Jij goudgepunte lans
From The Art and Popular Culture Encyclopedia
Related e |
Featured: |
Jij goudgepunte lans, beschouwingen over de Franse erotische poëzie uit de zestiende en zeventiende eeuw is a collection of French erotic poetry of the 17th century (the so-called 'priapées') edited and translated by Julien Weverbergh and Ernst van Altena, published in 1967 by De Bezige Bij. The cover has "The Monk in the Cornfield," one of Rembrandt's prints.
The title is the incipit of a poem by Pierre de Ronsard, "Lance au bout d'or."
Contents |
Excerpt
- De libertijnse geest wordt uitstekend weerspiegeld in de priapeeënbundels die en vogue waren van 1600 tot 1623. Dit speciale genre, begonnen met La muse Folastre (1600), in trek gekomen met Les Muses Gaillardes (1609) verdween 'officieel' met Le Parnasse des Poètes Satyriques (1622), niet omdat de belangstelling voor dit soort geschriften verminderde, maar ten gevolge van de vervolging door de procureur-generaal Mathieu Molé op aanstoken van de jezuïetenpaters Garassus en Mersennus tegen Théophile de Viau ingezet.
List of poets
Pierre de Ronsard (3), Olivier de Magny (1), Estienne Jodelle (3), Jean-Antoine de Baïf (2), Seigneur de Brantôme(1), Amadis Jamyn (1), Francois de Malherbe (4), Le Sieur de Sigogne (1), Pierre Motin (5), Mathurin Régnier (2), Le président Maynard (17), Jean Auvray (1), Théophile de Viau (2), Saint-Pavin (4), Guillaume Colletet (2), Le chanoine Maucroix (2), Jean de la Fontaine (1), Claude Le Petit (1), Le Sieur Berthelot (3), Le Sieur de la Porte (1)
TOC[1]
- Pegaze, que tu veux chastrer,
- N'est pas un cheval pour la chasse.
Le président Maynard Inleiding Lectori salutem Priapus flirt met Clio Priapus als onruststoker van 1789 Literaire tijdschriften en gloeiend kwade paters Priapus de realist Bloemlezing Table de matières Anthologie en Français Pierre de Ronsard (1524-1585) Jij goudgepunte lans, die zalft en stoot O wees gegroet, jij vermiljoenen spleet Geeft de buik een wind niet vrij Olivier de Magny (± 1530-1561) Anne, ik smeek het jou, leer hoe je zoenen moet Estienne Jodelle (1532-1573) Mijn lief, laat nu je zachte handje spelen Jij lieve lans, van rose tot scharlaken Al ben je ook voluit een schaamteloze slet Jean-Antoine de Baïf (1532-1589) De rosse Chiel houdt van Corneeltje Ik heb niet zo gaarne maagden Pierre de Bourdeille, Seigneur de Brantôme (1535-1614) Vriend Estoumeau, ik kan geen jonge maagd beminnen Amadis Jamyn (1538-1585) Wil je een mens zijn èn een god Francois de Malherbe (1555-1628) Vermenigvuldigt u in uwe paringsdaad Het is een vreemde zaak, dat in 't vergank'lijk leven Alreeds had ik mijn eerste vijftien jaar beleefd Zodra ben ik des ochtends uit de slaap bevrijd Le Sieur de Sigogne (± 1560-1611) Wat lach ik om de groene minnaars Pierre Motin (1566-1610) Waarom zegt u me toch, steeds als ik u begeer U wilt—zo zegt u mij—een kloosterzuster wezen Vermoeden kon ik niet dat u al had genaaid Wat moet ik met bekoorlijkheden? Hé! Zeggen ze dat ik jou dek? Mathurin Régnier (1573-1613) Gij vrouwen, die het naaien meer bemint dan brood Lizet, beledigd en in nood Le président Maynard (1582-1646) Begrijpt—gij lezer—ik ben snedig Voor wie niet paart is 't leven zwaar Paulette, zeg toch niet steeds weer Laat u soms tot de morgendauw Margot, ik sta hier met mijn roede Wat zou ik weer voor uitstel zwichten? Jouw koelheid, jouw tekort aan daad Helaas, ons jong en groen seizoen Spreek mij toch niet van huw'lijkszaken Nee Jeanne, ik ben niet abuis Meisjes, gedraagt u minder zot Charlot, ik galoppeer met spoed Jouw voorhoofd rimpelt en wordt grijs als lood Ik hoor al hoe de geestlijkheid Dr'is geen mens van zuid tot noord 'k Zag in een kerk, niet lang geleden Hier onder deze grafsteen rust Jean Auvray (± 1583-na 1624) Een dame maakte boos haar [[dienstmaagd]] het verwijt Théophile de Viau (1590-1626) Kom naderbij, o mijn dryade Wanneer mijn lid in volle grootte Denis Sanguin de Saint-Pavin (1595-1670) Naai veilig en maak geen abuis Caliste, met de fijne krullen Tircis,jouw dis is welvoorzien Eens zag ik op het eiland van fortuin Guillaume Colletet (1598-1659) Terwijl ik in jouw warme bedje Zacht is het voorhoofd van mijn minnaresse Le chanoine Maucroix (1619-1708) Waarom klaag jij toch steen en been Daags is mijn roede desolaat Jean de la Fontaine (1621-1695) Beminnen... Naaien... die vermaken Claude Le Petit (± 1638-1662) Courtisanes van deugd, geestelijke lichtekooien Le Sieur Berthelot (?— ± 1623) Toen Madelon plots had ontdekt Toen Polidon teneerlag bij de grage dame Onlangs ontdekte ik, bij 'n open plek in 't woud Le Sieur de la Porte (rond 1622) Mijn hart vlamt op als een flambouw Dichter(es?) onbekend O jij Godin, die er voor zorgt Noten Keuze uit de bibliografie
See also