Spelen met taal  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

(Difference between revisions)
Jump to: navigation, search
Revision as of 19:49, 10 October 2022
Jahsonic (Talk | contribs)

← Previous diff
Revision as of 17:35, 25 October 2022
Jahsonic (Talk | contribs)

Next diff →
Line 147: Line 147:
*[[Wordplay]] *[[Wordplay]]
*[[Herinneringen van een leraar]] *[[Herinneringen van een leraar]]
 +*[[Krantenopdracht poëzie: zoek poëzie in de krant ]]
{{JWG}} {{JWG}}

Revision as of 17:35, 25 October 2022

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

Taallessen met J. W. Geerinck

Contents

Definitie van poëzie

Op z'n eenvoudigst is poëzie spelen met taal. Ten eerste spelen met vorm (bv. rijm, alliteratie, assonantie), ten tweede spelen met inhoud/betekenis (bv. metafoor).

Spelen met inhoud

Als ik zeg spelen met inhoud dan zeg ik spelen met betekenis.

Er zijn maar twee manieren om zich als mens metaforisch uit te drukken. Een eerste set van metaforen bedient zich van de buitenwereld, een tweede van het menselijk lichaam.

Relaties bijvoorbeeld worden vaak uitgedrukt in termen van beweging. Als ik zeg "onze relatie liep op de klippen" dan moet ik mij een woelige zelfs woeste zee voorstellen waar een schip (onze relatie) op dobbert en probeert niet te dicht bij het land te komen want nabij de kust zijn de klippen. Als ons schip die klippen raakt dan wordt er een gat geslagen in de romp en eindigt onze relatie op de bodem van de oceaan.

Je kan ook zeggen: "onze relatie ging nergens naartoe," of "onze relatie was een doodlopend straatje." Allemaal metaforen van beweging. Andere voordehandliggende metaforen zijn "er is licht aan het einde van de tunnel," "door het bos de bomen niet meer kunnen zien" en "het gras is altijd groener aan de andere kant."

Ten tweede: het eigen lichaam. Wat ligt er op je lever als er iets op je lever ligt? Hoogstens een ander ingewand. Hoe lang zijn lange tenen? Even lang als iemand die geen lange tenen heeft. En wat vind ik op het puntje van mijn tong? Lucht.

Misschien heb ik toch niet helemaal gelijk. Metaforen van tijd bestaan bijvoorbeeld ook vaak gewoon uit verwijzingen naar tijd. "Ik sta hier al een eeuw" voor ik sta hier wel al even op je te wachten, "ik herinner het mij alsof het gisteren was" voor het is nog erg vers in mijn geheugen.

Spelen met vorm

See les dents, la bouche

Begrijpen, onthouden, vatten

Begrijpen, onthouden, vatten schrijf ik aan bord.

En ik vraag welk lichaamsdeel daarachter zit.

Nu, in dit soort lessen moeten leerlingen hun vinger niet opsteken en wachten tot ik hen aanduid. In dit soort lessen schrijft iedereen zijn antwoord op een papiertje op en kom ik langs als zij denken dat ze het gevonden hebben. Dat 'vinden' is trouwens een heel langzaam proces want de vraag is moeilijk.

Het antwoord dat ik krijg is in eerste instantie altijd de hersenen.

Dat antwoord is fout.

Ik schrijf dan aan bord

Raar maar waar
Jij bent een roos
Ik wacht al een eeuw
De luie loebas
De zon lacht mij toe

Ik vraag, welke van deze poëtische stijlfiguren spelen met vorm en welke met inhoud.

Juist ja, 'roos', 'eeuw' en 'zon' spelen met inhoud. En wat kenmerkt die. Een zon die lacht, kanda? Nee dakanni. Dat jij een roos bent, kanda? Nee dakanni. Een eeuw wachten, kanda? Nee dakanni. Al die drie horen tot het rijk van de onmogelijkheid, net zoals de third conditional in het Engels.

Dat is het spanningsveld tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.

Ik vraag dan graag of ze weten dat ik ooit op de cover van de Playboy stond.

Nee? Dan zeg ik, en ik gooi tegelijkertijd een krant op de grond. Op een dag gooide ik een Playboy op de grond en ik ging er op staan.

Deze flauwe grap illustreert dat spanningsveld.

Ik pak dan een wit krijtje en zeg dat ik daar ook groen mee kan schrijven. En dan schrijf ik "groen" op het bord.

Ik vraag weer vergiffenis voor de flauwe grap en zeg dat het weer dient om dat spanningsveld te illustreren.

Dat mijn liefde geen boot is maar wel een huwelijksbootje kan zijn dat op de klippen kan lopen.

Dat mijn liefde geen straat is maar toch dood kan lopen.

Dat mijn liefde geen weg is maar toch nergens naartoe kan gaan.

Dat het onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik niet te maken valt. Dat nieuwe stijlfiguren versleten clichés worden, ingebakken in onze taal en dat de holbewoner, eens hij namen aan alle echte zaken gegeven had, hij weer bij de echte zaken te rade moest gaan om de abstracte begrippen namen te geven. En dat hij daar alleen maar kon aankloppen bij zijn eigen lichaam en bij de wereld rondom hem.

Taal is metafoor

Andere metaforen van het lichaam zijn: en ergens uw vinger niet kunnen opleggen, lange vingers hebben, lange tenen hebben, hart gebroken, schenen stampen, puntje van de tong liggen, dikke nek hebben, op de pik getrapt zijn, en magen die keren.

Andere metaforen van de buitenwereld: En dat de liefde een reis is, ze stapten in het huwelijksbootje, het liep op de klippen, liefde is een reis, doodlopend straatje,

OEBROE!

Vraagt een leerling … ‘is dat echt een gedicht meneer … staat daar een naam onder of zo?’

‘Ja natuurlijk,’ zeg ik, ‘niet alleen staat daar een naam onder, het gedicht heeft ook het ISO-9770 certificaat van de grote Belgische gedichten-commissie. Het gedicht voldoet dus aan de strengste ISO-normen voor gedichten.’

Het gedicht waarnaar hij verwijst staat op het bord … ‘U, Nu!’ … het kortste gedicht van de Nederlandse taal. Zo wordt dat gedicht toch verkocht.

U,
Nu!

Ik laat mijn klassen daar altijd naar raden. Eigenlijk is dat niet zo moeilijk. Het rijmt, het is een liefdesgedicht, het bestaat uit twee woorden, in totaal drie letters, het uitroepteken is optioneel. Er is maar een woord in het Nederlands dat bestaat uit een enkele letter en dat is ‘u’. Al wat je moet doen is alle letters van het alfabet aflopen en je vindt het eerste woord. Omdat het rijmt heb je meteen ook het tweede woord.

Het gedicht zou van Joost van den Vondel zijn, geschreven in 1620, zeggen verschillende internetbronnen, maar in Google Books kan ik dat niet vinden, ik geloof dus niets van die Vondel-theorie.

De leerling gelooft wel ... hij gelooft mij over die ISO-9770 norm … hij gelooft mij over de grote Belgische gedichten-commissie. De rest van de klas gelooft het ook. Ik zeg hen dat het niet waar is. Ze lachen.

Ik spring naar mijn definitie van poëzie. ‘Poëzie is spelen met taal, enerzijds spelen met vorm, anderzijds spelen met inhoud. Spelen met vorm is bijvoorbeeld het aftelvers ‘pief poef paf en gij zijt af’ en spelen met inhoud is ‘jij bent een roos’ …’

Ik pak mijn krijtje en teken een boog op het bord. In die boog teken ik een kampvuur (ik kan niet tekenen) … daarrond zet ik holbewoner 1 en holbewoner 2 … ‘ze roepen naar elkaar … ze maken geluiden … zomaar geluiden … wijzen kunnen ze wel al … wijzen … kan geen enkel dier (en dan zeggen ze dat dieren slim zijn).

‘Ze kunnen wijzen, maar spreken kunnen ze nog niet …’

… tienduizend jaar later …

De ene zegt ‘oe, oe, oe’ en de andere roept hetzelfde en plots begrijpt de ene wat die andere aan de andere kant van het vuur bedoelt en hij roept nog luider ‘OE, OE, OE’. ‘Oe’ betekent vanaf die dag vuur. Wauw.

… tienduizend jaar later …

De holbewoners kennen een woord, eentje maar. 'Oe'. Dan op een dag, besluiten ze de rivier die buiten loopt, voor hun grot, en het water erin ‘broe’ te noemen.

‘Broe, broe, broe’ roepen ze.

… tienduizend jaar later …

En nog tienduizend jaar later zitten ze weer rond hun kampvuur en ze drinken alcohol. Zegt de ene tegen de andere ‘OEBROE’ …. ‘OEBROE, OEBROE, OBROE … en zij speelden met vorm (de rijm van OE-OE) en met inhoud (de metafoor VUURWATER).

Het had een scène uit La guerre du feu kunnen zijn … maar het is gewoon krijt op een bord.

--JWG Dec 2020


Samenvatten in drie zinnen

Kies een film die jij erg goed vindt maar die geen blockbuster is (geen algemeen bekende film zoals Pirates of the Caribbean, of Lord of the Rings). Let wel, de film moet een IMDb score hebben van 7.0 of hoger. Bovendien moet hij uitgebracht zijn in 2019 of eerder.

Vat die film samen in drie zinnen.

De samenvatting moet EXACT uit drie zinnen bestaan en mag niet langer zijn dan zeventig woorden.

Voorbeeld:

Zin 1: The Lion King is een Amerikaanse film uit het jaar 1994 die het verhaal vertelt van Simba, een leeuwenkind in de Afrikaanse savanne.

Zin 2: Op een dag vermoordt zijn oom zijn vader en wordt hem de troon ontfutseld waarop hij vlucht naar de jungle waar hij nieuwe vrienden maakt.

Zin 3: Later komt hij terug om zijn oom te vermoorden en het koningschap op te eisen.

Zin 1, de inleiding, er gebeurt niks, je krijgt antwoorden op de volgende drie vragen: Wie, waar, wanneer. Schematisch voorgesteld door een stick figure, een klokje en een driehoek die een berg voorstelt.

Zin 2, het midden, het eigenlijke plot, er ontstaat een probleem, ik teken een grote knoop, wat is het probleem? Je krijgt dus een antwoord op de wat-vraag.

Zin 3, het slot, de ontknoping, je krijgt een antwoord op de hoe-vraag en de waarom-vraag.

Het schrift

Spraak is koning, zeg ik altijd. Spraak regeert alles. Schrift is slechts een resultaat van spraak. Een imitatie ervan. Bij het ontwikkelen van het schrift, waren er twee strategieën, de ene ideografisch, zoals in de Egyptische hiërogliefen, het Chinees en het Japans; de andere de ontwikkeling van een alfabet. Bij ideografische systemen moet men drie a vierduizend karakters kennen eer men een krant kan beginnnen lezen, er is dus een heel steile leercurve; bij het alfabet vormen 26 karakters alle woorden.

Ik stel me altijd voor dat de uitvinding van het schrift gebeurde vanuit de noodzaak in het geheim boodschappen te willen overbrengen van de ene koning naar de andere, of stamleider eerder. Men schreef iets op een papier (er was geen papier, er was een kei of een tablet), men vouwde dat toe en men bracht het naar de andere koning, die de boodschap weer ontcijferde.

Over de intieme relatie in het Nederlands en het Engels tussen liefde en waarheid

'True love' is 'ware liefde'

'To be true' is 'trouw zijn'

'Trouwen' is 'getting married'


See also




This page Spelen met taal, is © Jan-Willem Geerinck and may only be cited as per the fair use doctrine.
Personal tools