de wortels, de knollen , verdronken in dien vloed van slijk, rolden tot midden op den weg. Nu was het groen niet heerlijk getint als op heldere dagen. De groenteboeren wik kelden zich in hun wollen mantels, vloekende tegen de admi nistratie, die na onderzoek, heeft uitgemaakt, dat de regen den groenten geen kwaad doet, en er dus geen reden bestaat om beschuttingen te maken. Van toen af was Florent bedroefd, als het ' s morgens regende, hij dacht dan aan juffrouw François. Meestal ging hij dan een praatje bij haar maken, maar hij vond haar nooit droevig. Zij schudde zich als een natte poedel, zeide, dat zij het wel erger gezien had en dat zij niet van suiker was. Hij dwong haar eenige minuten onder een overdekte straat te schuilen ; meermalen zelfs bracht hij haar bij mijnheer Lebigre om een glas warme wijn te drinken. Als zij hem dan met haar kalm gelaat, vol vriendschap aankeek, voelde hij zich verkwikt door de gezonde buitenlucht, die zij hem mee bracht in de ongezonde dampen der Hallen . Zij rook naar aarde, hooi en frissche lacht. „ Je moet eens te Nanterre komen, beste jongen, " zeide zij, , dan zal ik je mijn groentetuin eens laten zien , ik heb rondom randen van thijm geplant.... Het stinkt in uw verdorven Parijs ..... " Drijfnat nam zij den terugtocht aan . Florent voelde zich geheel opgefrischt. Hij beproefde eveneens te werken , om de zenuwachtige aandoeningen waaraan hij leed, te bestrijden. Hij was een ordelijk mensch die er prijs op stelt zijn uren stipt te verdee len. Twee avonden in de week sloot hij zich op om een groot werk over Cayenne te schrijven, hij vond zijn schooljongens kamertje uitstekend om er zijn gemoed tot rust te brengen en hem geschikt te maken tot den arbeid. Na het vuur aange maakt en gezien te hebben of het granaatappelboompje bij zijn bed het goed maakte, schoof hij de kleine tafel bij en bleef tot mid dernacht werken. Het gebedenboekje en de droomuitlegger hadden een plaatsje achter in de lade gekregen, er lagen nu, aanteekeningen, losse papieren, manuscripten van allerlei soort in. Het werk over Cayenne vorderde weinig, andere plannen, reusachtige werken, die hij in schets bracht onderbraken het. Achtereenvolgens ontwierp hij een algeheele verandering het 140 administratief systeem van de Hallen, een nieuwe verdeeling om de arme wijken van het noodige te voorzien , eindelijk een maatschappelijke wet, nog heel vaag, waarbij de aangevoerde goederen in voor ieder toegankelijke pakhuizen zouden worden opgeslagen en aan alle huishoudens in Parijs een minimum van voorraadsmiddelen zou verzekeren . Voorovergebogen, verdiept in ernstige zaken, vlekte zijn zwarte schaduw in het stille zolderkamertje en het piepen van een vink, die hij in een sneeuwstorm in de Hallen had opgeraapt, door het licht in de war gebracht, was meestal het eenig geluid dat het krassen van zijn pen onderbrak. Ongelukkigerwijze, begaf hij zich weer op politiek terrein . Zij had hem te veel doen lijden, dan dat hij er niet bij voor keur bij moest verwijlen. In een andere omgeving en andere omstandigheden zou hij een goed, vreedzaam leeraar zijn ge worden . Maar men had hem als een woesteling behandeld, hij voelde zich door zijn verbanning, als aangewezen voor den een of anderen strijd . Zijn zenuwachtige overspanning was slechts het ontwaken uit de lange overpeinzingen in Cayenne, zijn verbittering over onverdiend lijden , zijn heilige voornemens eenmaal de met zweepslagen gedwongen bannelingen en de met voeten getreden rechtvaardigheid tete wreken wreken.. De reus. achtige Hallen, de overvloedige en krachtige voedingsmiddelen, hadden de krisis verhaast. Zij schenen hem bet voldane spijs verterende dier, Parijs met een dikken buik, vetgemest, heime lijk het keizerrijk steunende. De breede borsten , de monster achtige lendenen, de bolronde gezichten, vormden de voortdu rende bewijsgronden tegenover zijn magerheid, zijn tanig mar telaarsgezicht. Het was de kruideniersbuik , de buik van mid delmatige fatsoenlijkheid, die zich als een bal uitzette, geluk kig, zich koesterend in de zon , vindende, dat alles uitstekend ging, dat de kalme, meegaande lieden nooit zoo heerlijk vet waren geworden. Dit deed hem, als gereed tot den strijd, de vuisten ballen, prikkelbaarder dan hij sedert zijn terugkeer in Parijs geweest was, dacht hij aan zijn verbanning. Haat sloop in zijn ziel, hij liet de pen rusten en droomde. Het langzaam doovende vuur vlekte zijn gelaat met een rooden gloed ; de walmende lamp verduisterde, terwijl de vink met het kopje onder den vleugel, op één poot insliep. Somtijds, om elf uur als 141 Auguste naar bed gaande, nog licht zag in het kamertje, klopte hij aan . Florent deed hem eenigszins ongeduldig de deur open. Dan ging de spekslagersknecht voor het vuur zitten , weinig sprekende, nooit een verklaring gevende van zijn komst hier. Hij staarde voortdurend naar de photographie, die hen voorstelde, Augustine en hem zelf, hand in hand, op z'n zondags gekleed. Florent meende, dat hij er een zonder ling genot in vond hier te zijn, in de kamer waarin het jonge meisje vertoefd had en op een avond, vroeg hij hem glimlachend of hij juist geraden had : „ Misschien wel, “ zeide Auguste, zeer verbaasd over die ont dekking ; ,ik had er eigenlijk nooit aan gedacht. Ik kwam bij u zonder te weten.... O ! wat zou Augustine lachen, als ik het haar vertelde... Als men bestemd is om te trouwen, denkt men zelden aan dergelijke dwaasheden , ... ' Wanneer hij spraakzaam werd , kwam hij altijd weer terug op de spekslagerij, die hij met Augustine te Plaisance zou openen. Hij scheen er zoo zeker van zijn leven naar zijn eigen zin in te zullen richten , dat Florent een soort van met boos heid vermengden eerbied, voor hem begon te gevoelen. Die jongen was ten slotte zeer sterk, hoe dom hij ook scheen, hij ging rechtstreeks op een doel af, dat hij zonder schokken in volmaakte tevredenheid zou bereiken. Op die avonden kon Florent niet meer werken ; hij ging ontevreden naar bed, en kon eerst weer vrede met zichzelf krijgen door te denken . Maar die Auguste is een domkop ! “ Iedere maand ging hij mijnheer Verlaque te Clamart bezoeken. Dat was bijna een genot voor hem . De arme man bleef zijn leven voortsukkelen, tot groote verwondering van Gavard, die hem niet meer dan zes maanden gegeven had. Bij ieder bezoek, dat Florent hem bracht, beweerde de zieke, zich beter te ge. voelen en grooten lust te hebben den arbeid te hervatten . Maar de dagen gingen voorbij en hij stortte weer in ; Florent zette zich voor het bed, sprak over de vischmarkt, trachtte hem op te vroolijken ; dan legde hij de vijftig francs, die hij aan den oud-inspecteur gaf, op het beddetafeltje en deze ofschoon het een uitgemaakte zaak was, wond zich iederen keer op, weigerde het aan te nemen1 ; dan werd er over iets anders gesproken, en het geld bleef op het tafeltje. Als Florent wegging, liet 142 juffrouw Verlaque hem uit ; zij was een klein, dik, altijd klagend vrouwtje. Altijd begon zij weer over de kosten die door de ziekte van haar man noodzakelijk waren, de ki ppen bouillon, biefstuk, wyn, apotheker en dokter. Die treurige gesprekken brachten Florent in groote verlegenheid. Eerst begreep hij niet, maar toen de arme dame bleef schreien, zeg gende : dat zij vroeger zoo gelukkig waren met hun achttien honderd francs inkomen als inspecteur, bood hij haar verlegen aan , haar nog iets van zijn traktement af te staan , zonder dat haar man het wist. Zij weigerde en zonder eenigen overgang, uit zich zelve, verzekerde zij, dat zij genoeg zou hebben aan vijftig francs. In den loop der maand echter, schreef zij dik wijls aan haar redder, “ zij had een aardigen stijl, vloeiend en nederig waar zij drie bladzijden mee vulde , om tien francs te vragen ; zoodat ten slotte de honderd vijftig francs van Florent geheel in het huishouden van Verlaque op gingen . De man wist het zeker niet, de vrouw zoende hem dankbaar de handen en hij genoot in die edele daad ; hij verborg haar als een ver boden genot. „ Die drommelsche Verlaque houdt je voor het lapje ," zeide Gavard dikwijls. Hij neemt er een gemakkelijk leventje van , nu jij hem onderhoudt. “ Florent antwoordde eens : ,, Ik geef hem niet meer dan vijf - en - twintig francs . “ Overigens had hij geen behoeften ; de Quenus gaven hem kost en inwoning ; de enkele francs, die hij overhield waren voldoende om des avonds, zijn vertering, bij Lebigre te betalen . Langzamerhand was zijn bestaan geregeld als een horloge, hij werkte in zijn kamer ; gaf tweemaal per week onderricht aan den kleinen Muche ; wijdde, om goede vrienden met haar te blijven, een avond aan de mooie Lisa en bracht het overige van zijn tijd in het glazen kabinetje, in gezelschap van Gavard en zijn geestverwanten door. Bij de Méhudins, kwanı hij, met de vriendelijke terughouding van een onderwijzer. De oude woning behaagde hem. Beneden, ging hij langs den koopman in gekookte groenten ; schalen spinasie, schotels zuring stonden er op een binnenplaatsje af te koelen. Dan ging hij de voch tige wenteltrap op waarvan de treden, gevlekt en uitgesleten op onrustbarende wijze doorbogen. De Mébudins bewoonden > 1 143 7 de geheele tweede verdieping. Ondanks de smeekingen van hare dochters, wier illusie het was een nieuw huis in een breede straat te bewonen, had de moeder, ook nu de omstandigheden het toelieten, altijd geweigerd te verhuizen. De oude bleef op haar stuk staan , zij had daar geleefd, zij wilde er ook sterven. Overigens stelde zij zich tevreden met een donker kamertje en liet zij de groote kamers aan haar dochters Claire en la Nor mande over. Deze liet haar aanspraken als oudste gelden en nam de voorkamer in pacht ; het was een mooie, groote kamer, die in de straat uit zag. Claire was er zoo over verontwaardigd, dat zij de aangrenzende kamer, die op de plaats uitzag, wei gerde ; zij verkoos in een soort van bergplaats, aan de andere zijde van het portaal te gaan slapen , die zij niet eens liet witten. Zij had er de sleutel van, zij was er vrij ; bij het minste, dat haar niet aanstond, sloot zij er zich in op. Toen Florent zich aandiende, zaten de Méhudins nog aan tafel, Muche vloog hem om den hals en hij bleef een oogenblik zitten met het kind op zijn knie. Toen het tafelzeil was afge. veegd, begon de les op een hoekje van de tafel. De mooie Normande ontving hem zeer vriendelijk . Zij breide of naaide, bij dezelfde lamp ; dikwijls, liet zij haar naald rusten, om naar de les te luisteren en het duurde niet lang of zij gevoelde groote achting voor dien geleerden jongeman, die wanneer hij tot den kleine sprak, zoo zacht scheen als een vrouw en zoo geduldig als een engel. Zij vond hem in het geheel niet leelijk meer. Ten slotte werd zij zelfs jaloersch op de mooie Lisa. Zij schoof haar stoel dichter bij en keek Florent aan op een wijze, die hem verlegen maakte. „ Moe, u stoot mij, ik kan niet schrijven , ” zeide Muche boos. „Kijk ! daar heb ik nu een vlek ! Ga toch een beetje op zij ! " Langzamerhand begon zij allerlei kwaad van Lisa te spreken. Zij beweerde, dat zij ouder was dan zij zeide en dat zij haar corsetten zoo stijf aanhaalde, dat ze bijna stikte ; al zag de spek slagersvrouw er ' s morgens ook al mooi uit met haar opgepoetste en geplakte haren , als zij uitgekleed was, moest zij afschuwelijk zijn . Dan hief zij haar armen wat op, en liet zij zien, dat zij, thuis zijnde, geen corset droeg, intusschen bleef zij hem glim lachend aanzien en zette zij haar breede, onder haar dun katoenen slecht gesloten jakje zwellende borst uit. De les was 144 verbroken , Muche keek belangstellend naar de opgeheven armen van zijn moeder. Florent luisterde, lachte zelfs en vond dat de vrouwen toch grappig waren. De jaloezie tusschen de mooie Normande en de mooie Lisa vermaakte hem. Muche schreef intusschen zijn bladzijde schrift af. Florent, die een mooi handschrift had, maakte voorbeelden klaar, stroken papier waarop hij in groot, middelsoort en klein, lange woorden schreef, die de geheele lijn besloegen . Hij bedacht de woorden , dwingelandij, vrijheidmoordend, anti-con stitutioneel , revolutionair ; of wel hij liet het kind zinnen overschrijven, als de volgenden . „ De dag der gerechtigheid zal komen... Het lijden van den rechtvaardige is de veroordeeling van den onrechtvaardige . . . Als het uur gekomen is , zal de schuldige vallen . ... Hij gaf eenvoudig gehoor aan hem invallende gedachten, als hij zijn modellen schreef. Muche, de mooie Normande, alles was vergeten. Muche zou het sociaal contract hebben nageschreven. Hij schreef zorg vuldig zijn bladen vol, dwingelandij, anticonstitutioneel... Moeder Méhudin liep intusschen brommend rondom de tafel , totdat de leermeester vertrokken was. Zij droeg Florent nog altijd een innigen haat toe. Volgens haar was het allerbe spottelijkst om het kind des avonds te laten werken, op een tijd , dat hij behoorde te slapen. Zij zou zeker den , mageren slungel," de deur hebben uitgejaagd, wanneer de mooie Nor mande haar na een stormachtige verklaring, niet ronduit gezegd had, dat zij, als zij niet bij zich kon ontvangen wie zij wilde , elders zou gaan wonen. Elken avond echter ontstond er een kibbelpartij. „ Je mag zeggen wat je wil, “ herhaalde de oude, hij ziet er valsch uit. . . Ik vertrouw dien magere niet, ik heb er nog nooit een ontmoet, die goed was ... Zijn buik is zeker met zijn billen ineengegroeid , hij is zoo plat als een plank. . . En leelijk ! . . . Ik die over de vijf en zestig ben , zou hem nog niet in mijn nachttafeltje willen . “ Zij zeide dat, omdat zij zeer goed merkte hoe de zaken stonden en zij sprak met bewondering over mijnheer Lebigre, die inder daad veel belangstelling voor de mooie Normande betoonde, behalve den flinken bruidschat, die hij daar vermoedde, vond hij, dat ze een goed effect zou maken achter de toonbank, De oude kon 6 145 . er niet over zwijgen : die was ten minste niet uitgemergeld, hij scheen zoo sterk als een Turk ; zelfs zijn kuiten , die zeer dik waren, brachten haar in vervoering. Maar la Normande haalde de schouders op en antwoordde boos . „ Ik lach wat om zijn kuiten ; ik heb niemands kuiten noodig... en ik doe wat ik wil . “ En als de moeder wat al te rondborstig haar meening zeide, riep de dochter : Nu goed, het gaat u in ieder geval niet aan . Trouwens het is niet waar en al was het waar, ik zou zeker niet eerst om uw toestemming vragen ! . . . Laat mij met rust . “ Driftig de deur achter zich toeslaande, ging zij dan naar haar kamer. Zij speelde in huis op een schandelijke manier den baas. Wanneer de oude vrouw des nachts gerucht meende te hooren, stond zij op om aan de kamerdeur van haar dochter te luisteren, of Florent soms bij haar teruggekomen was. Deze had echter bij de Méhudins een nog grooter vijandin . Zoodra hij kwam, stond Claire zonder een woord te spreken op , nam een kandelaar en ging naar haar eigen kamertje aan de andere zijde van het portaal . Men hoorde, hoe zij met woede schijnbaar haar deur sloot. Op een avond, toen haar zuster den onderwijzer verzocht te blijven eten, kookte zij zich zelve wat en ging in haar kamer eten . Dikwijls sloot zij zich een week achtereen op. Zij bleef altijd teer met haar onverzette lijke grillen, haar wantrouwende blikken , haar bleekgele tint. Moeder Méhudin, die haar hart eens lucht wilde geven over Florent, maakte haar woedend. Toen begon de oude, in haar wanhoop rond te bazuinen , dat zij zeker afzonderlijk zou gaan wonen, als zij niet vreesde, dat haar twee dochters elkander zouden dood slaan . Op een avond toen Florent weg ging, stond de deur van Claires kamer wijd open . Haar aanziende, zag hij, dat zij vuur rood werd. De vijandige houding van het meisje bedroefde hem ; zijn verlegenheid tegenover vrouwen alleen weerhield hem een verklaring uit te lokken . Dien avond zou hij echter zeker de kamer van het meisje zijn binnengegaan , ware het niet, dat hij het bleeke gezicht van juffrouw Saget over de trapleuning van de hoogere verdieping had zien gluren. Hij ging voorbij en hij was nog geen tien treden afgegaan, toen Claires ZOLA, Hallen . 10 146 kamerdeur met zulk een geweld werd dicht gegooid9, dat de geheele trap schudde . Uit dit voorval besloot juffrouw Saget bij zich zelve, dat Florent het met de beide meisjes Méhudin hield. Florent dacht allerminst aan die mooie meisjes. Hij ging met de vrouwen om als een man, die geen succes bij haar heeft . Hij verdroomde trouwens zijn mannelijke jaren te veel. Toch begon hij ware vriendschap voor de mooie Normande te ge voelen, die als zij niet door booze buien geplaagd werd, zeer goedhartig was. Verder ging hij echter nooit. Wanneer zij des avonds bij het lamplicht, haar stoel naderbij schoof, om naar het schrift van Muche te zien, voelde hij een onaangename gewaarwording als dat grootė, weeke lichaam zich zoo tegen hem aandrong. Hij vond haar kolossaal, zwaar, bijna angstwekkend, met haar reusachtig gemoed ; onwillekeurig trok hij zijn magere schouders en ellebogen terug . Hij boog het hoofd , maakte zich klein om haar krachtigen adem niet te voelen. Als haar jakje half openstond, meende hij tusschen twee blanke vleeschmassa's, een damp van leven, een adem van gezondheid te zien opstijgen, die hem nog warm in het aangezicht gedreven werden hem deed denken aan den stank, die op heete Juli - avonden in de Hallen heerschte. een doordringende geur, die aan die zijdeachtige, fijne huid scheen te hangen, een vischlucht, die uit de zware borsten, de krachtige armen , de lenige gestalte opsteeg en een onaangenaam aroma aan haar natuurlijken geur mengde. Zij had alle mogelijke reukwateren aangewend ; zij baadde zich in de open lucht ; maar nauwelijks was het frissche bad genomen of het bloed stuwde de laffe geur van zalm , de gemuskeerde lucht van spiering, de sterke haring- en bokkinglucht door al haar leden . Wanneer zij zich bewoog, stegen die dampen uit haar rokken , zij liep als in een uitwaseming van nat zeewier ; met haar groot godinnenlichaam , haar bewonderenswaardig blanke huid , scheen zij een oud marmerbeeld door de golven der zee voortgedreven en bij de kust door het net van een sardine- visscher opgehaald. Florent begeerde haar niet, prik kelbaar door de namiddagen op de vischmarkt doorgebracht, ergerde zij hem, vond hij haar te zout, te bitter, van een te forsche schoonheid, een te doordringenden geur. Het was 147 Wat juffrouw Saget betreft, zij bezwoer bij hoog en laag, dat hij haar minnaar was . Zij had over een schade van tien sous oneenigheid met de Normande gekregen en sedert betoonde zij een groote vriendschap voor Lisa. Zoodoende hoopte zij spoediger achter, zooals zij het noemde „ de knoeierij van de Quenus " te komen . Zij begreep Florent niet en was zooals zij zelf zeide, maar zonder de oorzaak van haar klaagliederen te bekennen , „ een lichaam zonder ziel.” Een jong meisje, dat te vergeefs een jongen naloopt, zou niet ontroostbaarder hebben kunnen zijn dan deze vreeselijke oude vrouw, nu zij gevoelde, dat het geheim van den neef haar tusschen de vingers door gleed . Zij bespiedde den neef, volgde hem, trachtte hem te door gronden , razend van spijt omdat haar opgewekte nieuwsgierig heid niet bevredigd werd . Sedert hij bij de Méhudins kwam, bespiedde zij hem voort durend over de trapleuning . Vervolgens begreep zij, dat de mooie Lisa zeer verontwaar digd was omdat Florent , die wijven " bezocht. Er ging dus geen morgen om, of zij wist iets van die bezoeken te vertellen . Op koude dagen kwam zij verschrompeld en in elkaar gedoken de spekslagerij binnen ; zij hield haar stijve vingers boven het komfoor, kocht niets en zeide met haar piepende stem : „ Hij was gisteren al weer bij haar, hij ligt er thuis. . . De Normande, noemde hem , lievert. “ « Zij loog om te kunnen blijven en haar handen te warmen. Den volgenden dag, nadat zij Florent uit Claires kamer meende te zien komen, kwam zij aanloopen en bleef ruim een half uur staan praten . Nu was het toch meer dan erg, de neef ging van het eene bed naar het andere. „ Ik heb het gezien, “ zeide zij. „ Als hij genoeg heeft van de mooie Normande sluipt hij op de teenen naar het blondje . Gisteren kwam hij uit de kamer van Claire en wilde zeker naar de Normande terugkeeren , toen hij mij zag, dat hem noodzaakte zijn biezen te pakken . Ik hoor den geheelen nacht de twee deuren, er komt geen eind aan... En die oude vrouw Méhudin , die notabene tusschen de kamers van haar dochters slaapt. “ Lisa trok een minachtend gezicht. Zij sprak weinig, moe digde de babbelarijen van Juffrouw Saget alleen aan door haar stilzwijgen. Zij luisterde aandachtig. Wanneer de bijzonder 6 » 148 heden wat al te stuitend werden , mompelde zij: „ Neen,neen , het is ongepermitteerd. .. Hoekunnen er zulke vrouwen bestaan !" Dan zeide juffrouw Saget, dat, voor den drommel ! niet alle vrouwen zoo fatsoenlijk waren als zij. Daarna betoonde zij zich zeer toegeeflijk tegenover den neef. Een man loopt nu eenmaal achter iederen vrouwerok ; bovendien , hij was niet getrouwd ; is 't wel ? Zij deed vragen , zonder dat men het merkte. Maar Lisa gaf nooit haar oordeel over den neef te kennen , zij haalde haar schouders op, drukte de lippen stijf op elkaar. Als juf frouw Saget weg was, keek zij, met walging naar de glimmende deksel van de stoofpan waarop juffrouw Saget, de vuile afdruk sels van haar magere handen had achter gelaten . „ Augustine breng eens gauw een vaatdoek, om de stoofpan schoon te maken . " Het is walglijk. De afgunst tusschen de mooie Lisa en de mooie Normande werd vreeselijk . De mooie Normande hield zich overtuigd, dat zij haar vijandin een minnaar ontfutseld had, en de mooie Lisa was woedend op die „ niet veel bijzonders,“ die haar ten slotte zou compromitteeren door dien huichelaar van een Florent tot zich te lokken. Ieder harer was vijandig, naar de haar eigen geaardheid, de eene, bedaard, verachtend , met het uiterlijk van een vrouw, die haar rokken optilt om zich niet te bezoedelen ; de andere , onbeschaamder, beleedigend vroolijk, de geheele breedte van het trottoir beslaande, vermetel als een vechtersbaas, die twist zoekt. Een van die ontmoetingen gaf voor heelen middag stof tot gesprekken op de vischmarkt. Wanneer de mooie Normande, Lisa op den drempel van de spekslagerij zag staan , maakte zij een omweg, om met haar boezelaar langs haar te strijken ; dan kruisten haar blikken zich als bliksemflitsen . De mooie Lisa, van haar kant, naderde, als zij op de vischmarkt kwam, met voorgewende walging, de bank van de mooie Normande, zij kocht een duren visch, een tarbot, een zalm, bij een naburige vischvrouw en liet haar geld op het marmer klinken , daar zij had opgemerkt, dat , de niet veel bijzonders“ haar lachen dan wel naliet. Als men trouwens de twee tegenstandsters zou gelooven, dan verkocht de eene niet anders dan bedorven vleesch , de andere slechts verrotte visch. Maar de grootste strijd werd geleverd als ieder op haar post een ge 1 149 . en weer stond , de mooie Lisa in haar winkel, de mooie Normande achter haar bank, elkander over de rue Rambuteau met de oogen trachtend te verslinden . Zij troonden dan, met haar breede witte boezelaars, in groot toilet en met sieraden behangen en iederen morgen begon de schoonheidswedstrijd op nieuw. „ Kijk , het vette varken eens" riep Normande. Zij „ stopt zich in als een worst, dat wijf ... Neen, maar, zij heeft haar vuile kraag nog om al haar popelinen japon aan . Op hetzelfde oogenblik zeide Lisa tot haar winkeljuffrouw : „ Kijk toch eens Augustine hoe dat schepsel ons aangaapt. Zij ziet er verlept uit , door het leven, dat zij lijdt. . . Zie je haar oorbellen ? Zij heeft die met die lange peren aan , niet ? Het is zonde en jammer, zulke schepsels, met juweelen ! " , Wie weet, wat zij er voor doet ! " antwoordde Augustine om de juffrouw te believen . Wanneer een harer een nieuw kleinood had, was dat een over winning ; de andere barstte van nijd. Den geheelen morgen benijdden zij elkander haar klanten, zij waren knorrig als zij zich verbeeldden, dat de verkoop beter ging bij dat groote wijf hierover. “ Dan volgde de bespieding van het ontbijt ; de eene wist precies wat de andere at. Des namiddags zaten zij, de eene achter haar vleeschspijzen , de andere achter haar visch, als schoonheden te poseeren, zij maakten het zich zelven on eindig lastig . De mooie Normande borduurde, maakte fijne hand werkjes, tot groote ergernis van Lisa. „ Zij deed beter, als zij de kousen van haar jongen stopte, die op zijn bloote voeten loopt . . Kijk nu die dame eens aan, met haar roode handen , die naar visch stinken. " Zij. breide gewoonlijk . , Zij zit altijd en eeuwig aan haar zelfde sok te breien , merkte de andere op, zij slaapt over haar werk, zij eet te veel... Arme Queru als hij daarop moet wachten, om warme voeten te krijgen. . . Zoo ging het den geheelen dag door, zij bespraken elkanders bezoeken, gaven aanmerkingen ten beste en namen elkander zoo nauwkeurig op, dat waar andere vrouwen beweerden ор zulk een afstand niets te kunnen onderscheiden , zij zelfs de geringste bijzonderheden opmerkten, 150 , Juffrouw Saget was een en al bewondering over de uitmun. tende oogen van Juffrouw Quenu, toen deze op een dag een krabje op de linkerwang van de visch vrouw onderscheidde. „ Met zulke oogen, " zeide zij, „ zou men door gesloten deuren kupnen zien . " Dikwijls bleef de overwinning onbeslist tot den avond toe ; enkele malen moest een der beiden het onderspit delven ; maar dan nam zij den volgenden dag revanche. Men ging in de buurt weddingschappen aan op de mooie Lisa en op de mooie Normande. Zelfs hun kinderen werd verboden tot elkander te spreken. Voorheen waren Pauline en Muche goede vrienden ; Pauline met haar gesteven jongejuffrouwen jurkjes ; Muche, slordig gekleed , vloekende, slaande, uitmuntend voermannetje spelende. Wanneer zij samen op het breede trottoir voor het paviljoen van de vischmarkt speelden , fungcerde Pauline voor kruiwagen . Maar eens, toen Muche haar kwam halen , joeg Lisa hem de deur uit , behandelde zij hem als een gemeenen straatjongen. Men kan niet weten, “ zeide zij, „ met die slecht opgevoede kinderen ! ... Deze heeft zulk een slecht voorbeeld voor oogen , dat ik niet gerust ben, als hij met mijn dochtertje speelt. “ Het kind was zeven jaar, juffrouw Saget, tot wie de woorden gericht waren, voegde er bij : , U hebt groot gelijk. Hij verstopt zich altijd met de meisjes uit de buurt, die deugniet ... Men heeft hem met het doch tertje van den turfboer in den kelder gevonden . " Toen Muche schreiend aan zijn moeder kwam vertellen wat er gebeurd was, werd zij vreeselijk boos . Zij wilde alles kort en klein gaan slaan bij Quenu.Gradelle. Maar zij stelde zich tevreden met tegen Muche uit te varen. „ Als je er ooit een voet meer zet, “ riep zij woedend, „ zal je met mij te doen krijgen !" Het ware slachtoffer van de twee vrouwen echter was Florent. Hij alleen had haar eigenlijk op voet van oorlog gebracht, zij vochten slechts om zijnentwil. Sedert hij gekomen was, ging het van kwaad tot erger, hij bracht de menschen, die tot nu toe zulk een vredig leventje geleid hadden, in opspraak, in vijandschap. De mooie Normande zou in staat geweest zijn hem in het gezicht te krabben, als hij zich wat te lang naar . 月 - 151 man. haar zin bij de Quenus ophield ; de hartstocht waarmede zij den strijd voerde, was grootendeels de aanleiding, tot haar be geerte naar dien De mooie Lisa nam tegenover het slechte gedrag van haar zwager, wiens betrekkingen met de Méhudins het praatje van de buurt was, de houding van een rechter aan. Zij ergerde zich vreeselijk ; deed alle moeite om haar afgunst te verbergen , een zonderlinge afgunst die haar, ondanks haar verachting voor Florent, buiten zichzelve bracht, zoo dikwijls hij de spekslagerij verliet om naar de rue Pirouette te gaan en zij zich het verboden genot voorstelde, dat hij daar moest smaken. De avondmaaltijden bij de Quenus werden minder gezellig. De netheid in de eetzaal , kreeg iets hinderlijks, iets stuitend. Florent voelde een soort van verwijt, een veroordeeling in het licht eikenhout, de glimmende lamp, het heldere tafellaken. Hij durfde bijna niet meer te eten uit angst, dat hij kruimels zou laten vallen en zijn bord vuil zou maken. Intusschen be lette zijn eenvoudigheid hem, duidelijk te zien wat er haperde. Hij roemde overal Lisa's zachtaardigheid tegenover hem en zij was dat ook. Met een glimlach, als gekscherend zeide zij tot hem : Het is toch zonderling, je eet nu goed en blijft even mager ... Je hebt er geen eer van . “ Quenu lachte, klopte op den buik van zijn broeder, bewerende, dat de geheele spekslagerswinkel er wel door kon gaan, zonder een vetlaagje zoo dik als een sou achter te laten . Maar achter Lisa's woorden schuilde die haat, dat wantrouwen tegenover de mageren, dat moeder Méhudin openlijker verklaarde ; bovendien werd er ook nog een zinspeling op de uitspattingen van Florent mee bedoeld. Nooit echter sprak zij met hem over de mooie Normande. Toen Quenu zich op een avond een grapje over dit onderwerp veroorloofde, was zij zoo stroef geworden, dat de goede man het nooit meer probeerde. Na het dessert bleven zij nog een poosje zitten . Florent, die opgemerkt had , dat zijn schoonzuster uit haar humeur was, als hij te gauw weg ging, zocht aanleiding tot een gesprek. Zij zat dicht naast hem. Hij vond haar niet soepel en levendig, zooals de visch vrouw, ook had zij niet dien sterken doordringender vischlucht, zij rook naar vet, droeg den laffen geur van versch vleesch met zich. Geen rimpeltje plooide haar strak gespannen lijf. . A 152 22 De aanraking van dat stijfe lichaam tegen zijn uitstekende beenderen , bracht hem nog meer van streek dan de zachte nabijheid van de mooie Normande. Gavard zeide eens in groot vertrouwen tot hem ; dat juffrouw Quenu voorzeker een mooie vrouw was, naar dat hij ze liever minder gepantserd had. " Lisa sprak niet over Florent tegen Quenu . Zij spreidde, als gewoonlijk , een onuitputtelijk geduld ten toon. Ook vond zij het eerlijk zich niet tusschen de twee broeders te stellen , voordat zij ernstige beweegredenen had. Zij was, zooals zij zelf zeide, zeer goed , maar men moest haar niet tot het uiterste drijven. Nu was zij in haar periode van toegevendheid, een nietszeggend gelaat, strikt beleefd, voorgewend onverschillig, alles vermijdende wat den beambte had kunnen doen begrijpen, dat hij bij hen inwoonde en at zonder dat men ooit de kleur van zijn geld zag ; niet dat zij eenige betaling verlangde, daar was zij boven verheven ; maar, bij had toch waarlijk wel buitenshuis kunnen ontbijten. Eens zeide zij tot Quenu : „ Wij zijn nooit eens vrij. Als wij elkander iets te zeggen hebben , moeten wij wachten , totdat wij des avonds te bed zijn .“ En op een avond, met het hoofd reeds in haar kussen : , Hij verdient honderdvijftig francs, niet waar ? je broeder ... Het is vreemd , dat hij niet iets ter zijde kan leggen om nieuw linnengoed te koopen . Ik ben al weer genoodzaakt geweest hem drie oude hemden van jou te geven. “ „ Nu, dat doet er niet toe, " antwoordde Quenu , als hij er mee tevreden is .... Je moet hem zijn geld laten houden. “ , 0 ! zeker, “ mompelde Lisa, zonder verder aan te dringen , , daarom zeg ik het niet ... Het gaat ons niet aan of hij zijn geld goed of slecht gebruikt. “ Zij hield zich overtuigd, dat hij zijn tractement bij de Mé hudins verteerde . Eén keer maar verloor zij haar kalmte, kon zij haar berekende terughouding niet handhaven. De mooie Normande had Florent een prachtigen zalm ten geschenke gegeven. Deze, erg verlegen met den zalm, niet hebbende durven weigeren , bracht hem aan de mooie Lisa. Maak jij er een pastei van, “ zeide hij eenvoudig. Zij keek hem strak aan, met bleeke lippen en met een stem, die zij trachtte kalm te doen schijnen , zeide zij: 9 6 153 6 » 2 , Denk je soms, dat wij voedsel van een ander noodig hebben ! Goddank niet ! er is hier eten genoeg !... Breng hem terug ...“ Maar laat hem dan voor mij koken, " zeide Florent verwon derd, over haar boosheid, , ik zal hem eten . “ Toen barste zij uit : „ Mijn huis is geen herberg ! vraag dat maar aan de menschen, die je den visch present hebben gegeven Ik heb geen plan om mijn pannen te verpesten ... Breng hem terug , hoor je !" Zij zou in staat geweest zijn den visch te nemen en op straat te gooien . Florent bracht hem bij mijnheer Lebigre, waar Rose het bevel kreeg er een pastei van te maken en des avonds werd de pastei in het kabinetje verorberd. Gavard trakteerde op oesters. Florent begon al meer en meer het kamertje bij Lebigre te bezoeken . Hij vond er een warm gehoor, waarvoor hij naar hartelust zijn politieke droomerijen kon luchten . Wanneer hij zich nu opsloot om te werken , maakte zijn rustig zolderkamertje hem dikwijls ongeduldig, het theoretisch zoeken naar de vrijheid was hem niet meer voldoende, hij had behoefte om in de snijdende grondstellingen , in de geestver voering van Logre bevrediging te zoeken . In den beginne, had die drukte, die woordenvloed hem gehinderd , hij voelde er nog het onbeduidende van , maar hij haakte naar bedwelming, naar opwinding, naar eenig buitengewoon oplossingsmiddel om zijn geestelijk lijden tot bedaren te brengen . De eigenaardige geur van likeuren en tabak in het kamertje bedwelmde hem, maakte hem zonderling kalm , gaf hem een zelfvergetelheid, die hem zonder moeielijkheid de zotste dingen als waarheid deden aannemen . Hij begon de gezichten, die daar waren liet te krijgen , ze te zoeken er uit gewoonte bij te verwijlen. Het zachtmoedig, gebaarde gezicht van Robine, het ernstig profiel van Clémence, de schraalbleeke trekken van Charvet, de gebochelde Logre, Gavard, Alexander en Lacaille werden een steeds grooter wordend deel van zijn bestaan . Het werd hem een bijna zinnelijk genot. Wanneer hij zijn hand op den deurknop legde, was het hem als voelde hij dien knop leven, hem de vingers verwarmen, van zelf omdraaien ; de zachte hand van een vrouw zou hem geen levendiger gewaarwording hebben kunnen geven. 154 Er werden werkelijk zeer ernstige zaken in dat kabinetje verhandeld . Nadat Logre op een avond heftiger nog dan ge woonlijk geraasd had, sloeg hij met de vuist op de tafel en verklaarde , dat, als men werkelijk mannen was, men het gou vernement omver moest werpen, hij voegde er bij, dat, wilde men gereed zijn als de groote opruiming aanbrak men nu reeds de handen ineen moest slaan . Toen werden de hoofden bijeengestoken en fluisterend kwam men overeen , dat men een groep zou vormen bereid voor alle eventualiteiten. Van nu af was Gavard overtuigd, dat hij deel uitmaakte van een geheim genootschap en samenzwering. De kring werd niet grooter ; maar Logre beloofde, dat hij hen in aanraking zou brengen met anderen, met hem bekende vereenigingen. Wanneer men de macht in handen zou hebben, zou men de Tuileriën omver halen. Dan volgden er eindelooze discussies ; organisatieplannen , uit eenzettingen over doel en middelen, strategie en de toekomende wijze van regeeren. Zoodra Rose de grog voor Clémence, het bier voor Charvet en Robine, de mazagrans voor Logre, Gavard en Florent gebracht had , werd de toegang tot het kamertje zorgvuldig versperd en de zitting begon . De woorden van Charvet en Florent legden natuurlijk het meeste gewicht in den schaal. Gavard had zijn mond niet kunnen houden en langzamerhand, de geheele Cayenne historie verteld, iets dat Florent de martelaarskroon om de slapen vlocht . Zijn woorden werden met geestdrift begroet. Op een avond toen de koopman in gevogelte zijn vriend, die niet aan wezig was, hoorde aanvallen, riep hij: , Kom niet aan Florent, hij is te Cayenne geweest ! " Maar Charvet wat gebelgd over dit voorrecht en bromde : „ Cayenne, Cayenne, och daar is het per slot van rekening nog zoo kwaad niet. " Hij trachtte te bewijzen, dat verbanning niets beteekent, dat het grootste lijden hierin bestaat : verdrukt te worden in zijn land, verplicht om te zwijgen tegenover het triomfeerend des potisme. Het was trouwens zijn schuld niet, dat men hem den tweeden December niet gevangen had genomen. Deze heimelijke afgunst maakte hem tot den stelselmatigen tegenstander van was 155 6 6 Florent. De discussies eindigden altijd met wederkeerige machts beperking tusschen hen beiden en zij bleven nog uren lang praten als de anderen zwegen, zonder dat den een nog den ander het opgaf. Een der meest geliefde vraagstukken was, de reorganisatie van het land, na de overwinning. „ Wij hebben overwonnen, niet waar ? ... zoo begon Gavard. Er waren twee partijen, Charvet, die het hébertisme voorstond, had Logre en Robine op zijn hand. Florent, altijd in zijn droomerijen over maatschappelijke belangen verdiept, noemde zich socialist en werd gesteund door Alexander en Lacaille. Wat Gavard betreft, hij was geen bestrijder van die heftige ideeën ; maar, toen men hem somtijds tot zijn spijt met bittere spotternij zijn fortuin verweet, werd hij communist. Men moet den rommel tot den grond toe afmaaien , “ zeide Charvet, op zijn korten toon , als een bijlslag . ,, De stam is verrot, de boom moet vallen . " „ Ja ! ja ! " hernam Logre, die ging staan om grooter te schijnen en het schot onder de stooten van zijn bochel deed schudden. Alles moet omvergehaald, dat zeg ik u ... Daarna kan men zien . ' Robine gaf met zijn baard een teeken van instemming. Hij genoot zwijgend, wanneer de voorstellen geheel en al revolu tionnair werden. Bij het woord guillotine namen zijn oogen een lief koozende uitdrukking aan ; hij sloot half de oogen , alsof hij het ding voor zich zag en hij er door verteederd werd, vervolgens streek hij zacht met zijn kin langs den knop van zijn wandelstok en liet daarbij een genoeglijk gebrom hooren . „ Intusschen , “ zeide op zijn beurt Florent, wiens stem een droeven klank behouden had ; ,wanneer gij den boom neervelt, zal het noodig zijn het zaad te bewaren ... Ik geloof zelfs, dat gij den boom moet behouden om er een nieuw leven op te enten ... De politieke revolutie is een uitgemaakte zaak, ziet gij ; er moet nu gedacht worden aan den werkman , onze bewe ging moet een sociale beweging zijn. En ik waarschuw u, weerstaat deze eischen van het volk niet. Het volk is uitgeput, het verlangt zijn deel. “ Die woorden wekten Alexanders geestdrift op. Hij beves tigde, met zijn goedig, opgeruimd gezicht, dat het waar was, dat het volk uitgeput was. » 156 „ En wij verlangen ons deel, “ voegde Lacaille er dreigend bij. „ Alle revoluties zijn ten voordeele van de bourgeois. Nu is het genoeg, de eerstvolgende zal ons ten goede komen . “ Toen kon men het niet meer eens worden. Gavard bood verdeeling van goederen aan. Logre weigerde, plechtig ver zekerende, dat hij niet aan geld hechtte. Toen het tumult langzamerhand beheerschende, vervolgde Charvet : „ Het egoïsme der klassen is een der stevigste steunpilaren voor de dynastie. Het is slecht, dat het volk egoïstisch is . Wanneer het ons helpt, zal het zijn deel hebben ... Waarom verlangt gij, dat ik strijd voor den werkman, wanneer de werkman weigert voor mij te strijden ? ... Dit is ook de kwestie niet. Er zijn tien jaren van revolutionnaire heerschappij noodig, wil men een land als Frankrijk aan de beoefening van de vrij 2 heid gewennen. 6 6 „ En dat te meer, “ voegde Clémence er kortaf bij, omdat de werkman nog niet rijp is , nog in die richting geleid moet worden. “ · Zij sprak zelden . Dat groote , ernstige meisje, tusschen al die mannen , had een aanmatigende manier om de politiek te hooren behandelen . Zij leunde achterover tegen het schot, dronk bij kleine teugjes haar grog en keek de sprekers aan, de wenkbrauwen fronsend, met zwellende neusvleugels, naar mate zij haar goed- of afkeuring aan het gesprokene hechtte, en waardoor zij tevens bewees, dat zij begreep, dat zij zeer besliste denkbeelden had over de meest ingewikkelde onderwerpen . Somtijds rolde zij een sigarette, blies kleine rookwolkjes uit , luisterde nog aandachtiger. Het maakte den indruk alsof de woordenstrijd voor haar gehouden werd en zij ten slotte den prijs moest uitreiken . Door haar meening voor zich te houden en zich niet even als de mannen op te winden, wilde zij zeker haar plaats als vrouw handhaven . Alleen als de strijd heftig was, bracht zij een paar woorden in het midden , maakte zij er met een enkel gezegde een eind aan , zij „ sloeg den spijker op de kop“ zelfs tegenover Charvet, volgens een uitdrukking van Gavard. Inderdaad gevoelde zij zich veel verstandiger dan die heeren. Alleen Robine, wiens zwijgende houding zij bewon derde, boezemde haar eerbied in . Florent lette evenmin op Clémence als de anderen . Voor 157 hen was zij een man . Men schudde haar de hand, alsof men baar arm wilde ontwrichten. Op een avond was Florent getuige van de vermaarde bere. keningen. Daar de jonge vrouw juist haar salaris ontvangen had , wilde Charvet tien francs van haar leenen. Maar zij wei gerde , zij wilde eerst weten , hoe de zaken stonden . Zij leefden op den grondslag van het vrije huwelijk en vrije beschikking over het fortuin ; ieder betaalde zijn eigen uitgaven. Op die manier, zeiden zij, waren zij elkander niets verschuldigd, waren zij geen slaven. Huishuur, voedsel, wasch , kleine uitgaven , alles werd opgeschreven , opgeteld . Dien avond, na onderzocht te hebben hoe de zaken stonden , bewees Clémence aan Charvet, dat hij haar al vijf francs schuldig was. Zij gaf hem toen de tien francs, zeggende : , Denk er aan , dat je mij nu vijftien francs schuldig zijt ... Je kunt ze mij den vijfden, van de les , die je den kleinen Léhudier geeft, terug geven. “ Wanneer Rose geroepen was om haar te betalen , haalde ieder voor zich zelf de enkele sous voor de vertering te voor schijn. Charvet schold Clémence zelfs lachend voor aristocrate, omdat zij een grogje dronk, hij beweerde, dat zij hem wilde vernederen, hem doen gevoelen, dat hij minder verdiende dan zij, dat de waarheid was ; en achter zijn lach verborg hij een protest tegen die grootere winsten , die hem vernederden , on danks zijn theorie over gelijkheid van man en vrouw. Somtijds kwam er geen eind aan de discussies van de heeren , er was een vreeselijk geweld in het kamertje ; de ruiten trilden als trommelvellen, dikwijls werd het tumult zoo groot, dat de flegmatieke Rose, terwijl zij in den winkel een borrel schonk voor een werkman, ongerust haar hoofd omwendde. , 0 lieve hemel ! zij vechten daar binnen, " zeide de werkman zijn glas op het zinken tafelblad zettende en zich met de hand den mond afvegende. Geen nood, " antwoordde mijnheer Lebigre bedaard ; „ het zijn heeren die praten .“ Mijnheer Lebigre, hoe lastig ook tegenover andere bezoekers, liet hen naar hartelust schreeuwen, zonder ooit eenige aan merking te maken . Hij zat uren lang in zijn overhemd op zijn tabouret achter de toonbank, zijn dik slaperig hoofd tegen 6 158 van en ooren 1 waarvan den spiegel geleund en Rose, die flesschen ontkurkte of iets afwischte, met de oegen volgende. Als hij erg in zijn humeur was en zij voor hem stond glazen te wasschen in den spoelbak, kpeep hij haar ongemerkt in haar kuiten , dat zij met een vriendelijk lachje toeliet. Zij verried die familiariteit zelfs niet door een teeken van schrik, al kneep hij haar blauwe plekken, dan zeide zij nog, dat zij tegen kriebelen kon . In de geuren sterken dranken de warmte door de gaslichten te weeg gebracht, werd mijnheer Lebigre slaperig, maar verzuimde daarom niet de te spitsen naar de stemmen in het kamertje. Als men luider begon te spreken , stond hij op en ging tegen het schot leunen ; of zelfs, hij stiet de deur open , ging een oogenblik zitten , Gavard vriendschappelijk op zijn knie kloppende. Daar , speelde hij met hoofdknikjes op alles ja en amen . Gavard zeide, dat al was die Lebigre niet van het stof men redenaars maakt, men „ op den dag van den grooten strijd “ op hem zou kunnen rekenen. Op een morgen, in de Hallen, bij een vreeselijken twist, die tusschen Rose en een vischvrouw was ontstaan over een mand haring, die de eerste bij ongeluk met haar elleboog had omver gestooten , hoorde Florent, dat men hem een stilleverklikker " een vaatdoek van de prefectuur noemde. Toen hij den vrede hersteld had , snapte men nog langen tijd over mijnheer Lebigre : hij was van de politie ; de geheele buurt wist het ; bovendien had hij veel geld , was hij een woekeraar, die bij den dag geld leende aan de groenteventers en wagens voor hen huurde tegen een schandelijke intrest. Florent was zeer ont steld. Dienzelfden avond, achtte hij zich verplicht, het gehoorde aan de heeren mede te deelen. Zij haalden de schouders op en lachten hem uit over zijn ongerustheid . „ Die arme Florent ! " zeide Charvet sarrend, „ omdat hij in Cayenne geweest is , denkt hij, dat de politie hem altijd achter de hielen zit . " Gavard verzekerde op zijn eerewoord , dat Lebigre , een goede, van den echten stempel was. " Maar vooral Logre maakte zich boos. Zijn stoel kraakte ; hij voer heftig uit, verklaarde, dat het niet aanging iedereen te beschuldigen een handlanger van de politie te zijn , hij wilde in het vervolg liever thuis blijven en zich niet meer met politiek inlaten . Had men zelfs een 159 5 van hem niet van zon iets schandelijks durven beschuldigen ! hij, Logre ! die in 48 en 51 gevochten had, die tot tweemaal toe op het punt geweest was verbannen te worden ! En terwijl hij dit uitschreeuwde, keek hij de anderen aan , met vooruitgestoken kin, alsof hij hun die woorden in het hoofd wilde hameren en dit een ontwijfelbaar bewijs was, dat hij het niet was . " anderen protesteerden met een gebaar, onder die woedende blikken . Intusschen had Lacaille, toen hij mijnheer Lebigre woekeraar hoorde schelden, het hoofd gebogen . De discussies deden dit voorval spoedig vergeten . Mijnheer Lebigre gaf sedert Logre het denkbeeld een komplot verworpen had, nog steviger handdrukken aan de bezoekers van het kamertje. Hun klandisie moest, in waarheid , niet veel beteekenen: ;; zij gebruikten nooit meer dan een enkel glas. Bij het opstaan om te vertrekken , dronken zij de laatste druppels uit hun glas, wijselijk gespaard gedurende den ijver voor poli tieke en sociale theoriën . Zij rilden als zij uit het warme kamertje in den vochtigen nacht buiten kwamen, een oogenblik bleven zij met brandende oogen, half verdoofd, als verbaasd over de stilte en duisternis, op het trottoir staan . Achter hen sloot Rose de blinden . Wanneer zij elkander uitgeput, geen woorden meer vindende, de hand hadden gedrukt, scheidden zij, nog altijd argumenten prevelende, spijtig omdat zij elkander niet wederkeerig hun overtuiging konden ingieten . De ronde rug van Robine verdween in de richting van de rue Rambu teau, terwijl Charvet en Clémence door de Hallen tot aan het Luxembourg gingen , zij stapten krijgshaftig naast elkander voort, nog eenig politiek of wijsgeerig onderwerp behandelende zonder ooit gearmd te loopen. Het komplot kwam langzamerhand tot rijpheid. In het be gin van den zomer er alleen nog maar sprake van de noodzakelijkheid om „ den slag te beproeven. “ Florent, die, eerst eenig wantrouwen koesterde, eindigde met aan de moge lijkheid van een revolutionaire beweging te gelooven . Hij hield er zich zeer ernstig mee bezig, hield aanteekeningen, maakte ontwerpen. De anderen spraken altijd . Hij vereenigde lang zamerhand al zijn krachten in het idée fixe waarmede hij zich elken avond het hoofd warm maakte, zoo zeer zelfs, dat hij zijn broeder Quenu overhaalde mee naar Lebigre te gaan, was 160 zonder natuurlijk aan kwaad te denken. Hij behandelde hem altijd eenigszins als zijn leerling, hij scheen zelfs te denken, dat het zijn plicht was hem op den goeden weg te brengen. Quenu was in de politiek een nieuweling. Maar na vijf of zes avonden was hij eenstemmig met de vergadering. Hij betoonde zich zeer volgzaam , had eerbied voor de raadgevingen van zijn broeder, als de mooie Lisa er niet bij was. De grootste aan trekkelijkheid voor hem was echter de burgerlijke buitenspo. righeid , die in dat uitgaan gelegen was, zich te gaan opsluiten in een kamertje waar zoo hard geschreeuwd werd, en waarin de tegenwoordigheid van Clémence voor hem een heerlijke prikkel te meer was. Hij stopte dan ook haastig zijn worst, om des te eerder weg te kunnen gaan , geen woord willende verliezen van die gesprekken , die hem vol beteekenis schenen, ofschoon hij ze niet volkomen begreep. De mooie Lisa be merkte zeer goed zijn haast om weg te komen, zij zeide echter nog niets. Wanneer Florent hem meenam, ging zij wat bleek en ernstig aan de deur staan om hen bij Lebigre te zien binnen gaan. Juffrouw Saget herkende op een avond , uit haar dakvenster de schaduw van Quenu op de matglazen ruiten van het groote raam in het kabinetje, dat in de rue Pirouette uitkwam. Zij had daar een uitmuntenden observatiepost, tegenover dat melk wit transparent, waarop de schaduwbeelden van die heeren zich afteekenden , met de vooruitstekenden neuzen en kaakbeenderen, de groote armen, die plotseling werden uitgestrekt, zonder dat men het lichaam zag. Die uitgestoken ledematen, die woeste profiels, zelfs buiten de heftigheid der gesprekken verradende, hielden haar achter haar neteldoeksche gordijntjes, totdat het transparant donker was. Zij gevoelde , dat daar booze plannen gesmeed werden, en herkende ten slotte de schaduwbeelden, aan de handen , de haren, de kleeren. In dien chaos van gesloten vuisten , driftige hoofden, op en neergaande schouders, die onthalsd schenen en op elkander rolden , zeide zij beslist : „ Dat is die lummel van een neef ; dat is die oude vrek Gavard , daar is de bochel en daar is die staak van een Clémence. Wanneer de silhouetten opgewonden, volstrekt wanordelijk werden , kreeg zij een onweerstaanbare behoefte om naar be 161 3 neden te gaan, te zien . Zij kocht des avonds haar bessenbran dewijn , onder voorwendsel, dat zij zich ' s morgens , zoo lusteloos * gevoelde ; zij had een opfrissching noodig.. Den dag waarop zij het dikke hoofd van Quenu, achter de zenuwachtige gebaren van de magere vuist van Charvet ontwaarde, kwam zij buiten adem bij mijnheer Lebigre en liet, om tijd te winnen , haar fleschje door Rose uitspoelen . Juist zou ze echter naar huis terugkeeren , toen zij den spekslager op kinderachtigen toon hoorde zeggen : , Neen , wij hebben ze niet meer noodig . . . . Zij moeten opgeruimd worden, die praatjesmakers van afgevaardigden en ministers, kortom, de geheele bende ! " Den volgenden ochtend om acht uur, was juffrouw Saget in de spekslagerij. Zij vond er juffrouw Lecoeur en la Sarriette met haar neuzen over de stoofpan gebogen, warme worst voor hun ontbijt koopende. Daar de oude vrijster zich gemengd had, in den twist met de mooie Normande over de schar van zes sous, hadden beiden zich plotseling aan de zijde van de mooie Lisa geschaard. Nu was de vischvrouw geen knip voor haar neus waard. Zij gaven op de Méhudins af, meiden van niets, die het alleen om het geld van de mannen te doen was. De waarheid was, dat juffrouw Saget aan juffrouw Lecoeur verteld had, dat Florent somtijds een van de zusters aan Gavard afstond en dat zij met hun viertjes braspartijen hielden bij Baratte, wel te verstaan met het geld van den koopman in gevogelte. Juffrouw Lecoeur trok het zich geweldig aan, haar gal liep over. Dien morgen had de oude vrijster het er op gezet juffrouw Quenu een gevoeligen slag toe te brengen. Zij draaide voor de toonbank heen en weer en zeide met haar zachtste stem : „ Ik heb mijnheer Quenu gisteren avond gezien. Ze hebben daar pleizier in dat kabinetje hoor ! " Lisa had haar gelaat naar de straat gewend, zij hoorde aandachtig toe, maar nam den schijn aan alsof zij niet luisterde. Juffrouw Saget, hopende, dat men haar meer zou vragen, zweeg even. Toen voegde zij er fluisterend bij : „ Zij hebben een vrouw bij zich ...... O ! niet meneer Quenu, dat zal ik niet zeggen, dat weet ik niet..... “ , Dat is Clémence, “ viel hier Sarriette in, , een boonestaak, ZOLA, Hallen . 11 162 die de geleerde uithangt, omdat zij op een kostschool geweest is. Zij leeft met een sjovel heer, een onderwijzer..... Ik heb hen samen gezien ; ze loopen precies of ze elkander opbrengen. " „ Ja, ja, dat weet ik wel, " hernam de oude, die Charvet en Clémence zeer goed kende en alleen babbelde met het doel om de spekslagersvrouw te verontrusten . Deze verroerde zich niet. Zij scheen iets heel bijzonders in de Hallen te zien . Toen pam de andere forscher middelen te baat. Zij richtte zich tot juffrouw Lecoeur en zeide : „ Ik wilde u zeggen, u zoudt verstandig doen met uw zwager tot voorzichtigheid aan te manen. Zij schreeuwen daar dingen uit, in dat kamertje, die een mensch doen rillen en beven . Die mannen zijn, waarachtig al te onverstandig met hun politiek . Wanneer men hen hoorde, nietwaar ? het zou slecht met hen kunnen afloopen ." Gavard doet toch wat hij wil, " zuchtte juffrouw Lecoeur. „ Dat mankeerde er nog maar aan . Als hij zich ooit in de ge vangenis helpt, zal het mijn dood zijn .“ Haar doffe oogen glansden even ; maar Sarriette lachte en schudde baar kopje, blozend en frisch door de ochtendlucht. Jules zou ze wel leeren , die kwaadsprekers van het keizer rijk , zeide zeide zij zij..... ..... , Men moest hen allen in de Seine verdrin ken, want hij zegt, er is geen een man bij die deugt. " , 0 ! “ vervolgde juffrouw Saget, zoolang geen andere ooren die onvoorzichtige woorden hooren, als de mijne, kan het geen kwaad . Gij weet wel , ik zou mij liever mijn hand laten af kap . pen ...... Nu, maar gisterenavond dan , zeide mijnheer Quenu..... " Zij zweeg weer, Lisa had een kleine beweging gemaakt. „Mijnheer Quenu zeide, dat de ministers, de afgevaardigden , de heele rommel doodgeschoten moest worden. “ Ditmaal keerde de spekslagersvrouw zich plotseling om, zij was doodsbleek . Heeft Quenu dat gezegd ? " vroeg zij scherp. „ Dat en nog veel meer dingen , die ik mij niet herinner. Begrijpt u, ik heb het gehoord . .. Ubehoeft dus niet bang te zijn , juffrouw Quenu. U weet wel, ik zwijg als een doode ; ik ben wijs genoeg om te overwegen wat een man te ver zou leiden .... Het blijft onder ons Lisa had zich hersteld . Zij was trotsch op den vrede, die in 163 haar huis beerschte en erkende niet het geringste wolkje tus schen haar en haar man Zij haalde dus haar schouders op en mompelde glimlachend. , Het is te mal om van te praten ." Toen de drie vrouwen op het trottoir waren, kwamen zij overeen , dat Lisa toch een raar gezicht trok. Met dat heele zootje, de neef, de Méhudins, Gavard, de Quenus, met hun onbegrijpelijke geschiedenissen , zou het nog eens verkeerd af loopen . Juffrouw Lecoeur vroeg wat men deed met lieden , die , om de politiek “ gevat werden . “ Juffrouw Sagetwist alleen , dat zij verdwenen, voor goed verdwenen ; hetgeen Sarriette op het denkbeeld bracht, dat men hen misschien in de Seine gooide, zooals Jules dat wenschte. De spekslagerin vermeed bij het ontbijt en bij het middagmaal elke toespeling. Toen Florent en Quenu des avonds naar Le bigre gingen , zag zij er zelfs niet gestrenger uit dan gewoonlijk . Maar, dien avond werd juist de aanstaande staatsregeling be pleit en het was één uur in den nacht, voordat de heeren konden besluiten naar huis te gaan ; de blinden waren gesloten , zij werden een voor een door een achterdeurtje uitgelaten . Quenu kwam met eenige gewetenswroeging thuis. Hij deed de drie of vier deuren, die hij door moest, zoo zacht mogelijk open , liep op zijn teenen en met de armen uitgestrekt om zich niet te stooten , door het salon . In de kamer gekomen , ontstelde hij toen hij zag, dat Lisa de kaars had laten branden ; die kaars brandde in de diepe stilte met een hooge treurige vlam . Toen hij zijn schoenen uitdeed en zachtjes op een hoekje van het tapijt zette, sloeg de pendule, zoo helder en klankvol half twee, dat hij zich verschrikt omwendde, en met een gezicht van boos verwijt naar den vergulden Gutenberg staarde, die den vinger op een boek liet rusten. Hij zag niets dan Lisa's rug, haar hoofd was in het kussen begraven, maar hij voelde wel, dat zij niet sliep, dat zij haar wijdopen oogen op den muur gevestigd hield . Die breede rug, zoo vet bij de schouders verried ingehouden toorn ; hij zette uit, was onbeweeglijk en drukkend als een stilzwijgend verwijt. Quenu, geheel van zijn stuk gebracht door de buitengewone gestrengheid van dien rug,, die hem als het dikke gelaat van een rechter scheen te be schouwen, gleed onder de dekens, blies de kaars uit , hield zich 164 > >> 41 doodstil. Hij bleef vooraan liggen om zijn vrouw niet aan te raken, die , hij zou er ор durven zweren, nog altijd niet sliep. Toen viel hij in slaap, bedroefd omdat zij niet sprak, haar niet goeden nacht durvende zeggen, zich machteloos gevoelende tegenover die onverzettelijke massa, die het bed versperde. Den volgenden dag, sliep hij tot laat in den morgen . Toen hij wakker werd, het dekbed tot aan de kin en midden in bed gewenteld , zag hij Lisa voor de secretaire gezeten , bezig pa pieren te rangschikken ; zij was opgestaan, zonder dat hij het gemerkt had in zijn vasten slaap na de losbandigheid van den vorigen avond . Hij vatte moed en vroeg haar, uit de alkoof : Waarom heb je mij niet geroepen ? ... Wat doe je daar ? " , Ik redder de laden op, " antwoordde zij, zeer bedaard. Hij voelde zich verlicht. Maar zij voegde er bij : „ Men weet nooit wat er kan gebeuren, als de politie hier kwam „ Wat, de politie ?" „ Zeker de politie, je houdt je immers tegenwoordig met po litiek bezig." Hij ging, buiten zichzelven van schrik, door dien ruwen , onvoorzienen aanval overeind zitten . „ Ik houd mij met politiek bezig, ik houd mij met politiek bezig ; de politie heeft daar volstrekt niet in noodig, ik com promitteer mij niet.” Neen , " hernamn Lisa, de schouders ophalend, „je stelt alleen maar voor om iedereen dood te schieten ." , Ik , ik !" Dat roep je immers luidkeels in een wijnhuis ... Juffrouw Saget heeft het gehoord . De geheele buurt meent op dit oogenblik, dat je , een roode “ bent.” Hij ging eensklaps weer liggen .. Hij was nog niet goed wakker. Lisa's woorden klonken hem in de ooren, alsof hij reeds de zware voetstappen van de gendarmen voor zijn kamerdeur hoorde. Hij zag haar, gekapt, stijf in haar corset geregen , in haar gewoon toilet voor zich staan en hij ontstelde nog meer, toen hij haar in deze treurige omstandigheden zoo onberispelijk vond . „ Je weet wel, ik laat je volkomen vrij,” hernam zij na eenig zwijgen, en voortgaande de papieren te ordenen ; „ ik wil de broek niet aan hebben, zooals men zegt .. Jij bent baas, > . 165 jij kunt je positie in de weegschaal stellen, ons ten gronde richten . Ik zal later alleen voor de belangen van Pauline moeten zorgen ." Hij wilde iets in het midden brengen, maar zij legde hem met een gebaar het zwijgen op er bijvoegende : , Neen , zeg niets, ik verlang geen twist, zelfs geen verkla ring .... Als je mij om raad gevraagd hadt, als wij eerst samen overlegd hadden , was het iets anders ! Men heeft onge lijk met te beweren, dat vrouwen niets van de politiek begrij pen .. Wil ik je mijn politiek eens vertellen ? " Zij was opgestaan , zij liep van het bed naar het venster ; terwijl zij met haar vingers het stof afveegde, dat zij op de spiegelkast en op de toilettafel zag . „ Dit is de politiek van alle fatsoenlijke lieden . . . Ik ben dankbaar aan de regeering, als mijn zaken goed gaan, als ik rustig mijn brood eet en slapen kan zonder door geweerschoten gewekt te worden . ... In 48, ging het zeker prachtig, niet waar ? Oom Gradelle, een waardig man , heeft ons zijn boeken uit dien tijd laten zien. Hij heeft meer dan zesduizend francs schade geleden Nu hebben wij het keizerrijk en alles marcheert. Jij kunt het tegendeel niet beweren. Wat wil je dan ? Wat zul je dan meer hebben, als je iedereen hebt dood geschoten ?” Zij ging met de handen over elkaar voor het nachttafeltje staan , tegenover Quenu, die onder het dekbed verdween. Hij trachtte te verklaren wat de heeren wilden ; maar bij raakte verward in de politieke en sociale leerstelsels van Charvet en Florent ; hij sprak over miskende grondbeginselen, van een demo cratische regeeringsvorm, van reorganisatie der maatschappij en haalde alles zoo zonderling dooreen , dat Lisa de schouders op haalde, zonder iets te begrijpen. Eindelijk zocht hij een uit vlucht, door op het keizerrijk te schelden ; het was een regeering van losbandigheid, er gebeurden zaken , die het licht niet konden velen ; men pleegde diefstal met geweld. „ Zie je,” zeide hij, toen hem een phrase van Logre in de gedachte kwam, , wij zijn ten prooi aan een bende avonturiers, die rooven, die Frankrijk geweld aandoen, Frankrijk ten gronde richten .... Zij moeten verdwijnen ? " Lisa haalde weer haar schouders op. . 166 ។ > ook waar, , Is dat alles , wat je weet te zeggen , ” zeide zij, met haar gewone koelbloedigheid . Wat gaat mij dat aan . Al was het raad ik je soms om een oneerlijk man te zijn ? Spoor ik je aan om je rekeningen niet te betalen , de klanten te bedriegen , oneerlijk verdiend geld te potten ? Je zoudt mij, ten slotte, boos maken ! Wij zijn toch eerlijke lieden , die niet rooven, niemand vermoorden. Dat is voldoende. Anderen, gaan mij niet aan ; laat hen schurken zijn, als zij dat willen ! “ Zij was prachtig in haar zegepraal en begon weer trotsch heen en weer te loopen, vervolgende : Om menschen, die niets hebben pleizier te doen , zou men dus zijn brood niet trachten te verdienen ....Heelnatuurlijk , dat ik profiteer van het goede oogenblik, dat ik het keizerrijk steun, wanneer het mijn handel ten goede komt. Ik wil niet weten, of hij leelijke dingen doet. Ik weet, dat ik ze niet doe, ze kunnen mij niet met den vinger na wijzen in de buurt. Het is al te gek, dat vechten tegen windmolens ... Je her innert je nog wel, dat Gavard beweerde, dat de kandidaat van den keizer een man was, die een oneerlijk bankroet gemaakt had, die zich door allerlei vuile histories gecompromitteerd had. Best mogelijk, ik zal niet zeggen , dat het niet zoo is . Toch heb je heel wijs gehandeld toen je je stem op dien man uitbracht, want er werd je niet gevraagd of je hem wat geld wildet leenen, of zaken drijven met dien heer, maar om een bewijs aan het gouvernement te geven, dat je voldaan was over den bloei van je spekslagerij ." Quenu herinnerde zich nu echter een zinsnede van Charvet, die verklaard had, dat die vetgemeste, burgers, die welgedane winkeliers, die hun steun aan een regeering van schandelijke overdaad, gaven ; het eerst opgeruimd moesten worden. Het was aan hun égoisme te wijten, dat het despotisme heerschte en een geheele natie ten verderve voerde . . . . Hij trachtte den geheelen zin mede te deelen , maar vol verontwaardiging , sneed Lisa hem het woord af. ,Zwijg toch ! ik heb mij niets te verwijten. Ik ben niemand sou schuldig, ik bedrieg niemand, ik koop en verkoop goede waar, en laat niet meer betalen dan een ander . Alles wat je daar zegt is goed voor onze neven, de Saccards. Zij doen het voorkomen, alsof zij niet weten, dat ik in Parijs een 167 1 woon ; maar ik ben trotscher dan zij, ik lach om hun millioenen . 1 ) Men zegt, dat Saccard handel drijft in onteigeningen, dat hij de geheele wereld besteelt . Dat verwondert mij niet, hij is er alleen om naar Parijs gegaan. Hij heeft het geld lief, om er zich in te wentelen , en het dan als een gek uit het raam te gooien . . Dat men nu zulke menschen verantwoordelijk stelt, dat begrijp ik . Ik, als je het weten wilt, heb ook geen achting voor Saccard Maar wij, wij die zoo kalm leven, die vijftien jaar noodig rekenen , om ons eenige gemakken te kunnen veroorloven , wij, die ons niet met politiek bemoeien, wier eenige zorg het is ons dochtertje goed op te voeden en fatsoenlijk door de wereld te komen ! Komaan, het is immers om te lachen , wij zijn fatsoenlijke lieden. " Zij ging op den rand van het bed zitten . Quenu was geschokt ' in zijn overtuiging. „ Begrijp mij goed, " hernam zij op gevoeligen toon. „ Je zoudt toch niet willen, dat men je winkel kwam leegplun deren , je kelder ledigen, je geld stelen ? Wanneer die mannen bij mijnheer Lebigre hun zin kregen, denk je , dat je dan den vol genden dag zoo lekker warm in je bed zoudt liggen ? en wanneer je naar beneden gaande in je keuken kwam, denk je, dat je zoo rustig je galantines zoudt klaar maken, zooals je straks zult doen ? Neen, niet waar ?... Waarom, spreek je dan van het gouvernement omver gooien, dat je beschermt en je in staat stelt een spaarpotje te maken ? Je hebt een vrouw, je hebt een kind, daar behoor je voor alles aan te denken. Je zoudt slecht zijn, als je ons geluk op het spel zette. Alleen men schen, die niets bezitten en dus niets te verliezen hebben, ver langen geweld. Je wilt toch het kind van de rekening niet worden ! Blijf dus thuis, domoor, slaap lekker, eet goed, verdien geld, houd je buiten die dingen, zeg tot je zelf, als het keizerrijk leelijke dingen doet, laat Frankrijk dat zelf weer in orde maken . Frankrijk kan het best buiten jou stellen .“ Zij lachte haar mooien lach . Quenu was overtuigd . Zij had eigenlijk gelijk , en wat was zij mooi, zooals zij daar op den rand van het bed zat , zoo vroeg al gekapt en gekleed, met haar helder wit linnen. 1 ) Zie , Jacht op Fortuin en Hartstocht en geld. 168 1 Terwijl hij naar Lisa luisterde, keek hij naar hun portretten aan beide zijden van den schoorsteen ; zeker, zij waren fat soenlijke lieden , zij zagen er hoogst fatsoenlijk en deftig uit, in de vergulde lijsten. De kamer zag er ook uit als een kamer van deftige menschen, de kanten doekjes op de stoelen gaven zoo iets fatsoenlijks ; de kleeden , de gordijnen, de por. seleinen vazen, dat alles waren bewijzen van hun ijver en hun goeden smaak. Toen kroop hij nog dieper onder het donzen dekbed, waaronder het langzaam zoo warm werd als in een dampbad . Het scheen hem, alsof hij op het punt geweest was , dat alles bij mijnheer Lebigre te verliezen , zijn ruim bed, zijn zoo net ingerichte kamer, zijn spekslagerij, waaraan hij nu met liefde en gewetenswroeging dacht. En van Lisa, van de meu belen , van al die liefelijke dingen , die hem omringden, steeg een welvaart, dat hem in een soort van prettige verdooving bracht. Domme jongen ," zeide zijn vrouw, toen zij zag, dat hij overwonnen was, „ je waart een mooien weg opgegaan. Maar zie je, Pauline en ik waren er nog om je te beschermen Bemoei je nu niet meer met de regeering, he ? Alle regeeringen zijn eigenlijk hetzelfde. Men steunt deze , men zou een andere steunen , dat moet nu eenmaal. Het komt er maar op aan , om als men oud is van zijn renten te kunnen leven, met de zeker heid , het is eerlijk verdiend." Quenu knikte bevestigend. Hij wilde een rechtvaardiging ten beste geven . Het is de schuld van Gavard ... “ mompelde hij : Maar zij werd weer ernstig en viel hem driftig in de rede. „ Neen , het is niet Gavard Ik weet wiens schuld het is . Dien ik bedoel, deed beter met aan zijn eigen veiligheid te denken , voor dat hij anderen in opspraak brengt." , Bedoel je Florent ? " vroeg Quenu bedeesd. Zij antwoordde niet dadelijk ; stond op, liep naar de secretaire, als had zij moeite om zich te bedwingen en zeide toen met een bijtende stem : „ Ja , l'lorent . . . Je weet hoe geduldig ik ben . Ik zou mij voor niets ter wereld tusschen jou en je broeder willen stellen , Familiebanden zijn heilig. Maar de maat is vol. Sedert je broeder hier is, gaat alles van kwaad tot erger. . . . Boven dien, neen, ... ik zal niets zeggen, dat is beter." > . 72 169 » > 9 Er ontstond een nieuwe stilte . En daar haar man verlegen naar het plafond keek, hernam zij heftiger nog : Het is onbegrijpelijk, hij schijnt zelfs niet te begrijpen, wat wij voor hem doen. Wij behelpen ons, wij gaven hem de kamer van Augustine en het arme meisje slaapt zonder zich te be klagen in een kamertje, waar geen frissche lucht binnen komt. Wij geven hem te eten, wij hebben allerlei attenties voor hem ... Goed ! Hij neemt dat alles aan als de natuurlijkste zaak ter wereld. Hij verdient geld en men weet niet waar het blijft, of liever men weet het maar al te goed .” Maar de erfenis is er nog ," waagde Quenu te zeggen , die zijn broeder niet kon hooren beschuldigen . Lisa bleef rechtop als versuft staan . Haar drift bedaarde. „ Je hebt gelijk, de erfenis . . . , Daar is de afrekening in dat laadje. Hij wilde haar niet aanvaarden, je waart er bij, je her innert je, nietwaar ? Dat is bewijs genoeg, dat hij een hersen looze, bandelooze jongen is . Als hij het minste begrip gehad had, zou hij al iets begonnen zijn met dat geld . . . Ik wilde , dat wij er af waren .... Ik heb er hem al tweemaal over gesproken, maar hij weigert mij aan te hooren. Jij moest hem zien over te halen het te nemen ... Spreek er eens met hem over, ja ? " Quenu antwoordde door een gebrom, Lisa drong niet verder aan, zij vond, dat zij nu blijk genoeg had gegeven van haar eerlijkheid. „ Neen, hij is geen man, zooals anderen , “ begon zij weer. Hij is niet te vertrouwen ! Ik zeg, dat nu wij er toch over spreken... , Ik bemoei mij niet met zijn gedrag, dat al reden tot babbelarij te over geeft in de buurt. Laat hem eten , slapen, laat hij ons hinderen, ik zal het verdragen, maar, laat hij ons met zijn politiek van het lijf blijven. Als hij je het hoofd nog eens warm maakt, ons ook maar eenigszins compromitteert, dat zeg ik je vooruit, dan zal ik mij eenvoudig van hem ont lasten ... Ik waarschuw je, begrepen . " Florent was veroordeeld . Zij bedwong zich met de grootste inspanning, om den haat, dien zij in haar hart droeg, niet in woorden van haar lippen te laten stroomen. Hij kwetste haar in al haar natuurlijke neigingen , maakte haar bevreesd, hin derde haar, maakte haar werkelijk ongelukkig. Zij mompelde nog : 170 Een man, die de schandelijkste avonturen gehad heeft, die zich geen te huis heeft weten te scheppen . Ik begrijp, dat hij naar geweerschoten verlangt ... Laat hij ze maar op gaan van gen, als hij wil, maar laat hij fatsoenlijke menschen met rust laten .... Dan ook, hij walgt mij, ziedaar ! Hij ruikt naar visch . Ik heb moeite om te eten , als hij naast mij aan tafel zit . Hij zal er geen hapje minder om eten ; en als hij er nog maar profijt van had ! Hij kan niet eens dikker worden , die ongelukkige, omdat de ondeugd hem verteerd " Zij was voor het raam gaan staan en zag Florent, die juist de rue Rambuteau overstak, om naar de vischmarkt te gaan. De toevoer van zeevisch was dien dag buitengewoon groot. Lisa volgde de puntige schouders van haar zwager met de oogen, terwijl hij daar met gebogen rug en het gevoel van wal ging, dat de sterke lucht bij hem opwekte, de Hallen binnen ging en de blik waarmede zij hem nazag, was die van een strijdvaardige vrouw , die besloten is te overwinnen . Toen zij zich omkeerde, stond Quenu op . Hij stond daar, in zijn hemd, de voeten op het zachte wollen kleedje, nog warm van het heerlijke dekbed, hij was bleek, bedroefd over de ver keerde verstandhouding tusschen zijn broeder en zijn vrouw. Maar Lisa gaf een van haar mooie glimlachjes ten beste ; zij trof hem in zijn gevoeligste zijde, toen zij hem zijn sokken aangaf. HOOFDSTUK IV. Marjolin was gevonden op den , Marché des Innocents, ” tus schen een stapel kool, hij lag onder een groote witte kool, waarvan een der omgeslagen bladeren zijn rozerood, slapend gezichtje bedekte. Men kwam nooit te weten wie de ongeluk kige was, die hem daar gelegd had. Hij was al een aardig kereltje van twee of drie jaar, erg dik, erg ingenomen met zijn bestaan , maar zoo achterlijk , dat hij niets kon dan wat onver staanbaars brabbelen en glimlachen. Toen een groenvrouw hem onder de groote witte kool ontdekte , liet hij zich zulk een luiden kreet van verbazing ontsnappen, dat een buurvrouw rer schrikt toesnelde ; en hij, met een jurkje aan en in een stuk deken gewikkeld , stak zijn handjes aan de vrouwen toe. Hij kon niet zeggen, wie zijn moeder was. Hij zette een paar ver wonderde oogen op, toen hij zich tegen de schouder van een dikke tante drukte, die hem in haar armen had genomen. Tot den avond toe bracht hij de geheele markt in oproer. Hij was volkomen op zijn gemak, at boterhammen en lachte tegen al de vrouwen. De dikke tante hield hem bij zich ; daarna ging hij bij een buurvrouw ; een maand later, sliep hij bij een derde. Als men hem vroeg:: , Waar is je moeder ?” maakte hij een allerliefst gebaar ; zijn handje wees alle koopvrouwen te gelijk Hij werd het kind van de Hallen, hing altijd aan de rokken van de eene of andere, vond altijd een plekje in een bed, at zoowat overal, werd bij de gratie Gods aangekleed en had zelfs nog sous in zijn gescheurde zakjes. Een mooi rossig meisje, dat geneeskrachtige kruiden verkocht, had hem Marjolin gedoopt, zonder dat men wist waarom. aan. 172 ܪ Maar op Marjolin zou vier jaar worden, toen moeder Chantemesse op haar beurt een klein meisje vond, op het trottoir van de rue Saint-Denis, op den hoek van de markt. De vondelinge kon ongeveer twee jaar oud zijn , maar zij babbelde als een ekster, de woorden met haar kindermondje radbrakende op zulk een aardige manier, dat moeder Chantemesse meende te begrijpen, dat zij Cadine heette en dat haar moeder haar den vorigen avond voor een deur had neergezet, zeggende, dat zij op haar moest wachten . Het kind had daar geslapen ; het schreide niet, het vertelde , dat men haar sloeg. Toen volgde zij moeder Chantemesse, heel vergenoegd, verrukt over die groote plaats waar zooveel menschen en zooveel groenten waren. Moeder Chantemesse, die in het klein verkocht, was een brave vrouw maar erg lastig en ongeveer zestig jaar oud ; zij was dol op kinderen , zelf had zij drie kleine jongens verloren. „ Nu, “ dacht ze , die kleine babbelkous schijnt te bij de hand om te sterven “ en zij nam Cadine tot zich op een avond, toen moeder Chantemesse wegging, Cadine aan haar rechterhand houdende, nam Marjolin zonder complimenten haar linker. Hei wat ! jongentje , " zeide de oude, stilstaande, de plaats is bezet. .. Ben je dan niei meer bij de groote Thérèse. Je bent een echte zwerver, hoor ?” Hij keek haar met een lachje aan , zonder haar los te laten . Zij kon niet knorrig blijven tegen zoo'n lief krulkopje en mom pelde : „ Kom, går maar mee, klein ding . Ik zal jelui samen in bed stoppen." Zij kwam in de rue au Lard, waar zij woonde met aan iedere hand kind. Marjolin bleef bij moeder Chan temesse. Wanneer de kinderen wat te veel leven maakte , deelde zij klappen uit, blij, dat zij gelegenheid had om te schreeuwen , zich boos te maken, ze te wasschen en onder de dekens te stoppen. Zij had een bedje voor hen gemaakt in een ouden groentewagen, zonder wielen en boomen . Het was een groote, wat harde wieg, nog doortrokken van den geur van groenten, die zij er langen tijd onder natte doeken in bewaard had. Cadine en Marjolin sliepen daar, toen zij vier jaar oud waren in elkanders armen. een 173 Zij groeiden samen op, men zag hen altijd bij elkaar . Des nachts hoorde Moeder Chantemesse hen zachtjes keuvelen . Het heldere stemmetje van Cadine vertelde tot in het oneindige, terwijl Marjolin luisterde en met wat doffe stem teekenen van verwondering liet hooren. Zij was erg ondeugend, verzon ver telseltjes om hem bang te maken, zeide tot hem , dat zij op een nacht een man gezien had, die geheel in het wit gekleed , aan het voeteneind stond en zijn tong uitstak . Het angstzweet brak Marjolin uit, terwijl hij bijzonderheden vroeg en zij lachte hem uit en noemde hem , domkop.” Soms waren zij stout, zij schopten elkander onder de dekens, Cadine trok haar beenen op en stikte bijna van het lachen , als Marjolin haar niet rakende, uit alle macht tegen het schot van de wagen schopte . Dan moest moeder Chantemesse opstaan om de dekens weer in orde te maken, waarna zij ze beiden met een klap weer op het kussen lag. Het bed was langen tijd een speelplaats voor hen, zij namen er al hun speelgoed in mee, aten er gestolen wortelen en koollen en iedere morgen verbaasde hun pleegmoeder zich opnieuw over de zonderlinge voorwerpen , die zij er in vond, steenen , bladeren , klokhuizen van appelen, poppen van oude vodden gemaakt. Als het erg koud was, liet zij ze daar slapen , de zwarte lokken van Cadine vermengden zich met de blonde krullen van Marjolin, de mondjes lagen er zoo dicht bij elkaar, dat zij elkander met hun adem schenen te verwarmen. Die kamer in de rue du Lard was een armoedige, vervallen dak kamer, die door een enkel, door regen verduisterd raam verlicht werd . De kinderen speelden er verstoppertje in de groote notenhouten kast en onder het kolossale bed van moeder Chan temesse. Er stonden bovendien twee of drie tafels, waaronder zij op handen en voeten rondkropen. Het was er prettig, omdat het er niet helder was en er groenten in de donkere hoekjes slingerden, de rue du Lard zelt was ook prettig, smal, niet druk, met haar boogvormigen uitgang in de rne de la Lin gerie. De deur van het huis was juist naast die boogvormige opening , een lage deur, die maar half open ging voor de vuile treden van een wenteltrap. Dat huis zelf was een groot stuk speelgoed, met zijn afdak, en de groenachtig looden gooten langs iedere verdieping. Cadine en Marjolin brachten geheele ochtenden door met van beneden, steentjes in die goten te gooien ; dan 174 > en zakten die steentjes door de afvoerbuizen dat een allerverma kelijkst geluid maakte. Maar zij braken twee ruiten en zij verstopten de afvoerbuizen , zoodat het weinig scheelde of moeder Chantemesse, die al drie- en-veertig jaar in het huis woonde, werd er uit gezet. Cadine en Marjolin vielen toen op de handwagens en karren aan, die in het eenzame straatje stonden. Zij klommen op de wielen , wipten op de uiteinden , gingen op de opgestapelde manden kisten zitten . De bergplaatsen van de commissionnairs uit de rue Paterie, groote donkere ruimten, kwamen in het straatje uit iederen dag gevuld en geledigd , waren daar telkens nieuwe schuilhoekjes waarin de kinderen tusschen tusschen dede geuren van gedroogde vruchten , chinaasappelen en appelen verwijlden. Als het hun verveelde, gingen zij naar moeder Chantemesse op de markt des Innocents, zij staken vroolijk lachend de drukke straten over zonder vrees voor de rijtuigen. Zij kenden den weg, zakten met hun kleine beentjes, tot aan de knieën in den afval van groenten zonder te vallen en wanneer een vrachtrijder, met zware schoenen , dreigend de vuist tegen hen opstak omdat zij op een artisjok getrapt hadden, lachten zij hem uit. Zij waren de frissche, bekende figuurtjes in die vuile straten, men kon hen daar altijd vinden . Als het regende liepen ze deftig, onder een buitenge woon groote parapluie, vol scheuren, waaronder de een of andere straatventster twintig jaar lang haar waren beschut had ; zij plantten haar in een hoekje op de markt en noemden dat dan , hun huis.” Maar als de zon scheen , draafden zij den geheelen dag totdat zij des avonds geen voet meer konden verzetten ; zij baadden hun voetjes in de fontein, maakten sluizen door den stroom met steenen te versperren , verstopten zich onder stapels groenten en bleven in hun schuilhoekje babbelen zooals des avonds in bed . Dikwijls kon men voorbij een hoop sla of andijvie gaande hun gesmoord lachen hooren . Nam men de sla weg, dan zag men ze daar, naast elkaar op hun bed van bladeren , met verschrikte oogjes als vogeltjes, die in het kreu pelhout ontdekt worden. Cadine kon Marjolin niet meer missen en Marjolin schreide als Cadine niet bij hem was. Gebeurde het soms, dat zij van elkander gescheiden waren, dan zochten zij bij alle vrouwen in de Hallen, in kisten , onder koolen . Vooral onder de koolen waren zij graag. Marjolin zou bijna 175 7 acht jaar worden en Cadine zes, toen moeder Chantemesse hen verweet, dat zij te lui waren, zij zeide hun , dat zij haar moesten helpen in haar kleinhandel en beloofde hun een sou per dag als zij haar wilden helpen met het reinigen van de groenten. In de eerste dagen betoonden de kinderen zich vol ijver. Zij gingen ieder aan een kant van de groote mand groenten zitten , met kleine mesjes gewapend en heel oplettend bij hun werk. Moeder Chantemesse was bekend wegens haar schoon uitgelezen groenten ; zij had op haar, met een natten zwarten doek bespannen , tafeltje, aardappelen, knollen, wortelen, witte uien , vier aan vier tot pyramiden geschikt, drie als basis, een er boven op, als gereed om in de pan te leggen . Ook had zij bij elkander gebonden bosjes groenten voor groentensoep, drie wortelen , een selderiewortel, twee knollen , twee bosjes selderie ; zonder nog te spreken van frissche julienne kant en klaar, fijn gehakt op een stuk papier, koolen in vieren gesneden, tomaten en schijfjes bieten, die roode sterren vormden tusschen de frisch gewasschen groenten. Cadine ofschoon jonger was veel handiger dan Marjolin ; zij schilde de aardappelen zoo dun, dat men er den dag door kon zien ; zij bond de bosjes groenten zoo netjes bijeen, alsof het bouquetjes waren ; ten slotte kon zij stapels maken , die heel groot schenen van niet meer dan drie wortelen of drie knollen . De voorbijgangers stonden lachend stil als zij met haar schel stemnietje riep : , Juffrouw , juffrouw , kom eens hier kijken ... Voor twee sous zoo'n stapeltje ! " Zij had er slag van , haar stapeltjes werden vermaard. Moeder Chantemesse, tusschen de twee kinderen gezeten , lachte inwendig, als zij hen zoo ernstig bezig zag. Zij kregen eerlijk hun sou per dag. Maar de stapeltjes begonnen hun te vervelen. Zij werden ouder en begonnen over winstgevender zaken te denken . Marjolin bleef lang kinderachtig tot groote ergernis van Cadine , zij kon vrij op middelen peinzen om hem geld te doen ver dienen, hij kon het toch niet, ja, bij kon zelts geen boodschap doen . Zij was heel slim. Toen zij acht jaar was, liet zij zich in dienst nemen door een dier koopvrouwen, die op een der banken rondom de Hallen gaan zitten met een mand citroenen, die zij door een menigte kleine meisjes onder haar toezicht laten verkoopen ; Cadine bood de citroenen aan in haar hand, 176 Het was twee voor drie sous, zij liep de voorbijgangers na, hield haar koopwaar tot onder de neus der vrouwen en ging weer nieuwen voorraad halen, als haar hand leeg was ; zij kreeg twee sous voor ieder dozijn citroenen, dat zij verkocht en verdiende op haar goede dagen vijf of zes sous. Het volgende jaar verkocht zij mutsen tegen negen stuivers, de verdienste was grooter, zij moest listig te werk gaan , want die soort bandel in de open lucht was verboden, zij ontwaarde een politieagent tot op hon derd passen afstand, dan verdwenen de mutsen onder haar rokken en knabbelde zij met het onschuldigste gezicht op een appel. Daarna, droeg zij koekjes, beschuitjes, kersentaartjes, croquetjes, biscuits van mais, dik en geel, op platte teenen manden ; maar Marjolin snoepte haar koopwaar op. Eindelijk, toen zij elf jaar oud was, bracht zij een denkbeeld, dat haar al lang bezig hield, tot werkelijkheid. Zij bespaarde vier francs in den tijd van vier maanden, kocht een kleine draagkorf en werd straatvenster in vogelzaad. een echte handel . Zij stond vroeg op, kocht van de verkoopers in het groot haar voorraad vogelzaad en ging op weg, Marjolin vergezelde haar. Zij wilde zelfs niet, dat hij de mand droeg, volgens haar was hij alleen goed om te schreeu wen, hij riep op lijmerigen , langgerekten toon : , Vogelzaad, vogelzaad !" En zij herhaalde met haar welluidend stemmetje, op zuiveren , afgeronden toon : „ Vogelzaad, vogelzaad ! " ! Zij liepen ieder aan een zijde van de straat, Marjolin droeg in dien tijd een rood vest, dat tot op zijn knieën hing, het vest van den overleden vader Chantemesse, vroeger huurkoetsier op een fiacre; Cadine droeg een blauw en wit geruit jurkje gemaakt uit een oud jak van moeder Chantemesse. Alle kana rievogeltjes, die voor de ramen in het quartier Latin stonden, kenden hen . Als zij voorbij gingen, en beurtelings hun waar uitriepen , was er gezang in alle kooitjes. Cadine verkocht ook kers . Twee sous een bos. Twee sous een bos “ en Marjolin ging in de winkels om , de mooie kers, de gezondheidskers " aan te bieden . Daar waren echter op een goeden dag de centraal Hallen gebouwd en de kleine meid stond in verrukking stil , bij de 6 177 voor en van 2 laan de bloemen , die door het vruchtenpaviljoen liep. Daar stonden aan beide zijden uitstaltafeltjes met bloemen , als zoombedden aan beide zijden van een pad, bloeiden en ont loken daar groote bloemruikers, het was een geurige oogst, twee dikke hagen van rozen , waar de meisjes uit de buurt lachend, en een beetje bedwelmd door den sterken geur, gaarne langs wandelden , boven de natuurlijke bloemen waren kunstbloemen uitgestald , papieren bladeren waarop druppels gom, dauwdruppels vormen, grafkransen van zwarte en witte kralen , die een blauwen weerschijn gaven. Cadine haalde haar rozerood neusje op als een poes , die vleesch ruikt ; zij stond stil nam zooveel van die heerlijke geuren in zich op , als zij maar kon . Toen zij daarna haar hoofdje onder den neus Marjolin hield, beweerde deze, dat zij naar viooltjes rook , zij zeide, dat zij nu geen pomade meer noodig had, dat zij voortaan alleen de laan maar door behoefde te wandelen, daarna rustte zij niet, voor dat zij door een der koop vrouwen in dienst werd genomen . Marjolin vond nu, dat zij van top tot teen naar bloemen rook, zij leefde tusschen rozen , seringen, nagelbloemen , lelietjes. Hij streek zijn neusje langs haar rokken, bij wijze van spelletje en zeide : „ Hier ruikt het naar lelietjes" en wat hooger bij het lijfje haalde hij nog die per zijn neusje op en riep, hier ruikt het naar nagelbloemen “ en bij de mouwtjes, „ rook het naar seringen “ en in den nek, rondom de hals, op de wangen en op de lippen naar rozen . " Cadine lachte, noemde hem , domme jongen “ en riep ten laatste dat hij nu op moest houden, want dat hij haar kriebelde met de punt van zijn neus. Haar adem was als jasmijn, zij was een liefelijk levend bouquet. Nu stond de kleine meid al om vier uur op, om haar mees teres bij het inkoopen te helpen. Iederen morgen droeg zij de de armen vol bloemen , die bij een bloemkweeker in den omtrek waren gekocht , pakken mos, pakken bladeren, varens en maag depalm, om de bouquetten aan te vullen. Cadine keek vol verbazing naar de juweelen en kanten van de dochters der groote bloemkweekers te Montreuil , die soms tusschen haar rozen wandelden . Op heilige dagen, Sainte - Marie , Saint- Pierre, Saint - Joseph begon de verkoop reeds om twee uur in den morgen ; er werd ZOLA , Hallen . 12 > 178 van op de straat voor meer dan honderd- duizend francs aan afge sneden bloemen verkocht, er waren wederverkoopsters, die in een paar uur twee honderd francs verdienden . Op die dagen was er van Cadine niets te zien dan het ge krulde haar, dat boven de bossen violen , réséda en madeliefjes uitkwam , zij was verzonken, verloren in de bloemen ; den ge heelen dag bond zij bloemen op ijzerdraad, zij had in korten tijd een oorspronkelijken smaak gekregen. Haar bloemruikers behaagden niet aan iedereen, zij wekten een lach en zij deden zonderling aan door een soort van wreede natuurlijkheid. Rood was de domineerende kleur, vermengd met harde tinten , paarse, blauwe, gele, en violetkleurige bloemen, zonderling bekoorlijk. Den ochtend, waarop zij Marjolin kneep, hem plaagde totdat hij schreide, had zij woeste bouquetten, bouquetten van een toornig meisje, met sterke geuren en harde kleuren. Andere ochtenden als zij zacht gestemd was, maakte zij zilvergrijze bouquetten, heel zacht getint en liefelijk geurend. Dan weer maakte zij rozenbouquetten , bloedrood , als geopende harten in meren witte anjelieren : vaalroode lischbloemen als vlammende pluimen tusschen zachtgroen ; met gecompliceerde patronen , als smyrnasche tapijten, bloem na bloem gemaakt als op stramien, gemoireerde waaiers, fijn als kart, liefelijke onschuldjes, zware figuren, droombeeldjes om aan markiezinnen in de hand te geven, maagdelijke onhandigheden, zinnelijke meisjeslusten, de geheele fantaisie van een twaalfjarig meisje, in wie de vrouw ontwaakte. Cadine had maar voor twee zaken eerbied : voor de witte seringen , waarvan een bos van acht of tien takken , des win ters vijftien à twintig francs kost en voor de camélia's, duurder nog, die bij dozijnen in doosjes op een bed van mos en met wat ten gedekt worden aangevoerd. Zij nam ze ter hand, zooals ze edelgesteenten zou hebben aangevat, voorzichtig , nauwelijks durvende ademhalen , uit vrees ze te bederven , dan hechtte zij met oneindige voorzorgen de korte stelen op ijzerdraad. Zij sprak er vol toewijding over, zeide tot Marjolin, dat een mooie witte camélia, zonder een enkel roestvlekje, iets zeer zeldzaams was, volmaakt mooi. Toen zij er hem eens een liet bewonde ren , riep hij uit : , Ja het is mooi, maar daar onder je kin is het nog mooier, 179 een van daar, op dat plaatsje is het nog veel zachter en doorschijnender, als jou camélia ... Er zijn daar blauwe en rozeroode adertjes, die op aderen van bloemen gelijken ." Hij aaide haar en zijn neus naderbij brengende mompeldehij : Vandaag ruik je naar oranjebloesem " . Cadine had zeer slecht karakter. Zij kon zich niet schikken in den rol dienstbare en eindigde dan ook met zich voor eigen rekening te vestigen. Daar zij eerst twaalf jaar was en er nog geen denken was aan grooter handel, een verkoopplaats in de bloemengalerij, verkocht zij houquetjes viooltjes in mos gezet voor een sou , die zij in een platte mand aan een koord om haar hals droeg. Zij slenterde den gehee len dag in en om de Hallen, met haar bloemperk voor zich . Dat rondslenteren maakte haar beenen lenig, na het uren lang stil zitten op een laag stoeltje om bouquetten te maken. Nu draaide zij haar viooltjes loopend ineen, verwonderlijk los ; zij nam zes of acht bloemen , naar den tijd van het jaar, vouwde een eindje ijzerdraad in tweeën , voegde er de bloemen en een blad tusschen , rolde er een natte draad om en beet met haar scherpe tandjes de draad af. Het was alsof de bouquetjes van zelf groeiden op het bed mos in de draagmand , zoo vlug plaatste zij ze er in . Tusschen het stooten en dringen op de trottoirs , maakten haar vlugge vingers ruikertjes, zonder dat zij er naar keek, het hoofd onbeschaamd opgeheven naar winkels en voorbijgangers. Soms rustte zij een oogenblik op een stoep ; dan maakte zij een hoekje lente, een rand van bloemen naast de goten vet van vaten water. Haar bouquetten teekenden haar booze en zachte buien ; zij maakte er recht overeind staande, stekeligen, die niet ver kleurden in hun verkreukelde papieren bouquetdragers ; zij maakte er andere, rustig , liefelijk , u toelachend in hun helder witten kraag. Waar zij ging, liet zij een zachten geur achter zich . Marjolin volgde haar innig gelukkig. Zij was van hoofd tot voeten enkel bloemengeur. Wanneer hij haar omarmde, van haar rokken naar haar lijfje, van haar handen naar haar gezichtje ging, beweerde hij dat zij een viool , een groote viool was. Hij drukte zijn hoofd in haar kleeren en hernam : Herinner je je den dag nog wel, toen wij naar Romain van 7 180 om ville gingen ? Zoo ruik je nu weer, daar vooral, in je mouw.... Houd je bij je bloemen ; het is heerlijk ." Zij hield zich aan haar bloemen , het was haar laatste vak. Maar de twee kinderen werden grooter dikwijls vergat zij haar mand bloemen te spelen. De centraal- Hallen wa ren hun een voortdurende verleiding tot allerlei kwajongens streken . Door de een of andere opening tusschen het hout werk drongen zij tot in de uitstallingsplaatsen ; zij daalden in de kelders, klommen in de pilaren . Ieder hoekje der Hallen werd getuige van hun spelen en hun vechtpartijtjes, van daar hun liefde voor de groote Hallen en de liefde van de groote Hallen voor de kinderen . Zij waren gemeenzaam met dat reusachtige schip als oude vrienden , die het van den kleinsten klinknagel af hadden zien opbouwen. Zij waren niet bang voor het monster, sloegen met hun magere vuistjes op het groote lichaam , gevoelden zich daar thuis. En de Hallen schenen te glimlachen om de twee vroolijke kinderen, die het vrije lied , de drieste idylle van hun reuzenbuik uitmaakten . Cadine en Marjolin sliepen niet meer bij elkaar in de groen tekar bij moeder Chantemesse. De oude vrouw, die hun des nachts altijd hoorde keuvelen, maakte voor den jongen een bed ор den grond in orde ; maar des morgens vond zij hem met het meisje onder dezelfde deken. Toen moest Marjolin bij een buurvrouw slapen. Dat was een groot verdriet voor de kinderen . Over dag, als moeder Chantemesse uit was, · strekten zij zich op den grond uit en gingen in elkanders armen liggen , dat vonden zij allervermakelijkst. Later haalden zij leelijke stukjes uit , zij gingen in de donkere hoekjes van de kamer, verborgen zich vaker, achter de kisten met appelen en sinaasappelen in de rue du Lard . Zij waren vrij en zonder schaamte als de musschen, die in een dakgoot paren , In den kelder onder het paviljoen voor gevogelte vonden zij weer gelegenbeid om samen te slapen . zoete gewoonte, een gevoel van aangename warmte, een manier van inslapen , die zij niet konden opgeven . Er waren daar, naast de slachttafels, groote manden waar zij gemakkelijk samen ingingen. Als de avond viel, gingen zij naar beneden, en bleven daar den geheelen avond , in het warme, zachte leger, met het dons tot boven hun oogen . Ge Het was een 181 vol van woonlijk sleepten zij hun mand ver van het gaslicht zij waren alleen , in dien sterken geur van vogels, wakker gehouden door plotseling hanengekraai. En zij lachten, zij zoenden elkander een innige vriendschap, die zij elkander niet beter wisten te betoonen. Marjolin was zeer dom. Cadine, sloeg hem , maakte zich soms erg driftig tegen hem, zonder te weten waarom. Zij ontbolsterde hem door haar vermetele straat meiden-manieren. Langzamerhand werd die verblijfplaats in de manden met veeren hun een gewoonte. Het was een spel letje. De kippen en hanen naast hen waren niet onschuldiger. Later waren de groote Hallen getuige van hun liefde als zorgelooze vogeltjes. Zij leefden als jonge, gelukkige dieren, aan hun instinct toegevende, hun lusten bevredigende tusschen de opeenhooping van voedingsmiddelen, waarin zij waren opge groeid als planten . Cadine was op haar zestiende jaar, een onbedachtzaam meisje, een donker kleurig straatkind, vol be geerten en Justen. Marjolin had op achttienjarigen leeftijd het uiterlijk van een zwaarlijvig man, een zeer beperkt ver stand en een sterk ontwikkeld zinnelijk leven . Zij ging dikwijls haar bed uit om den nacht bij hem in den kelder door te brengen ; zij lachte moeder Chantemesse onbeschaamd, in haar gezicht uit en wist den volgenden dag behendig aan den bezem te ontsnappen, waarmede de oude vrouw in den blinde rond sloeg, zonder ooit de ondeugende meid te raken, die zeldzaam brutaal, lachend zeide, dat zij was opgestaan om, te zien of er horens aan de maan groeien. “ . De nachten, waarin Cadine hem alleen liet, zocht hij zijn heil op zakken , op kisten, waar hij maar een plekje vond. Ten slotte verlieten zij de Hallen bijna niet meer. Zij werden hun toevluchtsoord, hun woning, hun groote etensbak waarin zij liefden en leefden op een onmetelijk bed van vleesch , boter en groenten. Zij behielden echter een bijzondere voorliefde voor de groote manden met veeren. De veeren waren niet uitgezocht, er lagen lange, zwarte veeren van kalkoenen en ganzeveeren, wit en glad, die hun , wanneer zij zich omkeerden, in de ooren kittel den ; dan waren er nog veeren van eenden waar zij in zakten als in watten, lichte kippenveeren , goudkleurig of kakelbont, die bij iedere ademhaling omhoog vlogen , als een vlucht vliegen 182 1 Het was dansend in de zon . In den winter sliepen zij op het purper rood der faisantenveeren, op het aschgrauw van de leeuweri ken , in de gemoesd zijde achtige veeren van patrijzen, kwartels en lijsters. De veeren waren nog vochtig warm. alsof zij nog het trillen van vleugelen , de warmte van het nest tusschen hun lippen voelden , alsof zij zich op een breeden vogelenrug uitstrekten, die hen, half bezwijmd in elkanders armen, weg voerde . Des morgens zocht Marjolin Cadine die onder in de mand bedolven lag alsof het op haar gesneeuwd had. Zij stond verrast op, schudde zich af en kwam uit een wolk te voorschijn met haar loshangende haren , waarin altijd nog een veer bleef hangen. Een ander heerlijk plekje vonden zij in het paviljoen voor den engros -verkoop van boter, eieren en kaas. Iederen morgen werden daar bergen leege manden opgestapeld. Daar slopen zij achter, maakten zij zich een schuilplaats. Nadat zij zich een kamertje gemaakt hadden in den stapel, zetten zij er een mand voor, sloten zij zich op. Dan waren zij te huis en om helsden zij elkander ongestraft. Zij lachten hartelijk omdat zij slechts door een dunne teenen schutting van de woelende menigte in de Hallen gescheiden waren . Soms stikten zij bijna van het lachen , wanneer er heel dicht bij hen, menschen stilstonden, die hun nabijheid niet vermoedden ; zij maakten dan een kleine opening en gluurden er door ; in den kersentijd gooide Cadine alle oude vrouwen , die voorbij gingen met ker senpitten , dat hen des te meer vermaakte omdat de verschrikte oudjes, nooit konden raden vanwaar die pittenregen kwam. Dan weer slopen zij in de kelders rond , kenden de donkerste hoekjes, wisten door de best gesloten hekken te komen. Een hunner grootste genoegens was om tot op den onderaardschen spoorweg door te dringen, waarvan de lijnen bestemd waren om de verschillende stations te verbinden , de gedeelten van dien weg die onder de overdekte straten loopen, scheiden de kelders van ieder paviljoen ; zelfs zijn bij allekruiswegen draai borden geplaatst, gereed om dienst te doen . Cadine en Marjolin hadden in de afsluiting van zware planken, die den weg beschut, een minder zwaar stuk hout gevonden, dat zij losgerukt hadden, zoodat zij er op hun gemak konden binnengaan. Zij waren er afgezonderd van de wereld, met het voortdurend voetge > 183 trappel, boven hun hoofden, op de straat. De weg strekte zich met zijn eenzame zijwegen uit onder de met traliën bedekte kelder . opening, waardoor lichtplekken naar binnen vielen. Zij waren er als binnen een hun toebehoorend kasteel , zeker dat niemand hun hier zou kunnen storen , verrukt over het verward geluid, dat in die stilte doordrong, dat twijfelachtig licht, die onder aardsche afzondering, waarin iets huiveringwekkend geheim zinnigs was. Allerlei geuren drongen uit de naburige kelders tot hen door : de laffe geur van groenten , de sterke lucht van zeevisch , de verpestende lucht van kazen , de warme dampen van het levend gevogelte. Voortdurend ademden zij den geur van voedsel in , tusschen de zoenen, die zij in de donkere alkoof wisselden, waarin zij zich dwars over de rails neerlegden . Een andermaal, als de nachten helder waren, klommen zij langs de steile trap pen der torentjes, die op de hoeken van de paviljoens stonden, op de daken ; daar boven strekten zich velden van zink uit, wandelplaatsen , zitjes, een buitenplaats vol afwisseling waarvan zij meesters waren . Zij liepen rondom de vierkante daken van de paviljoens, volgden de lange bedekkingen der overdekte straten, klommen de afdaken op en af, maakten tochten zonder einde. Als het hen verveelde, waagden zij zich nog hooger, langs de ijzeren ladders, waarop de rokken van Cadine wapperden . als vlaggen. Dan liepen zij over de tweede verdieping van daken, met den hemel boven zich, die schitterde van sterren . Gedruisch steeg uit de Hallen omhoog als een stormwind in den nacht gehoord. Op zulk een hoogte veegde de frissche morgenlucht, de bedorven lucht van de niarkten weg. Bij het aanbreken van den dag, in een dakgoot gezeten , trekkebekten zij, als speelzieke vogeltjes onder de dakpannen. Zij zagen er frisch en blozend uit in die eerste zonnestralen . Cadine lachte vroolijk over haar luchtbad , met uitgezetten hals, als die van een duif ; Marjolin boog zich voorover om in de nog donkere straten te zien , de handen om het zink geslagen , als pooten van een woudduif. Wanneer zij dan, opgewekt door de frissche lucht, glimlachend als verliefden , die wat verkreukeld uit een korenveld komen , naar beneden gingen, zeiden zij dat zij van buiten kwamen . Op de pensmarkt maakten zij kennis met Claude Lantier. 184 Zij gingen er elken dag heen, met hun smaak voor bloedende tooneelen , de wreedheid van kinderen , die zich vermaken met naar het slachten te zien . Rondom het paviljoen waren de goten rood gekleurd ; zij staken er de punt van hun voet in, gooiden er hopen bladeren in waardoor zij verstopten en zij poelen van bloed vormden. Voorts stelden zij veel belang in de vellen die in karren werden aangevoerd en in stroomend water gewasschen ; zij keken naar het afladen van de pakken schapenpooten die men als vuile keien op den grond stapelt, de groote verstijfde tongen al die bloedige ingewanden, die daar voor hun oogen werden ontpakt. Maar vooral de groote manden waar het bloed doorzijpelt, vol schapenkoppen, met nog ge deelten van de wollige vacht op het bloedroode vleesch, voerden hun een buivering door de leden ; zij zagen in gedachten een guillotine voor zich , de koppen van eindelooze kudden afhakkende en in manden opvangende ; de manden gleden langs rails , die langs de treden van de trap geplaatst waren in de kelders en de kinderen luisterden naar het piepend geluid van die teenen wagens. Beneden rook het als in een knekelhuis, zij liepen tusschen donkere poelen, waarin nu en dan purperroode oogen schenen te schitteren ; hun schoenzoolen kleefden en klotsten in die verschrikkelijke modder. De gaspitten flikkerden als bloedkleurige oogleden, die knipten. Rondom de fonteinen, onder het bleeke licht der keldergaten , genoten zij bij het gezicht van de penskoopers, die met de boezelaars stijf van bloedvlek ken, de koppen van de schapen een voor een door midden kloofden. Uren lang bleven zij daar wachten totdat de manden leeg waren, als vastgenageld door het kraken van de beenderen, het uitrukken van de tongen, het uitnemen van de hersenen . Somtijds kwam een straatveger achter hen om den kelder te schrobben, het water stroomde door den kelder, de bezem beukte de vloerstee nen, zonder de vlekken van bloed te kunnen wegvegen. Tegen den avond, tusschen vijf en zes uur, konden Cadine en Marjo lin er zeker van zijn , dat zij Claude Lantier bij den engros verkoop van kalfslongen zouden vinden . Hij stond daar tus schen de, op het trottoirzittende, pensverkoopers, de menigte mannen in blauwe kielen en witte schorten, gedrongen, geduwd en half verdoofd door het schreeuwen van de verkoopers, maar hij voelde het zelfs niet, hij bleef in extase tegenover de 185 wanneer en 1 groote, aan ijzeren haken opgehangen longen van de openbare verkoopplaats. Dikwijls zeide hij tot Cadine en Marjolin, dat men zich niets mooier kon voorstellen . De longen waren zacht rozerood , langzaam overgaand in donkerder tinten , tot een rand donker karmijnrood ; hij noemde ze gemoireerd satijn , geen woorden vindende om die zijdeachtig, zachte tinten, die lange, fijne rijen, dat teeder weefsel weer te geven, dat als rokjes van balletdanseressen in breede plooieu afhing. Hij sprak van gaas en kanten waar de heupen van een mooie vrouw doorscheen . Wanneer een zonnestraal de longen bescheen , ze omgaf met een gordel van goud, was Claude verrukt, ge lukkiger dan hij Grieksche godinnen met goud en zilver geborduurde kleedjes van Romeinsche burcht vrouwen voor zijn oogen had zien voorbijgaan . De schilder werd de vriend van Cadine en Marjolin . Hij stelde belang in die mooie natuurkinderen ; langen tijd dacht hij na over een groot schilderij, dat hij van hen wenschte te maken, Cadine en Marjolin elkander minnende in de Hallen , tusschen de groenten, de visch, het vleesch . Hij zou ze op een bed van voedingsmiddelen geplaatst hebben, de armen om elkanders schouders geslagen, onschuldige kussen wisselend . Het zou een artistieke openbaring zijn, het positivisme van de kunst, de moderne kunst op ervaring gegrond en gematé rialiseerd, bovendien zou het een satire zijn , op de geldiali seerde kunst, een klap in het aangezicht voor de oude school. Maar twee jaren lang maakte hij schetsen zonder den waren toon te kunnen treffen. Het kostte hem ongeveer vijftien doeken en vol spijt over het mislukken van zijn pogingen, bleef hij zijn modellen met een soort van hopelooze liefde bewaken . Wanneer hij hen daar des namiddags vond rondslenteren , bleef hij dikwijls met hen in de buurt van de Hallen flaneeren, met de handen in de zakken, vol belangstelling het leven op de straat bespiedende. Ze gingen met slependen tred langs de trottoirs, welker geheele breedte zij besloegen en zogen de Parijzer geuren in, den neus in den wind, ieder hoekje zou blindelings door hen herkend zijn, eenvoudig door de min of meer zoetige geuren, die uit de wijnhuizen kwamen, de warme dampen uit de bakkers- en banketbakkerswinkels, en de laffe geuren, die uit fruitmagazijnen naar buiten drongen. Zij maakten 186 groote tochten, doorkruisten de rotonde van de korenmarkt, die groote, zware steenen kooi, in het midden vol stapels meel zakken , luisterend naar het geluid van hun voetstappen , die onder het gewelf weerklonken . Zij bezochten de naburige straatjes, die stil en somber waren geworden als een verlaten hoekje stad , de rue Babille, de rue Sauval, de rue des deux Ecus, de rue de Viarmes, wit door de nabuurschap van mo lenaars en waar om vier uur de korenbeurs in vollen gang is . Langzaam volgden zij de rue de Vauvilliers, stonden stil voor de ruiten van de gaarkeukens, toonden elkander met een knip oogje, het groote gele nummer van een huis met dichtgescho-• ven gordijnen. In het nauwe gedeelte van de rue de Prou vaires kneep Claude de oogen half dicht en zag tegenover zich , aan het einde van de overdekte straat een zijgevel van Saint-Eu stache, met zijn roosvormige sieraden en zijn boogvormige ramen , en bij wijze van uitdaging, zeide hij dat de geheele renaissance stijl zou opgaan in de centraal- Hallen . Wanneer zij verder de breede nieuwe straten doorgingen, toonde hij den kinderen het nieuwe leven , de prachtige trot toirs, de hooge huizen , de weelderige magazijnen, hij voor spelde een orgineele kunst, die hij in zich voelde en die hij het mocht kosten wat het wilde , zou openbaren . Cadine en Marjolin hielden echter meer van de kleinsteed sche rust, die in de rue des Bourdonnais heerschte, waar men kon knikkeren zonder vrees overreden te worden ; het meisje coquetteerde, wanneer zij de engrosmagazijnen van hoeden en handschoenen voorbijging, terwijl voor iedere deur, winkelbe dienden, blootshoofd en met de pen achter het oor, haar, met een gezicht, waarop verveling te lezen stond , nakeken . Zij hielden ook meer van de oude brokstukken van Parijs, de rue de la Poterie en de la Lingerie, met hun vooroverhellende huizen, hun boter- , eieren- en kaaswinkels, de rue de la Terron nerie en de rue l'Aiguillerie, die vroeger zoo aardige straten met de kleine, donkere winkels, vooral de rue Courtalon, een donker, vuil steegje, dat van het plein Saint - Opportune naar de rue Saint- Denis voert, vol vieze gangetjes, waarin zij als kleine kinderen kattekwaad hadden uitgevoerd. In de rue Saint Denis gingen hun magen te gast ; zij glimlachten bij het zien van de gedroogde appelen, de pijpen drop, de pruimen, de kandij 187 in ; maar bij de kruideniers en drogisten. Hun wandelingen liepen altijd uit op lust in lekkernijen . Die buurt was voor hen een groote, altijd gedekte tafel, een voortdurend aangericht dessert waaraan zij zich gaarne te goed zouden doen. Zij namen ter nauwernood de andere wankelende gebouwen in oogenschouw, de rue Pirouette, de Mondétour, de la Petite- Truanderie, de la Grande Truanderie, de kooplieden in gekookte groenten , de winkeltjes, de likeurverkoopers boezemden hun niet veel belang in de rue de la GrandeTruanderie, was een zeep fabriek, die een lekkeren reuk verspreidde tusschen al die kwalijk riekende geuren , waarvoor Marjolin dikwijls stilstond in afwachting dat er iemand uitging, om dan door de geopende deur de volle laag te krijgen . Zij keerden snel naar de rue Pierre- Lescot en de rue Rambuteau terug. Cadine was dol op hartige spijzen , zij stond in bewondering voor de gerookte bokking, de vaatjes ansjovis, de potten augur ken en olijven ; de reuk van den azijn deed haar watertanden ; de rolletjes stokvisch , gerookte zalm, spek en ham, bracht een puntje van haar tong, vochtig van eetlust, op haar lippen, zij zag ook gaarne de stapels blikjes met sardines, die tusschen de zakken en doozen, kolommen van metaal vormden. In de rue Montorgueil en in de rue Montmartre waren ook mooie kruidenierswinkels, restaurants, die een smakelijken geur ver spreidden , verrukkelijke uitstallingen van gevogelte en wild, winkels met ingemaakte groenten, waar groote vaten met zuur kool voor de deur stonden , gekerfd als oude kant. Maar, in de rue Coquillère, vergastten zij zich op truffelgeur. Er is daar een groot comestible- magazijn , dat tot op het trottoir zulk een geur verspreidt, dat Cadine en Marjolin , de oogen sluitende, zich verbeeldden, heerlijke dingen te proeven . Claude werd er onaangenaam door aangedaan, hij zeide, dat hij er een hol gevoel door in de maag kreeg en keerde liever door de rue Oblin naar de korenmarkt terug, de groentewinkeltjes en het gemeene aardewerk, dat op de trottoirs was uitgestald, bestu deerende, terwijl hij de twee natuurkinderen" hun wandeling in die truffelgeuren liet voortzetten . Dat waren hun groote tochten, als Cadine alleen haar bou quetjes violen ging te koop bieden, bezocht zij bij voorkeur en kele magazijnen , die haar bijzonder aantrokken. Vooral de 188 voor de 2 bakkerij van Taboureau, waarin een geheel raam uitstalling van gebak bestemd was, deelde in haar gunst ; zij ging door de rue Turbigo en keerde wel tien keer terug, om de amandelgebakjes, roomtaartjes, vladen en vruchtentaarten te zien, ook gewoon gebak, bitterkoekjes, citroen- en andere koekjes deden haar watertanden. De heldere winkel met ziju groote spiegelruiten , zijn marmer, verguldsel en sierlijke broodtrom mels, zijn uitstalling van lange, smakelijk uitziende brooden voor het andere raam, op een glazen blad geschikt, rook heerlijk, overweldigde haar, als zijn voor de verleiding bezwijkende, binnen ging om een koekje van twee sous te koopen . Nog een andere winkel wekte haar snoeplust een vurige begeerte bij haar op . Het was een specialiteit in pasteien , zij verdiepte zich in de beschouwing van gewone en fijne pasteien en dacht, , ik moet ze toch eens proeven. “ Cadine had ook haar pronkzieke dagen. In gedachte kocht zij zich dan prachtige toiletten uit de uitstallingskast van de Fabriques de France, die den hoek Saint Eustache versierde met onmetelijke stukken stoffen, die van de eerste verdieping tot op het trottoir af hingen. Zij betastte de wollen, flanellen en katoenen stoffen om zich van de deugdelijkheid te verzekeren , een beetje belemmerd door haar mand, tusschen al die vrouwen uit de Hallen, met vuile boezelaars voor, die de mooie aanstaande zondagskleeren be keken . Zij beloofde zichzelve een opzichtig flanellen, bontge streept katoenen of vuurrood zijden kleedje. Dikwijls zelfs koos zij zich tusschen de opgerolde en uitlokkend geplooide stukken achter de ruiten, een zacht zijden stofje, hemelsblauw of appel groen , dat zij met rozeroode strikken zou dragen. Des avonds ging zij de schitterende juweelen bij de bijoutiers in de rue Montmartre bekijken. Die drukke straat met haar oneindige rij rijtuigen verdoofde haar, liet haar duwen en stooten op vangen,, zonder dat zij haar plaats verliet, de oogen ge richt op al dat geschitter, onder de rij spiegellantaarns, die voor het magazijn waren opgehangen. Daar waren eerstens de zilverwerken, mat of glanzend , de horloges op een rij, de kettingen er boven gehangen, lepels en vorken over elkander gekruist, bekers, tabaksdoozen, servetringen, kammen op een etagère gelegd ; maar vooral de zilveren vingerhoeden, op 189 en porseleinen trapjes onder een stolp. Dan aan de andere zijde het goud, dat een gelen weerschijn op de spiegelruiten tooverde. franjes van lange kettingen ; kleine dameshorloges, schitterend rond als gevallen sterren ; trouwringen aan dunne roeden ge regen ; armbanden, broches, kostbare bijouteriën schitterden op het zwart fluweel der étuis ; de ringen schoten blauwe, groene, gele, violetkleurige stralen ; terwijl aan al de étagères twee of drie hoog, rijen oorbellen, kruisen , medaillons, franjes vormden, rijk als in een tabernakel. De weerschijn van al dat goud schoot stralen tot op het midden van de straat; het was Cadine alsof zij in een heiligdom , bij de schatten van den keizer stond. Zij bekeek die grove vischvrouwen - bijouteriën langen tijd las de prijzen , die aan elk voorwerp bevestigd waren . Zij koos ten slotte een paar oorbellen, lange valsche peren, aan een gouden rosetje bevestigd. Op een morgen verrastte Claude baar, toen zij in extase voor een kapperswinkel in de rue Saint- Honoré stond . Zij keek met innige begeerte naar de vlechten en krullen . Bovenaan hingen een menigte staarten, vlechten, kleine krulletjes, rollen, een vloed van zijdeachtige lokken die schitterden , zwarte haren , blonde tot zelfs sneeuwwitte haren voor de coquettes van zestig jaar. Onderaan stonden meer bescheiden tours, met zorg ge pommadeerde en gekamde chignons en engelsche frisures lagen er in kartonnen doozen en in die omlijsting, onder de franjes van haren , draaide een vrouwebuste. De vrouw droeg een écharpe van kerserood satijn , in de holte van den boezem, bijeengehouden door een koperen broche ; zij droeg een zeer hoog bruidskapsel , met twijgen van oranjebloesem doorvlochten en glimlachte met haar poppenmond , heldere oogen , te lange en te stijve wimpers, wassen wangen en wassen schouders half gekookt en bewelmd door het gaslicht. Cadine wachtte tot zij haar glimlachend gelaat weer naar haar toe keerde , als het profiel duidelijker zichtbaar werd en de mooie vrouw langzaam, van links naar rechts keerde, was het meisje verrukt. Claude was verontwaardigd . Hij schudde Cadine heen en weer en vroeg wat zij daar uitvoerde voor dien viezen rommel, dat doode, uit de Morgue gehaalde meisje .“ Hij voer uit tegen die lijkennaaktheid, die verkrachting van het mooie, nu de vrouwen zich zoo kapten . De kleine meid was er niet door over 190 tuigd , zij vond de vrouw heel mooi. Zij rukte zich los uit de handen van den schilder, krabde van ergernis haar zwarte haardosch en wees hem een zware rosachtige staart, die uit het achterdeel van een merrie moest getrokken zijn, hem beken nende, dat zij die haren zou willen hebben . Op hun groote zwerftochten rondom de Hallen , zagen Claude, Cadine en Marjolin, op den hoek van iedere straat een stuk van den ijzeren reus. Het waren hoekjes, brokjes bouwkunst, denzelfden horizon met telkens afwisselend aanzicht. Vooral in de rue Montmartre, na de kerk te zijn voorbijgegaan , keerde Claude zich om. Het gezicht op de Hallen van ter zijde ge zien , bracht hem in verrukking : een groote boog, een hooge gapende poort verleende den toegang ; dan hoopten zich de paviljoens op met hun dubbele rij daken, hun zonneschermen en stores ; men zou het voor een gezicht op huizen en paleizen van ter zijde gezien , hebben gehouden , een Babylonië van metaal, licht en fijn , overkruist met hangende terrassen, gangen in de lucht, bruggen op het ledig gegooid. Altijd keerden zij daar weer terug , bleven zij dwalend rondom die stad. Op warme namiddagen keerden zij in de Hallen terug . Boven zijn de zonneblinden gesloten , de linnen schermen zijn gezakt, onder de overdekte straten is de lucht loom , grijs, onderbroken door gele strepen , door de plekken zon op de glazenvakken van het dak. Uit de markten klinkt een zacht gemurmel van stemmen ; de stappen van de enkele voorbijgangers weerklinken op de trottoirs ; terwijl sjouwerlieden met hun medaille op de borst, op een rij op de hoeken voor de paviljoens zitten , en hun grove schoenen uittrekken om hun pijnlijke voeten te verzorgen . Het is de stilte van een kolussus in rust , waarin nu en dan hanengekraai uit de vogelenkelders omhoog stijgt. Dikwijls gingen zij dan kijken naar het opladen van de ledige manden op de vrachtwagens, die iederen middag gehaald worden om ze naar de expediteurs terug te brengen. De met letters en cijfers gemerkte manden vormden bergen voor de commissie magazijnen in de rue Berger. Mannen stapelden ze ordelijk op de wagens, maar wanneer de stapel, de hoogte bereikt had van een eerste verdieping, moest de man, die beneden stond om de stapel manden in evenwicht te houden alle krachten inspannen om ze aan zijn kameraad, die er boven op zat om ze op te 191 vangen, toe te gooien , Claude, die kracht en behendigheid be wonderde, bleef uren achtereen die vlucht van teenen massa's gadeslaan , hartelijk lachend als een al te krachtige worp de manden over den hoop, midden op den weg terecht deed komen . Ook het troittoir van de rue Rambuteau en dat van de rue du Pont- Neuf, op den hoek van het vruchten paviljoen, waar kooplui in ' t klein zich ophouden was een van zijn lievelings plekken . De groenten op met natte, zwarte doeken bespannen tafels, in de open lucht uitgestald , bekoorden hem. Hij sloeg de laan in, nieuwsgierig de verschillende hoofden der koop vrouwen bekijkende ; de jonge vrouwen , met de haren door een netje bijeengebonden al verbrand door hun ruw bestaan ; de ouden, gebogen, met roode gerimpelde gezichten, onder haar gelen hoofddoek. Cadine en Marjolin wilden niet meegaan , daar zij in de verte moeder Chantemesse zagen , die dreigend de vuist ophief, omdat zij samen rondslenterden, hij voegde zich op het andere trottoir weer bij hen . Daar vond hij een prachtig onderwerp voor een schilderij ; de koopvrouwen onder haar groote, verkleurde, roode, blauwe, paarse parasols aan stokken gebonden, groepeerden zich op de markt in den gloed van de ondergaande zon , die op de wortelen en knollen verbleekte. Een koopvrouw, een honderdjarige oude sloof, beschutte drie kroppen sla onder een roode, zijden, gescheurde parasol. Cadine en Marjolin hadden intusschen ook kennis gemaakt met Léon, de leerjongen van Quenu , toen hij op een dag, in de buurt pasteitjes bezorgde. Zij zagen, hoe hij in een donker hoekje van de rue de Montédour het deksel van de pan oplichtte en smakelijk een pasteitje oppeuzelde . Zij lachten elkander toe . Die jongen scheen hun lang niet dom . Cadine besloot een van haar vurigste wenschen te bevredigen, toen zij den jongen weer eens ontmoette met zijn pan, was zij heel vriendelijk en lachend liet zij zich een pasteitje aanbieden , maar het viel haar tegen, zij dacht, dat het lekkerder was. Zij vond den jongen echter grappig, zoo in het wit, als een meisje, dat ter communie gaat, en met zijn listig, gulzig uiterlijk, dus inviteerde zij hem op een smulpartij, die zij wilde geven tusschen de manden van de openbare verkoopplaats van boter. Zij verborgen zich met hun drieën, zij, Marjolin en Léon tusschen de vier muren van manden . De tafel werd aangericht op een breede, platte mand. ។ 192 Er waren peren, noten, kaas, garnalen, gebakken aardappelen en radijs. De kaas was een geschenk van een fruitvrouw uit de straat de la Cossonnerie. Een braadkok uit de rue de la Grande- Truande rie had op krediet de twee sous gebakken aardappelen geleverd . De rest was gestolen waar van de Hallen . Het was een waar feestmaal. Léon wilde niet onderdoen voor zijn nieuwe vrienden en beantwoordde het maal, met een souper, dat hij om één uur in den nacht in zijn kamer wilde geven . Hij diende koude bloedworst, saucijsjes, een stukje gezouten vleesch , augurken en ganzenvet. De spekslagerij Quenu- Gradelle had alles geleverd . Er kwam geen einde aan de wederzijdsche uitnoodigingen, fijne soupers volgden op de meest uitgezochtste dejeuners. Drie keer in de week waren er intieme feesten tusschen de manden en op dat zolderkamertje, waar Florent in slapelooze nachten , het gesmoord geluid van kauwen en gichelen hoorde, totdat de dag aanbrak. De liefdebetrekkingen tusschen Cadine en Marjolin werden nog grooter ; zij waren volmaakt gelukkig. Hij speelde voor den galant, die haar in een „ cabinet particulier “ voerde, als hij haar gebraden appelen of celleriewortels liet eten in een donker hoekje van den kelder. Eens stal hij een groote bokking, die zij smakelijk oppeuzelden in een dakgoot van de vischmarkt. Er was geen afgezonderd plekje in de Hallen , waarin zij hun in liefde gedeelde smulpartijtjes, niet verborgen . De open winkels in de buurt, vol vruchten , koek en allerlei lekkernijen, was niet langer een gesloten paradijs voor hen, waarnaar zij vol smachtend verlangen keken , nu strekten zij de handen uit langs de uitstallingen om een pruim, een handvol kersen , een stuk gebakken visch te stelen. Ook in de Hallen deden zij hun voorraad op, zij zochten in de gangen der markten om alles op te rapen wat viel , dikwijls de manden met koop waren, moedwillig omgooiende. Ondanks die strooptochten , werd de rekening bij den kok in de rue de la Grande- Truanderie zeer hoog. De man, die zijn winkeltje hield onder een afdak dat tegen een oud vervallen huis steunde, verkocht gekookte mosselen, die in een sausje in groote slabakken zwommen ; ge bakken scholletjes geel en hard op wat al te vette schotels, stukjes gebraden ossenpens, gebakken bokking, zwart, ver schroeid , zoo hard als hout. Cadine was sommige weken , tot 193 twintig sous schuldig ; die schuld bezwaarde haar vreeselijk , zij moest een onberekenbaar aantal bouquetjes verkoopen voor dat zij die som bij elkaar had, want op Marjolin viel in het geheel niet te rekenen. Bovendien , zij was toch verplicht de beleefd heden van Léon te vergelden , zij voelde zich zelfs een beetje beschaamd, omdat zij nooit een schoteltje vleesch kon aanbieden . Hij stal , ten slotte geheele hammen en uit gewoonte verstopte hij alles onder zijn hemd . Als hij des avonds boven kwam, haalde hij van zijn borst, einden worst, sneedjes ganzenpastei, pakjes zwoord . Brood was er niet en er werd niet gedronken . Op een nacht zag Marjolin, dat Léon Cadine zoende, hij moest er om lachen, hij was niet jaloersch en beschouwde Cadine als een oude, goede vriendin , anders zou hij den jongen zeker half dood geslagen hebben. Claude woonde die gastmalen niet bij. Eens had hij de bloemenverkoopster een biet zien stelen , hij had haar bij de ooren getrokken en voor een slecht kind uitgemaakt ; dat man keerde er nog aan , zooals hij zeide . En ondanks zichzelven, gevoelde hij een soort van bewondering voor die zinnelijke, diefachtige en gulzige schepsels, die genoten van alles wat hun voor de hand kwam, het overschot opraapten van de reus achtige tafel. Marjolin was door Gavard in dienst genomen , blij omdat hij niets te doen had, dan naar de eindelooze praatjes van den patroon te luisteren . Cadine bleef haar bouquetjes verkoopen , gewoon aan de knorrige buien van moeder Chante messe. Zonder schaamte, onbewust van het kwaad, gaven zij toe aan al hun lusten. Zij waren de echte kinderen van dien vetten grond in en om de Hallen, die zelfs bij mooi weer modderig en kwalijkriekend is . Intusschen ontwaakten in Cadine's gemoed, terwijl zij op de trottoirs haar viooltjes schikte, onrustige droomerijen en ook Marjolin gevoelde een zekere onrust waaraan hij geen verklaring wist te geven. Hij liet het meisje soms plotseling alleen , liep weg gedurende een wandeling, of ontbrak op een smulpartij, om juffrouw Quenu door het raam van haar winkel te gaan be wonderen. Zij was zoo mooi, zoo dik, zoo rond, dat het een lust was haar te zien. Wanneer hij tegenover haar stond, voelde hij een voldoening, alsof hij iets lekkers gegeten of gedronken had en als hij weg was, nam hij een honger en een dorst mee om ZOLA, Hallen. 13 194 1 2 haar weer te zien. Dat duurde al maanden lang . Eerst had hij met denzeltden eerbied naar haar winkel gekeken, als waarmede hij naar de comestible- en vischwinkels keek. Maar toen de groote roofpartijen begonnen , kreeg hij, haar ziende lust, om zijn handen naar haar forsche buste, haar dikke armen uit te steken , zooals hij ze naar de olijven en gebraden appelen uitstak . Sedert eenigen tijd zag Marjolin de mooie Lisa iederen morgen . Zij ging Gavards winkel voorbij, stond een oogenblik stil om met den poelier te praten . Zij deed, zoo beweerde zij, zelf haar inkoopen, om niet bedrogen te worden . De waarheid echter was, dat zij Gavards vertrouwelijke mededeelingen uit lokte ; in de spekslagerij durfde hij zich niet zoo te uiten , maar in zijn winkel redeneerde hij, daar vertelde hij alles wat men wilde weten. Zij had zich voorgenomen om van hem te hooren wat er eigenlijk bij mijnheer Lebigre verhandeld werd ; want juffrouw Saget, haar geheime politie, vertrouwde zij maar half. Zoo hoorde zij, door Gavards babbelzucht, dingen , die haar den schrik op het lijf joegen . Twee dagen na het onderhoud, dat zij met Quenu gehad had, kwam zij doodsbleek van de markt terug. Zij gaf haar man een teeken haar in de eetzaal te volgen en na daar de deuren gesloten te hebben, riep zij : „ Je broer zal ons nog op het schavot brengen. Waarom heb je voor mij verborgen gehouden, wat je wist ? ” Quenu bezwoer, dat hij niets wist. Hij deed er een eed op geen voet meer bij Lebigre te hebben gezet en er ook nooit meer te zullen komen. Zij haalde de schouders op en hervatte : ,, Dat is je ook te raden , als je er tenminste je hachje niet bij in wilt schieten Florent voert iets in zijn schild, ik voel het. Ik heb genoeg gehoord , om te begrijpen waar hij heen wil ... Hij zal weer naar de galeien terugkeeren, geloof mij . " Toen vervolgde zij op wat kalmer toon : „ O ! die ongelukkige ! Hij had hier een leventje als een pater, hij kon weer een fatsoenlijk man worden , hij had niets dan goede voorbeelden om zich heen. Maar het zit hem in het bloed , hij zal zich met zijn politiek in het verderf storten...... Het moet uit zijn , hoor je, Quenu ? Ik had je gewaarschuwd. " Zij legde klem op die laatste woorden. Quenu boog het hoofd, hij wachtte zijn vonnis af. . 195 > 5 6 „ Eerstens, “ zeide zij ,, „zal hij hier niet meer eten . Het is al mooi, dat hij hier slaapt. Hij verdient geld, laat hij voor zijn eigen kost zorgen. “ Hij wilde iets in bet midden brengen , maar zij legde hem liet zwijgen op, er met nadruk bijvoegende : „ Je kunt kiezen tusschen mij en hem. Ik bezweer je, als hij langer hier blijft, zal ik met mijn dochter weggaan . Wil ik je de volle waarheid eens zeggen , hij is een man, die tot alles in staat is en die onzen huiselijken vrede is komen verstoren. Maar ik zal er een eind aan maken , dat verzeker ik je ... Je hebt het gehoord : hij of ik Zij liet haar man verslagen achter en ging naar den winkel. waar zij met haar innemend lachje een half pond ganzepastei afleverde. Gedurende een gesprek over politiek, dat zij be hendig had uitgelokt, had Gavard zich opgewonden en gezegd, dat zij eens zien zou , dat het geheele bestuur omver gegooid zou worden en dat er maar twee flinke mannen noodig waren zooals hij en haar zwager, om het vuurtje te doen losbranden . Dat was het wat Florent in zijn schild voerde en waarop zij doelde, een samenzwering waarop de poelier onophoudelijk zin speelde, daarbij grijnslachende op een manier, die veel te den ken gaf. Zij zag reeds een aantal politieagenten , die de spek slagerij bestormden, haar, Quenu en Pauline knevelden en in een kerker gooiden . Des avonds aan tafel was zij zeer norsch, zij bediende Florent niet en zeide twee, driemaal : Het is zonderling, zooveel brood als wij in den laatsten tijd noodig hebben . " Florent begreep eindelijk. Hij voelde , dat hij behandeld werd als een bloedverwant, die te veel js . Lisa liet hem in den laatsten tijd de oude broeken en jassen van Quenu afdra gen ; en daar hij zoo mager was als zijn broeder dik, stonden die half versleten kleeren hem allerzonderlingst. Zij gaf hem ook zijn oud linnengoed, verstelde zakdoeken, oude handdoeken , lakens goed om stoflappen van te maken, versleten hemden , uitgezet door den buik van zijn broeder en zoo kort, dat zij hem tot vesten hadden kunnen dienen . Bovendien was de welwil lende vriendelijkheid waarmede men hem in den eersten tijd omringde, verdwenen . In navolging van Lisa behandelde het 196 geheele gezin hem met minachting ; Auguste en Augustine zagen hem over het hoofd, terwijl de kleine Pauline, kinderlijk wreede aanmerkingen maakte op zijn gevlekte kleederen en de gaten in zijn linnengoed. Vooral aan tafel gevoelde hij zich weinig op zijn gemak. Hij durfde niet meer te eten , onder de uitdagende blikken van moeder en kind, als hij zich van een sneedje brood bediende. Quenu zat schijnbaar in zijn bord verdiept, om niet te zien wat er rondom hem gebeurde. Hij wilde gaarne een eind maken aan den pijnlijken toe-. stand, maar wist niet hoe hij het aan zou leggen ; meer dan een week peinsde hij over geschikte woorden om hun te zeggen, dat hij voortaan zijn maaltijden buitenshuis zou houden. In zijn zachtmoedig hart leefde nog de illusie , dat hij zijn broeder en schoonzuster zou krenken, wanneer hij niet meer bij hen at en dat wilde hij niet. Het had meer dan twee maanden geduurd, voordat hij zich rekenschap durfde geven van Lisa's vijandige houding en nu nog vreesde hij somtijds, dat hij zich bedroog, zij was toch zoo goed voor hem. Zijn belangeloos. heid was zoo groot, dat hij zelfs het noodzakelijke niet ver langde ; het hield op een deugd te zijn , het was een totale onverschilligheid, een volkomen wegcijferen van zijn eigen per soon. Nooit, zelfs niet toen hij gevoelde, dat men zich van hem wenschte te ontslaan, dacht hij aan de erfenis van oom Gradelle, aan de afrekening, die zijn schoonzuster hem had willen geven . Hij had dan ook vooruit zijn berekeningen ge maakt : met het geld, dat hem na aftrek van hetgeen juffrouw Verlaque van zijn salaris ontving, overbleef, gevoegd bij de dertig francs, die hij verdiende met een les hem door de mooie Normande bezorgd, berekende hij achttien sous voor zijn ontbijt. en twee- en- twintig sous voor zijn middagmaal te kunnen be steden. Dat was zeer voldoende. Op een morgen waagde hij het te zeggen, dat het hem onmogelijk was, op etenstijd thuis te zijn, de nieuwe les diende hem tot voorwendsel. Hij bloosde over die leugen en voegde er verontschuldigend bij: „ Gij moet het mij niet kwalijk nemen, het kind is alleen op die uren vrij ... Het maakt voor mij niets uit, ik zal elders wat gebruiken en ' s avonds thuis komen. " De mooie Lisa sprak geen woord en dat maakte Florent nog 9 > 197 meer verlegen. Zij had hem niet willen wegzenden, om schijn baar het recht op haar zijde te hebben, zij zou wachten, totdat hij het moede werd. Hij ging dus, wat een verlossing, nu zou zij hem door geen vriendsehapsbetuigingen terug houden . Maar Quenu zeide, eenigszins bewogen : „ Geneer je niet, eet gerust elders, als je dat gemakkelijker is ... Je weet wel, dat wij je graag willen houden ! Kom nu en dan Zondags bij ous eten . " Florent haastte zich om weg te komen. Hij was diep bedroefd . Toen hij weg was, had Lisa den moed niet om er haar man een verwijt van te maken, dat hij hem voor de Zondagen uit noodigde. Zij had overwonnen, nu ademde zij weer vrij in de licht eikenhouten eetzaal en de lust bekroop haar om wat suiker te branden, ten einde dien afschuwelijken geur van den ver dorven magere te verjagen. Zij bleef echter een oog in het zeil houden, een week later werd zij zelfs ongerust. Florent zag zij slechts zelden, wanneer hij des avonds naar zijn ka mertje was gegaan, stelde zij zich allerlei schrikbeeldea voor , misschien fabriceerde hij een helsche machine op Augustines kamer, of bracht hij een afgesproken teeken over, om in de buurt barricades op te werpen. Gavard zag er somber, pein zend uit; hij sprak bijna niet en liet dagen achtereen de zorg voor zijn winkel aan Marjolin over. Lisa besloot zich op de hoogte te stellen . Zij wist, dat Florent een vrijen dag had en dat hij dien met Claude Lantier bij juffrouw François in Nan terre ging doorbrengen . Daar hij ' s morgens al heel vroeg weg moest om des avonds terug te keeren , besloot zij Gavard ten eten te vragen ; dan zou zij hem wel aan het praten krijgen. Maar de poelier was den geheelen morgen niet te vinden. Des middags begaf zij zich nogmaals naar de Hallen . Marjolin was alleen in den winkel. Hij lag er uren lang van zijn lange slentertochten uit te slapen. Gewoonlijk ging hij zitten , met een anderen stoel voor zich waarop hij zijn beenen uitstrekte, het hoofd achterover geleund tegen het kleine buffetje, dat achter in den winkel stond. Des winters vond hij een heerlijke schuilplaats achter het uitgestalde wild, de reeën met de kop pen omlaag, de voorpooten gebroken en op den nek gebonden, de slingers leeuweriken als guirlandes van wild door den winkel 198 aan gehangen ; de groote hazen , de gevlekte patrijzen, het brons grijze waterwild, de Russische hoenders, die in een mengsel van haverstroo en turfmolm vervoerd worden en de faisanten met hun groen zijdeachtige halzen, hun geëmailleerd gouden mantels, hun staarten slepend als feestgewaden . Al die veeren deden hem aan Cadine denken , aan de in de manden met veeren doorgebrachte nachten, beneden in den kelder. Dien dag vond de mooie Lisa Marjolin te midden van het ge vogelte. Het was een warme middag ; zij moest hukken om hem achter in den winkel, half verscholen onder al dat rauwe vleesch , te ontdekken. Bovenaan hingen vette ganzen, met den nek aan ijzeren duimen vast gehaakt, de halzen lang en stijf, de vleezige buiken , roodachtig onder het fijne dons als naakt vleesch uitpuilend tusschen de sneeuwwitte vleugels en staart. Ook hingen er een ijzeren staaf konijnen met grijsachtige huid, gevlekt door de witte haren van het staartje als een bouquetje omhoog staande, en waarvan de koppen , met de scherpe tanden en troebele oogen, grijnsden als doodskoppen. Op de toonbank stelden geplukte kippen haar vleezige borsten ten toon ; duiven op platte manden, met de zachte blanke huid ; eenden met wat ruwer vel lieten de palmen van haar pooten zien ; drie prachtige kalkoenen , blauwachtig gespikkeld als een pas geschoren kin, lagen op den rug, in den waaier van hun wijd uitgespreide vleugels. Daarnaast , op een bord, lag het eetbare afval van gevogelte, de lever, de maag, de hals, de pooten ; terwijl op een ovalen schotel een gevild en schoon gemaakt konijn lag, een straal bloed was langs den rug tot de staart geloopen , vanwaar het, druppel voor druppel het wit porselein rood gevlekt had. Marjolin had zelfs de ontleed plank niet schoon gemaakt, waarnaast nog de pooten van het konijn slingerden. Rondom hem op de drie rijen planken, lagen nog andere stapels gevogelte, vogels in papieren omhul sels als bouquetten , reeksen bouten en borsten, ten halve gezien . Zijn groot lichaam , zijn wangen, zijn handen , zijn forsche, rossig donzige hals, kwam fijn als het vleesch van de prachtige kalkoenen en rond als de buiken van de vette ganzen tusschen al dat voedsel te voorschijn . Toen hij de mooie Lisa zag, vloog hij blozend overeind, verschrikt, dat zij hem daar zoo lui zag liggen. Hij was altijd 1 199 6 zeer verlegen en beschroomd tegenover haar. Toen zij hem vroeg of mijnheer Gavard thuis was, stotterde hij: „ Neen, ik weet niet ; zooeven was hij hier, maar hij is weer weggegaan... " Zij keek hem glimlachend aan , zij mocht den jongen gaarne lijden . Toen zij een arm langs haar lijf liet hangen, voelde zij iets weeks aan haar hand raken en liet zij een gilletje van schrik hooren ; onder de toonbank waren levende konijnen , die den hals uitrekten om haar te beruiken . , 0 ! " zeide zij lachend, je konijnen kriebelen mij .“ Zij bukte zich om een wit konijntje te streelen , maar het diertje kroop verschrikt in een hoekje van de kist . Toen zich weer opheffende: , Zou mijnheer Gavard gauw thuis komen ? " Marjolin zeide weer , dat hij het niet wist. Zijn handen beefden een beetje, toen hij weifelend zeide : Misschien is hij in de kelders... Ik geloof, dat hij gezegd heeft, dat hij naar beneden ging. “ , Dan zal ik even op hem wachten, " hernam Lisa. „Je kondt hem even zeggen, dat ik er ben ... Of wacht, nog beter, laat ik zelf naar beneden gaan. Ik heb al zoo lang ver langd de kelders eens te zien ... Wil je mij brengen ? dan kun je mij alles eens toonen . " Hij was vuurrood geworden en ging onmiddellijk voor haar den winkel uit, de uitstalling aan het lot overlatende, terwijl hij zeide : „ Zeker ... zeker ... . . . Zooals u verkiest,, juffrouw Lisa.“ Toen de spekslagersvrouw beneden kwam, bleef zij wat aar zelend op de onderste trede staan, zij hief de oogen op naar het donkere gewelf, van rijen roode en witte tichelsteenen , en meer nog dan de duisternis, deed een warme, doordringende lucht,, de uitwaseming van levend gedierte, die haar in neus en keel drong, haar weifelend stilstaan . „ Het ruikt hier allerakeligst,“ mompelde zij. „ Het zou niet gezond zijn hier lang te blijven .“ ,, Ik ben toch wel gezond, " antwoordde Marjolin verwon : derd . „ Die lucht is zoo kwaad niet, als men er aan gewoon is , en ' s winters is het hier lekker warm. “ Zij volgde hem, zeggende, dat die vogelenlucht haar tegen 200 6 stond en zij zeker in geen twee maanden kip zou lusten . De vogelkooien, waarin de kooplieden de dieren bewaarden , strekten zich in een rechte rij voor haar uit. Er brandde maar weinig licht, het was stil , eenzaam in de nauwe doorgangen, als in een dorpje, wanneer de bewoners naar bed zijn. Marjolin liet Lisa het fijne traliewerk zien , dat in ijzeren lijsten gevat was en al voortloopende las zij op de blauwe plaatjes voor de kooien de namen van de huurders. „ Mijnheer Gavard heeft zijn bergplaats heel achteraan , " zeide de jonge man, verder gaande. Zij sloegen linksom en kwamen in een blindloopend stik donker gangetje. Gavard was er niet. , Dat doet er niet toe, " zeide Marjolin . „ Ik zal u toch onze dieren laten zien . „ Ik heb een sleutel van de bergplaats . “ De mooie Lisa ging in de duisternis achter hem aan . Op eens voelde zij hem plotseling heel dicht bij haar, zij dacht, dat zij te ver geloopen was en ging achteruit en zeide lachend : , Denk je, dat ik in die duisternis, je beesten kan zien Hij antwoordde niet dadelijk ; toen stotterde hij, dat er altijd een kaars in de bergplaats was . Maar er kwam geen eind aan , hij kon het sleutelgat niet vinden. Toen zij hem trachtte te helpen, voelde zij zijn warmen adem in haar hals, eindelijk ging de deur open en nadat hij de kaars had aangestoken, zag zij hem zoo beven , dat zij uitriep : Domme jongen ! je zoo van streek te maken omdat een deur niet open gaat ! Je lijkt wel een jongejuffrouw , ondanks je stevige vuisten . “ Zij ging de bergplaats binnen. Gavard had twee afdeelingen gehuurd, waarvan hij door het middenschot weg te nemen een groot kippenhok gemaakt had. De dikke dieren , ganzen , kalkoenen en eenden ploeterden in den mest op den grond ; boven, op de drie rijen planken stonden getraliede hokken met kippen en konijnen. Het afsluithek van de bergplaats was erg stoffig, en zoo vol spinnewebben, dat het scheen , alsof er een grijs gordijn voorhing. Maar Lisa wilde Marjolin niet onaan genaam zijn, door nogmaals haar walging te toonen. Zij stak haar vingers tusschen de tralies voor de hokken en beklaagde die arme kippen , die zelfs geen plaats hadden om te staan. Zij streelde een eend, die met een gebroken poot in een hoekje > 1 9 201 lag, terwijl de jonge man haar vertelde, dat hij nog dienzelfden avond geslacht moest worden, uit vrees dat hij des nachts zou sterven . Maar, hoe eten zij toch, “ vroeg zij. Toen legde hij haar uit, dat het gevogelte in donker niet wil eten. De kooplieden zijn genoodzaakt om een kaars aan te steken en te wachten totdat zij gegeten hebben . , Dat is heel aardig, " vervolgde hij, , ik licht ze urenlang bij en dan moest u eens zien hoe zij pikken , als ik dan mijn hand voor de kaars houd , blijven zij met de koppen omhoog staan , alsof de zon was ondergegaan .. Men mag natuurlijk de kaars niet laten branden als men weggaat. Onlangs was alles wat moeder Palette bezit, u kent haar wel , bijna ver brand , een kip had het licht in het hooi gestooten. , Zoo zoo , “ zeide Lisa, „ die vogels zijn niet verlegen , dat zij zich zoo laten bijlichten als zij eten ! " Daar moest Marjolin om lachen. Zij was uit het hoenderhok gegaan en had haar japon wat opgenomen. Hij blies de kaars uit en sloot de deur weer. Ze vond het wel wat angstig zoo in duister alleen met dien grooten jongen en liep vooruit, om hem niet weer zoo dicht bij zich te voelen. ,, Ik ben blij, dat ik dat eens gezien heb, " zeide zij toen hij zich weer bij haar gevoegd had. Er zijn onder die Hallen dingen , die men er niet vermoeden zou. Dank je wel .. Nu ga ik gauw weer naar boven, men zal thuis niet weten waar ik blijf. Als mijnheer Gavard terugkomt, zeg hem dan , dat ik hem dadelijk moet spreken, “ „ Maar, hij zal in de slachtplaats zijn ,“ zeide Marjolin. Willen wij even zien. “ Zij antwoordde niet, die warme, onaangename lucht be nauwde haar. Zij had een kleur en haar gepantserd lijf, gewoonlijk zoo dood, trilde even . Die haastige stap van Marjolin 700 vlak achter haar, maakte haar zenuwachtig. Zij liet hem voor haar uitloopen . Het dorp, de verlaten gangetjes waren nog even rustig. Lisa merkte dat haar metgezel bleef talmen. Toen zij eindelijk bij den afgesloten weg uitkwamen, zeide hij, dat bij haar den spoorweg wilde laten zien en zij bleven daar een oogenblik over die zware planken van de afsluiting kijken. Hij bood haar aan met haar op den weg te gaan. Zij weigerde , u • 6 202 ។ 9 het was de moeite niet waard, zij kon zoo zeer goed zien Toen zij terugkeerden, vonden zij moeder Palette voor haar, hoen derhok de touwen losmakende van een groote vierkante mand, waarin men een vreeselijk geweld van pooten en vleugels hoorde. Toen zij den laatsten knoop had losgemaakt, kwamen er plotseling lange ganzenpekken boven uit . De ganzen ontsnapten , angstig, den kop vooruit en luid kwakend , dat in den don keren kelder een vreemde muziek gaf. Lisa kon haar lachen niet bedwingen, ondanks het wanhopend geklaag van de koopvrouw, die vloekte als een polderjongen en de twee ganzen , die zij had weten te vangen, bij den nek terugbracht. Marjolin liep een derde gans na ; men hoorde hem door de gangen draven , zich vermaken met die jacht ; toen hoorde men een geweld als van een vechtpartij achter in den gang en hij kwam met het dier in de hand terug . Moeder Palette, een oude, tanige vrouw, nam het dier in haar armen en hield het een oogenblik op haar schoot. Gelukkig, dat je juist hier waart ! " zeide zij Onlangs heb ik gevochten met een van die dieren, ik had mijn mes bij mij en heb het den nek afgesneden . “ Marjolin was buiten adem . Toen zij onder het helderder schijnend gaslicht in de slachtplaats kwamen, zag Lisa , dat hij erg bezweet was en dat zijn oogen schitterden met ongewonen gloed. Gewoonlijk sloeg hij bedeesd de oogen voor haar neer. Zij vond hem een knappen jongen nu, met zijn breede schouders, zijn groot, frisch gezicht , in een lijst van blonde krullen. Zij keek hem zoo vriendelijk aan , met dien bewonderenden , gevaar loozen blik, die men op kleine jongens kan vestigen , dat hij nogmaals verlegen werd. „ Je ziet het, mijnheer Gavard is er niet, “ zeide zij. „ Ik ver- beuzel mijn tijd ." Toen legde hij haar op gejaagden toon de gelegenheid tot het slachten van de vogels uit, de vijf zeer groote steenen banken , die zich uitstrekten aan de zijde van de rue Rambuteau onder de kelderraampjes en het gaslicht. Een vrouw was bezig een kip te slachten ; dat hem aanleiding gaf haar te doen op merken , dat de vrouw het gevogelte bijna levend plukte, omdat het dan gemakkelijker gaat. Toen wilde hij, dat zij een handvol van de veeren , die op de steenen banken lagen in haar handen 203 9 nam ; hij zeide haar, dat ze uitgezocht en verkocht werden, naarmate ze fijn waren, soms tegen negen sous het pond. Zij moest ook haar hand in de groote manden met dons steken, toen draaide, hij de waterkranen voor baar open , die bij elken pijler geplaatst waren, hij gaf de meest uitvoerige beschrijvin gen : het bloed stroomde van de banken en vormde plassen op de vloersteenen ; reinigers boenden om de twee uren de bloed vlekken weg. Toen Lisa zich over de afloopplaats voor het water bukte, volgde er weer een verhaal , hij vertelde, dat als het erg regende, het water door die opening in den kelder drong en het er eens dertig centimeter hoog in had gestaan, men had toen het gevogelte aan het andere uiteinde van den eenigszins hellenden kelder moeten brengen. Hij lachte nu bij weer dacht aan het geweld, dat de angstige dieren toen maakten . Intus schen was hij aan het einde, hij wist niets meer te vertellen , toen hem de ventilator in de gedachte kwam . Hij bracht haar achter in de slachtplaatsen en liet haar naar omhoog zien , daar zag zij het binnenste van een der kerktorentjes, een soort van lange ververschingsbuis waardoor de walglijke lacht uit de kelders omhoog steeg. Marjolin zweeg, in dien door den toevloed van kwalijkriekende geuren verpesten hoek en het scheen alsof hij er door geprikkeld werd. Zijn neusvleugels trilden, hij haalde diep adem, alsof een vurige hartstocht hem beheerschte . Gedurende het kwartier, dat hij met de mooie Lisa in die onderaardsche gewelven had door gebracht, had die warme uitwaseming van het levend gedierte hem meer en meer beneveld . Nu was hij niet langer bedeesd , hij was vol van de geslachtsdrift, die in het kippenhok, onder het donkere gewelf heerschte . , Komaan, “ zeide Lisa, „ het is heel braaf van je , dat je mij dit alles hebt laten zien ... Als je bij mij in de winkel komt, zal ik je wat geven . “ Zij streek hem onder de kin , zooals zij dikwijls deed, zonder op te merken , dat hij grooter werd. Zij was een beetje ont roerd ; werkelijk ontroerd van die onderaardsche wandeling, maar het was een zoete ontroering, die haar weldadig aan deed als een geoorloofde zaak zonder eenige verkeerde bedoeling. Misschien bleef haar hand wat langer dan gewoonlijk, onder die zachte jongenskin. Bij die lief kozing echter, toegevende 6 6 204 aan een instinktmatige aandrift, wierp hij zich eensklaps met de kracht van een stier op de mooie Lisa. Hij had haar bij de schouders gevat en gooide haar achterover in een groote mand met veeren, waar zij als een blok in rolde met haar rokken tot boven de knieën , hij wilde haar omvatten , zooals hij Cadine omvatte, met de stoutmoedigheid van een dier, dat steelt, toen zij zonder een kreet te slaken, doodsbleek door dien plotselingen aanval, overeind en uit de mand sprong Zij hief den arm op, zooals zij het op de slachtplaats had zien doen , balde haar mooie vrouwenvuist en gaf Marjolin een geduchte stomp, tusschen zijn oogen ; hij viel met het hoofd tegen een punt van een steenen slachtbank . Op dit oogenblik steeg een schel, gerekt, hanengekraai uit de duisternis. De mooie Lisa stond als verstijfd van schrik. Zij had haar lippen stijf op elkaar gedrukt, haar boezem had weer de levenlooze ronding van marmer, die hem op een buik deed gelijken. Boven haar hoofd hoorde zij het dof gedruisch van de Hallen . Door de kelderraampjes van de rue Rambuteau drong het geraas van het trottoir in de benauwende stilte van den kelder, en zij bedacht, dat zij haar redding alleen aan haar stevige armen te danken had. Zij schudde de enkele veeren af, die nog aan haar rokken waren blijven hangen , toen , vreezende dat men haar zou verrassen en zonder meer naar Marjolin om te zien , ging zij weg . Toen zij na het hek te hebben geopend op de trap kwam, was het volle daglicht haar een verademing . Zij keerde zeer kalm, alleen wat bleek in de spekslagers winkel terug. „ Wat ben je lang weg geweest , " zeide Quenu. „ Ik vond Gavard niet thuis, ik heb hem overal gezocht, " antwoordde zij bedaard, wij zullen onzen lamsbout zonder hem moeten eten . " Zij liet den reuzelpot vullen die leeg was, sneed vervolgens coteletten voor haar vriendin, juffrouw Taboureau, die er haar dienstmeisje om gestuurd had . Voor het hakbord staande, om het vleesch te kloppen, dacht zij aan Marjolin, beneden in den kelder. Maar zij had zich niets te verwijten. Zij had gehan deld zooals het een fatsoenlijke vrouw betaamt. Voor dien jongen zou zij toch waarlijk haar rust niet op het spel zetten. Toch keek zij naar Quenu ; zijn nek was rood en dik en zijn 205 geschoren kin zag er ruw uit als knoestig hout ; terwijl de nek en de kin van den andere zoo zacht als fluweel waren. Zij moest er niet meer aan denken, zij zou hem niet meer aanraken, nu hij zich onmooglijke dingen in het hoofd haalde. Het speet haar, dat zij zich dat kleine genoegen zou moeten ontzeggen, kinderen werden ook waarlijk al te gauw groot . Toen haar wangen zich bij die gedachten zacht kleurden, vond Quenu, „ dat ze er verduiveld goed uitzag “ . Hij was even bij haar achter de toonbank gaan zitten en zeide : „ Je moest wat meer uitgaan , dat doet je goed ... Als je lust hebt, zullen wij eerdaags eens naar de Gaité gaan, waar juffrouw Taboureau dat mooie stuk gezien heeft... " Lisa glimlachte, „ zij konden eens zien . Toen verdween zij weer. Quenu vond dat zij veel te goed was om Gavard zoo: achterna te loopen. Hij had niet gezien, dat zij naar boven was gegaan, om in Florents kamer te snuffelen . Nu zij den poelier niet meer verwachtte, hoopte zij daar iets te weten te komen . Zij doorzocht alles, in het bed, op den schoorsteen, in alle hoeken . Het raam stond open , de vogel in de kooi baadde zich in het gouden stof van de ondergaande zon . haar alsof haar winkeljuffrouw deze kamer niet verlaten had, alsof zij er nog den vorigen nacht had geslapen ; het had hier niets van een mannenkamer. Dit verbaasde haar, want zij ver wachtte hier verdachte kistjes, kasten met zware sloten . Zij betastte de zomerjapon van Augustine, die nog altijd aan een spijker in den muur hing. Toen ging zij eindelijk voor de tafel zitten , in de lade vond zij een gedeeltelijk beschreven papier , waar tweemaal het woord „ revolutie “ op voorkwam. Tegenover dit geheim, zoo slecht bewaard door dat wit houten tafeltje, ontwaakte echter haar eerlijkheid . Zij bleef over de papieren gebogen, trachtte te begrijpen zonder ze aan te raken en verschrikte, toen zij den vogel hoorde piepen. Zij deed de lade dicht, het was al te slecht, wat zij daar wilde doen. Toen ging zij voor het raam staan en bedacht, dat zij den raad moest inwinnen van den abt Roustan, een verstandig man ; naar beneden ziende, zag zij een menigte menschen rondom een draagbaar geschaard. Het werd al donker ; maar zij herkende duidelijk Cadine, die midden in den groep stond te schreien, terwijl Florent en Claude, op het trottoir een Het was maar 206 levendig gesprek voerden . Zij haastte zich naar beneden, ver wonderd over de terugkomst van die twee mannen en nauwe lijks was zij in den winkel, of juffrouw Saget trad binnen , zeg gende : ,,Men heeft dien deugniet Marjolin in den kelder gevonden met een gat in zijn hoofd ... Komt u niet eens zien , juffrouw Quenu ? " Zij stak den weg over om naar Marjolin te zien . De jonge man lag doodsbleek, met gesloten oogen , een lok van zijn blond haar rood en stijf van bloed , op de baar uitge strekt. Men zeide , dat het niets beteekende , dat het zijn eigen schuld was , hij haalde allerlei gewaagde stukjes uit in den kelder ; men veronderstelde, dat hij over een slachtbank had willen springen, een van zijn geliefkoosde spelletjes, en toen met het voorhoofd tegen een steen was gevallen . Juf frouw Saget wees op de schreiende Cadine, en zeide : „ Die straatmeid heeft hem zeker een duw gegeven . Zij zijn altijd samen. Marjolin, door de frissche lucht, tot bewustzijn gekomen, opende een paar verbaasde oogen . Hij keek rond en toen hij Lisa's gelaat ontmoette, dat over hem gebogen was, glimlachte hij met een nederige, onderworpen uitdrukking op zijn gezicht ; hij scheen zich niet meer te herinneren . Lisa , hierdoor gerust gesteld, zeide, dat men hem naar het gasthuis moest brengen , zij zou hem komen bezoeken , hem sinaasappelen en biscuits brengen. Toen men de baar wegdroeg, volgde Cadine haar, met haar mand met koopwaar aan den hals, haar bouqetjes in een bed van mos geplant, waarop haar heete tranen neervielen zonder dat zij er in het minst aan dacht, dat haar bloemen er door konden bederven. Toen Lisa in de spekslagerij terug kwam, hoorde zij Claude tot Florent zeggen, terwijl zij elkander tot afscheid de hand drukten : Die drommelsche jongen ! hij bederft mijn dag ... Wij had den ons zoo kostelijk geamuseerd ! " Claude en Florent waren werkelijk opgewekt en vroolijk terug gekomen. Zij brachten een heerlijken geur van frissche lucht Juffrouw François had dien morgen al vroeg haar groenten verkocht en daarna waren zij met hun drieën den wagen gaan halen in de „ Compas d'or " , rue Montorgeuil . Dat mee. 207 was een voorsmaakje van het buitenpartijtje, midden in Parijs. Achter de restauratie Philippe, waarvan het met verguldsel op gelegde houtwerk tot aan de eerste verdieping rijkt, is een groote hof, bezwangerd met de geuren van frisch stroo en warmen drek ; een menigte kippen pikten er in de weeke aarde ; allerlei bouwsels, trappen , galerijen, oude . daken steunen er tegen de naburige oude huizen en achteraan onder een afdak stond Balthasar, uit een om zijn nek gehangen, zak haver te eten . Hij draafde de rue Montorgeuil uit, blij omdat hij zoo gauw naar Nanterre terugging. Maar hij keerde niet onbelast terug. Juffrouw François had een overeenkomst aangegaan met de straatreinigers uit de Hallen ; zij nam tweemaal per week een wagen vol bladeren mee, uit de hoopen vuil van de straat gehaald, het was een uitmuntende mest. In enkele mi nuten was de wagen vol . Claude en Florent strekten zich op het dikke leger van groen uit ; juffrouw François nam de teu gels en Balthasar ging op zijn sukkeldrafje, met hangenden kop omdat hij zooveel menschen moest voorttrekken . Het was een sedert lang ontworpen uitstapje. De groente boerin lachte van genoegen ; zij hield veel van de beide man nen en wilde hun een spekpannekoek laten eten , zooals men ze in , dat akelige Parijs“ niet kent. Zij genoten van die frissche, heerlijke morgenlucht, Nanterre scheen hun een plek van rein genot waarin zij zouden binnentreden. „ Ligt gij wel gemakkelijk ? " vroeg juffrouw François toen zij de Pont- Neuf op gingen . Claude verzekerde dat „het zoo zacht was als een bruidsbed " . Zij lagen beiden op den rug, de handen boven het hoofd ge en staarden naar den hemel waaraan de sterren ver bleekten . De geheele rue Rivoli door, bleven zij zwijgen, totdat de huizen voor hun oogen verdwenen. luisterden zij naar de brave vrouw, die met Balthasar babbelde : Neem het maar gemakkelijk op oudje ... Wij hebben geen haast, wij zullen er toch wel komen .. In de Champs- Elysées gekomen, toen de schilder niets meer zag dan boomen, en de donkere massa groen van den „jardin des Tuileries " op den achtergrond, scheen hij te ontwaken, hij begon in zich zelven te praten , De rue du Roule voorbijgaande, had hij den zijingang van de Vouwen 208 Sainte- Eustache gezien , onder het reusachtige afdak van een der overdekte straten in de Hallen . Hij kwam er telkens op terug, hij wilde er een voorteeken in zien . Het is een zonderling iets, “ zeide hij, , dat stuk kerk, ge zien door die laan van gietijzer . . . Het eene zal het andere dooden , het ijzer zal het steen verdringen, en de tijd is nabij... Geloof jij aan het toeval, Florent ? Ik verbeeld mij, dat het niet aan een toevallige omstandigheid te wijten is , dat een gedeelte van Saint-Eustache als midden in de Hallen is ge plaatst. Zie je, het is een openbaring, het is de moderne kunst, het realisme, of het naturalisme, zooals je het noemen wilt, die de oudekunst zal beheerschen ... Geloof je dat ook niet ? " Daar Florent niet antwoordde, vervolgde hij; , Die kerk is trouwens een bastaardstijl, gebouwd tusschen de middeleeuwsche en de renaissance. Het lijkt op alles en nog wat, op bibliotheken , observatoriums, duiventillen , kazernes ; maar zeker is het, niemand zal denken, dat het een kerk is. De kerkbouwkundigen zijn dood, het wijste zou zijn , die leelijke rompen waarin wij niemand meer te bergen hebben, niet meer te bouwen .. Sedert het begin dezer eeuw heeft men slechts een enkel oorspronkelijk monument gebouwd, een monument, dat nergens zijns gelijke vindt, dat als natuurlijk in den grond van het tijdvak gewassen is ; en dat zijn de Hallen, hoort ge Florent, een kranig werk en toch nog maar een schuchtere open baring van wat de twintigste eeuw zal brengen ... Daarom is Saint Eustache op den achtergrond geschoven ! Sainte- Eustache is daar ginds met haar sieraden , ontvolkt door haar devoten, terwijl de Hallen daarnaast zich uitbreiden en wemelen van leven Dat zie ik er in ! " ,Weet u wel, dat de vrouw, die u van den tongriem ge sneden heeft haar vijf sousniet voor niemendal verdiend heeft, mijn heer Claude ? ' zeide juffrouw François lachend. „ Balthasar spitst zijn ooren om naar u te luisteren . . . Kom, hort, Balthasar ! " De wagen steeg langzaam . Op dit vroege uur in den morgen was de wandelweg, met zijn rijen ijzeren stoelen aan weerszijden en zijn door struikgewassen afgewisselde grasvelden, die zich onder het halfduister der boomen uitstrekten, nog stil en ver laten. Bij het rond- point kwamen een ruiter en een amazone hun op een drafje voorbij. Florent, die zich een hoofdkussen 209 gemaakt had van een pak bladeren , keek nog altijd naar den hemel, waaraan een roode gloed zichtbaar werd. Nu en dan , sloot hij de oogen om de frissche morgenlucht beter langs zijn gezicht te voelen strijken , zoo zeer genietende van de zuivere lucht, dat hij sprakeloos, zelfs niet luisterende naar hetgeen er rondom hem gesproken werd, bleef liggen . „ Het is wat moois, de kunst in een speelgoeddoos ! " hernam Claude na eenig zwijgen. Zij verdedigen zich met te zeggen : kunst ontstaat niet uit wetenschap, de industrie doodt de poëzie ; en al die domooren betreuren de bloemen , alsof iemand plan had om zich slecht te gedragen tegenover de bloemen Het is om dol te worden , werkelijk. Ik heb lust om die huile balken door mijn werken te tarten . Ik zou er pleizier in hebben die brave lieden eens uit den plooi te brengen ... Wil ik je eens zeggen wat mijn mooiste werk is geweest, dat waarvan ik de meeste voldoening heb ? Het is een heele historie ... Verleden jaar, den dag voor kerstmis, was ik bij tante Lisa, de spekslagersknecht August die idioot, je weet wel, was bezig de uitstalling in orde te maken . O ! die lummel wat maakte hij mij driftig, door de akelige manier, waarop hij het geheel samenstelde. Ik verzocht hem weg te gaan, zeggende, dat ik het eens naar behooren voor hem schilderen zou. Gij begrijpt, ik had alle levendige kleuren voor mij, het rood van de ge vulde tongen , het geel van de kleine hammetjes, het blauw het geknipte papier, het rozerood van de aangesneden stukken, het groen van de slabladeren , vooral ook het zwart van de bloedworst, een prachtig zwart, dat ik nooit op mijn palet heb kunnen samenstellen . Natuurlijk gaven het darmnet, de worsten , de beuling, de gestoofde varkenspootjes mij buiten gewoon fijne grijze kleuren. Toen heb ik een meesterstuk gemaakt. Ik nam de schotels,, borden , terrines, Aesschen, ik schikte de kleuren en stelde een bewonderenswaardig stilleven samen. De roode tongen strekten zich uit als begeerig lekkende vlammen en de zwarte bloedworsten, tusschen de heldere kleur der worsten vormden de donkere plekken tusschen een geduchte overlading van voedsel. Ik had, niet waar ? de gulzigheid van een maaltijd na de nachtmis, het middernachtelijk uur aan eten gewijd, de zwelgerij der door lofliederen ledige magen, geschilderd. Bovenaan, stelde een kalkoen zijn witte borst ZOLA, Hallen . 14 van 210 » 9 ten toon, gemarmerd door zwarte truffels. Het was bar baarsch en mooi, zoo aangrijpend spottend daargesteld, dat de menigte zich voor de ramen verdrong om die hard ge kleurde uitstalling te zien... " Toen tante Lisa uit de keuken terug kwam, schrikte zij ... De kalkoen vooral scheen haar zoo onwelvoeglijk, dat zij mij de deur wees, terwijl Auguste de dingen op zijn eigen, domme manier verzette . Die ezels zullen nooit de taal van een roode vlek naast een grijze begrijpen Hoe het ook zij, het was het beste, dat ik ooit gemaakt heb. " Hij zweeg, glimlachend bij die herinnering. De wagen was tot bij , l'arc de triomphe" genaderd. Op die hoogte, waaide een stevige bries uit de open lanen rondom het groote plein. Florent ging overeind zitten en ademde diep die frissche geuren in , hij keerde zich om, hij wilde niet langer Parijs, maar het land , in de verte zien. In de rue Longchamps wees juffrouw François hem de plek waar zij hem op haar wagen had ge nonen. Dat bracht hem tot nadenken . Hij zag haar aan, zoo gezond, zoo kalm , de armen wat uitgestrekt om de teugels vast te houden. Zij was mooier dan Lisa, met haar doek om het hoofd , haar grove huid, haar flink, goedbartig gelaat. Als zij even met de tong klapte, spitste Balthasar de ooren en liep wat vlugger. Te Nanterre gekomen, sloeg de wagen een nauw straatje aan de linkerzijde in en bleef in een blindloopend laantje stilstaan. Het was aan het einde van de wereld, zooals de groenteboerin zeide, Eerst moesten de bladeren afgeladen worden, Claude en Florent wilden niet dat de tuinmansjongen , die bezig was sla te planten ,, gestoord zou worden. Zij wapenden zich elk met een hooivork om den hoop in den mestkuil te gooien. Het ver maakte hen . Claude zag de mest gaarne. De afval van groen ten , de modder uit de Hallen , de onreinheden van die reuzen tafel gevallen, bleven levend, kwamen weer op de plaats waar de groenten gegroeid was om andere generaties kool, knollen en wortelen te verwarmen. Zij schoten weer uit tot prachtige vruchten en kwamen zich dan weer op de straat tentoonstellen . Parijs deed alles verrotten, gaf alles aan de aarde terug, die zonder ooit moede te worden , het doode herstelde. „ Kijk ,“ zeide Claude, zijn laatste hooivork vol opnemende, 211 van dat is een struik kool, die ik herken . Hij groeit voor de tiende keer op zijn minst daar in dien hoek naast den abrikozenboom .“ Florent moest lachen om die woorden. Maar toen hij bedaard was, ging hij door den groententuin wandelen , terwijl Claude een schets van den stal maakte en juffrouw François voor het eten zorgde. De groententuin besloeg een langen reep grond in het midden door een smal paadje gescheiden. Hij steeg een weinig en geheel bovenaan kon men de lage gebouwen Mont- Valérien zien . Levende hagen scheidden hem van andere stukken grond ; hooge muren van witte hagedoorn begrensden den horizon met een groen gordijn, zoozeer van het omringende land, dat men gezegd zou hebben, dat de Mont Valérien alléén zich nieuwsgierig verhief om in de afgesloten ruimte van juffrouw François te zien . Een groote rust kwam van die velden, die men niet zag. Tusschen de vier hagen , op den groententuin scheen de meizon warm, zacht, er heerschte een stilte vol insectengegons, een loomheid van gelukkige voortbrenging. Zeker gekraak, zeker licht zuchten, deed denken, dat men de groenten hoorde ontkiemen en groeien. De vierkanten spinazie en zuring, de vakken radijs, knollen , wor telen , de groote aardappel en koolplanten strekten hun regel matige velden , hun zwarte mestaarde , vol groene pluimen uit. Verder verschenen de salade, de uien , de prei , als looden soldaten op de parade, terwijl de doperwten en snijboonen hun dunne twijgen, die zij in Juni in dicht gebladerte zouden ver anderen , om het bosch van steunstokken begonnen te winden. Men zou den groententuin voor twee gelijkvormige tapijten met regelmatige groene figuren, op een roodachtigen grond hebben aangezien, dien men iederen morgen zorgvuldig borstelde. Randen van thijm vormden grijze franjes aan beide zijden van de laan . Florent liep tusschen de door de zon gestoofde thijm heen en weer. Hij voelde zich innig tevreden door den vrede en de reinheid, die hem hier omgaf. Sedert bijna een jaar kende hij de groenten slechts half gekneusd door het schokken der vrachtwagens. Het deed hem goed ze nu hier rustig en gezond aan alle leden in de mestaarde te zien . De kolen zagen er breed en welvarend uit, de wortels waren vroolijk, de salade stond zorge loos op een rij. Nu schenen hem de Hallen, die hij des morgens had 9 212 verre verlaten, een groot doodsbeenderenhuis, een verblijf waar slechts lijken waren , een plaats van stank en ontbinding. Het geweld, de walgelijke dampen van de vischmarkt, ging van hem , hij herleefde in de zuivere lucht. Hij rustte in den groententuin van juffrouw François, als na een langen tocht tusschen oorverdoovend geweld en vieze geuren. Claude had gelijk, alles zieltoogde in de Hallen. De aarde was het leven , de eeuwige wieg, de gezondheid. De pannekoek is klaar ! " riep de groenteboerin . Toen zij met hun drieën in de keuken voor de geopende deur aan tafel zaten, aten zij zoo vroolijk , dat juffrouw François verwonderd naar Florent keek en telkens herhaalde : „ Je bent dezelfde niet meer, je lijkt wel tien jaar jonger. Dat ellendige Parijs maakt je zoo somber. Het is alsof een zonnetje uit je oogen schijnt ... Die groote steden deugen niet, je moest hier komen wonen . Claude lachte en zeide, „ dat Parijs heerlijk was . Hij ver: dedigde de stad tot in het allergeringste, ofschoon hij ook het land liefhad. Des namiddags waren juffrouw François en Florent met hun beiden in een hoekje van den tuin , waar eenige vruchtboomen stonden. Zij waren op den grond gaan zitten en zaten ver standig te praten. Zij gaf hem allerlei vriendelijke raad, moe derlijk en liefderijk tevens. Zij deed hem honderde vragen over zijn bestaan, over hetgeen bij later hoopte te worden en bood hem eenvoudig haar diensten aan , als hij haar ooit noodig mocht hebben. Hij was zeer getroffen, nog nooit had een vrouw zoo tot hem gesproken. Zij scheen hem een gezonde, krachtige plant, evenals de groenten in de mestaarde gewassen ; in vergelijking van de Lisa's, de Normandes, de mooie meisjes uit de Hallen, verdacht vleesch, alleen getooid voor de uitstal ling. Hij bracht daar eenige volmaakt gelukkige uren door, bevrijd van de geuren van voedsel die zijn geest ziek maakten, herlevende in de heerlijke buitenlucht, evenals de kool, die Claude beweerde tienmaal te hebben zien groeien. Tegen vijf uur namen zij afscheid van juffrouw François . Zij wilden te voet terugkeeren. De groentenboerin vergezelde hen tot aan het einde van het straatje en Florents hand een oogen blik in de hare houdende, zeide zij zachtjes : ZOO 213 Als je ooit verdriet hebt, kom dan bij mij." Een kwartier lang liep Florent voort, zonder een woord te spreken , som berder reeds, tot zich zelven zeggende, dat hij zijn gezondheid achter liet. De weg van Courbevoie was wit van stof. Zij hielden beiden van verre wandelingen. Kleine stofwolkjes verhieven zich, bij iederen stap achter de hielen van hun grove schoenen . De zonnestralen vielen in schuinsche richting op den weg, verlengden hun twee schaduwen dermate, dat hun hoofden tot de andere zijde reikten, het tegenovergestelde pad schenen af te gaan . Claude maakte groote stappen en keek met welbehagen naa de twee schaduwen, hij vermaakte zich met die gelijkmatige beweging Toen als uit een droom ontwakend vroeg hij: Ken je den strijd tusschen Vetten en Mageren ? " Florent zeide verbaasd, neen. Toen wond Claude zich op en sprak met veel lof over die serie prenten. Hij haalde eenige episoden aan als : de Vetten , zoo dik, dat ze dreigden te barsten, de smulpartij voor den avond gereed makende, terwijl de Mageren, hongerig, toekijken er uitziende als afgunstige boone staken ; en weer een andere prent de Vetten aan een overvloedige tafel, een Magere verjagende, die de stoutmoedigheid heeft zich nederig aan te melden en die een kegel schijnt tusschen een menigte ballen . Daarin zag hij het geheele menschelijke drama, hij verdeelde de menschen in Mageren en Vetten , twee elkander vijandige groepen waarvan de eene de andere verslindt, den buik dik eet en geniet , Zeker, “ zeide hij, „ Caïn was een Vette en Abel een Magere. Van den eersten moord af, hebben altijd de groote hongerigen de kleine eters uitgezogen .. Het is een voortdurende uit zuigerij van den zwakke door den sterkere, ieder zijn buurman verslindende en op zijn beurt verslonden wordende ... Waar lijk beste vriend, vertrouw de Vetten niet. " Hij zweeg even , nog altijd de oogen op de schaduwen ge vestigd houdende, die in de ondergaande zon nog langer schenen, toen mompelde hij : „ Wij zijn Mageren, begrijp je ... Met buiken zoo plat als de onze beslaat men niet veel plaats in de zon ; kijk . maar. > 6 214 Florent keek glimlachend naar de twee schaduwen. Maar Claude riep boos : , Het is verkeerd, dat gij dat grappig vindt. Ik vind het vreeselijk een Magere te zijn . Als ik een Vette was, zou ik rustig schilderen , een mooi atelier hebben, mijn schilderijen tegen grof geld verkoopen. In plaats daarvan ben ik een Magere, dat wil zeggen, dat ik mijn natuurlijken aanleg dood om dingen te vinden , die de Vetten hun schouders doen ophalen . Ik zal er door sterven , dat is zeker, de beenderen zullen mij door het vel steken, en ik zal zoo plat zijn , dat men mij tusschen twee bladen papier zal kunnen begraven ... En jij dan ! je bent een verbazende Magere, de koning van de Mageren, op mijn eerewoord. Herinner je je nog den twist, die je met de visch vrouwen hebt gehad, dat was een prachtig schouwspel, die reuzeborsten tegenover jou smalle borst en zij handelden uit instinkt, zij verjoegen het Magere, zooals de katten de muizen verjagen ... Uit principe, geloof mij, heeft de Vette een afschuw van den Magere, zoodat het hem een behoefte is hem uit zijn nabijheid te verjagen , des noods met geweld. Daarom zou ik in uw plaats mijn voorzorgen De Quenu's zijn Vetten , de Méhudins zijn Vetten, je hebt niets dan Vetten om je heen. Mij, zou het angstig maken . " „ En Gavard, en juffrouw Saget en je vriend Marjolin ,“ vroeg Florent die nog altijd glimlachte. „ O ! ik zou al onze kennissen kunnen classificeeren , ik heb al hun hoofden geteekend op mijn atelier, met de aanwijzing der orde waartoe zij behooren . Het is een stuk natuurlijke historie ... Gavard is een Vette, maar een Vette die voor Ma gere poseert. De variëteit is zeer algemeen ... Juffrouw Saget en juffrouw Lecoeur zijn Mageren ; bovendien , zeer gevreesde soorten . Wanhopende Mageren, in staat tot alles om Vet te worden ... Mijn vriend Marjolin, de kleine Cadine, Sarriette, drie Vetten , onschuldig nog, alleen nog maar de beminnelijke begeerten der jeugd koesterende. Het is opmerkelijk dat een Vette, zoolang hij jong is, een bekoorlijk schepsel is ... Mijnheer Lebigre , een Vette, niet waar ? Wat uw politieke vrienden aangaat dat zijn over het algemeen Mageren, Charvet, Clémence , Logre, Lacaille. Alleen de dikke Alexander en de wonderlijke Robine moet ik hiervan uitzonderen. Die hebben mij heel wat hoofdbreken gekost. “ nemen . 7 6 215 Van de brug de Neuilly tot aan l'arc de triomphe “ , ging de schilder op dien toon voort. Hij maakte sommige portretten door een karakteristieken trek volledig : Logre was een Magere , die zijn buik tusschen de schouders droeg ; de mooie Lisa was niets dan buik en de mooie Normande enkel borst ; juffrouw Saget had zeker een gelegenheid om vet te worden laten voor bijgaan , want zij verfoeide de Vetten evenzeer als de Mageren ; Gavard compromitteerde zijn vet, hij zou eindigen met zoo plat te worden als een sous. „ En juffrouw François ? " zeide Florent. Claude wist geen antwoord te vinden . Hij zocht, stotterde : „ Juffrouw François, juffrouw François ... Neen, ik weet niet, ik heb haar nooit tot een klasse geordend ... Zij is een brave vrouw, zij is juffrouw François, ziedaar alles . Drommels, zij behoort noch tot de Vetten , noch tot de Mageren. “ Zij lachten beiden. Nu stonden zij tegenover , l'are de triomphe “ . De zon , boven de kusten van Suresnes was zoo laag aan den horizon, dat hun twee kolossale schaduwen het witte monument vlekten , tot zeer hoog , hooger nog dan de groote beelden der groepen. Claude maakte er zich vroolijk over, strekte de armen uit, boog zich en voortgaande zeide hij: „ Heb je het gezien toen de zon onderging, raakten onze hoofden den hemel ? " Maar Florent lachte niet meer. Parijs nam hem weer ge vangen , Parijs, dat hem angstig maakte, nadat het hem te Cayenne zooveel tranen gekost had. Toen hij bij de Hallen kwam, was het donker, de stank was overweldigend. Hij boog het hoofd en kreeg, met de droevig zoete herinnering aan dien gezonden dag, tusschen de heerlijke geuren van thijm , weer zijn nachtmerrie van reusachtige voedingsmiddelen. HOOFDSTUK V. Den volgenden dag, tegen vier uur, begaf Lisa zich naar Saint-Eustache. Zij had zich zeer stemmig, in een zwartzijden kleedje, met een doorgewerkte sjaal gestoken. De mooie Nor mande, die haar van de vischmarkt tot de kerkdeur naoogde, was een en al verbazing. , 0 lieve hemel ! " zeide zij ondeugend , , de dikke begeeft zich naar de geestelijkheid ... Nu zij zal er van opfrisschen, als zij haar achterste in gewijd water dompelt. “ Zij bedroog zich , Lisa was niet devoot. Zij nam haar kerkelijke plichten niet waar, beweerde, dat zij in alle zaken eerlijk en fatsoenlijk trachtte te blijven en dat dit voldoende Maar zij hield niet van spotten met den godsdienst, en legde Gavard, die er pleizier in had om vertelseltjes omtrent priesters en geestelijke zusters, sacristie-schandalen ten beste te geven het zwijgen op. Dat vond Lisa zeer onbetamelijk, men moest ieders geloof eerbiedigen. De priesters waren bovendien voor het meerendeel brave menschen. Zij kende den abt Roustan van Saint-Eustache, een hoogst beschaafd man, die altijd goeden raad wist te geven en op wien zij kon rekenen . Dan, was de godsdienst voor de meeste menschen een noodzakelijkheid ; zij beschouwde haar als een soort politie , die hielp om de goede orde te bewaren en zonder welke geen regeering mogelijk was. Als Gavard wat al te ver ging, zeggende dat men de pastoors met hun heelen winkel moest opruimen“ haalde zij de schou ders op en antwoordde: was. ) 217 en men n Dat zou ons een heel eind verder brengen ! .. Voordat het een maand verder was zou men elkander op straat vermoorden zou genoodzaakt zijn een anderen goeden God te be denken. In '93 is dat ook zoo gegaan... Je weet wel, niet waar ? dat ik mij weinig met de geestelijken bemoei ; maar ik zeg, ze moeten er zijn, omdat ik er de noodzakelijkheid van inzie . " Wanneer Lisa een enkele maal in een kerk kwam, was zij zeer ernstig. Zij had een mooi gebedenboek gekocht, dat zij nooit opende, dan om begrafenissen en huwelijksplechtigheden bij te wonen . Zij ging staan of knielde, wanneer het te pas kwam, gedroeg zich in alle opzichten zooals plaats en gelegen heid dat vorderde. Voor haar was het een soort van officieële houding, die fatsoenlijke lieden , neringdoenden en eigenaars tegenover den godsdienst behoorden aan te nemen . Dien dag toen de mooie spekslagersvrouw Saint - Eustache binnenging, liet zij zachtjes de verkleurd, groenlakensche deur achter zich dicht vallen . Zij doopte haar handen in de wij waterbak en maakte het teeken des kruises. Toen liep zij zoetjes tot aan de Sainte - Agneskapel, waar twee vrouwen in knielende houding, de handen voor het gelaat, wachtten , ter wijl de blauwe japon van een derde gedeeltelijk uit de biecht stoel hing; zij wendde zich tot een kerkedienaar, die daar juist langzaam voorbij ging en vroeg : „ Neemt mijnheer de abt Raustan vandaag de biecht af ? " Hij antwoordde , dat er nog slechts twee biechtelingen wachtten , dat het dus niet lang meer zou duren , wilde zij even gaan zitten ? Zij zou dadelijk aan de beurt komen; " Zij bedankte, maar zeide niet, dat zij niet kwam om te biechten. Zij besloot te wachten en liep langzaam over de vloersteenen tot aan den hoofdingang, vanwaar zij een blik sloeg in het ledige, hooge ruim, dat een ernstigen indruk maakte tusschen de helder geschilderde lagere zijden ; zij hief het hoofd wat op en vond het altaar te eenvoudig, zij had geen gevoel voor de grootsche ernst van het steengewrocht en hield meer van het verguldsel en de bonte kleuren van de zijmuren . Aan de zijde van de rue du Jour, hielden de stoffige ramen de kapellen in een halfduister; terwijl aan de zijde van de Hallen de laatste zonne stralen op de glazen ruiten der reliquienkastjes vielen, waarvan 2 > 218 van de zachte kleuren , groen en geel vooral, zoo vroolijk helder waren, dat ze haar deden denken aan de flesschen liqueur voor den spiegel bij mijnheer Lebigre . Aangetrokken door dien lichtgloed, ging zij dien kant op, bleef een oogenblik voor de kastjes , voor de altaarversierselen, voor de met een weerkaat sing het op het glas schijnend zonlicht beschenen schilderijen, staan . De kerk was ledig , er heerschte een hoorbare stilte onder haar hooge gewelven . Eenige vrouwerokken staken donker af op de geelachtige wegdoezeling der stoelen , stemmengefluister kwam uit de ge sloten biechtstoelen . Toen zij de Sainte- Agneskapel weer voorbij. kwam, lag de blauwe japon nog altijd voor de voeten van den abt Roustan . , Ik zou in tien seconden klaar zijn, als ik wilde, “ dacht zij, trotsch op haar fatsoenlijkheid. Zij ging achter in de kerk . Achter het altaar in de schaduw van de dubbele rij pijlers, is de kapel de la Vierge “ vochtig van duisternis . De zeer donker geschilderde ruiten, vertoonen groote roode en paarsche slippen van kleederen van heiligen, schitterend als geheimzinnige liefdevlammen tusschen den ernst en de sprakelooze vereering die uit de duistere omgeving spreekt. Het is een hoekje mysterie, een schemerachtig verschiet van het paradijs, waar de sterren van twee kaarsen schitteren waar vier lusters van metalen lampen van het gewelf afhan gend, doen denken aan de groote gouden wierookvaten , die de engelen zwaaien als Maria zich ter ruste begeeft. Tusschen de pijlers zitten altijd vrouwen, op stoelen ineengezonken, zich met wellust in vrome overpeinzingen verdiepende. Lisa stond zeer bedaard te kijken . Zij was niet zenuwachtig en vond, dat het jammer was dat men de lustres niet aanstak daar het er daar dan veel vroolijker zou uitzien . Zelfs vond zij iets onbehoorlijks in dat halfduister. Naast haar op een kerkkandelaar brandden kaarsen, terwijl een oude vrouw met een dik mes de neergevallen , tot bleeke tranen gestolde druppels af krabde. In die godvruchtige omgeving, in die tot vrome over peinzing stemmende stilte , hoorde zij zeer goed het rollen van de fiacres achter de roode en paarse heiligen op de venster glazen. Onophoudelijk klonk het gedruisch van stemmen uit de Hallen . en 213 9 Toen zij de kapel verliet, zag zij Claire, de jongste der beide vischvrouwen . Zij liet een kaars aansteken op den kerk kandelaar en knielde toen op de steenen , achter een pilaar, zoo bleek onder haar blond , slordig gekapt haar, dat zij een doode geleek. Meenende dat niemand haar daar zien kon , snikte en schreide zij heete tranen, zoo hartstochtelijk in haar gebeden, dat zij in elkaar kromp als onder een stormvlaag. De mooie Lisa was zeer verbaasd, want de Méhudins waren niet vroom en vooral Claire sprak gewoonlijk over godsdienst en priesters , op een manier, die iemand de haren te berge zouden doen rijzen. Wat bezielt haar toch ? " dacht zij, weer naar de Saint Agneskapel terugkeerende. Ze, heeft zeker den een of ander vergiftigd, dat schepsel. " De abt Roustan kwam eindelijk uit zijn biechtstoel . Hij was een knap man ,, van ongeveer veertig jaar met een goedig, vriendelijk gelaat. Toen hij juffrouw Quenu herkende, drukte hij haar de han den, noemde haar lieve juffrouw ," en voerde haar naar de sacristie waar hij zijn koorhemd uitdeed, zeggende, dat hij dadelijk tot haar dienst was. Zij kwamen in de kerk terug, hij in soutane, blootshoofd , zij, rechtop in haar doorgewerkte sjaal en liepen langs de kapellen heen en weer. Zij spraken fluisterend. De zon verdween langzaam van de ramen , het werd donker in de kerk, de voetstappen der laatste vromen klonken zacht op de vloersteenen . Lisa vertelde intusschen haar zorgen aan den pastoor. Er was nooit sprake van godsdienst tusschen hen . Zij kwam nooit ter biecht, zij raadpleegde hem alleen in moeielijke gevallen, in kwaliteit van bescheiden , wijs man, die zij, zooals zij meermalen zeide, verkoos, boven die mannen die geheimzinnige zaken ver handelen , die het daglicht niet kunnen velen . Hij betoonde zich onuitputtelijk vriendelijk , keek het wetboek voor haar na, gaf haar goeden raad omtrent het plaatsen van geld, loste met tact de zedelijke moeielijkheden op , recommandeerde haar leveranciers, kortom had een antwoord gereed op alle vragen, hoe verschil lend en ingewikkeld zij ook mochten zijn , en dat op natuurlijke wijze, zonder godsdienst in de zaak te mengen, zonder er eenig > 220 een >> voordeel voor zich of voor de kerk uit te willen halen. Een , dank "u en een glimlach waren hem genoeg. Hij wilde de mooie juffrouw Quenn, over wie zijn huishoudster dikwijls, als over een zeer geachte vrouw, sprak , gaarne een dienst bewijzen. Dien dag werd er zeer kiesche zaak behandeld. Zij verlangde te weten, hoe de eerlijkheid haar gebood zich tegen over haar zwager te gedragen ; of zij het recht had hem na te gaan, hem te verhinderen hen in opspraak te brengen ? en nog, tot hoe ver zij als het noodig was, gaan kop . Zij vroeg dit alles niet kort en bondig maar met zooveel omzichtigheid, dat de abt, zonder in personaliteiten te treden, de zaak kon be spreken. Hij kwam met allerlei tegenstrijdige bewijsgronden voor den dag maar de slotsom was, dat hij oordeelde, dat een rechtvaardig mensch, het recht had ja zelfs verplicht was om het kwaad te bestrijden , en de noodige middelen mocht aan wenden om het goede te doen zegevieren . „ Ziehier mijn opinie, lieve juffrouw ,“ zeide hij ten slotte. „ Het is altijd zeer bezwaarlijk om over de middelen een juist oordeel te vellen. De manier waarop men een zaak behandelt is altijd de grootste moeielijkheid ... Maar ik weet, dat u een goed ka rakter heeft. Overweeg al uw daden en als er niets in u is, dat tegen die handelingen in verzet komt, ga dan recht op uw doel af ... Eerlijke inborsten hebben de wonderlijke eigenschap om bij alles wat zi doen die eerlijkheid te toonen. " Toen, op een anderen toon , vervolgde hij: „ Vergeet vooral niet mijn vriendelijke groeten te doen aan mijnheer Quenu. Zoodra ik eens voorbij kom, zal ik mijn lieve , kleine Pauline eens komen zien ... Tot weerziens, lieve juf frouw , u zult mij altijd bereid vinden u, zoo mooglijk, van dienst te zijn .“ Hij ging weer in de sacristie . Lisa wilde, voordat zij weg ging even zien of Claire nog altijd lag te bidden ; maar Claire was weer naar haar karpers en aal teruggekeerd ; voor de kapel van de heilige Maagd, waar het nu geheel donker was, was alleen een wanordelijke menigte stoelen , omvergerold onder de hartstochtelijke vroomheid der vrouwen, die daar geknield hadden. Toen de mooie spekslagerin de straat overstak, herkende de mooie Normande, die haar terugkomst beloerde, haar in de duisternis aan haar breede heupen. 221 . zou „Mijn hemel ! " riep zij, „ zij is meer dan een uur daar ge bleven . ' Als de heeren pastoors haar van haar zonden moeten bevrijden , mogen de koorknapen wel een ketting vormen om elkander de emmers vol vuil aan te geven en op straat te gooien . " Den volgenden morgen ging Lisa regelrecht naar Florents kamer. Zij ging er bedaard zitten , zeker dat men haar niet storen en bovendien besloten om desnoods een leugen te bedenken, als Florent onverwacht mocht komen . Zij had hem zeer druk bezig gezien op de vischmarkt. Zij haalde het laadje uit het kleine tafeltje, zette het op haar schoot en doorzocht het zorg dragende de pakjes papieren weer in dezelfde orde neer te leggen. als zij ze gevonden had. Eerst vond zij de eerste bladzijde van het werk over Cayenne , toen het ontwerp, plannen van allerlei aard, over het admini stratief systeem van de Hallen . Die bladzijden fijn schrift ver veelden haar vreeselijk ; zij wilde ze weer in de lade leggen, overtuigd dat Florent de plannen van zijn booze voornemens ergens anders verborg, toen zij in een enveloppe het portret van de mooie Normande, ontdekte . De photographie was wat donker. La Normande poseerde staande, haar arm rustte op een afgeknotte zuil, zij droeg al haar sieraden , een nieuwe zijden japon, die wijd uitstond en een onbeschaamden lach op haar gelaat. Zij verdiepte zich in een dier beschouwingen van de eene vrouw tegenover een andere, op haar doode gemak , zonder vrees gezien te worden . Nog nooit had ze haar mededingster zoo nauwkeurig kunnen opnemen. Zij bekeek de haren , den neus, de mond, hield de photographie wat op een afstand of dichtbij en las daarna op de achterzijde met stijf op elkander gedrukte lippen, de met leelijke grove letters geschreven woorden : „ Louise aan haar vriend Florent. “ Dat ergerde haar, het was een bekentenis . Zij kreeg lust om de kaart te nemen en haar als wapen tegenover haar vijanden te bewaren. Maar zij be dacht, dat het slecht zou zijn en deed langzaam het portret weer in de enveloppe, zij zou haar wel anders weten tevinden . Toen doorzocht zij de los liggende blaadjes papier een een, keek ook achter in het laadje op de plek waar Florent het garen en de naalden van Augustine gelegd had en daar tusschen het gebedenboek en de droomuitlegger voor 222 ontdekte zij wat zij zocht, zeer compromitteerende aanteeke ningen , alleen verborgen door een stuk grijs papier. Het denk beeld van een opstand, van een omverwerping van het keizer rijk door geweld, op een avond bij Lebigre door Logre voor gesteld, was langzaam in den vurigen geest van Florent tot rijpheid gekomen . Weldra zag hij er een plicht, een roeping in. Het was het gevonden doel van zijn ontsnapping uit Cayenne en zijn terugkomst in Parijs. Hij geloofde, dat hij zijn magerheid te wreken had tegenover die vetgemeste stad, hij zou rechten , hij zou zich verzetten , om die van spijs en drank opgevulde regeerenden te verdelgen . In dat teeder ge moed, schoot het idée - fixe zeer gemakkelijk wortel. Alles nam voor zijn oogen een buitengewonen omvang aan , de zonder lingste voorstellingen bouwden zich in zijn geest op, hij ver beeldde zich , dat de Hallen zich bij zijn komst van hem meester hadden gemaakt, om hem te ontzenuwen , te vergiftigen met haar geuren. Dan was het Lisa, die hem van zijn verstand zocht te berooven , hij vermeed haar zooveel mogelijk , als een oplossend middel, dat zijn wil zou doen smelten, als bij haar naderde. Die bedenkelijke gemoedstoestanden eindigden altijd in groote weekheid, in een behoefte aan liefde , die hij met kinderlijke schaamte verborg. Des avonds vooral waren Florents geestvermogens dikwijls beneveld. Ontevreden over den door gebrachten dag, overspannen, bang om te gaan slapen, uit een onbewuste vrees voor het onbewust zijn , bleef hij telkens langer bij mijnheer Lebigre of bij de Méhudins en als hij dan einde . lijk thuis kwam, ging hij nog niet naar bed, maar schreef, om den grooten opstand voor te bereiden . Langzamerhand maakte hij een geheel organisatieplan . Hij verdeelde Parijs in twintig sectiën, waarvan ieder een opperhoofd, een soort van generaal, zou hebben, die twintig luitenants onder zijn bevelen zou krijgen , die op hun beurt over twintig leden van het genoot schap te bevelen zouden hebben . Iedere week zouden de ver schillende opperhoofden een bijeenkomst houden, telkens in een verschillend lokaal ; voorzichtigheidshalve zouden de verbonde . nen trouwens alleen hun eigen luitenant kennen, die zelf weer alleen met den chef van de sectie in aanraking zou komen, ook zou het nuttig zijn , dat al die afdeelingen zich met denk beeldige zendingen belast waanden om zoodoende de politie geheel van het spoor te leiden. 223 Wat het in werk stellen van deze krachten betreft , dat was zeer eenvoudig ; men zou de algeheele vorming der kaders af wachten en vervolgens gebruik maken van de eerste politieke beweging, die komen zou . Daar men zeker niets zou hebben dan eenige jachtgeweren, zou men zich eerst van de posten meester maken , men zou de pompiers, de liniesoldaten, de wachters ontwapenen, zoo mogelijk zonder geweld, hun ver zoekende gemeene zaak te maken met het volk. Vervolgens zou men regelrecht naar het Wetgevend Lichaam en van daar naar het Stadhuis gaan . Dit plan waarop Florent iederen avond terugkwam en dat zijn overspannen zenuwen eenigszins tot kalmte bracht, bestond alleen nog maar op stukjes papier vol doorhalingen, die de weifelingen van den schrijver bewezen en waaruit men de ver schillende wisselingen van deze te gelijk kinderlijke en weten schappelijke schepping kon volgen Toen Lisa de aanteekeningen doorloopen had, zonder alles te hegrijpen , beefde zij, zij durfde de papieren niet meer aan te raken , alsof zij vreesde ze als geladen wapenen onder haar handen te zien losbranden . Een laatste aanteekening deed haar nog meer ontstellen dan de anderen . Het was een half blaadje papier, waarop Florent den vorm van de insignes had geteekend , die de opperhoofden en luitenants van de anderen zouden onderscheiden ; ook de banieren der afdeelingen waren op het papier aangegeven, terwijl er kantteekeningen bij geschreven waren waarin de kleur der vaandels bepaald werd. De insignes voor de opperhoofden zouden uit roode sjerpen bestaan , die van de luitenants in eveneens roode armstukken. Dit was voor Lisa, de onmiddel lijke verwezenlijking var den opstand, zij zag die mannen met hun roode sjerpen en banden reeds voorbij de spekslagerij gaan , kogels door de spiegels en ruiten jagende, saucysen en worsten stelen Het schandelijk voornemen van haar zwager was een misdadige onderneming tegen haar zelve, tegen haar geluk. Zij schoof de lade weer in de tafel, keek de kamer rond en zeide tot zich zelve, dat zij die man toch huisvesting verleende, dat hij onder haar lakens sliep, dat hij haar meubelen ge bruikte. Vooral de gedachte, dat hij het afschuwelijk , helsch plan daar in dat wit houten tafeltje verborg, maakte 224 ។ haar woedend , het was hetzelfde tafeltje, dat zij voor haar trouwen, bij oom Gradelle, gebruikt had, een onschuldig ta feltje. Zij bleef in gedachten verzonken staan, wat zou ze nu doen . Het was onnoodig Quenu in te lichten . Zou zij er Florent over onderhouden ? Zij vreesde, dat hij zijn misdaad dan elders zou ten uitvoer brengen, alleen om hen te compromitteeren. Liever zou zij hem dus in het oog houden en zoodra er gevaar dreigde, zou zij verder zien . De slotsom was echter, dat zij nu een middel wist om hem naar de galeien te doen terugkeeren . Toen zij in den winkel terugkeerde, vond zij Augustine in de grootste ontsteltenis. De kleine Pauline was sedert meer dan een half uur verdwenen . Zij wist Lisa's angstige vragen niet te beantwoorden. „ Ik weet het niet juffrouw ... Zij was daar met een kleinen jongen op het trottoir ... Ik zag hen ; toen heb ik ham ge sneden voor een heer en daarna heb ik de kinderen niet meer gezien ... " „ Ik wed, dat het Muche was, " riep de spekslagersvrouw, „ O die schooier ! " Het was inderdaad Muche. Pauline, die dien dag voor het eerst een nieuwe jurk aan had, had haar willen laten zien. Zij stond zoo recht als een kaars voor den winkel, heel stil en ern stig als een klein zesjarig vrouwtje, dat bang is zich vuil te maken. Haar zeer korte, wijde rokjes stonden uit als de rokjes een balletdanseres, terwijl haar strak opgetrokken witte kousjes en haar blauwlederen schoentjes er onder zichtbaar waren ; rondom haar laag uitgesneden boezelaartje was een smal geborduurd strookje, haar mooie, zachtroode kinderarmpjes waren bloot. Zij droeg blauwe oorbelletjes, een kruisje om den hals, een blauw fluweelen lint in het keurig, netjes ge kamde haar, zag er uit als een nieuwe Parijzer pop. Muche had haar uit de Hallen opgemerkt. Hij was juist bezig doode visschen in de goot te leggen, die door het water werden meegevoerd en volgens hem zwommen. Maar toen hij Pauline zag, zoo mooi, zoo netjes, stak hij den weg over, zonder pet, met een gescheurde kiel en een half afgezette broek, een echte, kleine straatjongen. Zijn moeder had hem wel verboden met dat dikke, domme schaap, dat zoo volgepropt. van 月 225 . . . werd door haar ouders, dat het bijna barstte" , te spelen, maar hij keek even rond, wipte naar den overkant en wilde de mooie jurk van Pauline eens betasten . Pauline, die eerst gevleid was, trok een preutsch mondje, ging achteruit en mompelde : Ga weg . . . Moe wil niet dat ik mij met je bemoei. “ Daar moest Muche om lachen, hij was zeer vrij en onder nemend. „,, Och kom, je bent een onnoozel kind ! ... Het komt er niets op aan, dat je moe het niet wil . Wij gaan krijgertje spelen, ga je mee ? " Hij koesterde het denkbeeld om Pauline vuil te maken. Deze ziende, dat hij haar een duw wilde geven, ging nog meer achteruit, deed alsof zij in huis wilde gaan. Toen werd hij heel vriendelijk, hij haalde zijn broek op, als iemand die weet hoe het behoort. Wat gek ! het is om te lachen Wat zie je er lief uit. Is dat kruisje van je moe ? " Zij voelde aan haar hals en zeide, dat het van haar zelve was, Hij nam haar met een zoet lijntje mee naar den hoek van de rue Pirouette ; hij betastte haar rokjes, verwonderde zich omdat ze zoo stijf waren , tot groot vermaak van het kleine meisje. Sedert zij op het trottoir had staan pronken, was er tot haar spijt nog niemand geweest, die naar haar gekeken had . Maar, ondanks de komplimentjes van Muche wilde ze toch niet van het trottoir gaan . , Wat een uilskuiken ! " riep hij, weer grof wordende. „ Ik zal je in de modder zetten, juffrouw Pronkgraag ! “ Zij verschrikte. Hij had haar bij de hand genomen en be grijpende, dat hij dom was geweest, begon hij weer te vleien, hij zocht in zijn zak en zeide : „ Ik heb een sou. “ Het zien van den sou, bracht Pauline tot bedaren. Hij liet den sou voor haar oogen draaien, totdat zij ten slotte op den weg was zonder dat zij het zelf wist, om den sou te volgen. Die kleine Muche had werkelijk geld op zak. Wat lust je graag ? " Zij antwoordde niet dadelijk ; er was zooveel dat zij graag lustte. Hij noemde allerlei lekkernijen op; drop, zoethout, gom Zola , Hallen. 15 226 ballen>, suiker. Die suiker gaf het meisje veel te denken, men stopt er de vingers in, men zuigt dat is lekker. Zij was zeer ernstig, toen tot een besluit komende : Neen, ik houd van suikergoed. " Toen nam hij haar bij den arm en ging zij zonder tegenstribbelen mee. Zij staken de rue Rambuteau over, volgden het breede trottoir van de Hallen en gingen naar een kruidenier in de rue la Cosson nerie, die bekend was door zijn suikergoedzakjes. Die zakjes zijn papieren peperhuisjes waarin de kruideniers het gebroken lekkers doen , balletjes, in stukken gevallen geconfyte kas tanjes, restjes uit de verschillende flesschen met suikergoed. Muche was galant ; hij liet Pauline een peperhuisje kiezen en betaalde zijn sou. Op het trottoir gekomen, deed zij de ver schillende kruimels in de twee zakjes van haar boezelaar die geheel vol waren . Zij knabbelde langzaam stukje na stukje, en maakte haar vinger nat om het fijne stof op te likken , zoodat het suikergoed begon te smelten en er twee bruine vlekken op de zakken van haar boezelaar verschenen . Muche lachte in zijn vuistje. Hij sloeg zijn arm om haar middel, kreukelde haar kleeren op zijn gemak en liet haar den hoek van de rue Pierre- Lescat omslaan naar het plein des Innocents, zeggende : „ Zeg, willen wij nu wat spelen ? .... Lekker hé, wat je in je zak hebt ? Zie je nu wel, dat ik je geen kwaad wou doen, gans ? " Toen stopte hij zelf zijn vingers in de zakjes. Zij stapten de Square 1 ) binnen en dat was juist, waar de kleine Muche zijn prooi wilde hebben . Hij liet haar de Square zien, alsof het zijn eigen domein was, waarin hij trouwens gewoon was ge heele middagen rond te dwalen . Pauline was alleen nog nooit van huis gegaan , zij zou gesnikt hebben als een ge schaakte jongedame, als de suiker in haar zakjes haar niet getroost had . De fontein , op het midden van een door bloem perken afgewisseld grasveld, stroomde klaterend in de water kom; de bevallige nijmphen van Jean Goujeon, bogen haar water kannen voorover. De kinderen liepen er omheen , zagen hoe het water uit de zes kannen neerviel, keken naar het gras, zeker plan makende om midden over het veld te loopen, of om 1 ) Square, van Engelschen oorsprong, beteekent een door een ijzeren hek af gesloten tuin of park op een openbaar plein . 200 ver 7 227 onder de heesters en rhododendrons te kruipen, die langs het ijzeren hek van den Square stonden. De kleine Muche, die er intusschen in geslaagd was de mooie jurk van achteren te kreukelen , zeide met een heimelijk lachje : „ Wij gaan een beetje met zand gooien , vindt je ' t goed ?" Pauline was verleid. Zij sloten de oogen en gooiden elkander met zand ; het zand gleed tusschen het laag uitgesneden lijfje van het meisje er zakte zelfs tot in haar kousen en schoenen . Muche genoot toen hij het helder witte boezelaartje geel zag worden. Maar hij vond zeker dat het toch nog te schoon was. „ Zeg willen wij boomen gaan planten , ” vroeg hij eensklaps . , Ik kan mooie tuinen maken ." „ Echte tuinen ? ” vroeg Pauline vol bewondering. Daar de boschwachter er niet was, had Muche gelegenheid om haar gaten te laten maken in een perk. Zij lag op haar knieën, midden in de weeke aarde en stopte haar mooie bloote armpjes tot aan de ellebogen in den grond. Hij zocht stukjes hout, brak takken af die voor boomen dienst moesten doen in Pau lines tuin . Maar hij vond de gaten nooit diep genoeg, hij be bandelde haar als een baas het een slecht werkman zou doen. Toen zij overeind kwam, was zij van onder tot boven pikzwart, de aarde zat tot in haar haren en zij zag er zoo grappig uit met haar kolendragersarmen , dat Muche in de handen klappend, uitriep : „ Nu gaan wij de boomen begieten , anders zouden ze niet groeien, begrijp je ? ” Dat was het toppunt. Zij haalden in de holte van hun handjes water uit het bassin en gingen de eindjes hout begieten. Pau line, die te dik was om vast op haar beenen te staan, stortte het grootste gedeelte van het water langs haar rokjes, zoodat zij er ten slotte uitzag, alsof zij in de goot gerold had . Muche vond haar heel goed, toen zij zoo vuil was. Zij gingen naast den tuin, dien zij geplant hadden onder een rhododendron zitten , hij vertelde haar dat het al groeide, nam haar hand en noemde haar zijn vrouwtje. „ Je bent zeker wat blij, dat je meegegaan bent niet ? in plaats van op dat trottoir te blijven, waar je je vrees eeselijk scheen te vervelen O je zult eens zien, ik ken allerlei spelletjes. Je moet dikwijls komen, hoor. Maar wees nu niet 228 1 9 > zoo dom om het aan je moe te vertellen . . . Als je dat doet, zal ik je als ik voorbij kom aan je haren trekken ." Pauline vond alles goed . Als laatste galanterie vulde hij haar twee zakjes met aarde. Hij drukte haar tegen zich aan , trachtende haar pijn te doen. Maar zij had geen suikergoed meer, zij speelde niet en werd ongerust. Daar hij haar begon te knijpen , begon zij te schreien, zeggende, dat zij weg wilde . Muche had onuitsprekelijk veel pret, hij dreigde haar, haar niet meer naar haar ouders te zullen brengen. Het doodelijk ontstelde kind, snikte als een meisje, dat zich in de macht van haar verleider weet. Hij zou zeker geëindigd zijn met haar te slaan , toen een scherpe stem, die van juffrouw Saget, naast hen uitriep : „Wel, God bewaar me ! het is Pauline .... Wil je haar wel eens met rust laten, ondeugende rekel !" De oude vrijster nam Pauline bij de hand, allerlei uitroepen slakende over den deerniswaardigen staat van haar toilet. Muche bleef bedaard toekijken , hij lachte heimelijk over zijn werk en zeide, dat zij absoluut met hem mee wilde en dat zij was ge vallen. Juffrouw Saget was een trouwe bezoekster van den Square ; zij bracht er iederen middag ruim een uur door, om zich op de hoogte te houden van de praatjes van het mindere volk. Aan beide zijden stonden rijen banken. De arme lieden , die het in hun armzalige krotten te benauwd krijgen, komen daar in menigte frissche lucht inademen : de oude vrouwtjes mager, gerimpeld met gekreukelde mutsen, de jongeren in jakjes, met slordig vastgemaakte rokken, blootshoofds, kracbte loos, bleek reeds van ellende, ook enkele mannen komen er , nette grijsaards, sjouwerlieden, verdachte heeren met hooge hoeden. ; terwijl in de lanen de kinderen spelen , karretjes zonder wielen voorttrekken, haveloos en vuil, krioelend in de zon . Juffrouw Saget was zoo mager, dat zij altijd nog een plaatsje op een bank kon vinden . Zij luisterde, begon een gesprek met een buurvrouw , de een of andere dagloonersvrouw, die daar uit een met touw bijeengehouden mandje zakdoeken en kousen vol gaten te voorschijn haalde om te verstellen . Zij had er trouwens ook kennissen. Onder het oorverdoovend geschreeuw der kinderen en het voortdurend rollen van rijtuigen, in de rue Saint-Denis werden eindelooze kletspraatjes gehouden over 229 van de winkeliers uit de buurt, een , cronique seandaleuse ," aan gewakkerd door het weigeren van crediet en de heimelijke afgunst van de arme lieden . Zij hoorde hier de schandelijkste dingen, waarmede zij haar honger van nieuwsgierigheid prikkelde. Tegenover haar, aan de zijde van de Hallen, had zij het plein , de drie rijen huizen met haar vensters, die zij met den blik trachtte te doorboren ; het was, alsof zij naar boven klom , alsof zij langs de drie verdiepingen kroop, van de onderste vensters tot aan de dakraampjes; zij keek naar de gordijnen ; bouwde geheel drama op de enkele verschijning van een hoofd tussehen twee gordijnen , zoodat zij ten slotte de ge schiedenis van al de bewoners kende, alleen door het aan schouwen van de gevels. De restauratie Baret vooral boezemde haar veel belang in , met haar sierlijk terras waar het groen van eenige bloempotten over het lofwerk af hing, haar vier ver diepingen met versiersels en keurig geschilderd ; zij schepte be hagen in die zachtblauwe muurschildering, in de gele pilaren, in die groote schelp op een zuil geplaatst, in die voorzijde een bordpapieren tempel, tegen een bouwvallig huis, dat bovenaan langs het dak omgeven werd door een ge verfd zinken galerij. Achter de roodgestreepte gordijnen zag zij de gezellige maaltijden, de fijne soupeetjes, de woeste brui loftspartijen .. Zij ontzag zich zelfs niet te liegen, dat Florent en Gavard daar braspartijen hielden met die twee sletten Mé hudin en dat er bij het dessert schandelijke dingen gebeurden. Pauline schreide intusschen harder, sedert de oude vrijster haar bij de hand hield. Deze richtte zich reeds naar den uitgang van den Square, toen zij zich scheen te bezinnen. Op den hoek van een bank plaats nemende, trachtte zij het kind tot bedaren te brengen. , Kom, niet schreien , dan nemen de dienders je mee Ik zal je thuis brengen. Je kent mij nog wel, niet waar ? Ik ben een goede vriendin , ” weet je Kom lach eens. " Maar de tranen beletten het haar, zij wilde weg. Toen liet juffrouw Saget haar stilletjes snikken, zij wachtte totdat zij ge daan had. Het arme kind rilde in haar natte rokken en kousen ; de tranen, die zij met haar vuile handjes afdroogde, maakten haar zwart tot de ooren toe. Toen zij een beetje bedaard was, hernam de oude op zoetsappigen toon : 230 > . 6 „ Je moetje is niet stout, is ' t wel ? Zij houdt veel van je." „ Ja, ja , " antwoordde Pauline, nog diep bedroefd . , En je paatje is ook niet stout, hij slaat je niet, hij kibbelt niet met je moetje ? .. Wat zeggen ze 's avonds, als zij naar bed gaan ?" „ Och, ik weet niet ; ik heb het zoo lekker warm in bed.” ,, Spreken zij dan over je neef Florent ?" , Ik weet niet." Juffrouw Saget zette een boos gezicht en veinsde op te staan en weg te zullen gaan . , 0 ! je bent een leugenaarster , . . . Je weet wel, dat je niet jokken mag... Als je jokt, laat ik je staan en zal Muche je knijpen ." Muche, die voor de bank heen en weer liep, kwam hier tusschenbeide en zeide op zijn beslisten toon : „ Och kom , ze is veel te dom om wat te weten.. „ Ik weet, dat die goede meneer Florent raar op zijn neus keek gisteren , toen moe lachend tegen hem zei , dat hij haar gerust mocht zoenen . “ Maar Pauline was na de bedreiging van juffrouw Saget haar aan haar lot te zullen overlaten , weer gaan schreien. Wees dan toch stil , ondeugend nest ! " mompelde de oude, haar heen en weer schuddende . „ Ik zal niet weggaan, ziedaar, ik zal lekkers voor je koopen, hé is dat niet goed ! .. Dus, je houdt niet van je neef Florent ? " „ Neen, moe zegt dat hij niet fatsoenlijk is . " , Zie je nu wel, dat je moe wat van hem zeide. “ Eens op een avond lag ik in bed , Mouton sliep bij mij... Toen zei ze tegen pa : Je broer is alleen van de galeien ont vlucht om er ons met ons allen terug te brengen. “ Juffrouw Saget kon een lichten kreet niet onderdrukken. Zij was sidderend overeind gaan staan . Er ging een licht voor haar op. Zij nam Pauline weer bij de hand, sprak geen woord meer, maar liet inwendig lachend en met Alikkerende oogen het kind op een drafje naar de spekslagerij loopen . Muche die haar, allerlei bokkesprongen makende, vergezelde, genietende van de bemodderde kousen van het kleine meisje, was zoo voorzichtig om op den hoek van de rue Pirouette te verdwijnen . Lisa was doodelijk ongerust. Toen zij haar dochtertje zoo vuil voor zich 231 ។ aan 6 zag, ontstelde zij zoo, dat zij haar naar alle kanten draaide, zonder er zelfs aan te denken haar klappen te geven. De oude zeide met haar onaangename stem : , Dat heeft Muche gedaan... Ik breng haar u terug ... u moet weten , ik vond hen samen onder een boom in den Square. Ik weet niet, wat zij uitvoerden... Als ik u was, zou ik het eens onderzoeken. Een kind van dat gemeene wijf is tot alles in staat. Lisa bleef sprakeloos. Zij wist niet waar zij haar dochtertje zou aanvatten, zoo walgde zij van haar vuile kousen , haar gescheurde rokken, haar pikzwart gezicht en handen. Het blauw fluweelen lint, de oorbelletjes, het kruisje alles verdween onder het vuil. Maar vooral de zakjes vol aarde maakten haar woedend . Zij bukte en gooide ze leeg zonder den wit marmeren vloer van haar winkel te denken . Toen vond zij maar een enkel woord, zij sleepte Pauline mee en zeide : , Kom, smeerpoes. " Juffrouw Saget, die genoot in dit tooneel, stak vlug de rue Rambuteau over. Haar voeten raakten nauwelijks den grond, de vreugde gaf haar vleugelen . Nu wist zij dan toch, eindelijk . Na een jaar van brandende nieuwsgierigheid, had zij nu Florent in haar macht en dat eensklaps. Het was een ongehoopt geluk dat haar ziekelijke nieuwsgierigheid genas ; want zij voelde het, die man zou haar langzamerhand hebben doen sterven als hij nog langer haar hartstochtelijk verlangen om te weten , teleur stelde. Nu kende zij de geheele buurt in en om de Hallen, er was geen gaping meer ; zij zou iedere straat van winkel tot winkel hebben kunnen beschrijven. Met zuchtjes van genot, trad zij in het vruchten -paviljoen : Wel juffrouw Saget, riep Sarriette, die daar achter haar bank zat, haar toe, waarom lacht u zoo in uw zelve ?... Hebt u de honderd- duizend getrokken ? " , Neen, neen ... Maar, o kind, als je eens wist ..." Sarriette zag er allerbekoorlijkst uit te midden van haar vruchten. Haar krullende haren vielen haar als wijngaardloof over het voorhoofd. Haar bloote armen en hals waren roos kleurig en frisch als haar perziken en kersen . Voor de grap had zij kersen aan haar ooren gehangen, donkere kersen, die op haar wangen dansten als zij zich liefelijk lachend voorover 232 boog ; zij had er zelf pret in, zooals zij bessen at, baar lippen, kin en neus waren er door roodgeverfd ; het was alles kleurig en frisch alsof zij zich geparfumeerd en geblanket had. Haar rokken droegen den geur van pruimen mee, haar balf afge zakte halsdoek rook naar frambozen . In haar klein winkeltje lagen stapels vruchten . Achter haar op de planken waren rijen meloenen en kanteloupen, hazelnoten in haar grijze onhulsels, peervormige vijgen . Uitgezochte vruchten lagen keurig in manden met groen geschikt en deden denken aan mooie, ronde kinder gezichtjes half verscholen onder een gordijn van bladeren ; vooral de perziken van Montreuil, fijn en frisch als de meisjes van het Noorden ; perziken uit het Zuiden, met de gebruinde huid der meisjes uit Provence. De op legers van mos rustende abrikozen hadden de kleur van amber, de zachtbruine tint van de nekken der brunettes op de plaats waar weerbarstige haartjes krullen. De naast elkander geschikte kersen geleken op de te dun ne glimlachende lippen van een chineeschen vrouwenmond ; de kersen van Mont-merency als de mooi gevormde lippen van een dikke vrouw, de Engelsche kersen langwerpig en ernstiger ; de spaansche zwarte kersen als vurig gezoende lippen ; de bonte wit en rozerood gevlekte kersen, als lachjes vroolijk en spijtig te gelijk , Peren en appelen waren met bouwkunstige regelmaat tot pyramides opgestapeld. Zij prijkten met verschillende kleuren de api- appelen , de rambourgappels, de kalvijnen in witte kleedjes, de bloedroode canada-appels, de koperroode kastanje appels , de blonde reinetten rood gevlekt ; dan de verschil . lende soorten peren , de zomerperen, de Engelsche peren, de boterperen, de roodbruine herfstperen, de vijgeperen met lange zwanenhalzen, gele en groene buiken soms verlevendigd door een vlekje karmijn. Daarnaast lagen pruimen doorschijnend en kwijnend als bleekzuchtige juffertjes ; de reine - Claudes, de mirabellen als losse gouden kralen van een rozekrans, in een doos met stokjes vanille gelegd. Ook aardbeien met haar jeugdig frissche geuren , vooral de kleine wilde aardbeien uit de bosschen, meer nog dan de groote aardbeien uit de tuinen, die naar den gieter ruiken . De frambozen voegden een zeker bouquet bij dezen zuiveren geur. Aalbessen, hazelnoten maakten het aanzien van al die tinten nog vroolijker, terwijl manden vol druiven, zware, dikke trossen machteloos over de teenen 233 van rand afhingen en haar, door de al te vurige koestering der zon, rosachtig geworden korrels lieten vallen . Sarriette leefde daar, tusschen die bedwelmende geuren , als in een wijngaard . De goedkoopere vruchten , kersen, pruimen, aardbeien lagen half gekneusd , op met papier belegde manden voor haar, en vlekten de uitstallingstafel, met haar sappen , die dampten in de warmte. Op heete Julidagen, wanneer de meloenen haar met haar machtige muscusgeuren omringden , voelde zij dan ook haar hoofd draaien. Halfdronken , haar doekje nog lager gezakt, jong en frisch als de lente zelve, zag zij er uit om van te watertanden . Zij zelve, haar armen, haar hals verleenden aan haar vruch ten, dat verleidelijk aanzien, die teedere, zachte tinten. Op de uitstallingstafel naast de hare, stelde een oude koopvrouw , een afschuwelijke dronkelap, slechts gerimpelde appelen , peren als verdroogde borsten, lijkkleurige abrikozen ten toon. Zij daarentegen, maakte haar uitstalling, enkel verleiding. Haar lippen hadden daar de kersen een voor een neergelegd als vurige zoenen ;; de satijnzachte perziken vielen uit haar geopend keurslijfje ; zij gaf aan de pruimen haar zachtste vel, de teedere huid van haar slapen, die van haar kin, zij liet een weinig van haar rood bloed in de aderen van de bessen stroomen. Haar jeugdig vuur wekte de lusten op van die vruchten der aarde, al die zaden waarvan de teederheden ein digden op een bed van bladeren, in de met mos bedekte rust plaatsen der kleine manden . Achter haar winkel, verspreidde de bloemengalerij, een laffen geur, in vergelijking van het levensaroma, dat uit haar manden met gekneusde vruchten en haar slecht gesloten kleeren omhoog steeg. Dien dag was Sarriette dronken door den overvloed van mira . bellen op de markt. Zij zag wel, dat juffrouw Saget een nieuwtje wist en zij wilde haar uithooren , maar de oude trap pelde van ongeduld en zeide : „Neen , neen neen,, ik heb geen tijd. : . . Ik moet noodzakelijk naar juffrouw Lecoeur. Nu ik weet wat moois !. ... Ga maar mee, als je wilt." Zij was werkelijk alleen het vruchtenpaviljoen doorgegaan 7 234 om Sarriette mee te troonen. Deze kon de verzoeking niet weerstaan. Mijnheer Jules was juist bij haar, hij zat geschoren en frisch als een cherubyn op een stoel te wiegelen. Wil jij even oppassen “ , vroeg zij ; , ik kom dadelijk terug.“ Maar hij stond op en riep met zijn lijmerige stem, juist toen zij de laan inging. „ Ik moet er niets van hebben, Lisette. Ik maak dat ik weg kom .... Dank je wel om een uur hier te wachten, zooals onlangs.... Bovendien je pruimen bezorgen mij hoofdpijn .“ Hij stapte bedaard weg, zijn handen in zijn zakken. De winkel bleef alleen . Juffrouw Saget liet Sarriette hard loopen. In het boterpaviljoen gekomen, hoorde zij dat juffrouw Lecoeur in den kelder was. Sarriette ging haar halen, terwijl de oude juffrouw tusschen de kazen plaats nam. Het was erg donker in den kelder, langs de straatjes zijn de lichtgaten, uit vrees voor brand, bedekt met zeer fijn ijzergaas, enkele gaspitten vormen gele vlekken zonder stralen , in de walgingwekkende dampen, die zich onder het gewelf ophoopen . Juffrouw Lecoeur bewerkte de boter op een van de tafels aan de zijde van de rue Berger. Er viel een bleek licht door de kleine kelderraampjes naar binnen . De voortdurend afgespoelde tafels , zagen er uit alsof zij nieuw waren . De koopvrouw kneedde haar kluiten boter in een ' eikenhouten kist. Zij nam van de verschillende stukken boter naast haar een gedeelte , mengde ze dooreen, verbeterde ze op dezelfde manier als men doet, wanneer men wijn versnijdt. Voorover gebogen, met haar puntige schouders, haar magere knoestige armen, tot aan de schouders ontbloot, stopte ze haar vuisten in de vette pap, die er blank, krijtachtig begon uit te zien . Zij zweette en zuchtte onder den zwaren arbeid. Juffrouw Saget verlangt u te spreken , tante, zeide Sarriette. Juffrouw Lecoeur hield op, zette haar muts recht met haar vingers vol boter en antwoordde : „ Ik ben dadelijk klaar, laat haar even wachten. “ , Zij heeft u iets heel belangrijks te zeggen. " , Even nog, kindjelief." Zij had haar armen weer in de boter gedompeld, die haar nu tot aan de ellebogen zat. Vooraf in lauw water, zacht gemaakt besmeer de zij haar perkamenten huid als met olie, terwijl de dikke paarse 235 > Er zijn aderen , die haar vel doorploegden nog meer opzwollen . Sarriette walgde van die leelijke armen , die heftig in de smel tende massa rondwoelden. Maar zij dacht aan weleer ; vroeger woelde zij met haar mooie kleine handjes ook geheele midda gen in de boter, zij diende haar zelfs voor „ pâte d'amande, " een wonderzalf, die haar huid blank, haar nagels rozerood maakte en waarvan haar vingers nog de lenigheid behouden hadden. Na een oogenblik stilte, zeide zij : „ Uw boterkluiten zullen wel wat te wenschen overlaten , tante. U hebt daar boter bij die sterk is. " , Dat weet ik wel , “ zeide juffrouw Lecoeur zuchtend , maar , wat zal men doen ? die moet ook aan den man .. menschen die weinig willen betalen ; welnu men maakt het hun goedkoop... Zij is altijd nog goed genoeg voor enkele klanten . “ Sarriette dacht, „ ik zou er niet graag van eten als tante er haar armen in gestopt had." Zij keek in een potje met een soort van roodachtige verf. , Uw boterkleursel is te licht, “ zeide zij. Het boterkleursel moest de kluiten een mooie gele kleur ver leenen. De koopvrouwen gelooven, dat zij alleen het geheim van dat kleursel kennen , dat eenvoudig bestaat uit de geelroode verfstof van den rooden bast der kern van den orlean of roekoeboom ; het is echter waar, dat zij zelf een verfstof fa briceeren uit wortels en goudsbloemen. , Kom, gaat u nu eindelijk mee ? " zeide de jonge vrouw, die ongeduldig werden niet meer gewoon was aan de kwalijk riekende geuren in den kelder. Juffrouw Saget is misschien al weggegaan Ze moet vreeselijke dingen van oom Gavard weten.. Eensklaps hield juffrouw Lecoeur op. Zij liet boter en kleursel in den steek, veegde zelfs haar arm niet af, maar gaf weer een ruk aan haar muts en volgde haar nichtje de trap op, angstig zeggende : , Denk je werkelijk , dat zij niet op ons gewacht heeft ? " Maar zij herstelde zich, toen zij juffrouw Saget tusschen haar kazen gewaar werd. De drie vrouwen gingen achter in het kleine winkeltje, dicht bij elkaar zitten . Twee lange minuten bewaarde juffrouw Saget het stilzwijgen, ziende, dat de anderen brandden van nieuwsgierigheid , zeide zij scherp : B 236 vari 6 65 , Jelui kent beiden Florent ? .. Nu, ik kan je vertellen , waar hij van daan komt. " Zij liet de twee vrouwen nog een oogenblik in spanning. , Hij komt van de galeien, " zeide zij eindelijk , met holle stem . “ De kazen rondom haar verspreiden een walglijken geur. Op de beide planken , achter in den winkel, lagen groote kluiten boter op een rij ; boter van Bretagne in manden, boter van Normandie in lijnwaad gewikkeld, andere kluiten aangesneden door de breede boterspanen, vol deuken en inhammen . Onder de toonbank van rood met grijs dooraderd marmer, stonden krijtwitte eieren en in kaaskorven lagen bolronde kazen van Neufchâtel, platte kazen als medailles. Vooral boven op de toonbank echter lagen stapels kaas . Daar, naast stukken boter een pond, lag een reuzenkaas van Auvergne vol spleten en kloven ; dan volgde de goudkleurige „ chester, “ een „gruyère, als een van een kar gevallen rad, bolronde, hoflande kazen, als afgehakte hoofden , met vlekken van opgedroogd bloed en zoo leeghoofdig hard, dat ze den bijnaam hebben van ,doodskoppen . Drie kazen , op ronde plankjes,, zagen er uit als manen ; twee zeer droge kazen waren volle manen ; de derde in haar tweede. kwartier, stroomde leeg ; een witte room vormde een meertje, sijpelde door de dunne plankjes, waarmede men te vergeefs trachtte de vloeiende massa tegen te houden. Op kaartjes, in den vorm van antieke schilden , stond de naam van de fabri kanten gedrukt. Een in zilverpapier gevatte ,romantour, deed denken aan een staaf van nougat, een gesuikerde kaas, ver dwaald tusschen die gistende zaken . De „ roqueforts “ onder haar kristallen stolpen zagen er vorstelijk uit, met hun vette blauw en geel geaderde gezichten, alsof zij een zekere ziekte hadden waar sommige rijke lieden mee behept zijn , die te veel truffels hebben gegeten ; terwijl op een schotel daarnaast geiten kaasjes zoo groot als een kindervuist, stonden. Dan volgden de stinkende kaassoorten, les mont d'or " lichtgeel met een lafzoeten geur, les troyes, “ zeer dik aan de kanten afgebrok keld, al wat sterker riekende, als in een vochtigen kelder ; , les camembert " een geur verspreidend als te adellijk wild, les limbourg, " „ les marades“ les pont- Sevêque allen met haar bij zondere geuren ; de kwalijkriekende , livarat * tot eindelijk de olivet ," in notenboombladeren gewikkeld, stinkend als rottende ܪ 6 237 zaam en - lijken van dieren, aan een slootkant gevonden en door de boeren met takken bedekt. De warme namiddagzon had de kazen week gemaakt, de schimmel op de korsten nam kopergele en grijsachtig groene tinten aan , veel overeenkomst vertoonende met half genezen wonden ; een windvlaag blies onder de eiken. bladeren en hief de bedekking van de olivet" op, die lang zwaar op en neer bewoog als de adem van een sla pende ; een stroom van leven had een van de livarots“ door boord en in die kerf aan een volk wurmen het leven gegeven. Achter de weegschalen stond een géromé" met anijs gekruid , die zulk een pestlucht verspreidde, dat vliegen bedwelmd , naast het doosje, op het rood met grijs geaderd marmer gevallen waren . Juffrouw Saget had die stinkende kaas bijna onder haar neus . Zij ging wat achteruit en leunde met haar hoofd tegen de groote vellen geel en wit papier, die in een hoek, achter in den winkel aan den muur bevestigd waren. „ Ja ," herhaalde zij met een gebaar van afschuw , hij komt van de galeien. . Nu, ze hebben geen reden om trotsch te zijn, bij Quenu -Gradelle. Juffrouw Lecoeur en Sarriette uitten kreten van verbazing . Het was niet mogelijk. Wat had hij dan toch uitgevoerd om zulk een straf te verdienen ? wie zou ooit gedacht hebben dat juffrouw Quenu, op wier deugd men trotsch was in de buurt, een minnaar had in de galeien ? , Och, jelui weet het rechte nog niet , " riep de oude vrouw ongeduldig. Luister dan toch . Ik wist wel, dat ik dien grooten lummel meer gezien had. " Zij vertelde nu de geschiedenis geschiedenis van va Florent. Er had, ze herinnerde het zich nu heel goed, indertijd een gerucht ge loopen van een neef van den ouden Gradelle, die naar Cayenne verbannen was, omdat hij zes politieagenten op een barricade gedood had ; zij had dien neef zelfs eens gezien in de rue Pirouette . Welnu , hij was die neef. Zij klaagde toen, dat haar geheugen slecht werd, dat zij weldra niets meer zou weten, dien dood van haar geheugen betreurde zij als het verlies van een met opoffering van een geheel leven, langzaam verworven wetenschap . ,Zes politieagenten ! “ mompelde Sarriette met bewondering ; „ hij moet een paar stevige vaisten hebben, die man. " 6 > 238 > „ Hij heeft nog veel meer gedaan, ' voegde juffrouw Saget er bij: „ Ik zou hem niet graag alleen op een eenzamen weg ontmoeten . " Wat een schurk ! “ stotterde juffrouw Leceur. De zon schoot haar stralen schuin in het paviljoen, de kazen begonnen sterker te rieken . Vooral de , marolles “ stonken vreeselijk ; er stegen machtige dampen uit op, die roken als oud stalstrooisel , tusschen de laffe geuren van de kluiten boter. Toen scheen de wind te keeren ; plotseling steeg de stank van de limbourg, wrang en bitter, als de adem van een stervende tusschen de drie vrouwen omhoog. ,Maar," hernanı juffrouw Lecour, dan is hij de zwager van de dikke Lisa, dus..... houdt hij het niet met haar...... “ Zij keken elkander aan, verbaasd over dat nieuwe gezichts punt. Zij vonden het lang niet prettig om hun eerste meening te laten varen . De oude vrijster haalde de schouders op en bracht er haperend uit : Dat zou geen beletsel zijn ...... ofschoon ...... om de waarheid te zeggen, het schijnt mij wel wat heel sterk...... Toch , zou ik er mijn neus niet op willen geven . “ , Bovendien , " merkte Sarriette op, „ het zou nu uit zijn, omdat u hem met de Méhudins gezien hebt. “ Zoo zeker als ik jou nu zie, beste meid, “ riep juffrouw Saget, die meende dat men twijfelde. „Hij zit alle avonden bij de Méhudins ..... Maar, dat doet er niet toe. Laat hij het houden met wie hij wil nietwaar ? Wij zijn fatsoenlijke vrouwen...... Hij is een echte schurk ? " ,,Dat is zeker, " besloten de anderen . Ten slotte kreeg de historie een tragisch aanzien ; zij spaarden de mooie Lisa, zich troostende met het denkbeeld, dat het een of ander verschrikkelijk stukje door Florent zou worden uit gevoerd . Natuurlijk voerde hij iets in zijn schild , die liedeu ontsnappen alleen om overal onheil te stichten ; bovendien, zulk man kon niet in de Hallen gekomen zijn zonder het een of ander booze plan te hebben. Toen volgden er allerlei ver onderstellingen. De twee koopvrouwen verklaarden, dat zij een hangslot op haar afsluithekken zouden laten maken ; Sarriette herinnerde zich zelfs, dat men haar, de vorige week, een mand perziken ontstolen had. Maar juffrouw Saget deed haar ver een 239 2 1 schrikt zwijgen, door te zeggen, dat de „ rooden , " niet op die manier te werk gingen ; zij gaven geen zier om een mand perziken ; zij vereenigden zich met een twee- of driehonderd andere mannen om iedereen te dooden en op hun gemak te plunderen . Dat poemt men politiek, zeide zij , met gezag. Juffrouw Lecoeur werd er naar van ; zij zag reeds de Hallen in vlammen opgaan als Florent en zijn handlangers zich op een nacht in de kelders verstopt zouden hebben , om zich van daar op Parijs te werpen. „ Bé ja, ik bedenk daar, “ zeide de oude vrijster eensklaps, de erfenis van den oude Gradelle..... , Jongen , jongen ! dat is een koopje voor de Quenus . “ Zij was er geheel door opgefleurd. De babbelpartij nam een andere wending, zij vertelde de ge schiedenis van den schat in het pekelvat, die zij tot in de aller kleinste bijzonderheden kende. Zelfs het cijfer vijt- en -tachtig duizend francs werd door haar genoemd, zonder dat Lisa noch haar man zich konden herinneren het ooit aan een levende ziel te hebben verteld . Hoe het ook zij, de Quenus hadden , den magere" zijn deel niet gegeven ; anders zou hij wel beter gekleed gaan . Misschien kende hij de geschiedenis van het pekelvat zelfs niet. Allemaal diefje en diefjesmaat daar ! Toen staken zij de hoofden nog dichter bij elkaar en fluisterden, dat het misschien gevaarlijk was om de mooie Lisa aan te vallen, maar , dat men den roode in het oog zou houden “ opdat hij niet langer het geld van Gavard zou opmaken . Bij het noemen van den naam Gavard, ontstond er stilte . Zij keken elkander, wantrouwend aan. En toen zij wat diep adem haalden , roken zij vooral de , camembert" . Die kaas met haar reuk van adellijk wild, had de minder sterke lucht van de , marolles " en van de limbourg " overwonnen ; hij loste de andere geuren op in een overvloed van bedorven lucht. De permesaankaas wierp intusschen een dun straaltje tusschen die overweldigende dam pen, terwijl de brie er haar laffe geuren bijvoegde en de met anijs gekruide „ géromé intusschen aanhoudend haar sterke lucht verspreidde. ,, Ik heb juffrouw Léonce gezien , hernam juffrouw Saget, met een veelbeteekenend oogknipje. Toen werden de twee anderen zeer oplettend. Juffrouw Léonce was de concierge van Gavard in de rue Cassonerie. Hij bewoonde daar een oud , eenigszins >> 9 > 240 . was 6 vervallen huis, dat beneden bewoond werd door een groot handelaarster in citroenen en sinaasappelen, die den voorgevel tot aan de tweede verdieping blauw had laten schilderen . Juffrouw Léonce hield zijn huishouden in orde, bewaarde de sleutels van zijn kasten, bracht hem lindebloesem, als hij ver kouden was. Zij was een ernstige vrouw van diep in de vijftig jaar, die zeer lijmerig sprak ; zij was eens boos geworden , om dat Gavard haar om haar middel pakte ; dit verhinderde haar echter niet, dat zij hem na een val, dien hij gedaan had, bloed zuigers zette. Juffrouw Saget, die iederen Woensdagavond koffie bij haar ging drinken , knoopte nog nauwer vriendschaps banden met haar aan , toen de poelier in het huis ging wonen. Zij spraken uren lang over den braven man ; zij hielden zooveel van hem, hadden enkel zijn geluk op het oog. „ Ja, ik heb juffrouw Léonce ontmoet, " zeide de oude vrijster ; , ik dronk koffie bij haar Zij erg ontstemd. Het schijnt, dat mijnheer Gavard des avonds nooit meer voor één uur thuis komt. Zondag heeft zij hem een kop bouillon gebracht, omdat hij er zoo slecht uitzag. “ „ Zij weet wel wat zij doet, " zeide juffrouw Lecoeur, niet erg gerust over die zorgen van de concierge. “ Juffrouw Saget meende haar vriendin te moeten verdedigen. „In ' t geheel niet ; u vergist u . ... Juffrouw Léonce is daar boven verheven. Zij is een zeer fatsoenlijke vrouw Als zij plan had gehad haar zakken te vullen bij mijnheer. Gavard, had zij dat al lang kunnen doen. Hij schijnt alles te laten slingeren Daar wilde ik u juist over spreken Maar mondjes toe, hoor ! Ik zeg u dat in het diepste geheim . " Zij bezwoeren bij al wat haar heilig was, dat zij zouden zwijgen. Weer werden de hoofden bij elkaar gestoken en vervolgde de apdere, plechtig : „ Gij moet dan weten, dat mijnheer Gavard sedert eenigen tijd vreemde dingen uitvoert ... . Hij heeft wapens gekocht, een groote revolver, weet je. Juffrouw Léonce zegt, dat het schande is, dat die revolver zoo slingert, en dat zij hem niet schoon durft te maken.... En dat alles is nog niets, maar, zijn geld .... , Zijn geld, " herhaalde juffrouw Lecoeur, wier wangen gloeiden , Welnu, effecten heeft hij niet meer, hij heeft alles verkocht, er ligt nu in zijn kast een stapel goud . 6 9 » 241 „ Een stapel goud, " zeide Sarriette, verrukt. „ Ja een groote stapel goud. Een plank vol en schitteren , als het doet ! Juffrouw Léonce heeft mij verteld , dat hij op een ochtend de kast voor haar open deed en dat zij er pijn van in de oogen kreeg. " Er ontstond een nieuwe stilte . De drie vrouwen knipten met de oogleden, alsof zij den stapel geld voor zich zagen . Sarriette begon het eerst te lachen en mompelde : Wat zou ik een pret maken met Jules , als oom het mij gaf .... Wij zouden een lui leventje leiden , en lekkere kostjes uit de restauratie laten komen . " Juffrouw Lecoeur was als verpletterd door die ontdekking, zij zag altijd nog dat goud voor haar oogen . Zij trilde van begeerte ; eindelijk hief zij haar magere armen met de dorre handen, waarvan de nagels nog vol boter zaten, omhoog en stotterde op angstigen toon : , Men moet er niet aan denken, het is al te erg. " , En het zou goed zijn , als er wat tusschen beide kwam ," zeide juffrouw Saget. „ Ik zou in uw plaats voor mijn belangen waken Obegrijpt wel, die pistool beteekent niet veel goeds. Mijnheer Gavard heeft slechte raadgevers. Het zal verkeerd afloopen ." Nu kwamen zij weer op Florent terug. Er bleef nu geen stuk meer aan hem heel . Zij berekenden zekerder pog, waar toe die slechte dingen hem zouden brengen, hem en Gavard. Heel ver, dat was zeker, als zij maar iets van de zaak lieten uitlekken . Maar, zij zouden er geen mond over opendoen , waarachtig niet, niet dat die schurk van een Florent in het minst behoefde ontzien te worden, maar omdat men tot elken prijs moest trachten te vermijden den braven mijnheer Gavard in ongelegenheid te brengen . Zij waren opgestaan en toen juffrouw Saget weg wilde gaan , vroeg de botervrouw haar : Gesteld dat er een ongeluk gebeurde, zou het dan raadzaam zijn om juffrouw Léonce in den arm te nemen ? . . . Misschien heeft zij de sleutel van de kast. “ „ U vraagt mij meer dan ik weet, " antwoordde de oude . Ik geloof, dat zij een eerlijke vrouw is, maar, men kan nooit weten, er zijn omstandigheden ... Nu, ik heb u nu ge waarschuwd, de rest is uw zaak. " ZOLA, Hallen . 16 . K . . > 242 > 9 » > Zij namen in de verpestende kaaslucht afscheid . Alle kazen ver spreidden nu haar geuren te gelijk . Het was een disharmonie van verpestende geuren, van de benauwende lucht door de „ gruyère " en de hollandsche kazen verspreid tot aan de scherpe lucht van de olivet. " Het dof gesnork van de , cantal, " , de chester, " de geitenkaas, was als de diepe stem van een bas, waarboven , de kleine korte zuchtjes van de „ neufchâtel“, „ de troyes “ en de „ mont d'or “ als aangestipte noten uitkwamen. Dan vermeng den zich de verschillende geuren, de geuren van de , port salut," van de , limbourg,” van de , géromé " de ,,marolles" en de , livarot" vloeiden langzamerband ineen om in een geweldigen stank los te barsten . Intusschen scheen het, alsof de slechte woorden van juffrouw Lecoeur en juffrouw Saget dien verschrikkelijken stank teweeg brachten . , Ik dank u wel, ” zeide de botervrouw. „ Als ik ooit rijk word, zal ik u beloonen . “ Maar de oude ging nog niet . Zij nam een Neufchâteller kaasje, keerde het om, legde het weer op de marmeren bank en vroeg toen wat het kostte. „ Voor mij ?” voegde zij er met een glimlach bij. Voor u , niets ,” antwoordde juffrouw Lecoeur. ,, Ik geef het u present.” En zij herhaalde : „ Ach ! als ik rijk was !" Toen zeide juffrouw Saget, dat dien dag eenmaal voor haar zou aanbreken . Het kaasje was intusschen al in de tasch verdwenen . De botervrouw begaf zich weer in den kelder, terwijl de oude vrijster Sarriette tot aan haar winkel vergezelde. Daar bleven zij nog een poosje over mijnheer Jules praten. De vruchten, rondom haar, verspreidden frissche lentegeuren . ,, Het riekt hier beter dan bij je tante, “ zeide de oude. Ik werd er misselijk van , zooeven. Hoe kan zij het uithouden ?.... Hier is het tenminste lekker en goed, jijzelf wordt er mooi en gezond door, kindlief." Sarriette begon te lachen. Zij werd graag gevleid. Toen verkocht zij een pond mirabellen aan een dame, zeggende dat zij zoo zoet waren als suiker. „ Ik zou ook wel wat mirabellen willen koopen , ” mompelde juffrouw Saget, toen de dame weg was, „ maar ik heb zoo > 243 weinig noodig . . . . Een vrouw alleen , niet waar ? ... , Neem gerust een handjevol, " riep de mooie brunette. , Dat zal mij niet ruineeren .. Wilt u Jules hier sturen , als u hem tegenkomt. Hij zit waarschijnlijk op de eerste bank, rechts, naast den uitgang zijn sigaar te rooken. " Juffrouw Saget had haar grijphanden uitgestoken om de mirabellen te nemen, die zij bij het kaasje voegde . Toen veinsde zij uit de de Hallen te gaan ; maar zij maakte een om weg door een van de overdekte straten en bedacht datmirabellen en een kaasje nog geen diner uitmaakten . Als het haar op haar namiddagwande ling niet gelukt was haar tasch door de koopvrouwen , die zij met vleierijen en babbelpraatjes overlaadde, te laten vullen , behielp zij zich gewoonlijk met kliekjes. Zij keerde ongemerkt naar het boterpaviljoen terug . Daar, aan de zijde van de rue Berger, achter de bureaux van de oesterhandelaars , zijn de uitstaltafels met gekookte en gebraden spijzen . Iedere morgen staan er kleine gesloten wagentjes, in den vorm van kisten en van lucht gaten voorzien, voor de deuren der groote keukens stil en voeren alle overschotjes mee uit de restaurants, van de ambas sade en van de ministeries. Het uitzoeken heeft in de kelders plaats. Van negen uur af, staan de borden , van drie of vijf sous, op de uitstallingsbanken te koop, stukken vleesch , wild, koppen of staarten van visch , groenten , tot zelfs dessert, nauwe lijks aangesneden taarten en andere lekkernijen. De honger lijders, arme beambten, vrouwen , die bibberen van de koorts maken er queu en soms jouwen de straatjongens de bleeke stumpers na, die met angstige blikken, bevreesd bespied te worden, hun inkoopen doen . Juffrouw Saget sloop tot voor een uitstalling, waarvan de koopvrouw beweerde niets te verkoopen dan de overblijfselen van de maaltijden op de Tuileriën . Eens had zij haar zelfs een stukje lamsbout laten nemen, dat volgens haar zeggen van het bord van den keizer zelf afkomstig was . Dat met eenigen trots gegeten stukje lamsbout, streelde de ijdelheid van de oude juffrouw. Zij verborg zich dan ook meer,, om de groote winkels, waarin zij altijd rondsnuffelde, zonder ooit iets te koopen, te vermijden . Ilaar taktiek was, om zoodra zij de geschiedenis van de winkeliers nauwkeuriy kende, zich met hen te brouilleeren , dan ging zij naar anderen , verliet ze weer, verzoende zich weer met de eersten en ging zoo de 244 Hallen rond ; zoodat zij zich ten slotte in alle winkels nestelde. Men zou gemeend hebben, dat zij buitengewoon groote inkoopen deed, terwijl zij in werkelijkheid van geschenken leefde en de overgeschoten brokken als laatste redmiddel kocht. Dien avond stond er alleen een groote grijsaard voor den winkel. Hij onderzocht een bord met vleesch en visch door elkaar. Juffrouw Saget van haar kant onderzocht een stukje koud gebraad. Het kostte drie sous. Het gebraad verdween weer in de tasch . Maar er kwamen nieuwe koopers, andere neuzen naderden met eenzelfde beweging de borden . Er hing een walgelijke geur van vet en slecht gewasschen vaatwerk boven de toonbank. „ U moet morgen eens bij mij komen, " zeide de koopvrouw tot de oude vrijster. „ Ik zal een lekker hapje voor u apart houden . . . Er is van avond groot diner op de Tuileriën. “ Juffrouw Saget beloofde, dat zij komen zou, toen zij zich omkeerende, Gavard gewaar werd , die de woorden verstaan had en haar aankeek. Zij werd vuurrood en ging weg zonder den schijn te geven hèm herkend te hebben . Maar hij volgde haar een oogenblik mompelend, dat de ondeugendheid van die haneveer hem niet meer verwonderde, nu hij gezien had , dat zij zich vergiftigde met de vuiligheden , waarmede men op de Tuileriën de magen overlaadde. Reeds den volgenden dag werd er in de Hallen gefluisterd . Zoo hielden juffrouw Lecoeur en Sarriette haar dure eeden van stilzwijgendheid. Juffrouw Saget betoonde zich in dit geval bijzonder slim : zij zweeg en liet aan de twee anderen de zorg over om de geschiedenis van Florent rond te vertellen . Eerst waren het nog zinspelingen ; toen volgden er verschillende lezingen, lange verhalen , tot er ten slotte een legende was samengesteld, waarin Florent voor held speelde. Hij had tien politieagenten gedood op de barricade in de rue Grenada ; hij was terug gekomen op een rooverschip ; reeds zoolang hij in Parijs terug was, zag men hem des nachts ronddolen met verdachte personen, waarvan hij het opperhoofd was. Van nu af, had de verbeelding der koopvrouwen vrij spel, men stelde de vreeselijkste drama's samen, een bende smok kelaars midden in Parijs, of wel een groot genootschap, dat de in de Hallen te plegen diefstallen regelde. Men beklaagde de 245 Quenu's diep, maar vergat daarbij niet eenigszins ondeugend over de erfenis te spreken. De algemeene opinie was, dat Florent terug keerde om zijn deel van den schat op te eischen . Maar, daar de deeling waarschijnlijk al had plaats gehad, wachtte hij natuurlijk een goede gelegenheid af om alles in zijn zak te steken. Op een goeden dag zou men de Quenu Gradelles zeker vermoord vinden . Er werd bij verteld, dat men reeds alle avonden hevige twisten hoorde tusschen de twee broeders en de mooie Lisa. Toen die praatjes de mooie Normande ter oore kwamen , haalde zij lachend haar schouders op. , Komaan , gij kent hem niet," zeide zij ... ,Hij is zoo zacht als een lanı, die goede man. “ Zij had juist de hand van mijnheer Lebigre, die haar ten huwelijk gevraagd had, kortaf geweigerd. Sedert twee maanden gaf hij de Méhudins iederen Zondag een flesch liqueur. Rose bracht het geschenk op haar onderdanige manier. Zij werd altijd belast met de een of andere vriendelijke boodschap voor de mooie Normande, die zij overbracht zonder den geringsten schijn van spijt. Toen mijnheer Lebigre een blauwtje had ge loopen, wilde hij toonen, dat hij niet boos was en altijd bleef hopen , dus zond hij Rose den volgenden Zondag met twee flesschen champagne en een groote bouquet. Zij stelde de mooie vischvrouw alles zelf ter hand, in een adem het volgend minnedicht van den herbergier uitbrengende : „ Mijnheer Lebigre verzoekt u dit te drinken op zijn gezond heid, die, u weet wel waardoor, zeer geschokt is . Hij hoopt, dat u hem eenmaal genezing zult willen brengen, door voor hem even mooi en liefelijk te zijn als deze bloemen. " De visch vrouw vermaakte zich over het verrukte gezicht van de dienstbode. Zij bracht haar in verlegenheid , door te spreken over haar patroon , die, zooals men zeide, wel wat veeleischend was. Zij vroeg haar of zij veel van hem hield , of hij bretellen droeg, of hij des nachts snorkte. Toen liet zij haar de champagne en de bloemen weer meenemen , met de woorden : , Zeg aan mijnheer Lebigre, dat hij u niet meer moet sturen. Daar ben je veel te goed voor, beste meid . Het hindert mij als ik je zoo onderworpen zie, met je flesschen onder den arm . Kan je je patroon niet krabben ? " > 246 aan „ Och ! hij wil hebben , dat ik kom , " antwoordde Rose, onder het weggaan. U moest hem geen verdriet aandoen Hij is wat een mooie man. " De Normandische was ingepakt door het zacht karakter van Florent. Zij bleef des avonds bij het lamplicht, de lessen van Muche bijwonen, hopend eenmaal dien jongen man, die zoo goed voor kinderen was, te trouwen , zij zou haar bank op de vischmarkt behouden, hij zou een hooge betrekking bij de administratie van de Hallen krijgen. Maar die droom stiet af op den eerbied , dien de leermeester haar betoonde, hij nam afscheid, hield zich op een afstand, als zij met hem had willen lachen , stoeien , kortom zich laten beminnen, zooals zij dat verlangde. Die zwijgende tegenstand deed het verlangen naar dat huwelijk nog grooter worden . Haar eigenliefde kwam er vooral bij in het spel . Florent leefde echter in hooger sferen. Mis schien zou hij nog bezweken zijn, als hij zich niet gehecht had den kleinen Muche ; maar ook, het denkbeeld een maitresse te hebben , in dat huis, naast de moeder en de zuster, stond hem tegen. De mooie Normande hoorde met de grootste verbazing, de geschiedenis van haar geliefde. Nooit had hij een woord er van tegenover haar losgelaten . Zij beknorde hem. Die buitengewone avonturen echter voor haar genegenheid een prikkel te meer. Nu moest hij haar alles vertellen wat hem overkomen was. Zij beefde bij de gedachte, dat de politie hem ontdekken zou ; maar hij stelde haar gerust, zeggende, dat het al te lang ge leden was, dat de politie hem wel met rust zou laten . Op een avond vertelde hij haar van de van den boulevard Montmartre, van die dame met haar rozerood hoedje, wier bloed zijn handen bevlekt had . Hij dacht nog dikwijls aan haar ; in Guyana had hij zijn droevige herinnering bewaard, hij was in Frankrijk teruggekeerd, met het dwaze denkbeeld , dat hij haar misschien, op een mooien dag, terug zou vinden, ofschoon het hem nog dikwijls toescheen , alsof hij haar zwaar dood lichaam op zijn beenen voelde. Misschien was zij toch weer bijgekomen. Dikwijls was het hem op straat overkomen , dat hij een schok door zijn lichaam voelde , meenende haar te zien . waren vrouw 247 Hij volgde de rozeroode hoedjes, de eenigszins gezakte sjaals, met een bevend hart. Wanneer hij de oogen sloot, zag hij haar loopen , naar hem toekomen ; maar zij liet haar sjaal zakken en toonde de twee roode plekken op haar kanten kraagje, zij ver scheen hem zoo wit als was, met levenlooze oogen en smartelijk saamgeknepen lippen . Langen tijd smartte het hem , haar naam niet te weten , niets van haar te hebben dan een schaduw. Wanneer hij aan die vrouw dacht, scheen zij hem de eenig goede, de eenig reine. Meermalen betrapte hij zichzelven op het droombeeld, dat zij hem zocht op den boulevard waar zij gebleven was, dat zij hem een leven vol geluk zou bezorgd hebben , als zij hem enkele seconden vroeger ontmoet had. Hij wilde geen andere vrouw, voor hem bestond er geen andere. Zijn stem beefde zoo, toen hij van haar sprak , dat de Normandische begreep en zij jaloersch werd. , Het is beter dat je haar niet meer ziet, mompelde zij boosaardig ; , ze zal er nu niet mooi uitzien. " Florent verbleekte, door het door de visch vrouw opgeroepen beeld . Zijn dierbare herinnering kwam in het knekelhuis terecht. Hij vergaf haar die wreede onbeschaamdheid nooit, die voortaan onder het bekoorlijk zijden hoedje, een doodshoofd te voor schijn riep. Wanneer de Normandische hem plaagde met , de dame, die op den hoek van de rue Vivienne bij hen geslapen had, “ werd hij driftig en bracht hij haar met een ruw antwoord tot zwijgen . De visch vrouw was echter vooral verbaasd omdat zij uit die onthullingen begreep, dat zij zich bedrogen had, toen zij meende aan de mooie Lisa een minnaar te ontfutselen. Dat verminderde haar zegepraal zoozeer, dat zij er Florent acht dagen lang minder lief om had. Zij troostte zich met de erfenis. De mooie Lisa was geen schijn vrome meer, zij was een diefegge, die het geld van haar zwager behield. Elken avond, terwijl Muche zijn voorbeelden overschreef, bracht zij het gesprek op den schat van den ouden Gradelle. , Heeft men ooit zoo iets geks gezien ! " zeide de visch vrouw lachende. Zou hij 'zijn geld hebben willen inzouten ! Vijf-en -tachtigduizend francs, een aardig sommetje, temeer daar de Quenu's wel gelogen zullen hebben , er was misschien twee » 7 ? 248 maal zooveel ... Nu, ik zou mijn deel opeischenen gauw ook ! " en , Ik heb niets noodig, " herhaalde Florent altijd. Ik zou niet weten wat ik er mee doen moest. " Dan wond zij zich op : Ben jij nu een man ? Het is om medelijden te krijgen Begrijp je dan niet, dat de Quenu's je uitlachen . De dikke laat je het oude ondergoed en de jassen en broeken van haar man dragen. Ik zeg, dat niet om je te beleedigen, maar iedereen weet het ... Je hebt daar een broek aan, stijf van het vet, die de geheele buurt drie jaar lang door je broeder heeft zien dragen . . . Als ik in je plaats was, zou ik ze die vodden in het gezicht gooien en afrekening vragen. Het is twee- en veertig duizend francs, niet waar ? Nu,, ik zou de deur niet uitgaan, voordat ik mijn twee- en veertig duizend francs had. " Het hielp niet of Florent haar al uitlegde, dat zijn schoon zuster hem zijn deel had aangeboden, dat het geld ter zijner beschikking was, maar dat hij het niet wilde hebben . Hij ver telde haar alles tot in de kleinste bijzonderheden om haar van de eerlijkheid van de Quenu's te overtuigen . Laat hen maar loopen met hun eerlijkheid ,“ riep zij ironisch . „ Ik ken dat ... Waarachtig, arme vriend , ik heb met je te doen. Aan jou kunnen ze nog eens eer be. halen . Je bent niet wijzer dan een kind van vijf jaar . Zij zou in staat zijn het den een of anderen dag in je zak te stoppen en het je weer af te nemen . Die kunstgrepen kent ze op haar duimpje. Wil ik eens gaan opeischen wat ze je schuldig zijn, dan zul je eens wat zien . Dat zou grappig zijn, dat verzeker ik je. Ik zou den spaarpot hebben , of alles kort en klein slaan bij hen. “ „ Neen , neen , dat zou niet behoorlijk zijn ," haastte zich Flo rent te zeggen. Ik„ zal zien, ik zal misschien weldra geld noodig hebben . " Zij twijfelde, haalde de schouders op en mompelde, dat hij al te meegaande was . Zij stelde alles in het werk om hem tegen de Quenu- Gradelles op te hitsen , drift, gekheid, teeder heid, alle wapenen waarover zij te beschikken had. Toen koes terde zij een ander plan . Als zij met Florent getrouwd was, zou zij de mooie Lisa gaan afranselen, als zij de erfenis niet 249 terug gaf. Des avonds in bed, droomde zij wakend, dat zij bij de mooie spekslagersvrouw kwam, op het drukste uur van den dag, midden in den winkel ging zitten en een vreeselijke scène maakte. Zij vond dat zulk een heerlijk denkbeeld , dat zij ge trouwd zou zijn met het uitsluitend doel om de twee- en-veertig duizend francs van den ouden Gradelle op te kunnen eischen . Moeder Méhudin , die woedend was, omdat haar dochter Le bigre's aanzoek geweigerd had , vertelde aan iedereen , die het hooren wilde, dat haar dochter gek was, dat ,delange lommel " haar zeker het een of ander tooverdrankje had laten slikken . Toen zij van Cayenne hoorde, was zij vreeselijk boos, zij noemde hem een galeiboef, een moordenaar, zeide, dat het geen wonder was, dat zoo'n schurk mager bleef. Zij verzon de afschuwe lijkste dingen , die zij in de buurt rond vertelde . Maar, te huis vergenoegde zij zich zoodra Florent kwam, brommend de zil verlade te sluiten . Eens, na een hevigen twist met haar oudste, riep zij: Dat kan zoo niet langer, die gemeene kerel stookt je tegen mij op, niet waar ? Drijf mij niet tot het uiterste , want ik zou zoo waar als ik leef , in staat zijn , hem aan te geven. “ „ Zoudt u hem aan gaan geven ? " riep de Normandische be vend, en met gesloten vuisten . „ Doe het niet ... 0, als u mijn moeder niet waart, ik zou een ongeluk aan u begaan . Claire die getuige was van den twist, begon zenuwachtig te lachen . Sedert eenigen tijd was zij somber, grilliger, met roode oogen en bleek gelaat. Welnu wat dan ? zou je haar slaan ... Zou je mij ook slaan, mij, je zuster ? Wil ik je eens wat zeggen, het moet uit zijn , of ik zal er een eind aan maken en naar de politie gaan om moeder dien loop te besparen . " En toen de andere bijna stikte van woede en allerlei bedrei gingen uitte, voegde zij er bij : „ Je behoeft de moeite niet te doen om mij te slaan ... Ik zal in het water springen als ik na mijn plan volvoerd te hebben , de brug overga“ . Dikke tranen rolden over haar wangen . Zij vluchtte in haar kamer, de deur met geweld achter zich sluitende . Moeder Mé hudin sprak niet meer van aangeven , maar Muche vertelde aan 250 nam 0 >> zijn moeder, dat hij haar telkens vond fluisteren met mijnheer Lebigre. De ijverzucht tusschen de mooie Normande en de mooie Lisa nu een meer zwijgend, meer verontrustend karakter aan . Wanneer het groote grijs en rood gestreepte zonnezeil des mid dags voor de spekslagerij gezakt was, riep de visch vrouw, dat de dikke bang was en zich verstopte . Ook als het gordijn voor het winkelraam gezakt was, maakte zij zich woedend, er was tegen een lichten achtergrond een jachtontbijt op geschilderd , met heeren in het zwart en gedecolleteerde dames, op het gras ge zeten, rondom een pastei zoo groot als zij zelven. Zeker, de mooie Lisa was niet bang. Zoodra de zon weg was, haalde zij het gordijn op, en zat ze achter haar toonbank, al breiende, rustig naar de met platanen beplante straat van de Hallen te kijken , waar het wemelde van leegloopers onder de schaduw van de boomen ; op de banken rookten de sjouwerlieden hun pijp, aan beide einden van het trottoir stonden twee adver tentiezuilen als met een harlekijnskleed omhangen door de groene, gele, roode en bruine ruiten van de théateraffiches. Zij nam de mooie Normande terdege op, al deed zij het ook voor komen , alsof zij met de grootste aandacht naar de voorbijgaande rijtuigen keek. Somtijds veinsde zij zich te bukken met het doel om de omnibus, die van la Bastille tot het plein Wagram rijdt tot aan den hoek Saint Eustache, na te zien ; dat was om de visch vrouw beter te kunnen zien, die uit wraak over het neergelaten gordijn, groote bladen grijs papier op haar hoofd over haar koopwaren legde, onder voorwendsel zich tegen de ondergaande zon te beschermen . Maar nu was Lisa de winnende partij. Zij betoonde zich bij de nadering van den beslissenden slag zeer kalm, terwijl de andere, ondanks haar pogingen om zich een schijn van voornaamheid te geven, zich altijd weer tot de een of andere grofheid liet vervoeren, die haar dan terstond weer berouwde. De Normandische verlangde niets liever dan , comme il faut“ te schijnen . Niets trof haar meer dan wanneer zij de goede manieren van haar mededingster hoorde prijzen . Moeder Mé hudin had dat zwak van haar dochter opgemerkt, dus trof ze haar dochter altijd daar. „ Ik heb juffrouw Quenu aan haar deur zien staan . Het is en 6 251 was verwonderlijk zoo goed als die vrouw er blijft uitzien . En netjes, en als een echte dame ! ... Dat komt door den winkel, zie je. In een winkel moet een vrouw er altijd keurig uitzien , dat geeft iets gedistingeerd . “ Dit een zijdelingsche toespeling op het voorstel van mijnheer Lebigre. De mooie Louize antwoordde niet, bleef een oogenblik in nadenken verzonken .. Zij zag zich al op den anderen hoek van de rue Pirouette, achter de toonbank in het wijnhuis van Lebigre, juist tegenover de mooie Lisa. Dit gaf aan haar liefde voor Florent een eersten schok. Florent werd werkelijk hoe langer hoe moeielijker te ver dedigen. De geheele buurt viel hem aan . Het was alsof iedereen er belang bij had hem ten verderve te brengen . In de Hallen verzekerden enkelen , dat hij zich aan de politie verkocht had ; anderen vertelden , dat zij hem in den boterkelder gezien hadden , trachtende het ijzeren netwerk voor de luchtgaten te vernielen , om er brandende lucifers in te gooien . De schandelijke laster, de vloed van beleedigingen nam toe, zonder dat men de bron kon ontdekken . De vischmarkt kwam het laatst tegen hem in opstand . De visch vrouwen mochten Florent wegens zijn zacht moedigheid gaarne lijden . Korten tijd verdedigden zij hem nog ; maar toen opgestookt door de koopvrouw van de botermarkt en uit het vruchtenpaviljoen , gaven zij het op . Toen begon de strijd van de breede buiken, de verbazende borsten, tegen dezen magere, opnieuw. Weer raakte hij verloren in de rok ken, in de tot berstens toe gevulde corsages, die woest rondom zijn puntige schouders draaiden. Hij zag niets, ging regelrecht op zijn idee fixe af . Nu verscheen , ten allen tijde en overal, de zwarte hoed van juffrouw Sayet, te midden dier verbittering. Haar mager, bleek gezicht scheen zich te vermenigvuldigen. Zij had een ver schrikkelijke wraak gezworen aan het gezelschap, dat zich in het kabinetje bij Lebigre vereenigde. Zij beschuldigde die mannen van het rondstrooien van de kliekjes- historie. De waar heid was dat Gavard op een avond verteld had, dat die oude geit“ , die hun kwam bespionneeren, zich voedde met de vuilig heden die de bonapartistische kliek niet lustte . Clémence werd bijna misselijk, Robine dronk snel een slok bier, om zijn keel door te spoelen. De poelier herhaalde intusschen : 252 Als zij , In de Tuileriën hebben ze er boeren boven gelaten . “ Hij zeide dat met een gebaar van vreeselijken afschuw . Die stukken vleesch van het bord van den keizer waren voor hem namelooze onreinheden, een politiek uitwerpsel, een bedorven overblijfsel van al de zwijnerijen van de regeering. Toen werd juffrouw Saget bij mijnheer Lebigre niet meer dan als ' t ware met een tang aangevat, zij werd een levende mestvaalt, een ondier gevoed met viezigheden die zelfs een hond zou weigeren . Clémence en Gavard strooiden de historie rond in de Hallen , zoodat de goede verstandhouding van de oude vrijster met de koopvrouwen er erg onder leed. knibbelde, babbelde en niets kocht, verwees men haar naar de kliekjes. Dat stuitte de bron van haar inlichtingen , er gingen zelfs dagen voorbij, waarop zij niet wist wat er voorviel. Zij schreide van woede en bij die gelegenheid zeide zij botweg tot Sarriette en juffrouw Lecoeur : „Gij behoeft mij niet meer aan te sporen , laat mij maar be gaan kindertjes ... Ik zal hem wel in den strik laten loopen, dien Gavard. " De twee anderen bleven een oogenblik sprakeloos, maar zij protesteerden niet . Den volgenden dag, trouwens, was juffrouw Saget kalmer en sprak zij weer medelijdend over dien armen Gavard, die zulke slechte raadgevers had en zeker in het ver derf liep. Gavard compromitteerde zich inderdaad . Sedert de samenzwering tot rijpheid kwam, liep hij altijd met de revolver in zijn zak, die juffrouw Leónce, zijn concierge, zoo angstig maakte. Het was een buitengewoon groot soort revolver, dat hij met een allergeheimzinnigst uiterlijk gekocht had bij een van de beste wapensmeden van Parijs. Den volgenden dag liet hij het aan al de vrouwen van het gevogelte-paviljoen zien, evenals een schooljongen , die een verboden roman in zijn lesse naar verstopt. Hij liet den vuurmond even uit zijn zak komen en knipoogde, dan volgden er opzettelijke achterhoudendheid, halve bekentenissen , een geheele comedie van een man, die veinst bang te zijn. Die revolver maakte hem bijzonder gewichtig ; daardoor werd hij onder de gevaarlijke personen gerangschikt. Somtijds achter in zijn winkel haalde hij ze geheel uit zijn aan twee of drie vrouwen te laten zien ; dan moesten zij voor hem gaan staan, om, zooals hij zeide, hem zak om ze 253 6 met haar rokken te verbergen. Dan laadde hij het wapen en mikte op een gans of kalkoen , die aan een haak hing. De schrik van de vrouwen bracht hem in verrukking ; ten slotte stelde hij haar gerust met de verzekering, dat de revolver niet geladen was. Maar hij droeg ook bussen met kruid en kogels bij zich , die hij met oneindige voorzorgen opende. Wanneer men gevoelt had hoe zwaar de kogels waren , deed hij ze einde lijk weer in zijn arsenaal, kruiste de armen over elkaar en jubileerde hij uren achtereen : Daar staat men een man mee... Nu geef ik geen zier om de rustbewaarders... Zondag ben ik met een vriend van mij naar de vlakte Saint- Denis geweest, om haar te beproeven. Gij begrijpt, men zegt 200 maar niet aan iedereen , dat men er zulk speelgoed op na houdt... 0 ! gij hadt het eens moeten zien , wij schoten op een boom en iedere keer paf ! de boom was getroffen . Wacht maar, wacht maar ; weldra zult gij meer hooren van Anatole. " Hij had zijn revolver Anatole gedoopt. Er waren nog geen acht dagen verloopen of het geheele paviljoen had de revolver en de kogelbus gezien. Zijn vriendschappelijke omgang met Florent was wel verdacht, maar hij was te rijk, te welgedaan om hem door denzelfden haat te verpletteren. Hij verloor echter de achting van de verstandigen en slaagde er zelfs in de vreesachtigen bang te maken. Dat was een groote zelfvoldoening voor liem. „ Het is onvoorzichtig om wapenen bij zich te dragen " , zeide juffrouw Saget. Dat zal hem nog leelijke parten spelen. “ Bij mijnheer Lebigre was Gavard in zijn element. Sedert Florent niet meer bij Quenu at, was hij gewoonlijk in het kabinetje te vinden. Hij ontbeet er, dineerde er, kwam er op ieder uur van den dag. Hij had er een soort van eigen kamer van gemaakt, een kantoor waar hij oude jassen, broeken en papieren liet slingeren. Mijnheer Lebigre liet die inbezitneming oogluikend toe ; hij had zelfs een van de twee tafels weggenomen om een rustbank in het kleine kamertje te plaatsen, waarop Florent desnoods kon slapen. Toen deze eenige verlegenheid toonde over zooveel bereidvaardigheid, verzocht Lebigre hem zich niet te > 254 zaak op 1 > geneeren en stelde hij zijn geheele huis ter zijner beschikking. Logre - betoonde hem ook veel vriendschap. Hij had zich tot zijn luitenant gemaakt en onderhield hem op elk uur van den dag over de zaak “ , om hem rekenschap te geven van zijn handelingen en hem de namen van de nieuwe bondgenooten op te geven . Hij had het werkzaam deel van de regeling der zich genomen, hij moest de lieden gaan spreken, sectiën stichten , iedere maas van het groote net waarin Parijs op een gegeven teeken zou verward raken , voorbereiden . Florent was het hoofd , de ziel van het complot. De gebochelde scheen zich overigens in het zweet te werken, zonder tot eenig merkbaar resultaat te komen ; ofschoon hij verzekerd had dat hij in alle wijken van Parijs twee of drie groepen mannen kende, evenals de groep, die zich bij Lebigre vereenigde, had hij tot dusverre geen enkele duidelijke inlichting verschaft, hij schermde met namen, vertelde van eindelooze tochten onder het geestdriftige volk. Het duidelijkste wat hij vertelde, was over handdrukken, die hij ontvangen had ; deze , had hem de hand gedrukt zeggende : dat hij van de partij zou zijn " , in de Gros - Caillou had een reus van een kerel , die een uitstekend sectie chef zou zijn, hem den arm bijna uit het lid geschud ; in de rue Papencourt was hij door een groep werklieden omhelsd . Als men hem kon gelooven, zou men zoo noodig den volgenden dag reeds op een honderdduizend mannen kunnen rekenen. Als hij aankwam en zich als uitgeput op de rustbank in het kabinetje liet neervallen , maakte Florent aanteekeningen, de verwezenlijking van zijn beloften aan hem overlatende. Weldra was de geheime verbintenis kant en klaar in den zak van den laatste, de aanteekeningen werden werkelijkheid, onbetwistbare daadzaken, waarop het geheele plan gebouwd was ; men be hoefde alleen nog maar een goede gelegenheid af te wachten. Logre, met zijn hartstochtelijke gebaren , beweerde dat alles een leien dakje zou gaan. Florent was, op dat tijdstip, volmaakt gelukkig . Hij leefde in hoogere sferen, gedragen door dat vurig gekoesterde denkbeeld , als rechter op te treden tegenover de smarten, die hij had zien lijden. Hij bezat de lichtgeloovigheid van een kind en het vertrouwen van een held. Wanneer Logre hem verteld had, dat de geniale ver dediger van Juli uit den dood op zou staan , om zich aan hun van 255 9 hoofd te stellen, zou het hem niet verwonderd hebben . Des avonds bij Lebigre, bracht hij zijn verrukking soms in woorden, dan sprak hij van den aanstaanden strijd als van een feest, waarop alle eerlijke lieden genoodigd zouden worden. Terwijl Gavard vol verrukking met zijn revolver speelde, werd Charvet bitterder, hij haalde grijnslachend de schouders op. De houding van komplotopperhoofd door zijn mededinger aangenomen, maakte hem woedend, deed hem een afschuw krijgen van politiek . Op een avond met Logre en Lebigre alleen zijnde, gaf hij zijn hart lucht. Een jongen" , zeide hij, „ die niet het minste begrip van politiek heeft, die beter gedaan had om als onderwijzer in het schoonschrijven op een jongejuffrouwenschool op te treden... Het zou doodjammer zijn, als hij slaagde, want hij zou ons, met zijn socialistische dweperijen , zijn vervloekte werklieden op den hals schuiven . Dat bederft alles, zie je. Wij hebben geen huilebalken , geen menschlievende dwepers meer noodig... Maar hij zal niet slagen ; hij zal zich laten inrekenen , ziedaar alles. " Logre en de koffiehuishouder zeiden niets, zij lieten Charvet praten . , Hij zou al lang ingerekend zijn , als hij zoo gevaarlijk was, als hij gaarne wil doen gelooven “ , vervolgde hij. „Gij weet nog wel , met zijn aanmatiging over zijn ontvluchting uit Cayenne. . . Het is bespottelijk... Ik zeg u dat de politie van den eersten dag af, geweten heeft, dat hij in Parijs was. Hij is met rust gelaten , omdat hij niet in tel is. " Een lichte huivering voer Logre door de leden . „ Ik maak het de politie al vijftien jaren lastig “, hernam de hebertist niet zonder eenigen trots... , Maar, dat ga ik toch niet op de daken verkondigen ... Ik zal er niet zoo'n geweld over maken als hij. Ik heb geen lust om mij als een dwaas achter slot en grendel te laten stoppen . Misschien wordt hij wel door een half dozijn spionnen achterna gezeten, die hem in zijn nek grijpen , zoodra de prefectuur hem noodig heeft. " „O neen ! wat een idée ! " zeide mijnheer Lebigre, die anders nooit meesprak. Hij was een beetje verbleekt en keek naar Logre, die » 256 weer » 7 zachtjes met zijn bochel langs het schot heen en schoof. Dat zijn maar veronderstellingen“ , mompelde de bochel. „ Veronderstellingen , als gij wilt“ , antwoordde de privaat docent. Ik weet, hoe dat gaat... In elk geval, nu zullen de galeibewakers mij nog niet te pakken krijgen. Gij kunt doen wat gij wilt , maar als gij naar mij wildet luisteren, u vooral mijnheer Lebigre , zou ik mijn établissement niet compromit teeren , totdat men u zal noodzaken te sluiten " Logre kon een glimlach niet onderdrukken. Charvet sprak dikwijls in dien geest. Hij koesterde waarschijnlijk het voor nemen de twee mannen, door hun schrik aan te jagen, aan Florent te ontrukken, maar hij vond hen altijd verbazend kalm en vertrouwend. Intusschen kwam hij des avonds nog vrij regelmatig met Clémence. De groote brunette was niet meer werkzaam aan de visch markt; mijnheer Manoury had haar ontslagen. Allemaal schurken, die gezaghouders“, bronide Logre. Clémence zat achterover geleund, een sigaret tusschen haar slanke vingers te rollen en antwoordde met haar duidelijke stem : Och ! verschil van meening... Wij waren het niet eens over de politiek. Die Manoury, die zooveel geld verdiend als hij dik is , zou de schoenen van den keizer likken. Als ik een kantoor had, zou ik hem geen vier en twintig uur in mijn dienst willen hebben. De waarheid was dat zij zeer grove grappen ten beste gaf. Zij had zich op een dag vermaakt, met op de verkooptafels, bij de toegekende scholletjes, roggen en makreelen, de namen van de meest bekende dames en heeren van het hof te plaatsen . Die bijnamen van goedkoope vischsoorten aan de hooge digni tarissen, gravinnen en baronnessen gegeven , hadden mijnheer Manoury vreeselijk doen ontstellen, Gavard lachte er nog om. , Hoe het ook zij," zeide hij, Clémence op haar schouder klop pende, jy handelt als een man. Clémence had een nieuwe manier gevonden om haar grog te bereiden . Zij goot eerst het glas vol heet water ; dan, na er suiker in gedaan te hebben, goot zij droppel na droppel de 16 257 wee van rum op haar schijfje citroen, zoodat het niet met het water vermengd raakte ; dan stak zij het aan en keek zij heel ernstig, naar het branden terwijl op haar gelaat den groenachti gen weerschijn van de alcoholvlam scheen. Nu zij haar betrekking kwijt was, kon zij haar geliefd kostje niet meer nemen. Charvet merkte met een grijnslachje op, dat zij nu niet rijk meer was. Zij leefde van een fransche les , die zij gaf, in de rue Miromesnil, aan een jonge vrouw, die in het geheim , zelfs voor haar kamermeisje, haar kennis trachtte te vermeerderen . Toen nam zij des avonds een glas bier, dat zij, trouwens wijsgeerig leeg dronk. De avonden in het kabinetje waren niet zoo luidruchtig meer. Charvet zweeg plotseling bleek van woede, als men hem den rug toekeerde om naar zijn mededinger te luisteren . De gedachte, dat hij daar geheerscht had, dat hij die groep mannen als een despoot geregeerd had ; verteerde zijn ziel als een onttroond koning. Hij kwam nog uit een soort van heim naar dat plekje, waar hij zich zulke heerlijke uren van heerschzucht over Gavard en Robine herinnerde, de bochel van Logre, zelfs behoorde hem, even als de sterke armen Alexander en het somber gelaat van Lacaille ; een woord van hem, deed hen buigen , hij goot hen zijn denkbeelden in , deed hen onder zijn scepter bukken. Maar ; nu leed hij te veel, hij sprak zelfs niet meer, haalde minachtend fluitend de schouders op, verwaardigde zich niet de in zijn tegen woordigheid gedebiteerde dwaasheden te bestrijden . Hij was en dat vooral maakte hem bitter, langzamerhand verdrongen, zon der dat hij het merkte. Hij gaf zich geen rekenschap van Florents superioriteit. Als hij hem uren achtereen met zijn zachte, eenigszins droevige stem, had hooren spreken, zeide hij dikwijls: „ Maar, die jonge man is voor pastoor in de wieg gelegd . Er mankeert hem niets dan een priesterkapje “. De anderen schenen zijn woorden in te drinken. Charvet die aan alle krammen kleeren van Florent zag, veinsde niet meer te weten, waar hij zijn hoed moest hangen, zonder hem vuil te maken. Hij duwde de papieren weg, die er lagen, zeggende, dat men niet meer op zijn gemak was sedert , dat heer“ alles in het kabinetje deed. Zelfs diende hij een beklag in bij den ZOLA, Hallen . 17 258 patroon , vragende of het kamertje voor een enkel bezoeker, of voor het geheele gezelschap bestemd was. Die inval in zijn Staten was voor hem de genadeslag. De mannen waren aartsdomkoppen. Wanneer hij zag met welk een welbehagen Logre en mijnheer Lebigre Florent aanschouwden, verachtte hij de menschheid diep. Gavard met zijn revolver maakte hem woedend. Robine, die zwijgend tegenover zijn bierglas bleef zitten , scheen hem nog de flinkste van het groepje ; die beoordeelde de lui naar hun waarde, hij verwaardigde zich niet een woord te zeggen . Wat Lacaille en Alexander aangaat, zij waren voor hem slechts dé bevestiging van de domheid van het volk, dat zeker een revolutionnaire heerschappij van tien jaren be hoefde, voor dat het leerde zich te gedragen. Logre zeide, dat de sectiën weldra geheel georganiseerd zouden zijn en Florent begon de rollen te verdeelen . Op een avond , na een laatste beraadslaging, waarbij Charvet de vlag moest strijken , nam hij zijn hoed, zeggende : Goeden avond, laat u de hersens inslaan als gij daar pleizier in hebt... Ik ben niet meer van de partij, hoort gij. Ik heb nog nooit gewerkt om iemands eerzucht te streelen . “ Clémence deed haar sjaal om en voegde er koel bij : „ Het plan is ongerijmd ." Daar Robine hem met een vriendelijke uitdrukking in de oogen zag weggaan, vroeg Charvet hem, of hij niet met hen meeging. Robine had echter nog wat bier in zijn glas en ver genoegde zich dus met Charvet de hand te drukken . Lacaille wist het gezelschap een paar dagen later te vertellen, dat Charvet en Clémence nu een bierhuis in de rue Serpente bezochten, hij had hen door een raam gezien, druk gesticulee rende, tusschen een groep, zeer aandachtig luisterende, jonge lieden. Het gelukte Florent nooit Claude bij het complot in te lijven ; hij hoopte eenigen tijd, hem zijn politieke denkbeelden te doen deelen, een discipel van hem te maken , die hem bij zijn revo . lutionaire taak zou helpen. Op een avond nam hij hem mede naar Lebigre. Maar Claude bracht den avond door met een schets van Robine te maken, met zijn hoed op, de kastanje bruine overjas aan en met den baard op den knop van zijn wan delstok steunend. Toen hij met Florent wegging, zeide hij : 259 1 . over .. Neen maar, „ Neen , alles wat gij daar binnen vertelt, boezemt mij niet het minste belang in . Het kan wel erg knap zijn , maar ik begrijp er geen sikkepitje van Maar, die heer, die drommel sche Robine, die is prachtig. Hij is zoo ondoorgrondelijk als een put , die man ik ga eens meer met je mee, maar niet voor de politiek. Ik zal een schets nemen van Logre en een schets van Gavard, om hen met Robine op één schilderij te plaatsen , dat ik in gedachte ontwierp, terwijl gij aan het beraadslagen waart hoe noem je dat ook weer ? de kwestie de twee Kamers, niet waar stel je voor, Gavard, Logre en Robine de politiek behandelend , in hinderlaag liggend achter hun glazen bier ? Het zou een succes geven, mijn waarde, een buitengewoon succès een echt, modern schilderstuk !" Die twijfelachtige meeningen omtrent politiek bedroefden Florent. Hij troonde hem mede naar zijn zolderkamer en hield hem tot twee uur in den morgen op het kleine balcon, tegen over de in schemerlicht gehulde Hallen . Hij beknorde hem, zeide, dat het niet mannelijk was, zich zoo onbezorgd te toonen over het welzijn van zijn land De schilder schudde zijn hoofd en antwoordde : „Misechien heb je gelijk . Ik ben een egoist. Zelfs mijn schilderijen komen mijn land niet ten goede, want eerstens doen mijn schetsen iedereen ontstellen ontstellen en ten tweede, schilder ik alleen voor mijn persoonlijk genot. Als ik schilder, is het mij, alsof ik mij zelven kittel : het doet mij innig hartelijk lachen.... Wat zal ik je zeggen , men is nu eenmaal 200.... Trouwens, Frankrijk heeft mij niet noodig, zooals tante Lisa zegt.... En wil ik je eens openhartig wat zeggen ? Welnu ! ik heb sym pathie voor je, omdat ik geloof, dat jy met de politiek handelt, zooals ik met mijn schilderkunst. Je kittelt je zelf , mijn waarde. " En toen de andere tegen werpingen maakte : , Och kom ! jij bent artist op jou manier, gij hebt uw ideaal ; ik wed , dat gij avonden hier naar de sterren staat te staren en ze voor stembiljetten van het heelal houdt ... Welnu, je kittelt je zelf met je denkbeelden over rechtvaardigheid en waarheid. " Dat is zoo waar, dat uw denkbeelden , evenals mijn schetsen , den bourgeois een doodsangst op het lijf jagen . . . . En dan , 260 in vertrouwen gezegd , denk je dat als jij Robine waart ik lust zou hebben mij je vriend te noemen O ! dichter die je zijt !” was. 7 Toen maakte hij er gekheid over, de politiek hinderde hem , niet, hij begou er al aan te wennen in de bierhuizen en op de ateliers. Bij die gelegenheid sprak hij voorts over een café , in de rue Vauvilliers, het café, waarboven Sarriette woonde. Dat vuile rookhol met de versleten fluweelen banken langs de muren , de marmeren tafeltjes geel geworden door de vlekken van de gloria's, was de gewone plaats van bijeenkomst voor de jongelui van de Hallen. Mijnheer Jules voerde daar den scep ter over een troepje sjouwerlieden, winkelbedienden , heeren in witte kielen en met fluweelen petten op het hoofd . Hij liet zich elken Zaterdag het haar knippen en scheren bij een kap per in de rue des Douze- Ecus waar hij per maand geabonneerd Ook was hij de toongever van die groep mannen, hij speelde met bestudeerden zwier billard , in een houding, die zijn vormen tot hun recht deden komen. Het groepje was zeer reactionnair, zeer wereldsch . Jules las de spotbladen, hij kende het personeel van de kleine theaters, was gemeenzaam met de celebriteiten van den dag, wist of het stuk dat den vorigen avond gespeeld was, gevallen was of succès had gehad. Maar hij had een zwak voor politiek. Morny, zooals hij hem kort weg noemde, was zijn ideaal. Hij las de verslagen van het corps législatif en lachte van genoegen over de minste woorden van Morny. Die Morny hield die schooiers van republikeinen heerlijk voor het lapje ! en hij maakte van die gelegenheid gebruik om te zeggen, dat het janhagel alleen den keizer ver foeide, omdat de keizer het geluk van alle fatsoenlijke lieden voorstond. „ Ik ben eenige keeren naar hun café gegaan," zeide Claude tot Florent. Zij zijn ook alleraardigst, als zij onder het rooken van een pijp spreken over de hofbals, alsof zij tot de genoodigden be hooren . Die jongen , die met Sarriette leeft , heeft Gavard op een avond vreeselijk voor het lapje gehouden. Hij noemde . . Toen Sarriette beneden kwam om hem te halen , moest zij zijn gelag betalen ; het bedroeg zes francs, doordat hij eenige partijen billard verloren had en de vertering voor zijn rekening kreeg.... Een mooi meisje, niet waar, die Sarriette ! " hem oom 261 > „ Je eidt een mooi leventje," mompelde Florent glimlachend . „ Cadine, Sarriette en de rest, is ' t niet zoo ? ” De schilder haalde zijn schouders op. O neen !! je vergist je, " antwoordde hij. „ Ik moet niets van vrouwen hebben, dat is maar last. Ik weet eigenlijk niet waar dat voor dient, een vrouw , ik heb altijd vrees gehad om het te probeeren ..... Nu, goeden nacht, slaap wel . Als je minister wordt, zal ik je eenige denkbeelden aan de hand doen om Parijs te verfraaien . “ Florent moest de hoop, een volgzaam discipel van hem te maken, opgeven. Dat bedroefde hem, want ondanks zijn fa natieke verblinding, eindigde hij toch met de vijandige gezind heid , die dagelijks grooter werd, rondom hem te gevoelen . Zelfs bij de Méhudins werd hij minder vriendelijk ontvangen ; de oude vrouw lachte heimelijk, Muche was ongehoorzaam , de mooie Normande keek hem plotseling ongeduldig aan, wanneer zij haar stoel dicht bij den zijnen schoof, zonder dat het haar gelukte hem aan zijn koele houding te onttrekken . Eens zeide zij, dat het scheen, alsof hij van haar walgde en hij wist niet beter te doen dan verlegen te glimlachen, terwijl zij ruw aan de andere zijde van de tafel ging zitten . Ook de vriendschap van Auguste had hij verloren . De jongen kwam niet meer in zijn kamer, als hij naar bed ging. Hij was zeer geschrikt van de geruchten, die over dien man liepen, met wien hij zich vroeger tot middernacht durfde opsluiten. Augustine had hem plechtig laten beloven , die onvoorzichtigheid niet meer te be gaan. Maar vooral Lisa deed hun verbittering toenemen, toen zij hun verzocht, hun huwelijk uit te stellen, zoolang de neef de bovenkamer bewoonde, zij wilde aan een nieuwe winkel juffrouw het kamertje op de eerste verdieping niet afstaan . Van toen af, hoopte Auguste, dat men den galeiboef weer inrekende . " Hij had den gewenschten spekslagerswinkel gevonden , niet te Plaisance, maar wat verder, te Montrouge ; het varkens vleesch werd voordeeliger, Augustine zeide, dat zij bereid was Zoo dikwijls eenig gerucht hem des nachts wekte, maakte hij zich noodeloos blij, denkende dat de politie Florent kwam gevangen nemen . Bij Quenu- Gradelle zweeg men over de zaak . Een zwij. gende overeenkomst hield de monden van het personeel in de spek slagerij gesloten . Quenu, die zich bedroefde over de oneenigheid ) 262 tusschen zijn vrouw en zijn broeder, troostte zich met zijn sau cijsen te stoppen en zijn zijden spek te zouten . Nu en dan kwam hij op den drempel van zijn winkel zijn spek etaleeren , zonder te weten hoe zijn verschijning de babbelarijen in de Hallen verdubbelde. Men beklaagde hem, vond dat nij mager der werd, ofschoon hij vreeselijk dik was ; terwijl anderen vonden , dat hij niet mager genoeg werd, onder de schande, die zijn broeder hem aandeed . Hij, evenals de bedrogen echtgenoo ten, die de laatsten zijn om hun ongeluk te kennen , leefde in gelukkige onwetenheid , sprak opgeruimd met de een of andere buurvrouw, die hij op het trottoir staande hield . De buur vrouw keek hem medelijdend aan , scheen hem te condoleeren , alsof al de varkens in de spekslagerij de ziekte hadden . Wat scheelt die lui toch , dat zij mij met zulke begrafenis gezichten aanzien ? " vroeg hij eens aan Lisa . Vindt je, dat ik er slecht uitzie .“ Zij stelde hem gerust, want hij was doods bang voor ziekte, hij jammerde en bracht het geheele huis in beweging, bij de minste ongesteldheid , die hij voelde. De waar heid was, dat het in de groote spekslagerij van Quenu -Gradelle somber werd ; de spiegel-uiten werden doffer, het marmer be . gon er ijzig uit te zien , de gekookte vleeschspijzen rustten in geelachtig vet, in troebele geleien , Claude kwam zelfs eens bij zijn tante binnen om haar te zeggen ,dat haar uitstalling er , zeer geesteloos “ uitzag . Het was de waarheid. De Straats burger gerookte tongen lagen op het bed van fijn blauw pa pierknipsel, droefgeestig en bleek als zieke tongen , terwijl de eertijds smakelijk uitziende hammetjes kwijnden en met treurige groene pompons bekleed waren . De klanten vroegen in den winkel niet meer een stuk bloedworst, zes sous spek, een half pond reuzel , dan op zachten, treurigen toon als in de kamer van een stervende . Er stonden altijd twee of drie half schreiende vrouwen voor het koud geworden komfoor. De mooie Lisa leidde den rouw in de spekslagerij met kalme waardigheid. Haar witte boezelaars hingen nog correcter langs haar zwarte japon . Haar zindelijke handen bij de polsen door de groote mouwen omsloten , haar gelaat mooier nog door die voegzame droefgeestigheid , bewezen duidelijk aan alle buren , aan alle van den morgen tot den avond, in en uitgaande nieuwsgierigen, dat zij een onverdiend leed droeg, maar dat ווס 263 zij de oorzaken kende en zou weten te zegevieren. Nu en dan boog zij zich voorover en beloofde zij betere dagen aan de twee goudvischjes , die eveneens oprustig waren en lusteloos in het aquarium tusschen de uitstalling, rondzwommen. De mooie Lisa veroorloofde zich nog maar een enkel genot. Zij streek zonder vrees onder de satijnzachte kin van Marjolin , hij was genezen uit het hospitaal teruggekeerd, even dik, even vroolijk als vroeger, maar dommer nog, geheel idioot. De diepe wond had ook de hersens beleedigd . Hij was een redeloos schepsel. Hij lachte , sprak de woorden verkeerd uit, stotterde en was volgzaam als een lam . Cadine was eerst verbaasd, toen zeer tevreden met dat prachtige dier waarmee zij kon doen wat zij wilde ; zij liet hem in de mand met veeren liggen, nam hem mee als zij lust had om rond te slenteren, behandelde hem nu als haar pop, dan als haar hond, dan weer als haar minnaar. Hij was voor haar, als een lekkernij, als een smulhoekje in de Hallen , een blank lichaam waarvan zij met de geraffineerd heid van een wellusteling gebruik maakte . Maar, ofschoon het meisje alles van hem gedaan kreeg, wat zij wilde en hem als een onderworpen reus heen voerde waar zij verkoos, kon zij hem niet beletten naar juffrouw Quenu te gaan . Zij had hem met haar zenuwachtige vuisten gestompt, zonder dat hij het scheen te voelen. Zoodra zij haar mand om den hals had ge hangen en haar viooltjes in de rue du Pont- Neuf of in de rue Turbigo ging te koop bieden, ging hij voor den spekslagers winkel heen en weer draaien : „ Kom binnen ! " riep Lisa hem toe. Zij gaf hem meestal augurkjes; daar was hij onnoozel lachend, at hij ze voor de toonbank op. Met ver rukking keek hij naar de mooie Lisa, hij klapte van vreugde in zijn handen , sprong, juichte als een kleine jongen , die men wat lekkers voorhoudt . In den eersten tijd was zij bang ge weest, dat hij zich nog iets herinnerde. Doet je hoofd nog altijd zeer ? " vroeg zij hem . Door een slingering van zijn geheele lichaam en in nog grooter vroolijkheid uitbarstend, antwoordde hij, , neen . " „ Was je gevallen " „ Ja, gevallen , gevallen , gevallen , zong hij op een toon van voldoening, daarbij op zijn hoofd slaande. dol op, 264 Toen haar aanziende. zong hij ernstig, in verrukking, op gerekten toon „ mooi, mooi, mooi. “ Dat trof Lisa zeer. Zij ver langde, dat Gavard hem in dienst zou houden. Toen hij haar zijn nederig minnelied had voorgezongen , streek zij hem onder de kin , zeggende, dat hij een beste jongen was. Zij hield haar hand daar met heimelijk genot ; die lief koozing was een ge oorloofd genoegen geworden, een bewijs van vriendschap, dat de reus als een kind ontving. Hij stak zijn hals wat vooruit en sloot de oogen van genot, als een dier, dat men aanhaalt. Om zich in haar eigen oogen te verontschuldigen over het fatsoenlijk genoegen, dat zij zich met hem veroorloofde, be schouwde de mooie spekslagersvrouw dit als een vergoeding voor den vuistslag, waarmee zij hem in den vogelenkelder had neergeveld. Het bleef intusschen droevig in de spekslagerij. Een enkele maal waagde Florent er zich nog, om zijn broeder de hand te drukken, onder het ijskoud zwijgen van Lisa . Hij kwam er zelfs nu en dan des Zondags eten . Quenu deed dan alle moge lijke moeite om vroolijk te zijn . Hij at slecht, werd ten slotte spijtig. Op een avond na een van die koude familie -reunies, zeide hij tot zijn vrouw : Wat zou mij toch schelen ! Ziek ben ik niet, is ' t wel , vindt je mij niet veranderd ? ... Het is alsof er een last op mijn schouders drukt. Ik voel mij droevig gestemd, zonder te weten waarom, op mijn woord... Weet jij het niet ? " Een slechte stemming, zeker " , antwoordde Lisa. „ Neen, neen, het is al lang zoo, het benauwt mij... Toch gaan onze zaken goed, ik heb geen groot verdriet, ik ga mijn gewonen gang ... En jy ook, beste vrouw , je bent ook niet zooals anders, je schijnt droevig... Als dat zoo voortgaat, zal ik den dokter laten komen. " Zij keek hem ernstig aan. Er is geen dokter noodig, “ zeide zij. , Het zal overgaan. Er waait een slechte wind op het oogenblik. Iedereen is ziek hier in de buurt... " Toen , als gaf zij aan een moederlijk gevoel toe, vervolgde zij: , Maak je niet ongerust, beste dikkert... Je moogt niet ziek worden. Dat zou het toppunt zijn .“ Als gewoonlijk, wanneer hem wat hinderde, stuurde zij hem 2 265 naar de keuken, wetende dat het geweld van de hakmessen, het zingen van het vet, het gerinkel van de pannen hem op vroolijkte. Bovendien , zorgde zij dat hij niet door de onbe scheidenheden van juffrouw Saget op de hoogte der zaken ge bracht werd, die nu geheele ochtenden in de spekslagerij door bracht De oude vrijster had zich tot taak gesteld om Lisa door angst tot het uiterste te drijven . Zij begon met haar vertrouwelijke mededeelingen te doen . , Och ! wat zijn er toch een slechte menschen ! “ zeide zij, , menschen die zich liever met hun eigen zaken moesten be moeien ... Als u een wist lieve juffrouw Quenu... Neen , ik durf het u heusch niet te zeggen ... " Toen de spekslagersvrouw haar echter verzekerde, dat zij boven lasterpraatjes verheven was en zij het dus gerust kon vertellen , fluisterde zij haar, over het vleesch , dat op de toon bank stond in het oor : Welnu ! " men zegt , „ dat mijnheer Florent uw neef niet is ... " Van stukje tot beetje gaf zij Lisa nu te verstaan , dat zij alles wist, dat was de manier, waarop zij Lisa aan haar genade overleverde. Toen deze haar, eveneens uit overleg, om iemand te hebben, die haar op de hoogte hield van de loopende geruchten in de buurt, de waarheid bekende, bezwoer de oude, dat zij zoo stom zou zijn als een visch , dat zij alles zou ontkennen , al moest het haar het hoofd kosten . U moest toch uw voorzorgen nemen “ , mompelde zij, „ ik hoorde op de pensmarkt ook al twee vrouwen praten over, u weet wel wat. Ik kon zoo op eens niet zeggen tegen die lui , dat zij liegen , dat begrijpt u . Dat zou zoo gek staan ... Er wordt over gebabbeld , vreeselijk . Er zal niets meer aan te doen zijn , de bom zal losbarsten . " Eenige dagen later waagde ze den aanval. Zij kwam in de grootste ontsteltenis aanloopen , wachtte totdat er niemand in den winkel was en siste : Weet u wat men vertelt ? ... Die mannen, die zich bij mijnheer Lebigre vereenigen , hebben allemaal geweren , zij zijn van plan om hetzelfde te doen wat in '48 gebeurd is . Is het niet ongelukkig, een man als mijnheer Gavard , een braaf > 19 > 266 u mensch , rijk, met een goede positie, die zich afgeeft met zulke schooiers ! ... Ik heb willen waarschuwen wegens uw zwager. “ , Dat zijn dwaasheden, het is niet ernstig gemeend, " zeide Lisa, om haar te prikkelen. ,Niet ernstig, goede hemel ! Als men des avonds de rue Pirouette doorgaat, hoort men hun afschuwelijk geschreeuw. Zij geneeren zich volstrekt niet . U weet nog wel, dat ze uw man ook hebben willen verleiden ... En dan de geweerpatronen , die ik hun zie fabriceeren , is dat ook gekheid... In ieder geval, ik zeg het in uw eigen belang. " „ Zeker, ik dank u wel. Maar er wordt zooveel verteld . “ „ Neen maar, dat zijn geen praatjes, ongelukkig... De ge heele buurt is er vol van . Men zegt dat als de politie hen ont dekt, er veel menschen gecompromitteerd zullen zijn. Dus, mijnheer Gavard... “ Maar de spekslagersvrouw haalde haar schouders op, als om te kennen te geven, dat mijnheer Gavard een oude gek was en dat het voor hem heel goed zou zijn. ,,Ik noem mijnheer Gavard zooals ik de anderen zou noemen, uw zwager bij voorbeeld, " hernam de oude huichelaarster. Hij is het opperhoofd van de bende, naar het schijnt. Ik beklaag u diep, want als de politie hier eens kwam, zou zij mijnheer Quenu ook wel eens kunnen vatten . Twee broers, niet waar, dat is als twee vingers van dezelfde hand ..." De mooie Lisa lachte. Maar zij was doodsbleek, Juffrouw Saget had haar in haar gevoeligste zijde gekwetst. Van dien dag af vertelde de oude allerlei histories over onschuldige lieden , die in de gevangenis geworpen waren, omdat zij boosdoeners gehuisvest hadden. Toen zij des avonds haar fleschje in het wijnhuis liet vullen , verzamelde zij daar een klein dossier voor den volgenden dag. Daar Rose weinig spraakzaam was, gaf zij oogen en ooren dubbel den kost. Zij had zeer goed opge merkt, hoe vriendelijk Lebigre Florent behandelde, zijn zorg om hem bij zich te houden , zijn beleefdheden , die toch zoo slecht betaald werden door de bescheiden verteringen die de jonge man maakte. Dit verwonderde haar nog te meer, omdat zij de verhouding, van de twee mannen met de mooie Normande, kende. 267 „ Men zou zeggen , “ dacht zij, dat >> daar iets achter schuilt ... Aan wie zou hij hem willen verkoopen ? ..." Op een avond , toen zij in het wijnhuis was, zag zij, hoe Logre zich op de rustbank wierp, doodmoe zooals hij beweerde door zijn tochten in de faubourgs. Zij keek gretig naar zijn voeten , maar er was geen greintje stof op te zien . Toen lachte zij in haar vuistje, zij nam haar borrelfleschje en ging naar huis. Daar zette zij zich voor het venster en completeerde zij haar dossier. Dat raam, hooger dan de naburige huizen , was haar een bron van eindelooze genietingen . Zij ging er op ieder uur van den dag voor zitten , alsof zij er op een observatorium was, vanwaar zij de geheele buurt overzien kop . Eerstens, al de kamers tegenover haar, rechts en links, die zij kende, tot in de kleinste bizonderheden ; zij zou , de gewoonten van de bewoners, de onderlinge verstandhouding, hoe zij zich waschten , wat zij aten , alles , hebben kunnen vertellen ; zij kende zelfs de men schen , die hen kwamen bezoeken . Dan had zij een kijkje op de Hallen , zoodat er geen vrouw uit de buurt de rue Rambu teau kon oversteken , zonder dat zij het bemerkte, zij wist altijd precies, waar de vrouw van daan kwam, waar zij heenging, wat zij in haar mand droeg , baar levensgeschiedenis, en die van haar man , haar kleeren , haar kinderen , haar fortuin . Dat is juffrouw Loret, die voedt haar zoon ook raar op, daar is juffrouw Hutin , een arm vrouwtje, dat door haar nian bedrogen wordt, daar heb je juffrouw Cecile , de dochter van den vleesch houwer, een kind , dat wel nooit een man zal krijgen met haar akelig humeur. Dagen lang zou zij zoo hebben kunnen voort gaan , haar zinlooze woorden aaneenrijgende, zich buitengewoon vermakende met die kleine opmerkingen, waarbij zij niet het geringste belang kon hebben . Nu echter had zij slechts oogen voor de matglazen vensters waarop zich de zwarte schaduwen van de bezoekers van het kabinetje vertoonden. Zij constateerde het verdwijnen van Charvet en Clémence , omdat zij hun silhouetten niet meer op het melkwitte glas zag verschijnen. Er gebeurde daar niets, dat zij niet wist te raden , aan het plotseling op heffen arm of aan de houding van de luisterende hoofden , Zij werd er zeer sterk in , verklaarde de vooruitste kende neuzen , de uitgespreide vingers, de gesloten monden , de 9 van een 268 schouderophalingen en volgde zoo de samenzwering van stukje tot beetje en dat zoo goed , dat zij iederen dag zou hebben kunnen zeggen , hoe de zaken stonden . Op een avond verscheen haar de ontknooping. Zij zag de schaduw van Gavards' revolver zwart tegen het witte glas afstekend. De revolver kwam, ging, vermenigvuldigde zich . Dat waren de wapenen , waarover zij tot juffrouw Quenu gesproken had. Toen , op een anderen avond, begreep zij het rechte niet, zij verbeeldde zich, dat zij ladingen gereed maakten en zag oneindige reepen stof ontrollen. Den volgenden dag ging zij om elf uur naar Rose om haar te vra gen of zij geen kaars voor haar te leen had, intusschen gluurde zij tersluiks in het kabinetje, waar zij een stapel rood doek zag, dat haar zeer schrikbarend voorkwam. Haar dossier voor den volgenden dag was hoogst ernstig . „ Ik wilde u niet doen ontstellen, juffrouw Quenu ,“ zeide zij, maar het wordt al te erg ... Ik ben bang, op mijn woord ! Om ' s hemels wil vertel aan niemand, wat ik u ga toevertrou wen . Als zij het wisten , zouden ze mij vermoorden. " Nadat de spekslagersvrouw haar plechtig verzekerd had te zullen zwijgen, sprak zij van het rood doek. , Ik weet niet, wat dat beteekent. Er was een heele stape!. Net lappen , die in bloed gedrenkt waren ... Logre, u weet wel, die gebochelde, sloeg er een om zijn schouders ... Hij zag er uit als een beul ... Daar steekt zeker weer iets achter, " Lisa antwoordde niet, zij scheen na te denken , met neerge slagen oogen speelde zij met het heft van een vork, de stukjes pekelvleesch in een schotel rangschikkende. Juffrouw Saget hernam, zachtjes : Als ik u was, ik geen rust hebben, ik zou willen weten ... Waarom gaat u niet eens boven op de kamer van Uw zwager zien ? " Lisa huiverde even . Zij liet de vork los , keek de oude vrijster ongerust aan , meenende, dat zij haar voornemen ge raden had . Maar zij vervolgde : Het is veroorloofd Uw zwager zou u ongelukkig maken , als hem liet begaan ... Gisteren , bij juffrouw Taboureau , werd er nog over u gesproken . Zij is u zeer ge negen ; nu maar, juffrouw Taboureau zeide, dat u veel te goed zou u 269 waart1, dat zij, als zij in uw plaats was, al lang paal en perk aan de zaak zou gesteld hebben. " Heeft juffrouw Taboureau dat gezegd ? ' mompelde Lisa, nadenkend. „ Zeker en juffrouw Taboureau is een verstandige vrouw ... Tracht er achter te komen , wat dat rood doek beteekent. Dan zult u het mij ook zeggen, niet waar ? " Maar Lisa luisterde niet. Zij keek door de guirlandes van sau cysen , naar den schotel met slakken in de uitstalling. Het was alsof zij een inwendigen strijd streed , waardoor twee dunne rim peltjes op haar koud gelaat zichtbaar werden . De oude vrijster had intusschen eens in de schotels op het komfoor gekeken . Zij mompelde, alsof zij tot zichzelve sprak : , Kijk, er is gesneden worst in ... Dat moet uitdroogen , vooruit gesneden worst .... En een gebarsten bloedworst. Er is zeker met een vork in geprikt. U moet die worst wegnemen, anders wordt de schotel vuil . “ Lisa, verstrooid nog, gaf haar de bloedworst en de schijfjes worst, zeggende : „ Dat is voor u, als ik er u genoegen mee kan doen ! " Alles verdween in de hengselmand. Juffrouw Saget was zoo gewoon aan geschenken, dat zij er zelfs niet meer voor be dankte. Iedere morgen nan zij al de afsnijdsels uit de spekslagerij Als zij wegging, begaf zij zich naar Sarriette en naar juffrouw Lecoeur, met het plan een dessert machtig te worden , door over Gavard te spreken . Toen de spekslagersvrouw alleen was, zette zij zich op het tabouretje achter de toonbank, om op haar gemak na te denken. Sedert acht dagen verkeerde zij in groote ongerustheid. Florent had op een avond vijf- honderd francs aan Quenu gevraagd , natuurlijk als een man, die er recht op heeft. Quenu verwees hem naar zijn vrouw. Dat vond hij onaangenaam, hij beefde zelfs een weinig, toen hij Lisa om het geld vroeg . Maar deze, zonder een woord te zeggen , zonder zelfs eenige nieuwsgierig heid te doen blijken naar de bestemming van de geldsom , giny naar haar kamer en gaf hem de vijfhonderd francs. Zij zeide enkel , dat zij ze op de afrekening van de erfenis had bijgeschre Drie dagen later nam hij duizend francs. Hij behoefde zich waarlijk niet zoo belangeloos voor te doen , " mee. 9 ven. 5 270 zeide Lisa des avonds tot Quen . ' Je ziet nu, hoe goed het is dat ik de rekening bewaard heb ... Wacht, ik heb die duizend francs van vandaag nog niet genoteerd. “ Zij ging voor de secretaire zitten , las het papier met de be rekeningen nog eens over en voegde er toen bij: , Het is maar goed , dat ik nog wat blanco heb gelaten . Ik zal er nu de gedeeltelijke afbetalingen naast schrijven ... Hij zal nu alles stukje na beetje vermorsen. Dat heb ik al lang verwacht. “ Quenu zeide niets, maar ging zeer slecht gestemd slapen . Zoo dikwijls zijn vrouw de secretaire opendeed , maakte het neerslaan van het blad een piepend geluid , dat hem het hart verscheurde . Hij nam zich zelfs voor zijn broeder te vermanen , opdat hij zich niet door die Méhudins zou laten ruineeren ; maar hij durfde niet. Florent vroeg twee dagen later , nog vijf tienhonderd francs. Lögre had op een avond gezegd, dat de zaken gauwer zouden gaan, als er maar geld was en was niet weinig in zijn schik, toen hij die los daarheen geworpen woor den , den volgenden dag beantwoord zag, door een rolletje goudgeld, dat hij grijnslachend in zijn zak stak . Toen kwam hij telkens met noodzakelijke uitgaven ; deze sectie verlangde een lokaal te huren , die, moest ongelukkige landgenooten onderhouden ; verder moesten er wapenen en ammunitie gekocht worden. Florent zou alles gegeven hebben. Hij had aan de erfenis gedacht, aan de raadgevingen van de mooie Normande. Hij putte uit de secretaire van Lisa, alleen maar een beetje bevreesd voor haar ernstig gelaat. Nooit meende hij, zou hij zijn geld voor een schooner doel kunnen gebruiken. Logre was vol geestdrift, hij droeg verbazend mooie, rozeroode dassen en gelakte schoenen, waarvan het gezicht alleen Lacaille som ber stemde. Dat is nu drie- duizend francs in zeven dagen, “ zeide Lisa , tot Quenu. „ Wat zeg je er van ? Het is wat moois, niet waar? ..... Als hij 200 voortgaat, zullen zijn vijftigduizend francs nog hoogstens vier maanden strekken . . . Als men bedenkt, dat Gradelle veertig jaren noodig gehad heeft om het bij elkander te sparen !" , Het is je eigen schuld !" riep Quenu, , wat behoefde je hem ook over de erfenis te spreken ." > 271 van Maar zij keek hem gestreng aan, zeggende : , Het is zijn recht, hij kan alles nemen ... Dat geld is ook de kwestie niet, maar het gebruik, dat hij er van maakt, ont stemd mij .. . Ik heb je lang genoeg gewaarschuwd, hetmoet uit zijn .“ , Handel, zooals je het best toeschijnt, ik zal het je niet be letten , ' zeide Quenu, wiens gierigheid in het spel kwam. Toch hield hij veel van zijn broeder ; maar het denkbeeld die vijftigduizend francs in vier maanden verteerd, was hem onverdraaglijk. Door de babbelarijen van juffrouw Saget, wist Lisa waar het geld bleef. Toen de oude op de erfenis ge zinspeeld had, profiteerde zij zelfs van de gelegenheid om in de buurt rond te strooien, dat Florent zijn deel opnam en het naar eigen goedvinden verteerde. Den dag nadat zij van de roode lappen gehoord had, was haar besluit genomen . Een oogenblik bleef zij nog in tweestrijd naar het droevig aanzien van de spekslagerij staren ; de varkens hingen lusteloos aan de haken , Mouton , die naast een pot reuzel zat, glom niet als vroeger, en zijn oogen stonden dof als van een kat, die geen goede spijsvertering meer heeft. Toen riep zij Augustine om op den winkel te passen en ging zij naar Florents kamer. Toen zij zijn kamer binnenkwam, ontstelde zij hevig. Het kinderlijk eenvoudig bed was geheel bedekt met roode écharpes, die tot op den grond af hingen. Op den schoorsteen, tusschen de vergulde doosjes en de oude pommadepotten, slingerden roode armbekleedingen, cocardes, die groote bloedkleurige vlekken vormden. Verder hingen aan alle spijkers, tegen het grijze verkleurde behangsel, lappen stof, vierkante vaandels, geel , blauw, groen, zwart, waarin Lisa de banieren van de twintig sectiën meende te herkennen . Het kinderlijk eenvoudig kamertje scheen ontsteld door die revolutionnaire versiersels. De naieve dwaasheden, die de winkel dochter daar had achtergelaten, de heldere gordijnen en meubels waren als door een vuurgloed beschenen ; terwijl de photografie van Auguste en Augustine bleek van schrik scheen . Zij had zich dus niet bedrogen, het geld werd voor zulke dingen be steed. Het was haar een gruwel, een bijna ongeloofelijk feit waartegen haar geheele ziel in opstand kwam. Zija geld, dat 7 272 zoo eerlijk verdiende geld, dienende om een opstand te orga niseeren en te betalen ! Zij bleef staan en de bloemen op het balcon schenen haar nieuwe bloedroode cocardes, het zingen van het vogeltje klonk haar als het verwijderd geluid van geweerschoten . Toen be dacht zij, dat de opstand den volgenden dag, misschieu reeds dien avond zou uitbarsten . De vaandels wapperden, de écharpes gingen voor haar oogen voorbij, tromgeroffel klonk in haar ooren . Zonder zich een oogenblik langer te bedenken , zonder zelfs de papieren te lezen, die op tafel lagen , ging zij naar beneden. Op de eerste verdieping gekomen, ging zij naar haar slaapkamer om zich aan te kleeden. Zelfs in dit ernstig uur, kapte de mooie Lisa zich, kalm en met zorg. Zij was vastbe raden en zag er nog ernstiger uit dan gewoonlijk. Terwijl zij met haar dikke handen uit alle macht trok om het lijf van haar zwart zijden japon vast te maken, herinnerde zij zich de woorden van den abt Roustan. Zij raadpleegde haar ge weten, zij ging een plicht vervullen . Toen zij haar sjaal om haar breede schouders plooide, gevoelde zij, dat zij een hoogst eerlijke daad ging volbrengen. Zij deed donkerpaarse hand schoenen aan en hechtte een dikke voile op haar hoed. Voordat zij uitging, sloot zij haar secretaire, met een hoopvol gelaat, als wilde zij zeggen, dat zij eindelijk met rust gelaten zou zou worden . Quenu stond met zijn wit voorschoot over zijn dikken buik, op den drempel van den winkel . Hij verbaasde zich toen hij Lisa des morgens om tien uur in groot toilet zag uitgaan . ,Mijn hemel , waar ga jij naar toe ? " vroeg hij. Zij maakte hem wijs, dat zij naar juffrouw Taboureau ging en voegde er bij, dat ze plan had om meteen plaatsen te huren in het theatre de la Gaité . Quenu liep haar nog na om te zeggen , dat zij plaatsen tegenover het tooneel moest nemen, daar zag men het best. Toen hij weer in huis was gegaan , begaf zij zich naar de wacht plaats van rijtuigen bij Saint- Eustache, steeg in een fiacre, waarvan zij de gordijntjes liet zakken en zeide tot den koetsier, dat hij haar naar la Gaité moest brengen . Zij was bang vervolgd te worden. Toen zij haar plaatsbriefje had, ging zij naar het Gerechtshof. Daar betaalde zij en stuurde het rijtuig weg. Toen 273 een waar een ging zij langzaam door zalen en portalen, tot aan de prefec tuur van politie. Daar zij verdwaalde tusschen een menigte politie agenten en heeren in zwarte jassen gaf zij een man zes sous, om haar naar het bureau van den prefect te brengen. Maar er was een verlof tot audientie noodig, voordat zij bij den prefect mocht binnengaan . Men liet haar in klein kamertje dik, kaalhoofdig heer, haar zeer koel en afgemeten ontving. Zij kon spreken. Toen sloeg zij haar voile op, zeide haar naam , vertelde alles , ronduit, in korte trekken. De kaalhoof dige hoorde haar onverschillig, bedaard aan. „ U zijt de schoonzuster van dien man, pietwaar ? " „ Ja , “ antwoordde Lisa kortaf. , Wij zijn fatsoenlijke lieden... Ik wil niet dat mijn man gecompromitteerd wordt. “ Hij haalde zijn schouders op, als wilde hij zeggen , dat die heele zaak hem vrijwel verveelde . Toen , ongeduldig, zeide hij : „Men vervolgt mij al meer dan een jaar met die zaak, weet u . Men brengt mij aanklacht op aanklacht, men haast en drijft mij . U begrijpt, dat als ik niet handel, ik dat nalaat, omdat ik verkies te wachten. Daar hebben wij onze redenen voor... Kijk hier is het dossier. Ik kan het u laten zien. “ Hij legde een groot pak papieren voor haar neer, in een blauw omlag gewikkeld . Zij bladerde er in , Het waren losse brokstukken uit de geschiedenis , die zij zooeven verteld had. De commissarissen van politie van Havre, Rouan, Vernou kondigden Florents komst aan . Toen volgde een rapport waarin zijn intrekname bij Quenu Gradelle geconstateerd werd. Zijn betrekking in de Hallen , zijn levenswandel, zijn avonden bij Lebigre, geen enkele bijzonderheid was vergeten. Lisa merkte met ontsteltenis, dat er dubbele rapporten waren, dat zij twee verschillende bronnen moesten gehad hebben . Einde lijk vond zij een stapel opgeteekende brieven van allerlei vorm en allerlei schrift . Dat was het toppunt. Zij zag een krabbel pootje, het schrift van juffrouw Saget, kennisgevende van de bijeenkomsten in het kabinetje. Zij herkende een groot vettig ZOLA, Hallen . 18 274 为 stuk papier, geheel beklad met de reusachtige letters van juffrouw Lecoeur, en een glanzig velletje papier, met een geel bloempje versierd, bedekt met het kattepootje van Sarriette en het schrift van mijnheer Jules ; in die twee brieven werd de regeering gewaarschuwd Gavard in het oog te houden . Ook de onkuische stijl van moeder Méhudin ontbrak niet, in een vier zijden lang bijna niet te ontcijferen schrift, verhaalde zij de bespottelijke praatjes, die in de Hallen omtrent Florent in omloop waren . Maar vooral een factuur van haar eigen huis tot opschrift dragende Spekslagerij Quenu- Gradelle" , ontroerde haar, op de tegenzijde van de factuur had Auguste den man ver kocht, dien hij als een hinderpaal voor zijn huwelijk be schouwde. De agent had haar met een geheime bedoeling die papieren voorgelegd. Herkent gij ook enkele van die handschriften ? " vroeg hij haar. Zij stotterde, neen. Zij was opgestaan , doodelijk ontsteld over hetgeen zij gezien en gehoord had, trok zij haar voile voor het gelaat om de verlegenheid te verbergen , die haar het bloed naar de wangen dreef. Haar zijden japon ritselde ; haar donkere handschoenen verdwenen onder de groote sjaal. De kaalhoofdige lachte flauwtjes, toen hij zeide : „ U ziet, juffrouw , dat uw inlichtingen wat te laat komen ... Maar men zal rekening houden, met uw pogingen, dat beloof Waarschuw vooral uw man, zich met niets te be moeien ... Er kunnen zich omstandigheden voordoen die ..." Hij voleindigde den zin niet, even opstaande, groette hij haar, tot afscheid . Zij ging. In de zijkamer ontmoette zij mijnbeer Logre en mijnheer Lebigre, die zich snel omkeerden. Maar haar schrik was grooter dan die van hen. Zij ging door de zalen en portalen met een gevoel, alsof zij geschat werd door al die gerechtsdienaars, die, zij was er van overtuigd, alles zagen, alles wisten. Eindelijk ging zij op het plein Dauphine uit het gebouw. Op de Quai de l'Horloge, liep zij langzaam , de verfrisschende lucht van de Seine deed haar goed . Het duidelijkste voelde zij, dat haar gang nutteloos was ge weest. Voor haar man bestond er niet het minste gevaar. Dat verlichtte haar en gaf haar tevens een gevoel van wroeging. ik u. 6 > 275 ? Zij was boos op Auguste en die die vrouwen, die haar in een bespottelijke positie gebracht hadden. Zij vertraagde den pas nog meer, terwijl zij in het stroomend water keek ; vrachtschepen, zwart van kolenstof, dreven op het groenachtige water, hengelaars, langs den oever, wierpen hun lijnen uit . Alles wel beschouwd, had zij Florent niet overgeleverd . Die plotselinge inval verwonderde haar ? Zij was perplex, verbaasd , dat haar geweten haar had kunnen bedriegen . De anonieme brieven kwamen haar zeer zeker, als iets heel leelijks voor. Zij daarentegen, ging flink op haar doel af, noemde haar naam, redde de maatschappij . Daar de erfenis van den ouden Gradelle 'baar plotseling in de gedachte kwam, onderzocht zij zichzelve, zij bevond zich bereid om het geld in de rivier te gooien, als zij daarmede de spekslagerij in haar vroegeren staat kon terug brengen . Neen, zij was niet inhalig, geld was haar drijf veer niet geweest. Toen zij de brug au Charge overging, werd zij volkomen gerust gesteld , haar geestelijk evenwicht was hersteld . Het was beter, dat de anderen de politie gewaarschuwd hadden ; nu behoefde zij Quenu niet te bedriegen, zij zou er rustiger door slapen . Heb je de plaatsbiljetten ? " vroeg Quenu haar, toen zij thuis kwam . Hij wilde ze zien en liet zich verklaren aan welk gedeelte vin het balcon de plaatsen waren . Lisa had gedacht, dat de politie zou komen, zoodra zij gewaarschuwd was en haar voor nemen om naar het theater te gaan, was niets dan een slim over legd plan om haar man te verwijderen , terwijl men Florent arresteerde. Zij nam zich voor hem ' s middag tot een uitstapje over te halen , een van die tochten , die zij meermalen deden ; zij gingen dan met een fiacre naar het Bois de Boulogne, aten in een restauratie en begaven zich daarna naar het een of ander café - concert. Maar nu was dat niet noodig, zij bracht den dag als gewoonlijk in haar winkel door, opgeruimder en vriendelijker dan na een herstelling uit een ziekte. Wat doet de lucht je toch goed ! “ zeide Quenu . „ Die och tendwandeling heeft je geheel opgevroolijkt.“ Wel neen ! " antwoordde zij, haar ernstig uiterlijk weer aan nemende. De Parijzer straten zijn zoo goed niet voor de gezondheid. " » 276 Des avonds zagen zij in la Gaité, la Grâce de Dieu " spelen . Quenu , deftig in het zwart, met grijze handschoenen aan en keurig gekapt, verdiepte zich in het programma. Lisa zag er deftig uit, in haar glad lijf en leunde met haar handen , in te kleine witte handschoenen gestoken , op het rood fluweel van het balkon. Zij waren beiden zeer bewogen over de ongelukken van Marie ; de bevelhebber was werkelijk een slecht mensch en Pierrot wekte hun lachspieren op. De spekslagersvrouw schreide. Het vertrek van het kind, het gebed in het jonkvrouwelijk vertrek, de terugkomst der arme krankzinnige, deed tranen in haar oogen opwellen , die zij bescheiden met haar fijn zakdoekje afwischte. Een ware triomf werd echter dezen avond, toen zij haar hoofd opheffende, de mooie Normande met haar moeder op de galerij zag zitten . Zij nam nog deftiger houding aan , stuurde Quenu naar het buffet om een doosje bonbons, speelde met haar paarlmoeren, rijk met goud ingelegden , waaier. lie visch vrouw was overwonnen ; zij boog het hoofd om naar haar moeder te luisteren , die haar iets toefluisterde . Toen zij naar huis gingen , ontmoetten de mooie Lisa en de mooie Normande elkander in de vestibule en op beider gelaat verscheen iets van een glimlach . Florent had dien dag vroeg gegeten , bij mijnheer Lebigre. Hij verwachtte Logre, die hem een voormalig politie-agent zou komen voorstellen , een geschikt man, met wien men zou spreken over het plan van aanval tegen het Palais - Bourbon en het Stadhuis. Het werd reeds donker, een fijne regen , die reeds sedert den namiddag neerviel, maakte de groote Hallen somber grijs. Zij staken donker af tegen den geelrooden hemel, terwijl grauwe wolken, bijna langs de daken streken, als haakten zij aan en scheurden zij zich weer los van de bliksemafleiders. Florent werd zwaarmoedig door dien modderpoel op de straten, door dien stroom geel water, die het schemerachtig licht in de modder scheen te drijven en geheel uit te dooven . Hij zag naar de onder de overdekte straten schuilende menigte, naar de druipende parapluies en naar de sneller voorbijrijdende en duidelijker weerklinkende fiacres, op den ontvolkten weg. Het klaarde op. De zon ging in een rooden gloed onder. Toen verscheen een leger straatvegers aan den ingang van de rue Montmartre, en dreef met zijn bezems een meer van vloei baar vuil voort. 277 Uit ver Logre bracht den expolitie- agent niet mede. Gavard was bij vrienden te Batignolles, zoodat Florent zich genoodzaakt zag zich met het gezelschap van Robine te vergenoegen. Hij sprak den geheelen avond en was ten slotte zeer droevig gestemd ; de andere knikte zachtjes met zijn baard en strekte om het kwartier den arm uit om een slokje bier te nemen. veling begaf Florent zich vroeg naar boven . Maar Robine, ofschoon alleen gelaten ; ging niet weg, hij keek nadenkend naar zijn glas bier. Rose en de kellner, die vroeg hoopten te sluiten, omdat het gezelschap van het kabinetje er niet was, wachtte al meer dan een half uur op zijn vertrek . Toen Florent op zijn kamer was, had hij geen moed om naar bed te gaan Hij werd gekweld door een van die zenuw achtige buien die hem soms geheele nachten in eindeloos schrik barende voorstellingen deed doorbrengen . Den vorigen dag had hij de begrafenis van Verlaque bijgewoond, die na een vree selijk lijden gestorven was. Die kleine in de aarde gezakte doodkist stemde hem nog tot diepe droefheid en vooral het beeld van juffrouw Verlaque met haar klagende stem , zonder een traan in de oogen stond hem onophoudelijk voor den geest ; zij volgde hem, sprak van de kist, die nog niet betaald was, van de begrafenis , die zij niet wist hoe te bezorgen , omdat zij geen sou meer in huis had , daar de apotheker het bedrag van zijn rekening geëischt had, zoodra hij hoorde, dat de zieke overleden was. Florent moest het geld voor de kist en voor de begrafenis leenen ; hij gaf zelfs de fooi voor de aansprekers. Maar toen hij weg wilde gaan , keek juffrouw Verlaque hem zoo diep bedroefd aan , dat hij haar nog twintig francs gaf. Die dood kwam hem zeer ongelegen . Nu zou de betrekking van inspecteur weer ter sprake komen, men zou er aan denken hem nu definitief te benoemen . Dat waren gevaarlijke om standigheden, die de politie op een spoor zouden kunnen brengen . Hij zou gewenscht hebben, dat de opstand reeds den volgenden dag uitbarstte, dan kon hij zijn gegallonneerde pet op straat gooien . Vol van die verontrustende gedachten, ging hij op het balkon, om wat verkoeling te zoeken voor zijn bran dend voorhoofd . Door den regen was de wind gaan liggen , er heerschte nog een drukkende warmte, onder den donkerblauwen onbewolkten 278 een hemel. De langzaam opdroogende Hallen strekten zich onder hem uit donkerblauw als de hemel en evenals hij , bezaaid met gele sterren, door de brandende gaspitten. Tegen de ijzeren leuning steunende, dacht Florent er aan , dat hij eens gestraft zou worden , omdat hij de betrekking van inspecteur had aangenomen . Het was zwarte vlek in zijn leven . Hij was meineedig geweest, hij had het keizerrijk gediend , ondanks de in zijn verbanningsoord zoo dikwijls her haalde plechtige beloften . Het verlangen om Lisa tevreden te stellen, het liefdadig gebruik, dat hij van zijn salaris gemaakt had , schenen hem geen krachtige beweegredenen genoeg om zijn lafhartig eid te verontschuldigen . Als hij leed te midden dier vette, overdadig gevoedde omgeving, verdiende hij dat lijden . Hij zag weer het slechte jaar, dat hij doorleefd hud voor zijn oogen voorbij gaan, de plagerijen der vischvrouwen , de walging, die hij op vochtige dagen gevoelde, de voortdurende ir digestie van zijn weinig behoefte gevoelende maag, de hei. melijke vijandelijkheid , die hij rondom zich voelde toenemen . Al die dingen nam hij aan als een bestraffing. Dat dot gemurmel van wrok, waarvan hij de oorzaak niet kende, kondigde een onbekend groot ongeluk aan , waaronder bij zich reeds bij voorbaat bukte , als onder de schande van een misslag, waarvoor geboet moest worden . Toen, denkende aan de volksbeweging, die hij voorbereidde, werd hij boos op zich zelven, hij was niet rein genoeg meer om te slagen . Hoe menig keer had hij zich hier met de oogen doelloos op de daken van de paviljoens gericht, in droomerijen verdiept. Meestal kwamen ze hem voor als grauwe wateren , die hem van verre landen spraken . In donkere nachten schenen zij doode meren, zwarte, stinkende, stilstaande wateren. Bij helder maan licht veranderden zij in lichtfonteinen, de stralen stroomden langs de twee verdiepingen van daken , bevochtigden de groote zinken platen, stroomden over de randen van die groote hoog gelegen bekkens. Het koude weder verstijfde ze, zij bevroren evenals de baaien van Noorwegen , waar de schaatsenrijders over glijden , terwijl de Juniwarmte ze in een diepen slaap dompelde. Op een avond in December, toen hij zijn venster opende, had hij ze geheel met sneeuw bedekt gevonden, een maagdelijk 279 wit, dat de roestkleurige lucht verhelderde ; zij strekten zich uit, even smetteloos als de eenzame vlakten van het Noorden, waarop zelfs geen slede zich waagt. Bij elken veranderden aanblik van dien horizon , had hij zich aan teedere of wreede gedachten overgegeven, de sneeuw kalmeerde hem, het onme telijk groote, witte laken scheen hem een sluier van reinheid geworpen over de onreinheden van de Hallen ; de heldere nachten,, het liefelijk maanlicht verplaatsten hem in een sprookjeswereld . Nooit leed hij meer dan in de donkere Juni nachten , die het walglijk moeras, het stilstaand water van een vervloekt grooten poel deden ontstaan . En altijd weer keerde dezelfde foltering terug. Zij waren altijd daar. Hij kon het venster niet openen zonder ze daar voor zich te zien , den horizon vullende. Des avonds verliet hij de paviljoens, om bij het naar bed gaan haar eindelooze dakenrij terug te vinden . Zij maakten hem Parijs ontoegan kelijk , bezwaarden hem door haar buitengewone uitgestrekt heid, drongen onophoudelijk in zijn bestaan . Dien nacht was de foltering nog grooter, door de onbestemde angsten , die hem bestormden. De namiddagregen had de Hallen met een verpestend vocht gevuld. Zij bliezen hem al de slechte dampen in het gelaat, midden in de stad gerold als een dronk aard bij de laatste flesch onder de tafel. Het was hem, alsof van ieder paviljoen een zware damp omhoog steeg. In de verte steeg een laffe geur van bloed uit de slachterij en de pensmarkt. De groenten- en vruchtenmarkt verspreidden de sterke geuren van kool, verrotte appelen, van op den mesthoop gegooid bladerenafval . De stank van de boter, de prik kelende vischlucht steeg naar omhoog en vooral uit het voge lenpaviljoen aan zijn voeten , zag hij door het torentje van den ventilator, een warme damp komen, verstikkend als roet uit een fabriekschoorsteen . Al die dampen pakten zich onder de daken op tot een wolk, dreven over de naburige gebouwen , verbreedden zich in zware wolken over geheel Parijs. Het waren de Hallen, die uit hun te nauwe zinken gordels barstten en met de overvol heid van hun indigestie den slaap van de met spijzen overladen stad verwarmden . Beneden op het trottoir hoorde hij het geluid van stemmen, een lach van gelukkige menschen. De deur van de gang viel 280 met geweld dicht Quenu en Lisa waren uit het theater terug gekomen. Toen verliet Florent het kleine terras, verbijsterd, als dronken van de lucht, dien hij inademde en met den zenuw achtigen angst voor dien storm , die hij boven zijn hoofd voelde. Daar, in die Hallen was was zijn zijn ongeluk ongeluk .. Hij sloot heftig het venster en liet ze daar zich uitstrekkend in de schemering, naakt, dampend nog, hun uitgezette buiken tentoonstellende en verlichting zoekende onder de sterren . HOOFDSTUK VI . een oneens Acht dagen later dacht Florent eindelijk tot de daad te kunnen overgaan. Er deed zich een voldoende aanleiding tot ontevredenheid voor om de oproerige benden in Parijs uit den band te doen springen . Het wetgevend lichaam , reeds ver deeld door dotatie- wet, was het nu over een zeer impopulair belasting -voorstel, dat groote ontstemming verwekte in de oorsteden. Het ministerie, dat een nederlaag vreesde, streed uit alle macht. Er zou zich misschien in langen tijd zulk een goede aanleiding niet meer voordoen . Op een morgen, zeer vroeg, ging Florent voor het Paleis Bourbon rondsluipen. Hij vergat er zijn inspecteurs bezigheden, bleef er tot acht uur de verschillende plaatsen onderzoeken , zonder er een oogenblik aan te denken , dat zijn afwezigheid de vischmarkt in opstand zou brengen . Hij bezocht iedere straat, de rue de Lille, de rue de l'Université, rue de Bour gogne, rue Saint- Dominique ; begaf zich tot het plein des In valides, bij enkele kruiswegen stilstaande, met groote passen de afstanden berekenende. Daarna, op de quai d'Orsay terug. gekeerd, en op de borstwering gezeten , besloot hij dat de aanval van alle kanten tegelijk gedaan zou worden ; de troepen van den Gros- Caillou zouden door het Champ- de- Mars aankomen ; de sectiën uit het noordelijk gedeelte van Parijs zouden door de Madeleine naderen ; die van het Westen en van het Zuiden zouden de kaden volgen of zich bij kleine gedeelten door de straten van den faubourg Saint- Germain begeven . De Champs- Elyseés , aan den tegenovergestelden oever maakten hem bezorgd , hij voor zag, dat men daar het grof geschut zou plaatsen om de kaden 282 schoon te vegen . Toen wijzigde hij verscheidene bijzonder heden van het plan en teekende de plaatsen aan waar de sec tiën den slag zouden leveren . De werkelijke aanval zou , dit stond vast, door de rne de Bourgogne en de rue de l'Univer sité plaats hebben , terwijl een zijdelingsche aanval gedaan zou worden van den kant van de Seine De morgenzon , die zijn nek verwarmde, scheen vroolijk op de trottoirs en vergulde de zuilen van het groote monument, tegenover hem Hij zag den slag reeds voor zich , mannen aan die zuilen hangende, de hekken verbroken, de zuilengalerij met geweld bemachtigd , dan , plotseling, geheel in de hoogte, magere armen , die een vlag heschen . Hij keerde langzaam , in nadenken verzooken terug. Duivengekir deed hem zijn hoofd opheffen. Hij be merkte, dat hij door den tuin der Tuileriën ging. Op een grasveld , zat een groepje duiven , hij ging een oogenblik tegen een oranjebak leunen om naar de in den zonneschijn badende duiven te zien. Tegenover hem in de schaduw van de kastanje boomen was het geheel donker. Er heerschte een vredige rust, die alleen onderbroken werd door het voortdurend rollen van rijtuigen, in de verte. De geur van de planten verteederde hem zeer, daar hij hem deed denken aan juffrouw François . Een klein meisje, dat voorbijging en een hoepel bestuurde, deed de duiven schrikken , zij vlogen weg en gingen naast elkander op den marmeren arm van een antiek strijder zitten, die op het midden het grasveld stond, zij kirden en pronkten op liefelijke wijze. Toen Florent door de rue Vauvilliers in de Hallen terug keerde, hoorde hij de stem van Claude Lantier, die hem riep . De schilder ging naar de onderaardsche gewelven van het paviljoen de la Valleé. „ Zeg, ga je mee, “ riep hij. Ik zoek Marjolin .“ Florent volgde hem, om nog een oogenblik zijn terugkeer naar de vischmarkt te kunnen uitstellen . Claude zeide, dat zijn vriend Marjolin nu niets meer te wenschen overbleef, hij was een dier gelijk. Hij koesterde het plan om hem op handen en voeten te laten poseeren , met zijn onnoozelen lach op het ge laat. Wanneer hij in de grootste drift een schets vernield had, bracht hij uren in gezelschap van den idioot door, zonder te spreken, trachtende zijn glimlach in zich op te nemen. van 月 9 283 6 „ Hij moet bij zijn duiven zijn , maar ik weet niet waar de bergplaats van mijnheer Gavard is . “ Zij doorzochten den kelder. In het midden stroomen twee fonteinen in het halfduister. De bergplaatsen zijn daar uitsluitend voor duiven bestemd. Een altijd durend klagend gekweel klinkt daar achter de tralies evenals het bescheiden gezang van vogels onder het gebladerie, als de dag ten einde spoedt . Claude lachte toen hij die muziek hoorde . Hij zeide tot zijn vriend : Men zou zweren dat alle verliefden uit Parijs elkander daar omhelsden ! “ Er was echter geen enkele bergplaats open en reeds begon hij te gelooven, dat Marjolin niet in den kelder was, toen het geluid van zoenen , van klinkende zoenen , hem plotseling voor een half geopende deur deed stilstaan . Hij deed haar geheel open en ontdekte Marjolin , die door Cadine gedwongen werd om op den grond op bet stroo neer te knielen, zoodat het ge laat van den jongen juist op de hoogte van haar lippen kwam . Zij zoende hem zachtjes, overal . Zij schoof zijn blonde haren ter zijde, ging achter zijn ooren , onder de kin , langs den nek, op de oogen , op den mond, zonder zich te haasten, dat gelaat als door liefkoozingen , opetende, als iets lekkers, waarover zij naar willekeur kon beschikken . Hij bleef gewillig in de hou ding, die zij hem had doen aannemen. Hij wist niet meer, en gaf zonder eenig gevoel zijn lichaam ter beschikking. „ Komaan ! dat gaat goed, " zeide Claude, „ geneer je niet..... Maar, schaam je je niet kwade meid, hem zoo te plagen en in het vuil te laten knielen , Och kom ! zeide Cadine onbeschaamd, , ik plaag hem niet. Hij vindt het wel prettig, als men hem zoent, want hij is tegenwoordig bang alleen in donker ..... . . . Is het niet waar, dat je bang bent ?" Zij had hem doen opstaan ; hij streek met zijn handen langs zijn gezicht, alsof hij de zoenen zocht, die het meisje daar gegeven had. Toen stotterde hij, ik ben bang , " terwijl liet meisje hervatte : Bovendien, ik was gekomen om hem te helpen bij het voederen van zijn duiven. “ Florent keek naar de arme dieren . Op planken rondom de duiven hokken waren kisten zonder deksels, waarin de duiven ។ 284 > lagen , tegen elkander gedrukt,, met verstijfde pootjes, stelde zij hun gekleurd mengelmoes van veeren ten toon . Nu en dan liep er een rilling langs dat beweeglijk vlak ; dan lagen de lichamen roerloos en hoorde men slechts een vaag gekakel . Cadine had een pan vol graan en warm water bij zich , zij vulde er haar mond mee , nam de duiven een voor een in de hand en blies hun een mondvol in den bek. De dieren ver weerden zich , bijna stikkend , zij vielen in de kisten terug met doffe oogen , dronken van dat met geweld verslonden voedsel. „ Die arme, onschuldige dieren ! " mompelde Claude. Wel dat is goed voor hen ! " zeide Cadine. „ Zij zijn veel beter als zij zoo gemest zijn . . . Ziet u , over twee aren , krijgen ze pekelwater te slikken , daar worden zij blank en malsch van . Dan nog twee uren en ze worden ge slacht.... Maar, als u dat soms wilt zien, er zijn er daar geheel voor het slachten gereed , Marjolin zal het dadelijk gaan doen . “ Marjolin nam een vijftig duiven uit een kist . Claude en Florent volgden hem . Hij ging bij een fontein op den grond zitten , zette de kist naast zich , plaatste op cen soort van zinken kist een vierkant van tralies in hout gevat en begon snel ; het mes tusschen de vingers gereed houdende, greep hij de duiven bij de vleugels, gaf hun met het hecht een slag op den kop, die hen verdoofde en stak de punt in hun keel. De duiven trilden even, terwijl hij ze op een rij aan de koppen tusschen de tralies boven de zinken kist hing , waarin het bloed langzaam neerzijpelde. Dat alles ging regelmatig in zijn werk, met het tik - tak op de hersens, de zwaaiende beweging van de hand, die aan den eenen kant de levende dieren greep en ze aan den anderen kant dood neer legde. Langzamerhand, ging Marjolin nog vlugger te werk, hij wond zich op, zijn oogen schitterden , terwijl hij daar als een groote hond, àie verheugd is , op den grond zat. Ten slotte , barstte hij in lachen uit, hij zong : , tik - tak, tik tak, tik - tak, " begeleidde de slagen van het mes door met de tong te kleppen , maakte een geweld als een molen, die hoofden ver brijzelt. De duiven hingen als zijden doeken . „ Dat is een pretje, nietwaar ? " zeide Cadine tot Marjolin . „ Zij zien er zoo grappig uit die duiven , als zij den kop zoo tusschen de schouders trekken , opdat men hun hals niet zal 6 285 voeren . vinden.... O ! maar ze zijn zoo goed niet die dieren , ze zouden je bijten als zij maar konden . “ En nog hartelijker lachende om de meer en meer koortsachtige haast van Marjolin , voegde zij er bij : , Ik heb het ook geprobeerd, maar ik kan het niet zoo gauw als hij ..... Hij heeft er eens honderd in tien minuter geslacht. " Het vierkant traliewerk werd vol, men hoorde de bloeddroppels in den zinken bak vallen . Toen zag Claude, zich omkeerende, Florent zoo doodsbleek geworden , dat hij zich haastte hem weg te Boven liet hij hem op een traptrede plaats nemen. Wat is dat nu ! “ zeide hij hem op de handen kloppende. „ Daar zou je nu in zwijn vallen als een vrouw. " , Dat komt door de kelderlucht, “ mompelde Florent, wat beschaamd . Die duiven, die men graan en pekelwater laat slikken , die men doodt en laat uitbloeden , hadden hem de duiven van de Tuileriën in herinnering gebracht, die in hun kleedjes van changeantzijde in het door de zon beschenen gras dartelden . Hij zag ze kirrend ор den marmeren arm van den strijder zitten , terwijl kleine meisjes in de schaduw van de kastanje boomen met den hoepel speelden . En toen , dien grooten, blon-. den onnoozele ziende, die zijn moorddadig werk in die walg lijke kelderlucht volbracht, was hem een rilling door de leden gegaan, hij had gevoeld hoe hij met kvikkende knieën en knippende oogen dreigde ineen te zakken. „ Drommels ! " hernam Claude toen hij hersteld was, „ jij zoudt een slecht soldaat zijn .... Nu ik moet zeggen , het waren mooie jongens, die jou naar Cayenne stuurden , omdat zij bang voor je waren .... Maar, beste kerel, als jij ooit eens deel uitmaakt van een opstand, zul je geen pistool durven afschieten, je zult veel te bang zijn iemand te dooden . " Florent stond op, zonder te antwoorden . Hij was zeer zwaar moedig geworden, diepe rimpels van wanhoop doorploegden zijn gelaat. Hij ging weg, liet Claude alleen in den kelder terugkeeren en terwijl hij zich naar de vischmarkt begaf, dacht hij weer over het plan van aanval , aan de legerbenden, die het Paleis -Bourbon zouden veroveren . In de Champs - Elysees, zouden de kanonschoten bulderen , de hekken zouden verbrijzeld worden ; er zou bloed langs de trappen stroomen, hersenspatten zouden de zuilen bezoedelen. Het was een visioen van een slag. Hij, .286 » n waren zeer in het midden staande, doodsbleek, bedekte zich het gelaat met de handen, hij kon geen bloed zien . Toen hij den Pont- Neuf overging, meende hij op den hoek van het vruchten -paviljoen het bleeke gezicht van Auguste te zien , die den hals uitrekte . Hij moest iemand bespieden , zijn oogen hadden door een buitengewone aandoening, een dom starende uitdrukking . Hij verdween plotseling in den spekslagerswinkel. Wat zou hij willen ? ” dacht Florent. , Is hij bang voor mij ? " Er dien morgen ernstige dingen ge beurd bij Quenu -Gradelle. Bij het aanbreken van den dag, was Auguste ontsteld zijn meesteres komen wekken om haar te zeggen , dat de politie er was om mijnheer Florent te halen . Toen , nog meer stotterend , vertelde hij verlegen , dat deze was uitgegaan , dat hij zeker gevlucht was. De mooie Lisa in haar pachtjak, zonder corset, zich niet storende aan haar uiterlijk , ging snel naar de kamer van haar zwager, waar zij de photo graphie van de mooie Normande in beslag nam, na vooraf ge zien te hebben of er ook iets anders was dat hun kon com promitteeren. Zij ging weer naar beneden , toen zij de politie agenten op de tweede verdieping tegen kwam. De commissaris verzocht haar hem te vergezellen , hij onderhield zich een oogenblik fluisterend met haar en begat zich met zijn mannen in de kamer, haar aanbevelende, den winkel als naar gewoonte te openen , ten einde bij niemand eenigen argwaan te wekken . De muizenval was gereed . De eenige zorg de mooie Lisa in dit avontuur was, de slag, die den armen Quenu zou treffen . Zij vreesde bovendien dat hij , hoorende, dat de politie er was, door zijn tranen alles zou doen mislukken . Zij eischte dus, dat Auguste haar plechtig beloven zou, te zwijgen. Zij ging in de slaapkamer haar corset aandoen en maakte de half sla pende Quenu een sprookje wijs. Een half uur later stond zij voor de deur van den spekslagerswinkel, netjes gekapt, stijf in haar corset geregen, opgepoetst, bloeiend, welvarend. Auguste maakte kalm de uitstalling gereed. Quenu verscheen even gapend op het trottoir , zich in de frissche morgenlucht vol komen wakker makende. Niets verwekte eenig vermoeden van het drama, dat zich boven ontwikkelde. van 287 Maar de commissaris wekte zelt de aandacht van de buren , toen hij huiszoeking ging doen in de woning der Méhudins, rue Pirouette. Hij had de meest nauwkeurige aanwijzingen . In de, op de prefectuur ontvangen anonieme brieven , beweerde men dat Florent de nachten meestal bij de Normande door bracht . Misschien had hij daar een schuilplaats gezocht . De commissaris, vergezeld van twee mannen , kwam in naam der wet de deur openen . De Méhudins waren nauwelijks opgestaan . De oude vrouw deed woedend open, maar was dadelijk bedaard en grijnslachte, toen zij wist, wat men verlangde . Terwijl zij haar kleeren vastmaakte, was zij gaan zitten , tot de heeren zeggende : Wij zijn fatsoenlijke lieden, wij hebben niets te vreezen , u , kunt gerust zoeken . “ Daar de mooie Normande haar kamerdeur niet gauw genoeg open deed , liet de commissaris die openbreken. Zij kleedde zich , haar prachtige schouders waren ontbloot, zij hield een rok tusschen haar tanden geklemd . Zij was buiten zichzelve van woede over die brutale binnenkomst, waaraan zij geen verkla ring wist te geven ; zij liet haar rok los en wilde zich in haar hemd, rooder van toorn dan van schaamte, op de mannen wer pen. De commissaris, zijn mannen in bescherming nemmende, tegen deze groote vrouw, herhaalde : , In naam der wet ! in naam der wet ! " Toen viel zij zenuwachtig snikkend in een stoel , omdat zij zich tegenover die macht te zwak voelde en niet begreep wat men van haar verlangde. Haar haren waren losgeraakt, haar hemd reikte niet tot haar knieën , de agenten gluurden ter sluiks naar haar. De commissaris wierp haar een sjaal toe , die hij aan den muur vond hangen. Zij wikkelde er zich zelfs niet in ; schreide nog erger, toen zij zag hoe de mannen brutaal haar bed doorzochten, de kussens betastten , de lakens bekeken . ,Maar, wat heb ik dan toch gedaan ? " stotterde zij eindelijk. Wat zoekt gij in mijn bed ? " De commissaris sprak den naam van Florent uit en daar de oude vrouw op den drempel van de kamerdeur was blijven staan , riep haar dochter haar toe : , 0, jou gemeen schepsel ! " en meteen wilde zij zich op haar ។ 72 7 > moeder werpen . 288 n Zij zou haar geslagen hebben , maar men hield haar tegen en wikkelde haar met geweld in de sjaal. Zij verweerde zich en zeide met een door snikken onderbroken stem : Waarvoor houdt gij mij! ..... Die Florent is hier nooit binnen geweest, hoort gij . . . Er bestaat niets tusschen ons. Men wil mij in de buurt belasteren, maar laat hen eens hier komen en iets in mijn gezicht zeggen , dan zult u eens wat zien. Men zal mij daarna in de gevangenis zetten, mij goed .. Och hemel, Florent ik heb wel wat beter dan hij ! Ik kan trouwen met wien ik wil , ik zal de lui , die u hier sturen van spijt doen barsten . Die woordenvloed gaf haar lucht. Haar woede keerde zich tegen Florent, die per slot van rekening, de oorzaak van alles was. Zij wendde zich tot den commissaris om zich te recht vaardigen : , Heusch mijnheer, ik wist het niet. Hij zag er zoo goedig uit , hij heeft ons bedrogen . Ik heb niet willen luisteren naar hetgeen men van hem vertelde, er wordt zou veel gelasterd ... Hij kwam de kleine jongen les geven en ging dan weg. Ik gaf hem dikwijls een mooie visch present. Dat is alles ... Nu, ik weet wel dat men mij nooit meer op zooveel goedheid be trappen zal ! . . Maar," vroeg de commissaris, „ heeft hij u geen papieren in bewaring gegeven ? " „ Neen, ik bezweer u van neen ! . Ik zou ze u dadelịjk geven, het zou mij niets kunnen schelen. Ik heb er genoeg van . U kunt wel begrijpen , dat ik het alles behalve prettig vind , alles zoo te zien omverhalen Het is trouwens noodeloos werk .“ De agenten die elk meubel onderzocht hadden , wilden nu het kamertje binnen gaan, waarin Muche sliep . Sedert eenige oogenblikken hoorde men het kind, dat door het geweld was wakker geworden, hard schreien , hij dacht zeker, dat men hem kwam vermoorden . „ Dat is de kamer van den kleinen jongen, “ zeide de Normande, de deur openende : Muche, in zijn nachtgoed, wierp zich aan haar hals. Zij suste hem, legde hem in haar eigen bed . De agenten gingen bijna dadelijk weer uit het kamertje, toen het kind nog schreiend , zijn moeder toefluisterde. . 289 > K „ Zij zullen mijn schriften nemen. . . Geef hun mijn schriften niet ... , 0 ! dat is waar ook , " riep de Normande, „, de schriften zijn er. Wacht heeren, ik zal ze u geven. Ik wil u toonen, dat ik er niets om geef ... Ziehier, u zult daar zijn handschrift in vinden . U kunt ze gerust nemen , ik zal er waarlijk de letters niet uitnemen . " Zij gaf de schriften van Muche met de schrijfvoorbeelden. Maar het kind kwam woedend overeind, beet en krabde zijn moeder, die hem met een klap om zijn ooren weer neerlegde . Toen begon hij vreeselijk te schreeuwen . Te midden van dat geweld verscheen juffrouw Saget op den drempel van de kamerdeur, al de deuren open vindende, was zij binnen ge komen om moeder Méhudin haar diensten aan te bieden . Zij keek, zij luisterde, de arme juffrouwen beklagende, die niemand hadden om haar te verdedigen . De commissaris las intusschen met een ernstig gezicht de voorbeelden . De woorden ,dwingelandija vrijheidmoordend , anticonstitutionneel,“ , revolutionnair, " deden hem de wenkbrauwen fronsen en toen hij las : , Wanneer de tijd gekomen is , zal de schuldige vallen , “ klopte hij op het papier, zeggende : , Dat is zeer ernstig, zeer ernstig. " Hij gaf het pakje aan een van de agenten en vertrok . Claire die nog niet verschenen was, opende haar kamerdeur en zag de mannen die naar beneden gingen na. Toen kwain zij in de kamer van haar zuster, waar zij in geen jaar geweest was. Juffrouw Saget scheen de beste maatjes met la Normande ; zij betoonde zich vol zorg, maakte de sjaal beter vast en luisterde met een medelijdend gezicht naar haar driftige uitvallen. Je bent al heel laf," zeide Claire zich tegenover haar zuster plaatsende. Deze stond op, vreeselijk, haar sjaal gleed af. Bespionneer je mij ! " riep zij. „ Herhaal dat nog eens. “ „ Je bent al heel laf," herhaalde het meisje op nog beleedi gender toon . Toen gaf de Normande Claire een harden klap in haar ge zieht, deze verbleekte verschrikkelijk, zij sprong op haar zuster toe en sloeg haar nagels in haar hals. Zij worstelden een ZOLA, Hallen . 6 > 19 290 oogenblik, rukten elkander de haren uit, zouden elkander hebben kunnen vermoorden. De jongste, teer als zij was, ontwikkelde een bovenmenschelijke kracht en duwde de oudste zoo geweldig, dat zij samen tegen de kast vielen , waarvan het spiegelglas in stukken viel. Muche snikte, de oude vrouw Méhudin riep juffrouw Saget toe haar te helpen om de vrouwen te scheiden . Maar Claire rukte zich los, zeggende : , Laf, laf schepsel..... Ik zal den ongelukkige gaan waarschuwen , die door jou verkocht is. " Haar moeder wilde haar niet doorlaten . De Normande viel haar in den rug aan. Ook juffrouw Saget snelde te hulp en zoo met haar drieën, dreven zij haar naar haar kamer, waarin zij haar, ondanks haar heftigen tegenstand, opsloten. Zij schopte tegen de deur, brak alles in haar kamer kort en klein . Toen hoorde men niets meer dan een woest gekrab, als van ijzer tegen metselwerk . Zij maakte met de punt van haar schaar de scharnieren los , Zij zou mij vermoord hebben, als zij een mes gehad had," zeide de Normande, terwijl zij haar kleeren bijeen zocht om zich aan te kleeden. , Gij zult zien, dat zij nog den een of anderen dwazen stap zal doen, met haar jalouzie.... Pas toch op, dat niemand haar deur opene. Zij zou de geheele buurt tegen ons opruien." Juffrouw Saget had zich gehaast om naar beneden te gaan. Zij kwam op den hoek van de rue Pirouette juist op het oogenblik, dat de commissaris de gang bij Quenu- Gradelle binnenging. Zij begreep, en trad den spekslagerswinkel binnen met zulke schitterende oogen, dat Lisa haar door een gebaar het stilzwijgen oplegde, daarbij op Quenu wijzende die stukken gezouten spek ophing. Toen hij weer in de keuken was go gaan, vertelde de oude vrijster, fluisterend wać er bij de Mé . hudins gebeurd was. De spekslagersvrouw, over haar toon bank gebogen , met de hand rustende op den schotel met ge lardeerde kalfslever, luisterde, met het tevreden gelaat van een vrouw die zegeviert. Toen er een klant binnenkwam om twee varkenspootjes te koopen, wikkelde zij ze met een nadenkend gelaat in een papier. ,, Ik draag de Normande geen kwaad hart toe," zeide zij eindelijk tot juffrouw Saget toen zij weer alleen waren. .Ik > 9 291 hield veel van haar, het heeft mij altijd gespeten , dat wij kwade vrienden zijn geworden ... Kijk , een bewijs dat ik niet haat dragend ben is wel, dat ik dit uit de handen van de politie gered heb en dat ik bereid ben haar terug te geven, als zij het mij zelf komt vragen . Zij haalde het portretje uit haar zak . Juffrouw Saget, be keek het aandachtig en grijnslachte terwijl zij las : „ Louize aan haar goeden vriend Florent ; " toen met haar schrille stem : „U hebt misschien ongelijk . U deedt beter het te be waren . “ „ Neen, neen, “ viel Lisa haar in de rede, „ ik wil dat alle babbelpraatjes voor goed uit zijn. Het is van daag een dag van verzoening. Het heeft al meer dan lang genoeg geduurd, de rust moet in de buurt terugkeeren . “ Welnu ! wilt u dat ik naar de Normande ga om haar te zeggen, dat gij haar verwacht ? " vroeg de oude . Ja, u zult er mij pleizier mee doen . “ Juffrouw Saget keerde naar de rue Pirouette terug, en deed de visch vrouw niet weinig ontstellen, toen zij haar vertelde, dat zij zooeven haar portret in Lisa's zak gezien had. Zij kon haar echter niet terstond overhalen tot den stap, die haar mededingster van haar eischte. De mooie visch vrouw stelde haar voorwaarden ; zij zou gaan , maar de spekslagersvrouw moest haar tot op den drempel van haar winkel tegemoet komen. De oude vrijster moest nog twee tochten heen en weer af leggen, om de bijeenkomst te regelen . Eindelijk had zij het genoegen om de onderhandeling over deze verzoening , die zooveel tongen in beweging zou brengen , tot een bevredigend einde te krijgen. Toen zij voor den laatsten keer Claire's deur voorbij ging, hoorde zij nog altijd het krassen van de schaar. Na een beslissend antwoord aan de spekslagersvrouw gebracht te hebben, haastte zij zich om juffrouw Lecoeur en Sarriette te gaan halen. Zij gingen alle drie op den hoek van de visch markt, tegenover de spekslagerij staar . Daar zou niets van de samenkomst voor hun verloren gaan . Zij veinsden druk met elkander te staan praten en bespiedden intusschen de rue Pirouette, waaruit de Normande moest komen . In de Hallen werd de aanstaande verzoening al druk be. 292 6 sproken ; de koopvrouwen gingen op de teenen achter haar banken staan om beter te kunnen zien ; andere nieuwsgieriger nog, verlieten haar plaatsen, gingen onder de overdekte straat staan . Al de oogen uit de Hallen wendden zich naar de spekslagerij. De buurt was in afwachting. Het was plechtig. Toen de Normande uit de rue Pirouette kwam , hield men den adem in . , Ze heeft haar brillanten aan , " mompelde Sarriette. „ Zie me dat loopen eens aan, “ voegde juffrouw Lecoeur er bij, „ wat is zij toch onbeschaamd. “ De mooie Normande nam werkelijk een houding aan als een koningin , die zich verwaardigt den vrede aan te nemen. Zij was met zorg gekleed, had haar haren gefriseerd, tilde een slip van haar boezelaar op om haar cachemiren rok te laten bewon . deren ; zij nam zelfs een kostbaren kanten strik als geschenk mede. Daar zij voelde dat ze uit de Hallen werd gadegeslagen, zette zij een nog hooger borst. Voor de deur van den spek slagerswinkel gekomen , bleef zij staan . „ Nu is het de beurt van de mooie Lisa, "" zeide juffrouw Saget. Let nu goed op. " De mooie Lisa kwam glimlachend van achter haar toonbank . Zij ging den winkel door zonder zich te haasten en reikte de mooie Normande de hand . Zij zag er ook keurig uit, met haar helder wit linnen , haar zindelijk uiterlijk . Een gemurmel van stemmen doorliep de vischmarkt ; al de hoofden werden op het trottoir bijeengestoken er werden levendige gesprekken ge voerd . De twee vrouwen waren in den winkel , maar de worsten en saucijzen in de uitstalling, maakten dat men haar niet goed kon zien . Het scheen echter, dat zij vriendschappelijker praat. ten, dat zij elkander complimentjes maakten . „ Kijk ! hernam juffrouw Saget, , de mooie Normande koopt iets ... Wat zou het zijn ? Ik geloof een worst... Aba! kijk! ! hebt gij het gezien ? De mooie Lisa heeft haar de photographie teruggegeven , toen zij haar de worst overreikte. “ Toen werden er weer buigingen gewisseld. De mooie Lisa ging zelfs de voorgeschreven beleefdheden te boven, door de mooie Normande tot op het trottoir uitgeleide te doen . Daar lachten zij elkander toe, om aan de geheele buurt te toonen dat zij goede vriendinnen waren. Het was een ware vreugde 293 voor de Hallen ; de koopvrouwen keerden naar haar banken terug, verklarende dat alles zeer goed was afgeloopen. Maar juffrouw Saget hield juffrouw Lecoeur en Sarriette nog staande. Het drama was nog lang niet afgespeeld. Zij ver slonden alle drie het huis met begeerige oogen, alsof zij door de steenen trachtten te zien . Tot tijdverdrijf spraken zij nog over de mooie Normande. „ Nu heeft zij geen man meer, “ zeide juffrouw Lecoeur. , En mijnheer Lebigre dan ? " merkte Sarriette lachend op. , 0 , mijnheer Lebigre zal haar niet meer willen hebben. " Juffrouw Saget haalde haar schouders op, mompelend. „ Nu, dan kent gij hem niet.. Hij geeft niets om dat alles. Hij is een man, die weet, wat hij wil en de Normande is rijk . Binnen twee maanden zullen zij een paar zijn, dat zult gij zien . Moeder Méhudin bewerkt dat huwelijk al lang. “ „ Hoe het ook zij, hernam de boterboerin, de commissaris heeft haar toch met Florent in bed gevonden. “ , Wel neen, dat heb ik niet gezegd... De groote slungel was juist weg, ik was er, toen men in het bed zocht. De com missaris heeft gevoeld dat er twee nog warme plaatsen in waren. De oude vrijster haalde even adem en vervolgde toen op verontwaardigden toon : Weet je wat mij het meest hinderde ? al de schandelijke dingen welke die schooier den armen Muche leerde . Neen, je zoudt het niet kunnen gelooven. .. Er was een pak vol.. " „ Welke schandelijke dingen ? " vroeg Sarriette nieuwsgierig „ Ja dat weet ik niet ! Vuile dingen, gemeenigheden. De commissaris zeide, dat dat alleen al voldoende was om hem aan de galg te brengen Het is een monster, die kerel . Om een kind op den verkeerden weg te brengen . De kleine Muche deugt niet veel, maar dat is geen reden om hem bij de rooden te stoppen, dat arme schaap, is ' t niet waar ? " ,, Dat is zeker, " antwoordden de twee anderen . „ Nu, men is eindelijk bezig om aan al die knoeierijen een einde te maken. Ik heb het altijd wel gezegd, weet gij nog wel ? „ Er is bij die Quenu's iets gaande dat het daglicht niet kan velen. " Gij ziet wel, dat ik een hondenneus had... God dank, nu zal er weer rust konien in de buurt. Er was wel 294 1 men een flinke streek met den bezem noodig ; want, op mijn woord , zou ten slotte bang worden om op klaarlichten dag ver moord te worden . Dat zou geen leven meer zijn . Babbelarijen , kibbelpartijen , doodslag waren schering en inslag en dat alles door één man, door dien Florent... Nu zijn de mooie Lisa en de mooie Normande verzoend, dat is heel goed, zij waren dat voor de algemeene rust verplicht . De rest zal nu vanzelf volgen, dat zult gij zien... Kijk, die arme Quenu daar is lachen . " Quenu stond inderdaad weer op het trottoir, met zijn strak gespannen voorschoot, hij maakte gekheid met het dienstmeisje van juffrouw Taboureau . Hij was dien morgen zeer opgeruimd en drukte in zijn spekslagersvroolijkheid de handen van het dienstmeisje zoo stevig, dat zij het bijna uitschreeuwde. Lisa had de grootste moeite om hem weer naar de keuken te doen verhuizen . Zij trappelde van ongeduld, vreezende dat Florent zou komen, riep zij haar man om, een ontmoeting te voor komen. " „ Zij maakt zich van streek “ , zeide juffrouw Saget. „Mijn heer Quenu weet niets. Hij lacht in zijn onnoozelheid ! .. Weet gij, dat juffrouw Taboureau niet meer met de Quenu's wilde omgaan, als zij zich nog langer in opspraak brachten door dien Florent bij zich te houden ? * Intusschen houden zij de erfenis“ , merkte jnffrouw Lecoeur op. , Wel Wel neen, mijn beste... De andere heeft zijn deel gehad. " „ Is het waar... Hoe weet je dat ? ommel dat kan men wel zien " , hernam de oude, na een korte aarzeling en zonder bewijs te geven . „ Hij heeft zelfs meer dan zijn deel genomen. De Quenus zullen er voor verschei dene duizend francs bij zijn . . . Ge begrijpt voor zoo'n leventje is er heel wat noodig... 0 , dat weet gij misschien niet ; hy had nog een andere vrouw. , Dat verwondert mij niet, " viel Sarriette haar in de rede, " die magere mannen zijn niet te vertrouwen. “ „ Ja, en ze is niet eens jong, die vrouw. Weet je, als een man er eenmaal zijn zinnen op gezet heeft; al moest hij ze dan van de straat oprapen... Juffrouw Verlaque, de vrouw van den voormaligen inspecteur , gij kent haar wel, dat tanige schepsel..... " 6 295 1 Maar de twee anderen gierden het uit . Dat was niet moge lijk. Juffrouw Verlaque was afschuwelijk. Toen werd juffrouw Saget boos. „ Als ik het nu toch zeg ! Gij zult mij toch niet van leugens beschuldigen, nietwaar ? .. Er zijn bewijzen, men heeft brieven van die vrouw gevonden, een heel pak brieven, waarin zij hem om geld vraagt, bij tien of twintig francs tegelijk . Dat is dus zoo klaar als de dag* Zij zullen met hun beiden de man dood gemaakt hebben. “ Sarriette en juffrouw Lecoeur waren overtuigd. Maar zij wachtten al meer dan een uur op het trottoir, en begonnen haar geduld te verliezen , misschien werd er intusschen wel van haar banken gestolen. Juffrouw Saget wist de vrouwen echter door een nieuw ver telseltje staande te houden , Florent kon niet gevlucht zijn ; hij zou terugkomen , het zou zoo belangwekkend zijn hem te zien arresteeren. Zij gaf een uitvoerige beschrijving van de val waarin hij gelokt zou worden, terwijl juffrouw Lecoeur en Sarriette, het huis van onder tot boven bleven bekijken , elke opening bespiedende, ieder oogenblik verwachtende de helm van een politie- agent te zullen zien. Kalm en rustig , baadde de woning in de morgenzon. Men zou niet zeggen , dat het huis vol politie is ! “ mompelde juffrouw Lecoeur. , Zij zijn op het zolderkamertje, daarboven, " zeide de oude. „ Zie je, ze hebben het venster juist zoo gelaten , als zij het gevonden hebben ... 0, kijk, daar is er geloof ik een , achter den granaatappelboom op het balcon verborgen. “ Zij rekten den nek uit maar zagen niets. , neen, het is de schaduw, “ verklaarde Sarriette. , Zelfs de kleine gordijntjes bewegen niet . Zij zitten zeker heel stil letjes in de kamer. “ Op dit oogenblik zagen zij Gavard met een bezorgd gezicht uit het paviljoen voor de vischmarkt komen. Zij keken elkander zonder een woord te spreken met schitterende oogen aan, en gingen nog dichter bij elkander staan . De vogelkoopman kwam naar haar toe , Hebt gij Florent ook gezien “? " vroeg hij. Zij ant woordden niet. я 6 >> 296 U >> 6 ,, Ik moet hem dadelijk spreken , vervolgde Gavard, hij is niet op de vischmarkt. Hij moet dus naar huis zijn gegaan ... Gij zoudt hem dus hebben moeten zien De drie vrouwen waren wat bleek. Met eenigszins trillende lippen , keken zij elkander voortdurend aan . Toen haar zwager weifelend bleef staan, zeide juffrouw Lecoeur kortaf : „Wij zijn nog geen vijf minuten hier. Hij was misschien al voorbij gegaan." Dan ga ik naar hem toe, ik waag er de vijf verdiepingen aan , " hernam Gavard lachend . Sarriette maakte een beweging, alsof zij hem wilde tegen houden, maar haar tante greep haar bij den arm en fluisterde haar toe : ,Laat hem begaan, domme meid ! Het is net goed , dat zal hem leeren ons niet zoo minachtend te behandelen . " „ Hij zal niet meer zeggen , dat ik bedorven vleesch eet, " mompelde juffrouw Saget, nog zachter. Toen voegden zij er geen woord bij. Sarriette was vuurrood , de beide anderen nog geler dan gewoonlijk. Zij wendden het hoofd af, als vreesden zij nu elkanders blikken te ontmoeten , onder haar boezelaars ver borgen. Werktuiglijk vestigden zij ten slotte de oogen weer op het huis, Gavard door de steenen volgende, als zagen zij hem de vijf verdiepingen opklimmen. Toen zij geloofden, dat hij in de kamer zou zijn , keken zij elkander van ter zijde aan . Sarriette lachte zenuwachtig . Het scheen haar een oogenblik, dat de gordijnen voor het raam bewogen, hetgeen haar aan een worsteling deed denken. Maar de gevel van het huis behield zijn kalm voorkomen ; er ver liep een kwartier in volstrekte stilte , waarin een toenemende gemoedsbeweging haar de ademhaling belemmerde. Toen eindelijk een man uit de gang kwam om een fiacre te halen , waren zij een onmacht nabij. Vijf minuten later, kwam Gavard , gevolgd door twee agenten, beneden . Lisa die op het trottoir was gekomen om de fiacre te zien, keerde snel in den winkel terug. Gavard was doodsbleek . Boven had men hem onderzocht, zijn pistool, en het kokertje patronen was bij hem gevonden . Aan ruwe bejegening van den commissaris, aan de be weging, die hij maakte toen hij zijn naam hoorde, begreep hij, verlegen met haar handen , diezij 297 65 dat hij verloren was. Aan zulk een verschrikkelijke ontknooping had hij nooit gedacht. Van de Tuileriën had hij geen ver giffenis te verwachten. Zijn knieën knikten, alsof de executie dadelijk zou plaats hebben . Maar toen hij op de straat kwam, vond hij in zijn ijdelheid nog kracht genoeg om rechtop te loopen Zelfs verscheen er een glimlach op zijn gelaat , toen hij bedacht, dat men uit de Hallen zien kon , dat hij moedig den dood te gemoet ging. Sarriette en juffrouw Lecoeur waren intusschen toegesneld. Nadat zij een verklaring gevraagd hadden, begon de boter vrouw te snikken , terwijl het nichtje, zeer aangedaan , haar oom omhelsde. Hij hield haar aan zijn borst gedrukt, terwijl hij haar een sleutel in de hand drukte haar in het oor fluisterend : Neem alles , verbrand de papieren Hij klom in de fiacre met het uiterlijk, waarmede hij het schavot beklimmen zou , Toen het rijtuig den hoek van de rue Pierre- Lescot was omgeslagen , zag juffrouw Lecoeur naar Sarriette, die den sleutel in haar zak trachtte te moffelen . Doe maar geen moeite, kind . “ siste zij, „ ik heb gezien , dat hij je den sleutel gaf . . . Als je niet lief voor mij zijt, zal ik zoo waar God leeft , alles in de gevangenis aan hem gaan ver tellen . " , Maar, tante, ik ben lief voor u , " zeide Sarriette met een verlegen lachje. „ Laat ons dan onmiddellijk naar zijn huis gaan. De boeven bewakers behoeven den tijd niet te hebben hun pooten in zijn kasten te steken . “ Juffrouw . Saget, die met vlammende oogen geluisterd had , volgde de vrouwen , zoo snel haar korte beentjes haar dragen konden . Zij zou nu zoo gek niet zijn, om op Florent te wach ten. Onderweg betoonde zij zich zeer nederig, en vol beleefdheden, zij bood aan , de portierster, juffrouw Léonce, het eerst te spreken . Wij zullen zien, wij zullen zien, " antwoordde de boter vrouw kortaf. Men moest werkelijk met juffrouw Léonce in onderhandeling treden , zij wilde de vrouwen niet in de kamer van haar huurder toelaten . Zij zag er zeer stug nit, de slecht dichtgemaakte halsdoek van van Sarriette kwam haar zeer onwelvoeglijk voor. Maar toen de oude vrijster fluisterend eenige woorden met o 298 haar gewisseld had en men haar den sleutel liet zien, gaf zij toe. Boven gaf zij de stukken niet dan aarzelend een voor een over, wanhopig, alsof zij gedwongen was om aan dieven de plaats te wijzen, waar zij haar geld verborgen had. ,, Ziedaar, neem alles , " riep zij ten slotte zich in een leuning. stoel werpende. Sarriette probeerde den sleutel al op alle kasten . Juffrouw Lecoeur volgde haar, vol wantrouwen zoo nabij, dat zij zeide : Maar tante u hindert mij. Laat mijn armen ten minste vrij ." Eindelijk , ging er een kast open , die tegenover het venster, tusschen het bed en de schoorsteen stond . De vier vrouwen slaakten een zucht. Op de middelste plank lag een tienduizend gulden aan goudgeld, netjes op stapeltjes gerangschikt. Gavard wiens fortuin voorzichtig bij een notaris gedeponeerd was, hield dit bedrag gereed voor de groote opruiming " . Hij had eenige effecten verkocht, en vond er een zonderling genoegen in de tienduizend francs elken avond te beschouwen , ze met de oogen verslindende, er iets grappigs, iets oproerigs in ziende. Des nachts droomde hij, dat men in de kast vocht ; hij hoorde er geweerschoten , uitgerukte en rollende straatsteenen , tierende en zegevierende stemmen ; het was zijn geld dat in verzet kwam. Sarriette had met een kreet van blijdschap de handen uit gestoken. „ Weg met die handen ! " zeide juffrouw Lecoeur met heesche stem. Zij was nog geler in den weerschijn van dat goud , haar ge laat door de gal gemarmerd, haar oogen vuurrood door de leverziekte, die haar langzaam ondermijnde. Achter haar ver hief zich juffrouw Saget op haar teenen en keek in extase in de kast. Juffrouw Léonce, was eveneens opgestaan , onver staanbare woorden prevelend . „ Oom heeft mij gezegd dat ik alles mocht nemen, " hernam de jonge vrouw beslist. , En ik, die dien man verzorgd heb, zou niets krijgen ," riep de portierster. Juffrouw Lecoeur dreigde te stikken, zij stiet de vrouwen ter zijde, klemde zich aan de kast, stotterend . , Het is mijn eigendom, ik ben hem het naaste, gij zijt die > 299 veggen , hoort gij ... Ik zou liever alles uit het venster gooien.“ Er ontstond een stilte, gedurende welke zij elkander alle vier ter sluiks aankeken. De doek van Sarriette was geheel los gegaan ; men zag haar van leven tintelenden boezem, haar vochtige lippen, haar trillende neusvleugels. Juffrouw Lecoeur werd nog som berder, toen zij haar zoo mooi van begeerte zag. „ Luister,“ zeide zij op nog bitterder toon , , laten wij niet kibbelen ... Jij bent zijn nicht , ik wil wel deelen ... Wij zullen beurt om beurt een stapeltje nemen . “ De twee anderen werden op zijde geduwd en de botervrouw begon . Het stapeltje verdween in haar zak. Toen nam Sarriete eveneens een stapeltje . Zij keken nauwkeurig toe, gereed om elkander op de vingers te tikken. Haar vingers strekten zich regelmatig beurtelings uit , vreeselijke, knokerige vingers , blanke vingers zoo zacht als zijde. Toen er nog een enkel stapeltje overbleef, wilde de jonge vrouw niet dat haar tante dat nam, omdat zij begonnen was . Zij verdeelde' het plotseling tusschen juffrouw Saget en juffrouw Léonce, die het goud met koortsige opgewondenheid in de zakken hadden zien verdwijnen . „ Dankje ,“ bromde de portierster, „ vijftig francs, omdat ik hem met lindebloesem en bouillon vertroeteld heb ! Hij zeide, dat hij geen familie had, die oude mooiprater. “ Voordat de kast gesloten werd , wilde juffrouw Lecoeur haar van onder tot boven doorzoeken. Zij bevatte al de politieke boeken , die niet over de grenzen mochten komen, pamfletten van Brussel, de ,histoires scandaleuses " van de Bonapartes, karikaturen uit den vreemde, die den keizer in een bespottelijk daglicht stelden. Een van de grootste genoegens van Gavard was zich met een vriend op te sluiten , om hem die compro mitteerende dingen te laten zien. , Hij heeft mij ten zeerste aanbevolen de papieren te ver branden“ , merkte Sarriette op , Kom, kom, er is geen vuur, het zou ons te lang ophou den. . . De politie is in aantocht, wij moeten ons uit de voeten maken. " En zij gingen , alle vier. Nog waren zij de trap niet af, of de politie vertoonde zich . Juffrouw Léonce moest weer met de heeren naar boven gaan . De drie anderen haastten zich om > 300 op straat te komen . Zij liepen schielijk , achter elkander, de tante en de nicht wat belemmerd door haar volle zakken. Sarriette, die voorop liep, keerde zich om, toen zij het trottoir van de Rue Rambuteau opstapte en zeide met haar allerliefst lachje : Het slaat mij tegen mijn dijen .“ Juffrouw Lecoeur uitte een schaamtelooze aardigheid, die haar deed lachen . Zij vonden het een genot dat gewicht te voelen , dat haar rokken aftrok, het was haar als een innige liefkoozing Juffrouw Saget hield haar vijftig francs in haar hand ge sloten. Zij bleef ernstig en overlegde een plan om nog iets te halen uit de zware zakken , die zij volgde. Toen zij zich weer op den hoek van de vischmarkt bevonden, zeide de oude vrijster: „ Kijk ! wij komen juist op het goede oogenblik om Florent te zien inrekenen . “ Florent kwam werkelijk van zijn langdurigen tocht terug . Hij ging in zijn kantoor om een andere jas aan te doen en begon zijn dagelijksche bezigheden , hield het oog op het was schen van de steenen banken , liep langzaam door de gangen. Het scheen hem, dat men hem op zonderlinge wijze aankeek ; de visch vrouwen fluister den als hij voorbijging en bogen met gluiperige oogen het hoofd. Hij dacht aan nieuwe plagerijen , die dikke, verschrikkelijke vrouwen lieten hem sedert eenigen tijd geen ochtend met rust. Maar toen hij de bank der Méhu dins voorbijging, was hij zeer verbaasd de moeder op fleemenden toon te hooren zeggen : , Mijnheer Florent, er is zooeven iemand hier geweest, die naar u vroeg. Het was een heer van middelbaren leeftijd . Hij is naar uw kamer gegaan om daar op u te wachten . " De oude dikke vischvrouw, op een stoel gezeten, smaakte toen zij dit zeide een verfijnd genot, dat haar omvangrijk lichaam deed trillen . Florent, die nog twijfelde, keek de mooie Normande aan . Deze, geheel verzoend met haar moeder, zette de kraan open klopte op haar visschen, deed alsof zij niets hoorde. „ Zijt gij er zeker van ? " vroeg hij.. , Ja ! zeker , nietwaar Louise ? " hernam de oude op wat bitsen toon . 301 >> 6 Hij dacht dat men hem ongetwijfeld over de groote zaak “ moest spreken , en besloot naar boven te gaan . Hij zou juist het paviljoen uitgaan , toen hij zich werktuiglijk omkeerende, de mooie Normande opmerkte, die hem met een zeer ernstig gezicht nakeek. Hij ging de drie handlangsters voorbij. , Hebt gij het wel opgemerkt,“ mompelde juffrouw Saget, , er is niemand in den spekslagerswinkel . De mooie Lisa is er de vrouw niet naar, zich te compromitteeren ." Het was waar, er was niemand in den winkel. Het huis werd nog door de zon beschenen, het had nog altijd zijn schijn heilig uiterlijk van een goed huis, dat zich fatsoenlijk den buik warmt in de eerste zonnestralen . Boven op het balkon stond het granaatappelboompje in vollen bloei. Toen Florent de straat overstak, knikte hij Logre en Lebigre, die een luchtje schenen te scheppen voor het huis van den laatste, vriend schappelijk toe . De heeren glimlachten vriendelijk terug . Hij wilde de gang ingaan , toen hij aan het einde van die smalle, donkere gang het bleeke gezicht van Auguste meende te zien , dat plotseling weer verdween. Toen keerde hij terug om even in den spekslagerwinkel te zien of de heer van middelbaren leeftijd daar soms wachtte. Maar hij zag alleen Mouton op een hakblok zitten , hem met zijn groote gele oogen beschou wende, zijn dubbele kin en zijn groote opstaande knevel, van een wantrouwende kat naar hem opgeheven Toen hij de gang weer in wilde gaan, vertoonde zich het gelaat van de mooie Lisa, achter het gordijntje van een glazen deur. Op de vischmarkt was een diepe stilte ontstaan . De enorme buiken en borsten hielden den adem in , wachtten totdat hij verdwenen was.. Toen volgde een uitbarsting van laaghartige vroolijkheid. De grap was gelukt ; het was alleraardigst. De oude vrouw Méhudin lachte met schokken, als een volle flesch die men ledigt. Haar vertelseltje van den heer van middel baren leeftijd deed de ronde op de markt en werd allergrap pigst gevonden. Eindelijk was de magere slungel ingerekend, men zou zijn armzalig uiterlijk , zijn galeiboevenoogen niet meer altijd voor zich hebben . Allen wenschten hem goede reis en hoopten ор een nieuwen inspecteur, die tevens een mooie man zou zijn. Zij liepen van de eene bank naar de andere en zouden 302 ។ hebben kunnen dansen, als vrijgelaten schoolkinderen . De mooie Normande sloeg roerloos, de handen op een grooten rog latende rusten , die blijdschap gade ; zij durfde zich niet te bewegen, uit vrees, dat ze baar tranen niet zou kunnen bedwingen. „ Nu hij geen sou meer bezit, laten de Méhudins hem in den steek, zie je dat wel ? " zeide juffrouw Lecoeur. Wel, zij hebben gelijk ," antwoordde juffrouw Saget. Het is nu uit , nietwaar ? De kibbelarijen moeten nu uit de wereld zijn . .. Gij zijt immers ook tevreden. Laat de anderen ook vrij, om te doen wat haar goeddunkt. “ Alleen de oude vrouwen lachen , merkte Sarriette op. De Normande ziet er lang niet vroolijk uit. “ Florent liet zich intusschen op zijn kamer als een lam ge vangen nemen. De agenten vielen ruw op hem aan , onge twijfeld op een wanhopigen tegenstand rekenende. Hij verzocht hun vriendelijk hem los te laten . Toen ging hij bedaard zitten, terwijl de mannen de papieren , de roode sjerpen , de armbe kleedingen en de vaandels inpakten . Die ontknooping scheen hem volstrekt niet te verrassen, zij was hem , zonder dat hij het zichzelven wilde bekennen, een verlichting. Maar de haat die hem in deze kamer gevoerd had , deed hem bitter lijden. weer het bleeke gelaat van Auguste , de gebogen hoofden der visch vrouwen ; hij herinnerde zich de woorden van moeder Méhudin , het zwijgen van de Normande, de ledige spekslagerswinkel en hij begreep, dat de Hallen medeplichtig waren,, dat de geheele buurt hem overleverde. Rondom hem, stegen de vuile dampen van de modderige straten omhoog. Toen hij echier temidden van die ronde gezichten , die als een bliksemstraal aan zijn geest voorbijgingen , eensklaps het beeld van Quenu zag verschijnen, greep een doodelijke angst Hij zag hem aan ona , Komaan naar beneden " , zeide brutaal een agent. Hij stond op , hij ging naar beneden. Op de derde verdie ping gekomen, vroeg hij verlof nog even naar boven te mogen gaan, hij had iets vergeten . De mannen wilden het niet toe staan, zij dreven hem voort. Hij smeekte , bood hun zelfs het weinige geld dat hij bij zich had . Twee hunner stemden er eindelijk in toe hem nog eenmaal naar zijn kamer te geleiden , onder bedreiging, dat zij hem de 303 hersens in zouden slaan , als hij trachtte hun een poets te spelen . Zij baalden hun revolvers te voorschijn . In de kamer ge komen, ging hij regelrecht naar het vogelkooitje, nam de vink er uit, zoende hem tusschen de vleugels en gaf hem de vrijheid. Hij zag, hoe het diertje zich een oogenblik als versuft, in de zonneschijn , op het dak van de vischmarkt neerzette en toen weer opvloog en over de Hallen verdween , in de richting van den square des Innocents. Een oogenblik richtte hij nog den blik naar boven naar den vrijen hemel ; hij dacht aan de kirrende duiven van de Tuileriën, aan de arme, opgesloten duiven, die door Marjolin gedood werden . Toen was alles in hem gebroken, hij volgde de agenten, die schouderophalend de revolvers weer in den zak staken . Beneden aan de trap bleef Florent stilstaan voor de keuken deur. De commissaris, die hem daar, getroffen door zijn gehoorzame zachtmoedigheid , opwachtte, vroeg hem : Wilt gij uw broeder vaarwel zeggen ? " Hij aarzelde een oogenblik, keek naar de deur. Een vree selijk geweld van hakmessen en pannen klonk uit de keuken . Lisa, was op het denkbeeld gekomen, haar man de bloedworst , die hij gewoonlijk des avonds fabriceerde, des 's morgens te laten gereed maken. De uien zongen op het vuur. Florent hoorde boven al dat geweld de opgeruimde stem van Quenu , die zeide : , Wel sapristi! wat zal die bloedworst goed zijn ... Auguste geef mij het vet eens aan ! " Florent bedankte den commissaris, hij had den moed niet om nogmaals in die warme keuken, in dien sterken geur van gebakken uien terug te keeren . Hij ging de deur voorbij, blij te kunnen gelooven dat zijn broeder niets wist, versnelde hij den pas om de spekslagerij een laatst verdriet te besparen . Maar toen hij in het volle daglicht op straat kwam, schaamde hij zich , hij klom met gebogen rug en doodsbleek gelaat in de fiacre. Tegenover zich voelde hij de triomfeerende vischmarkt, het scheen hem, dat de geheele buurt daar was en zich ver heugde. , Hé, wat een akelig gezicht,“ zeide juffrouw Saget. 304 „ Een echt boevengezicht op heeterdaad betrapt, “ voegde juf frouw Lecoeur er bij. „ Ik heb een man zien onthoofden die precies zoo'n gezicht had, " voegde Sarriette er bij haar witte tandjes vertoonende. Zij waren dichterbij gekomen en rekten nog de halzen uit om in de fiacre te zien. Op het oogenblik dat het rijtuig wegreed, trok de oude vrijster de beide anderen snel aan de rokken en wees op Claire die als een krankzinnige, met los hangende haren en bloedende nagels uit de rue Pirouette kwam aanloopen . Zij had haar deur uit de hengsels gelicht. Zij begreep, dat zij te laat kwam, dat Florent werd weg gevoerd, en vloog de fiacre achterna, maar stond bijna onmiddellijk met een gebaar van machtelooze woede stil , terwijl zij de vuist ophief naar de voortrollende wielen. Toen, vuur rood onder de fijne stof van kalk die haar bedekte, keerde zij naar de rue Pirouette terug. „ Zou hij haar ten huwelijk gevraagd hebben ? " riep Sarriette , lachend . Ze is mal, die domme meid De rust keerde in de buurt terug. Groepjes stonden overal de gebeurtenissen van den morgen te bespreken . Men keek nieuwsgierig naar den spekslagerswinkel. Lisa verscheen niet, zij liet Auguste op den winkel passen . Des middags, vond zij het verstandig, alles aan Quenu te vertellen uit vrees dat de een of andere babbelaar hem den slag nog ruwer zou toebrengen. Zij wachtte , totdat zij alleen met hem in de keuken was wetend dat hij daar zijn droefheid minder zwaar zou voelen. Zij nam werkelijk moederlijke voorzorgen. Maar toen hij de waarheid wist, viel hij op het hakblok neer en smolt in tranen weg Komaan! mijn arme dikzak, maak je niet zoo van streek, “ zeide Lisa hem in haar armen nemende. Zijn tranen stroomden op haar wit boezelaar, zijn dik lichaam schokte. Hij lag bitter schreiend tegen haar aan. Toen hij eindelijk spreken kon , stotterde hij: , Neen , je weet niet hoe goed hij voor mij was, toen wij in de rue Royer Collard woonden. Hij hield het huis schoon , hij zorgde voor het eten . . . Hij hield van mij, alsof ik zijn kind was, zie je, bemodderd, doodmoe, kwam hij ' s avonds thuis en ik, ik at goed , ik had het warm, thuis ... En nu, zal men hem doodschieten ... " > 305 . Lisa stelde hem gerust, men zou hem niet doodschieten , maar hij schudde zijn hoofd en vervolgde : Hoe het ook zij, ik heb niet genoeg van hem gehouden. Nu kan ik het wel zeggen. Ik was slecht, ik aarzelde om hem zijn deel van de erfenis te geven . “ , En ik heb hem zijn geld meer dan tienmaal aangeboden, " riep zij uit . Wij hebben ons niets te verwijten .“ „ O ji , dat weet ik wel, jij bent goed, je zoudt hem alles gegeven hebben . Maar ik zag er tegen op, dat is het ! Ik zal er mijn leven lang spijt van hebben . Ik zal altijd denken dat als ik met hem gedeeld had, hij niet voor den tweeden keer gestruikeld zou zijn . . . Het is mijn schuld, ik heb hem zoo ver gebracht. " Zij was nog teederder, zeide hem dat hij zulke nare ge dachten niet in zijn hoofd moest halen . Zij beklaagde Florent zelfs . Bovendien hij was zeer schuldig. Wanneer hij nog meer geld gehad had, zou hij misschien nog grooter dwaasheden begaan hebben . Langzamerhand, gaf zij hem te verstaan, dat het niet anders kon afloopen , dat zijn verwijdering in het be lang van iedereen was. Quenu schreide nog altijd , hij veegde zijn gezicht met zijn voorschoot af, bedwong zijn snikken om naar haar te luisteren en barstte toen in nog grooter tranen vloed los, werktuigelijk had hij zijn vinger in een hoop gehakt vleesch voor saucyzen gestoken , hij boorde er woest, groote gaten in . „ Herinner je je nog wel, hoe onwel je je voelde, “ vervolgde Lisa. Dat kwam omdat wij uit onze gewoonten gerukt waren. Ik wilde je niet zeggen, hoe ongerust ik was, toen ik zag dat je zoo achteruit ging. " „ Ja, ik ging achteruit, niet waar ? " zeide hij een oogenblik met snikken ophoudende. „ En de zaak ging ook niet goed, van ' t jaar. Het was alsof er een vloek op rustte . . . Komaan, schrei niet meer. Je zult zien, dat alles nu beter zal worden . Je moet je toch ontzien voor mij en ons kind. Je hebt ook plichten omtrent ons te vervullen ! " Hij boorde minder ruw met zijn vinger in het gehak. Hij werd opnieuw aangedaan , maar het was een zachter aandoening die als een flauwe glimlach op zijn droevig gelaat te voorschijn ZOLA, Hallen. 20 306 bracht. Lisa voelde, dat zij overwonnen had. Zij riep snel Pauline die in den winkel speelde, zette haar op zijn knieën en zeide : , Pauline, moet je paatje nu niet verstandig zijn . Verzoek hem eens lief, ons geen verdriet meer aan te doen. “ Het kind vroeg het hem lief. Zij keken elkander aan , alle drie groot, welvarend , al herstellende uit dien malaise van een jaar lang, waaruit zij nauwelijks verlost waren ; zij lachten elkander met hun groote ronde gezichten toe, terwijl Lisa herhaalde : , Per slot van rekening, bestaat er voor ons niets dan wij drieën, mijn dikzak, wij met ons drieën . “ Twee maanden later was Florent weer tot deportatie veroor deeld. De zaak wekte een verbazend opzien . De dagbladen verspreidden tot zelfs de kleinste bijzonderheden , gaven por tretten van de beschuldigden, afbeeldingen van de vaandels, sjerpen , plattegronden en van de plaatsen waar de oproerlingen vergaderden. Veertien dagen lang hoorde men in Parijs over niets anders spreken dan over het komplot van de Hallen. De politie kreeg allerlei onrustbarende berichten ; men beweerde ten slotte dat de geheele wijk Montmartre ondermijnd was. In het Wetgevend Lichaam was de ontsteltenis zoo groot, dat de rechter- en linkerzijde die ongelukkige dotatie- wet, die hen een oogenblik verdeeld had, vergaten, zij verzoenden zich door met een overweldigende meerderheid op het impopulaire belasting voorstel te stemmen waarover men zich onder de paniek, die in de stad heerschte, zelfs in de faubourgs niet meer durfde te beklagen.. Het proces duurde een week lang. Florent was uiterst verbaasd over het groote aantal mede plichtigen , dat men hem gaf. Hij kende er hoogstens zes of zeven op de twintig en eenigen die op de bank der beschul. digden zaten . Na de voorlezing van het vonnis, meende bij den onschuldigen rug en hoed van Robine onder de menigte te zien. Logre werd vrijgesproken evenals Lacaille, Alexander werd tot twee maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens zijn kinderachtige bemoeiingen. Wat Gavard betreft hij werd even als Florent tot deportatie deportatie veroordeeld veroordeeld.. Dat was een harde slag die hem in zijn laatste genietingen trof, nu hij er in ge slaagd was langdurige debatten over zijn persoon te laten voeren. Hij moest zijn oppositie - geest van Parijzer winkelier 307 2 7 6 6 duur betalen . Twee dikke tranen rolden over zijn ontsteld kwâjongensgezicht in grijze haren. Op een morgen in Augustus, bij het ontwaken der Fiallen kwam Claude Lantier, die zijn gewone zwerftocht tusschen de aankomende groenten maakte, de maag onder zijn roode cein tuur saamgeperst, juffrouw François de hand drukken. Zij zat daar, met haar groot, weemoedig gezicht op haar wortelen en knollen . De schilder bleef somber, ondanks den helderen zonne schijn, die op het donkergroen fluweel der bergenkool heerlijk zachte tinten tooverde. , Het is gedaan , " zeide hij . Zij zenden hem weer naar daar ginds ... Ik geloof dat hij al naar Brest vervoerd is . “ De groenteboerin maakte een gebaar van sprakelooze droef heid. Zij wees langzaam met haar hand in het rond en mom pelde op doffen toon. Het komt door Parijs, door dat ellendige Parijs.“ „ Neen, ik weet door wie het komt, het ijn die ellendelingen , hernam Claude met gebalde vuisten. " , Verbeeldt u juffrouw François, er zijn geen dwaasheden zoo groot, die zij aan de rechtbank niet gedebiteerd hebben. Zelfs het schrift met huis werk van een kind hebben zij doorgesnuffeld ! Die groote dom kop van een procureur heeft daar een omhaul van gemaakt, van eerbied voor de kindsheid hier, volksverleidende opvoeding daar ... Ik ben er ziek van. “ Er ging hem een rilling door de leden , hij vervolgde : ,, Een jongen , zoo zacht als een meisje, die bijna in onmacht viel , toen hij duiven zag bloeden ... Ik moest lachen van mede lijden , toen ik hem tusschen twee gendarmen zag. Het is ge daan, wij zullen hem niet terugzien , ditmaal zal hij daar blijven . „ Hij had naar mij moeten luisteren , “ zeide de groenteboerin , na een oogenblik stilte, ,hij had te Nanterre moeten komen om daar te leven bij mijn kippen en mijn konijnen ... Het zou zoo gelukkig geweest zijn ... Het is wel treurig ... Komaan, troost u mijnheer Claude. Ik wacht u eerstdaags, om panne koeken bij mij te komen eten. “ Zij had tranen in haar oogen. Maar zij stond op, dapper als een vrouw, die haar leed flink weet te dragen. „ Kijk ! " hernam zij, „ daar is moeder Chantenesse, die knollen 308 1 K bij mij komt koopen. Altijd even vroolijk , die dikke moeder Chantemesse ..." Claude ging weg er zette zijn zwerftocht voort. De zon schoot haar zachtroode stralen, vormde groote lichtplekken, die reeds de straatsteenen raakten en Claude voelde een vroolijk ontwaken in de Hallen in de met voedingsmiddelen overladen wijk. Het was als de vreugde over een genezing, een luid - ruchtige vroolijkheid van lieden , die eindelijk ontheven zijn van een zwaren last die hen terneder drukte . Hij zag Sarriette met een gouden horloge zingend tusschen haar pruimen en aardbeien, terwijl zij mijnheer Jules in een fluweelen vest ge kleed aan zijn kleine kneveltjes trok. Hij bemerkte juffrouw Lecoeur en juffrouw Saget, minder geel, met bijna frissche wangen, als goede vrienden , elkander met een historietje vermakend, onder de overdekte straat loopend. Op de visch markt stond moeder Méhudin, zij had haar oude plaats weer ingenomen, klopte op haar visch, snauwde de menschen af, legde den nieuwen inspecteur, een jongen man, dien zij gezworen had onder den duim te houden, het zwijgen op ; terwijl Claire, luier, onverschilliger nog, met haar, door het water der vijvers, blauwachtige handen een groote stapel slakken neerlegde, waar tusschen het slijm zilveren draden weefde. Auguste en Augustine kwamen met hun vergenoegde gezichten van jonggehuwden, op de pepsmarkt om varkenspooten te koopen en reden daarna in een sjees terug naar hun spekslagerij te Montrouge. Tegen acht uur in de rue Rambuteau terugkomende, vond hij daar Muche en Pauline paardje spelende : Muche liep op handen en voeten, terwijl Pauline, op zijn rug gezeten , zich aan zijn haren vasthield om niet te vallen. Een voorbijgaande schaduw deed hem het hoofd opheffen en hij ontwaarde op de daken van de Hallen , aan den rand van een goot Cadine en Marjolin lachend elkander zoenende, zich stovend in den zonneschijn, als geluk kige dieren, de geheele buurt overziende. Toen dreigde Claude hen met de vuist. Die feestelijke stem ming, waarin hemel en aarde verkeerden maakte hem verbitterd . Hij vervloekte de Vetten, de Vetten hadden, volgens hem , overwonnen. Rondom zag hij niets dan Vetten, rond en dik, berstend van gezondheid, een nieuwen dag van heerlijke over larling begroetende. Toen hij tegenover de rue Pirouette bleef 309 ZOO stilstaan , bracht het schouwspel dat hij ter linker- en ter rechterzijde voor zich had hem den genadeslag toe. Rechts stond de mooie Normande, de mooie juffrouw Lebigre zooals zij nu heette, op den drempel van haar woning. Haar man had eindelijk zijn lang gekoesterden wensch vervuld gezien en dankzij zekere groote diensten die hij bewezen had , bij zijn handel in wijnen een winkel in tabak geopend . De mooie juffrouw Lebigre kwam hem prachtig voor in haar zijden japon , inet gefriseerde haren, gereed om in haar winkel te gaan zitten , waar alle heeren uit de buurt hun sigaren en tabak kwamen koopen. Zij was gedistingueerd, op en top een dame gewor den. Achter haar in de opnieuw geschilderde zaal , kwamen de wijngaardranken goed uit tegen den lichten achtergrond, het zink van de toonbank glinsterde ; terwijl de likeur-karaffen helderder kleuren in den spiegel terugkaatsten. Zij lachte in den helderen morgenstond. Links stond de mooie Lisa op den drempel van den spek slagerswinkel, zij besloeg de geheele breedte van de deur. Nooit was haar linnen zoo helderwit ; haar lichaam welgedaan haar blozend gelaat door glanziger lokken omlijst. Zij het beeld kalme welgedaanheid, van overgroote, door niets, zelfs door geen glimlach te verstoren rust. Zij vertegenwoordigde de absolute gemakzucht, een volmaakt geluk, zonder schokken, zonder leven, zich badend in de warme zon . Haar strakgespannen lijf was nog onder den invloed het geluk van den vorigen dag ; haar poezele handen , strekten zich zelfs niet uit om het geluk van heden te grijpen, zeker als zij was, dat het bij haar zou komen . De uitstalling naast haar deelden ook in dat geluk ; zij was ge nezen , de gerookte tongen zagen er rooder en gezonder uit, de hammetjes hadden weer hun goed uiterlijk, de guirlandes van saucysjes hadden niet het wanhopig aanzien, dat Quenu 200 bedroefde. Uit de keuken weerklonk een lach , begeleid door een vroolijk gerammel van pannen. De spekslagerij liep weer over van gezondheid , van vette gezondheid. De zijen spek, de halve varkens, die tegen het marmer hingen, vormden daar rondheden van buiken , een triomf den buik , terwijl Lisa, onbeweeglijk, in waar was van van meer van 310 dige houding, met haar oogen van stevige eetster, aan de Hallen haar morgengroet bracht. Toen bogen zij beiden. De mooie juffrouw Lebigre en de mooie juffrouw Quenu wisselden een vriendelijken groet. En Claude die zeker den vorigen dag vergeten had, te eten , driftig wordende, toen hij die twee zoo welvarend, zoo , comme il faut “ zag, met haar zware borsten , haalde zijn gordel wat vaster aan en bromde op spijtigen toon : Wat een schurken zijn die fatsoenlijke lieden ! EINDE.

| ! .

    • 1

.1>11




Unless indicated otherwise, the text in this article is either based on Wikipedia article "In en om de hallen van Parijs" or another language Wikipedia page thereof used under the terms of the GNU Free Documentation License; or on research by Jahsonic and friends. See Art and Popular Culture's copyright notice.

Personal tools